B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
18-02-2000
18-02-2000
voormiddag
matin
HA 50
PLEN 042
HA 50
PLEN 042
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 042
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Vrijdag 18 februari 2000, 10.00 uur
PLEN 042
BERICHTEN VAN VERHINDERING
5
WETSONTWERPEN EN -VOORSTEL
5
Wetsontwerp tot invoeging van een procedure van onmid-
dellijke verschijning in het Wetboek van strafvordering
(aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet)
(306/1 tot 6)
Wetsontwerp tot invoeging van een procedure van onmid-
dellijke verschijning in het Wetboek van strafvordering
(aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet)
(307/1 tot 5)
Wetsvoorstel van de heer Geert Bourgeois tot invoeging
van een snelrechtprocedure in het Wetboek van strafvor-
dering (aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet) (40/1 en 2)
5
algemene bespreking
5
Sprekers : Guy Hove, rapporteur, Tony Van Parys,
Marc Verwilghen, minister van Justitie, Hugo Cove-
liers, voorzitter van de VLD-fractie, Geert Bourgeois,
Jean-Jacques Viseur, Fred Erdman, Jacqueline Her-
zet, Bart Laeremans, Fauzaya Talhaoui, Marc Van
Peel, voorzitter van de CVP-fractie
BIJLAGE
31
INTERNE BESLUITEN
31
INTERPELLATIEVERZOEKEN
31
INGEKOMEN
31
MEDEDELINGEN
32
ARBITRAGEHOF
32
PREJUDICIE
¨ LE VRAGEN
32
Sommaire
Vendredi 18 fe´vrier 2000, 10.00 heures
PLEN 042
EXCUSE
´ S
5
PROJETS ET PROPOSITION DE LOI
5
Projet de loi inse´rant une proce´dure de comparution
imme´diate dans le Code d'instruction criminelle (matie`re
vise´e a` l'article 78 de la Constitution) (306/1 a` 6)
Projet de loi inse´rant une proce´dure de comparution
imme´diate dans le Code d'instruction criminelle (matie`re
vise´e a` l'article 77 de la Constitution) (307/1 a` 5)
Proposition de loi de M. Geert Bourgeois inse´rant une
proce´dure rapide dans le Code d'instruction criminelle
(matie`re vise´e a` l'article 78 de la Constitution) (40/1 et 2)
5
discussion ge´ne´rale
5
Orateurs : Guy Hove, rapporteur, Tony Van Parys,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice, Hugo Cove-
liers, pre´sident du groupe VLD, Geert Bourgeois,
Jean-Jacques Viseur, Fred Erdman, Jacqueline Her-
zet, Bart Laeremans, Fauzaya Talhaoui, Marc Van
Peel, pre´sident du groupe CVP
ANNEXE
31
DE
´ CISIONS INTERNES
31
DEMANDES D'INTERPELLATION
31
DEMANDES
31
COMMUNICATIONS
32
COUR D'ARBITRAGE
32
QUESTIONS PRE
´ JUDICIELLES
32
HA 50
PLEN 042
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
4
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIE`RE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
VENDREDI 18 FE
´ VRIER 2000
VRIJDAG 18 FEBRUARI 2000
10.00 heures
10.00 uur
De vergadering wordt geopend om 10.02 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 10.02 heures par M. Herman De
Croo, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de
minister van de federale regering :
Ministre du gouvernement fe´de´ral pre´sent lors de l'ouver-
ture de la se´ance :
Verwilghen.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Een reeks interne besluiten en mededelingen moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in de
bijlage bij de handelingen van deze vergadering opgeno-
men worden.
Une se´rie de de´cisions internes et de communications
doivent e^tre porte´es a` la connaissance de la Chambre.
Elles seront reprises en annexe des annales de cette
se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Guy D'haeseleer, wegens ambtsplicht / pour obligation
de mandat;
Jose´ Canon, Pieter De Crem, wegens ziekte / pour raison
de sante´;
Franc¸ois-Xavier de Donne´a, Yvan Mayeur, buitenslands /
a` l'e´tranger.
Wetsontwerpen en -voorstel
Projets et proposition de loi
Wetsontwerp tot invoeging van een procedure van
onmiddellijke verschijning in het Wetboek van straf-
vordering (aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van
de Grondwet) (306/1 tot 6)
Wetsontwerp tot invoeging van een procedure van
onmiddellijke verschijning in het Wetboek van straf-
vordering (aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van
de Grondwet) (307/1 tot 5)
Wetsvoorstel van de heer Geert Bourgeois tot invoe-
ging van een snelrechtprocedure in het Wetboek van
strafvordering (aangelegenheid bedoeld in artikel 78
van de Grondwet) (40/1 en 2)
Projet de loi inse´rant une proce´dure de comparution
imme´diate dans le Code d'instruction criminelle (ma-
tie`re vise´e a` l'article 78 de la Constitution) (306/1 a` 6)
Projet de loi inse´rant une proce´dure de comparution
imme´diate dans le Code d'instruction criminelle (ma-
tie`re vise´e a` l'article 77 de la Constitution) (307/1 a` 5)
Proposition de loi de M. Geert Bourgeois inse´rant
une proce´dure rapide dans le Code d'instruction
criminelle (matie`re vise´e a` l'article 78 de la Constitu-
tion) (40/1 et 2)
Ik stel u voor e´e´n enkele bespreking aan deze wetsont-
werpen en dit wetsvoorstel te wijden.
Je vous propose de consacrer une seule discussion a`
ces projets et proposition de loi. (Assentiment)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion ge´ne´rale est ouverte.
HA 50
PLEN 042
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Guy Hove, rapporteur : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de commissie heeft de
wetsontwerpen, alsook het toegevoegde wetsvoorstel
besproken tijdens haar vergaderingen van 11 en 26
januari en 1, 8, 9, 10 en 14 februari 2000. Tijdens de
vergadering van 26 januari 2000 heeft de commissie de
volgende personen gehoord : de heer Nunez, pre´sident
du tribunal de grande instance de Lille; de heer Roussel,
procureur de la Re´publique pre`s le tribunal de grande
instance de Be´thune; de heer Vanderveeren, stafhouder
van de Ordre franc¸ais des avocats de Bruxelles; de heer
Lamon, vertegenwoordiger van de Vereniging van
Vlaamse balies; mevrouw Dekkers, procureur-generaal
te Antwerpen en lid van het college van procureurs-
generaal; de heer Moyersoen, voorzitter van de recht-
bank van eerste aanleg van Antwerpen; de heer Beau-
thier, voorzitter van de Ligue des Droits de l'Homme en
de heer Pataer, voorzitter van de Liga voor Mensenrech-
ten.
Voorts werden aan de leden volgende documenten rond-
gedeeld : een nota van de Ordre franc¸ais des avocats au
barreau de Bruxelles; een protocol tussen de Orde van
advocaten en de magistraten van het Tribunal de grande
instance de Lille; een advies van de Ligue des Droits de
l'Homme; een nota van de Liga voor Mensenrechten.
Tijdens de vergadering van 10 februari 2000 werd de
geamendeerde tekst aan een tweede lezing onderwor-
pen en het verslag werd goedgekeurd tijdens de verga-
dering van 14 februari 2000.
Wat is de oorsprong van het ontwerp ? De indiener, met
name de minister, heeft zich voor het opstellen van dit
wetsontwerp zowel gebaseerd op het regeerakkoord,
waarin staat dat in sommige strafzaken een snelle reactie
van het gerecht noodzakelijk is, als op de derde pijler van
het Octopus-akkoord waarin over een heterdaad-
procedure wordt gesproken.
Het doel en de inhoud van dit wetsontwerp is de invoe-
ring in het strafprocesrecht van een procedure inzake
onmiddellijke verschijning voor de correctionele recht-
bank, in principe in hechtenis. Het omvat drie soorten
bepalingen.
Allereerst wordt in het Wetboek van Strafvordering een
nieuw hoofdstuk ingevoegd dat de fundamentele be-
standdelen bevat van de procedure voor onmiddellijke
verschijning in hechtenis.
Een tweede onderdeel betreft de aanpassing van de wet
betreffende de voorlopige hechtenis.
Tot slot wordt voorzien in een aantal technische bepalin-
gen.
Het wetsontwerp beoogt, enerzijds, een indruk van
straffeloosheid bij de dader weg te nemen, die het gevolg
is van een trage reactie van justitie, en anderzijds een
dubbele victimisatie bij het slachtoffer te voorkomen. Het
slachtoffer krijgt immers het gevoel dat hij niet alleen het
slachtoffer is geworden van een misdrijf, maar evenzeer
of misschien nog meer van de trage reactie van justitie.
In de toelichting werd er ook reeds op gewezen dat de
reeds bestaande vorm van snelrecht niet volstaat om een
gedetineerde snel voor de correctionele rechtbank te
laten verschijnen. Bovendien is het niet de bedoeling om
nu meer dan vroeger een beroep te doen op de voorlo-
pige hechtenis net zomin als om de fundamentele
proceswaarborgen van beide partijen geweld aan te
doen. Het doel ten opzichte van de samenleving in het
geheel bestaat erin aan te tonen dat de minder zware of
minder georganiseerde vormen van criminaliteit niet wor-
den geduld.
De krachtlijnen van deze ontwerpen bestaan erin dat het
openbaar ministerie bepaalde delicten waarbij de ver-
dachte zich in hechtenis of in vrijheid onder borgtocht of
voorwaarden bevindt spoedig aanhangig kan maken bij
de correctionele rechtbank. Deze laatste moet uitspraak
doen binnen een termijn van zeven dagen, zijnde een
minimumtermijn tussen delict en mogelijk vonnis. Het
gaat hier dus om een nieuw proceduremiddel dat het
geheel van de justitie¨le reactiemiddelen op de criminali-
teit aanvult.
Dit middel vormt geen doel op zich en het is ook geen
middel om de fundamentele regels inzake uitvaardiging
van een bevel tot aanhouding te verdraaien. Een termijn
van zeven dagen wordt verantwoord geacht om de
verdediging van de beklaagde te kunnen waarborgen en
toch te kunnen voldoen aan de noodzaak om snel recht
te spreken. Het openbaar ministerie moet het passende
gerechtelijk optreden bepalen en oordelen of de proce-
dure van onmiddellijke verschijning in het concrete geval
verantwoord is. De procedure is dus van toepassing op
misdrijven die kunnen worden gestraft met een correc-
tionele hoofdgevangenisstraf van ten minste e´e´n jaar en
maximaal tien jaar. Het moet gaan om gevallen van
heterdaad of er moeten voldoende bezwaren zijn om een
procedure aan te vatten, dan wel binnen een termijn van
drie maanden zoals aanvankelijk was gesteld. Deze
termijn werd echter na amendering tot e´e´n maand terug-
gebracht.
De nieuwe procedure berust in hoofdzaak op de vrij-
heidsberoving of op alle overige maatregelen die de
vrijheid van de verdachte inperken zonder dat een ge-
rechtelijk onderzoek werd geopend. Het ontwerp kiest
voor een hechtenistitel die ten hoogste zeven dagen
geldig is en wordt afgegeven binnen de termijn van
vierentwintig uur na de eerste aanhouding.
Wat is nu het verloop van de procedure ? In eerste
aanleg geldt qua procedure dat indien het openbaar
ministerie een hechtenistitel heeft bekomen, de ver-
6
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Hove
dachte wordt opgeroepen om voor de correctionele
rechtbank te verschijnen. Zij moet zich binnen de zeven
dagen na het uitvaardigen van de hechtenistitel uitspre-
ken of binnen de vijf dagen nadat de zaak in beraad is
genomen. Worden deze termijnen niet nageleefd, dan
dient de verdachte onmiddellijk te worden vrijgelaten. De
rechtbank beschikt vervolgens over drie mogelijkheden.
Ten eerste kan de verdachte onmiddellijk worden vrijge-
sproken of veroordeeld tot een straf.
Ten tweede kunnen getuigen worden opgeroepen of kan
een maatschappelijk onderzoek worden verricht. In dit
geval kan de rechtbank de zaak uitstellen. Dit uitstel mag
echter de vijftien dagen vanaf de eerste zitting niet
overschrijden.
Ten derde kan het dossier teruggestuurd worden naar het
openbaar ministerie omwille van de complexiteit van de
zaak. Dan wordt in principe het gemeen recht opnieuw
van toepassing. Bij vrijspraak of veroordeling kan men
uiteraard in hoger beroep gaan. Dan geldt terzake de
termijn voor hoger beroep volgens gemeen recht, zijnde
vijftien dagen. Binnen de vijftien dagen na het verstrijken
van de termijn voor beroep dient de zaak te worden
gefixeerd
voor
het
hof.
Hier
geldt
een
verkorte
dagvaardingstermijn. De zaak kan voor het hof worden
uitgesteld doch de uitsteltermijn kan evenmin de vijftien
dagen overschrijden. Het hof beschikt over een termijn
van vijf dagen te rekenen vanaf het in beraad nemen om
uitspraak te doen.
Dit ontwerp voorziet ook in een aantal waarborgen voor
de beklaagde. De beklaagde kan onmiddellijk het dossier
inzien en hem wordt onmiddellijk meegedeeld welke de
wijze van verschijnen zal zijn. Deze verschijning kan ten
vroegste gebeuren vier dagen na uitreiking van het bevel
tot aanhouding. Tevens kan hij onmiddellijk zijn advocaat
raadplegen en beschikt hij over voldoende tijd om met
zijn raadsman te beraadslagen. Zoals hierboven gesteld
wordt de verdachte in vrijheid gesteld indien de verschij-
ning niet binnen de zeven dagen plaatsvindt. Er werd in
het ontwerp eveneens aandacht besteed aan het nale-
ven van het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens. Deze procedure beantwoordt dan ook volledig aan
de vereisten die gesteld worden inzake het fundamenteel
recht op vrijheid en veiligheid alsook aan die inzake een
billijk proces en het uitoefenen van de rechten van
verdediging.
Het wetsontwerp voorziet in een geheel van waarborgen
die erop zijn gericht de bepalingen van het verdrag na te
leven.
Naast twee wetsontwerpen werd ook een wetsvoorstel
behandeld. In de titel van dit wetsvoorstel werd het begrip
snelrechtprocedure gehanteerd. De indiener van het
wetsvoorstel wenst de rechtspraak een snel verloop te
laten kennen. Een onmiddellijke verschijning is volgens
hem onvoldoende want zowel verdachte als slachtoffer
en maatschappij moeten zo vlug mogelijk weten waar zij
aan toe zijn. Er moeten volgens hem dan ook kwali-
teitsnormen worden gee¨ist en er moet worden bewezen
dat een dergelijke procedure mogelijk is. Hij voegde
eraan toe dat dit wetsvoorstel reeds werd ingediend in juli
1998 naar aanleiding van de geweldplegingen op de
Franse voetbalvelden. Bovendien wees hij erop dat snel-
recht reeds wordt toegepast in al onze buurlanden.
Daarna werd overgegaan tot de hoorzittingen. De vol-
gende personen werden in de commissie gehoord :
Franse magistraten die hun praktijkervaring met derge-
lijke procedure hebben meegedeeld, vertegenwoordigers
van de Vlaamse en Franstalige balie, vertegenwoordi-
gers van de zittende en de staande magistratuur en
Frans- en Nederlandstalige vertegenwoordigers van de
Liga voor Mensenrechten.
Daarna werd het ontwerp besproken door de leden. Bij
de algemene bespreking bleek dat heel wat leden op-
merkingen en bedenkingen hadden bij deze wetsontwer-
pen. Vaak kwamen dezelfde kritieken en/of opmerkingen
terug. Ik zal de belangrijkste opmerkingen opsommen
zonder dat deze opsomming als volledig kan worden
beschouwd; daarvoor verwijs ik naar het schriftelijke
verslag.
Een veel gehoorde kritiek had betrekking op de kwalifi-
catie en het toepassingsgebied van deze nieuwe wet
waarbij vaak de opmerking werd gemaakt dat
eenvou-
dige slagen en verwondingen
hiermee niet kunnen
worden aangepakt. Andere opmerkingen betroffen onder
andere vragen om verduidelijking en of alternatieve straf-
fen niet mogelijk bleken. Sommigen vroegen zich af of de
mogelijkheid om drie rechters te vragen de procedure
niet zou uithollen en wanneer en hoe dit moest worden
gevraagd.
Men vroeg zich ook af of bepaalde zaken bewust buiten
het toepassingsgebied van deze wet werden gehouden.
Daarbij werd allusie gemaakt op de regelgeving betref-
fende softdrugs en sociale conflicten. Andere opmerkin-
gen werden geformuleerd met betrekking tot de uitslui-
ting van de mogelijkheid tot verzet. Er waren ook
opmerkingen over de beroepsprocedure en eventuele
voorzieningen in cassatie.
Een aantal commissieleden hadden opmerkingen en
vragen in verband met de beschikbare middelen op het
vlak van personeel, logistiek en dergelijke meer. Er
werden ook verduidelijkingen gevraagd over de straf-
maat en de selectie van zaken. Sommigen vroegen zich
af wanneer een zaak
eenvoudig is ? Er werd ophelde-
ring gevraagd over de begrippen
heterdaad en toerei-
kende bewijzen
. Tevens werd er door bepaalde
commissieleden gewezen op mogelijke problemen in
verband met het procedure verloop.
HA 50
PLEN 042
7
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Hove
Andere leden stelden vragen over de evaluatie van de
procedure snelrecht uit 1994 en de compatibiliteit tussen
deze procedure en de vorige. Ook werd aandacht ge-
vraagd voor de rechten van de verdediging en de slacht-
offers. De vraag werd gesteld of er op het terrein werd
nagegaan of men bereid is mee te werken aan deze wet.
Andere leden spraken van een
gelegenheidswet terwijl
nog anderen deze wet op een eerder ethisch-filosofische
manier benaderden.
De minister heeft op deze opmerkingen geantwoord. Hij
merkte op dat het hier zeker niet om een
gelegenheids-
wet
ging. Bovendien wees hij erop dat deze wet reeds
werd voorbereid door de vorige regering en hij verwees
ook naar het luik
veiligheid in het Octopus-akkoord.
Met betrekking tot de
slagen en verwondingen stelde
hij dat dit misdrijf slechts zelden wordt vervolgd voor
zover het
enkelvoudige slagen en verwondingen be-
treft. Wat de gelijktijdige toepassing met de dienstverle-
ning betreft, was er een wijziging mogelijk en dit werd via
amendementen dan ook gerealiseerd.
Inzake het beroep op een kamer met drie rechters werd
dit wetsontwerp aangepast en dan meer bepaald op het
vlak van de periode waarin en de manier waarop het
verzoek moet worden geformuleerd. Bovendien werd
erop gewezen dat het niet de bedoeling was snelrecht te
gebruiken naar aanleiding van ongeregeldheden bij ma-
nifestaties, betogingen en uitingen van maatschappelijk
onbehagen.
Eveneens werd erop gewezen dat voor het bezit van
drugs niet met de procedure van onmiddellijke verschij-
ning zou worden vervolgd. In verband met de kritiek als
zou verzet tegen verstekvonnis niet mogelijk zijn, werd
erop gewezen dat deze kritiek ondertussen is achter-
haald door de rechtspraak van het Europees Hof. Dat
biedt thans de mogelijkheid dat de raadsman van de
beklaagde een pleidooi kan houden, zelfs indien de
verdachte niet opdaagt. Omtrent de begrippen heterdaad
en de termijn van drie maanden werd erop gewezen dat
ergens een grens moest worden getrokken, maar dat dit
punt ook nog vatbaar was voor wijziging. Na amendering
werd die termijn dan ook teruggebracht tot een maand.
Inzake de bijstand van een advocaat werden specifieke
regels georganiseerd. Ook daaraan werd gesleuteld in
de definitieve tekst.
Wat de middelen betreft, wees de minister erop dat extra
personeel zou worden aangeworven, waarbij men in
fases zou handelen. Bedragen voor extra middelen voor
gerechtsgebouwen en gevangenissen zouden zo spoe-
dig mogelijk worden vastgesteld. Omtrent de aanhouding
werd er ook op gewezen dat de verdachte niet aange-
houden moest blijven : hij kan ook onder voorwaarden in
vrijheid worden gesteld. Met betrekking tot de organisatie
van de rechtbanken werd aangestipt dat zou worden
voorzien in speciale kamers bij de rechtbanken voor deze
opdracht. Ik zal het daar nog over hebben. Omtrent de
overlappingen met de procedure van oproeping bij
proces-verbaal werd gesteld dat dit een supplementaire
mogelijkheid bood die als nuttig werd ervaren. Zodoende
beschikt het openbaar ministerie over meerdere moge-
lijkheden en het zal nagaan welke het meest geschikt is
voor een bepaalde zaak.
Inzake alternatieve straffen werd erop gewezen dat het
principe van de proportionaliteit steeds in acht diende te
worden genomen. Betreffende de minimumgrens, zijnde
misdrijven gestraft met een hoofdgevangenisstraf van
minstens een jaar, wees men erop dat de grens van een
jaar geschikt is voor de misdrijven die men onder dit
systeem voor de rechter wil brengen. Dan is er de
gerechtelijke achterstand. De invoering van deze nieuwe
mogelijkheid om op te treden in strafzaken heeft niet de
bedoeling om de gerechtelijke achterstand tegen te
gaan. Evenwel is een evolutie van deze procedure en
werking van de rechtbanken nodig. Ook de burgerlijke
partijen worden niet benadeeld, omdat de burgerlijke
belangen kunnen worden aangehouden. De burgerlijke
partijen hebben trouwens ook onmiddellijk toegang tot
het dossier. Er werd ook op gewezen dat de meeste
buurlanden een of andere vorm van snelrecht hebben.
De toekomst zal uitwijzen of de toepassing van deze
procedure zal leiden tot een meer performante justitie.
Omtrent de vraag of ook het terrein wenste mee te
werken, antwoordde de minister dat de magistraten
werden ontmoet en dat zij allemaal bereid bleken mee te
werken aan het project, op voorwaarde uiteraard dat de
nodige middelen ter beschikking werden gesteld.
Vervolgens is er de termijn van zeven dagen. Aanvanke-
lijk was voorzien in een termijn van vijf dagen. Die werd
verlengd naar zeven. Dit gebeurde na gesprekken met
belanghebbenden, vooral op verzoek van de zetelende
magistratuur en de advocatuur. Daarna repliceerden een
aantal leden hierop en in zijn repliek kondigde de minister
aan dat namens de regering een amendement zou
worden ingediend over de uitbreiding van de personeels-
formatie. Kort samengevat beslaat dit drie luiken. Een
eerste deel gaat over de uitbreiding van de personeels-
formatie in het kader van de hervorming-Franchimont.
Het gaat met name over twee raadsheren bij de hoven
van beroep, vijf advocaten-generaal bij de hoven van
beroep, achttien rechters bij de rechtbanken van eerste
aanleg, driee¨ntwintig substituten-procureurs des Konings
en vijftien griffiers bij de rechtbanken van eerste aanleg.
Wat de procedure van onmiddellijke verschijning betreft,
zou worden gewerkt in twee fasen. In een eerste fase
zullen per ambtsgebied toegevoegde rechters worden
gekozen. Dit betekent voor Brussel vijf rechters, vijf
griffiers en vijf beambten, voor Antwerpen en Luik zijn het
er telkens drie en voor Gent en Bergen telkens twee.
8
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Hove
Een soortgelijke uitbreiding zal worden toegekend aan de
parketten en ook het aantal secretarissen en beambten
zou proportioneel worden verhoogd.
In een tweede fase zullen 16 rechters, 16 griffiers en
16 beambten worden toegevoegd en de parketten zou-
den worden versterkt met 15 substituten, 12 secretaris-
sen en 18 beambten zodat in totaal 30 magistraten van
het openbaar ministerie op termijn zullen worden belast
met de procedure van onmiddellijke verschijning.
Om de functie van toegevoegd magistraat aantrekkelijk
te maken, werd een weddetoeslag van 105 000 frank in
het vooruitzicht gesteld. Sommige commissarissen had-
den hiermee problemen. Ze wensten zeker te weten of
de uitbreiding van de wet-Franchimont niet zou worden
aangewend voor de toepassing van dit snelrecht en of de
eerdere toepassing van deze procedure in bepaalde
arrondissementen, in andere geen problemen zou geven
met het gelijkheids- en billijkheidsbeginsel.
Hierop gaf de minister verduidelijking en onderstreepte
dat reeds eerder voor de toepassing van bepaalde
wetten gefaseerd werd gewerkt en dat dit zeker geen
aanleiding tot discriminatie zou geven. Daarna volgden
de artikelsgewijze bespreking en de stemming.
Het eerste wetsontwerp is het wetsontwerp nr. 306,
strekkende tot invoeging van een procedure van onmid-
dellijke verschijning in het Wetboek van Strafvordering.
Volledigheidshalve wil ik erop wijzen dat twee artikelsge-
wijze besprekingen aan dit wetsontwerp werden gewijd.
Wat de amendementen zelf betreft, verwijs ik uitdrukkelijk
naar het verslag. Hier behandel ik alleen de door de
commissie aangenomen teksten.
Artikel 1 regelt een aangelegenheid zoals die bedoeld is
in artikel 78 van de grondwet. Hierop werden geen
amendementen of opmerkingen geformuleerd en dit
werd dan ook eenparig aangenomen.
Artikel 2 wordt door de voorgestelde invoeging in het
Wetboek van Strafvordering beoogd om de burgerlijke
belangen te vrijwaren. Dit behelst alleen de invoeging
van de tekst. Op artikel 216quinquies werd een amende-
ment ingediend dat eenparig werd aangenomen.
Artikel 3 bepaalt de bevoegdheidsgrondslag, zodat de
correctionele rechtbank de procedure van onmiddellijke
verschijning in eerste aanleg kan toepassen. Hier werd
een amendement ingediend en aangenomen.
Artikel 3bis werd als amendement ingevoerd en is artikel
4 geworden. Het werd aangenomen met 13 stemmen en
3 onthoudingen en voorziet in de termijn voor hoger
beroep door het openbaar ministerie. Ik vestig er de
aandacht op dat er ondanks de tweede lezing blijkbaar
toch nog een fout is geslopen in de tekst vermeld op
bladzijde 123 van het verslag. De Franstalige vermelding
is juist, maar blijkbaar klopt de Nederlandse vertaling niet
helemaal.
Artikel 5, het vroegere artikel 4, regelt de procedure voor
hoger beroep tegen vonnissen in het kader van deze
procedure uitgesproken door de correctionele rechtbank.
Daar werden 9 amendementen ingediend waarvan er 2
werden verworpen, 2 werden ingetrokken en dus 5
aangenomen.
Een nieuw artikel 4bis werd bij amendement voorgesteld,
doch verworpen.
Artikel 6 is het vroegere artikel 5. Door dit artikel wordt
een nieuw hoofdstuk ingevoegd in het Wetboek van
Strafvordering, genoemd onmiddellijke verschijning.
Artikel 216quinquies bepaalt de modaliteiten voor het
instellen van de procedure, de kennisgeving aan ver-
dachten, de kennisgeving aan de slachtoffers ter vrijwa-
ring van de burgerlijke belangen, de wijze van terbeschik-
kingstelling van het dossier en de termijnen voor
verschijning. Tevens bepaalt dit artikel dat geen verzet
mogelijk is tegen het uitgesproken vonnis.
Artikel 216sexies regelt het geval waarin de correctionele
rechtbank van oordeel is dat de complexiteit van de zaak
aanvullend onderzoek vereist. Het maakt het mogelijk om
de zaak uit te stellen, hetzij om getuigen te onderhoren,
hetzij om maatschappelijk onderzoek in te stellen. Er
werden 17 amendementen ingediend waarvan er 6 wer-
den verworpen, 3 werden ingetrokken en 8 werden
aanvaard.
Artikel 5 bis werd ingediend als amendement, maar werd
verworpen.
Het artikel 7 is het vroegere artikel 6 en voegt een nieuw
hoofdstuk toe aan de wet van 20 juli betreffende de
voorlopige hechtenis.
Het betreffende artikel 20bis in de wet van de voorlopige
hechtenis omschrijft een nieuwe procedure die geldig is
voor de hechtenistitel in de procedure inzake onmiddel-
lijke verschijning.
Dit artikel bepaalt het toepassingsveld. Het moet gaan,
ten eerste, om een feit dat wordt gestraft met een
correctionele hoofdgevangenisstraf van 1 jaar, en die,
overeenkomstig de wet op de verzachtende omstandig-
heden, de 10 jaar niet te boven gaat, en ten tweede om
een op heterdaad ontdekt misdrijf of waarbij de bezwaren
aangevoerd binnen de maand volgend op het plegen van
het misdrijf, toereikend zijn om de zaak aan de rechter
voor te leggen. Ook de rechten van de verdediging
HA 50
PLEN 042
9
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Hove
worden gevrijwaard, alsmede het recht op inzage van de
stukken. Hier werden 30 amendementen ingediend,
waarvan er 11 werden verworpen en 3 ingetrokken. Het
aldus gewijzigde artikel werd aangenomen.
Artikel 6bis werd eveneens ingediend als amendement
en verworpen. Het artikel 8, het vroegere artikel 7,
bepaalt dat de verdachte in vrijheid moet worden gesteld
indien binnen de 7 dagen na het bevel tot aanhouding,
zoals ingeschreven in deze wet, hij niet is veroordeeld tot
een effectieve hoofdgevangenisstraf. Er werd 1 amende-
ment ingediend, dat werd aanvaard.
Artikel 9, aanvankelijk ingediend als amendement op
artikel 7bis, voorziet in wijzigingen van de wet op de
opschorting, de probatie en het uitstel. Deze wijziging
bevat de opheffing van de verplichting van de maat-
schappelijke enque^te en het beknopt voorlichtingsrapport
in het geval van alternatieve straffen. Dit artikel, inge-
diend als amendement, werd aangenomen.
Artikel 10 werd aanvankelijk ingediend als artikel 7ter en
sluit volkomen aan bij het vorige. Het werd eveneens
ingediend als amendement en aangenomen.
Het laatste artikel bepaalt de inwerkingtreding van de
wet.
Vervolgens werd overgegaan tot de artikelsgewijze be-
spreking van het wetsontwerp nr. 307. Artikel 1 regelt een
aangelegenheid, zoals bedoeld in artikel 77 van de
Grondwet, en regelt als zodanig de constitutionele grond-
slag. Ik wil opmerken dat het wetsontwerp, na bespreking
in de commissie, een nieuwe titel kreeg, met name
wetsontwerp tot wijziging van de rechterlijke organisatie
ten gevolge van de invoering van een procedure van
onmiddellijke verschijning
.
Artikel 2 is een aanvulling van artikel 76 in het gerechte-
lijk wetboek, waarin wordt voorzien in de oprichting van
een bijkomende kamer in de correctionele rechtbank.
Deze bijkomende kamer regelt de nieuwe procedure van
onmiddellijke verschijning. Er werden 5 amendementen
en 2 subamendementen ingediend. 2 amendementen
werden ingetrokken, 1 amendement en de 2 sub-
amendementen werden eenparig aangenomen.
Artikel 2bis, in het ter stemming voorliggende ontwerp
artikel 3, werd als amendement ingediend en aangeno-
men.
Artikel 3 is een nieuw artikel. Dit artikel wijzigt artikel
26bis, eerste lid, van het gerechtelijk wetboek dat het
aantal toegevoegde rechters per rechtsgebied behan-
delt. Terwijl dit vroeger beperkt was tot 1/10 van het
aantal magistraten van het rechtsgebied, wordt dit nu
vermeerderd tot 1/8.
Artikel 4, aanvankelijk artikel 3, wijzigt artikel 91 van het
gerechtelijk wetboek, waardoor de procedure inzake
onmiddellijke verschijning voor de correctionele recht-
bank kan worden behandeld door een kamer met
1 rechter, hetzij een kamer met 3 rechters. Meer specifiek
wordt een termijn bepaald binnen dewelke de beklaagde
dit verzoek dient te uiten, met name ten laatste voor zijn
eerste verhoor ten gronde. Er werden 6 amendementen
ingediend, waarvan er 4 werden verworpen, 1 ingetrok-
ken en 1 aanvaard.
Artikel 3bis werd als amendement ingediend, doch ver-
worpen.
Artikel 4 regelde de inrichting van een bijzondere correc-
tionele kamer op het niveau van het hoger beroep,
overeenkomstig de artikelen 101 en 109bis van het
gerechtelijk wetboek. Er werden 2 amendementen inge-
diend, waarvan 1 ertoe strekte tot schrapping van dit
artikel, zodat het tweede amendement automatisch ver-
viel.
Artikel 4 bis, ingediend als amendement, werd artikel 5
en werd aangenomen. Het handelt over de weddetoeslag
die wordt toegekend aan de toegevoegde rechters en de
toegevoegde substituten.
Het als amendement ingediende artikel 4ter, thans artikel
6, werd aangenomen. Het betreft een bepaling tot wijzi-
ging van de wet betreffende de rechtelijke inrichting. De
bestaande kolom wordt vervangen door de nieuwe lijst
zoals vermeld op bladzijde 6, waarbij de toegevoegde
substituten-procureurs des Konings per rechtsgebied
worden vermeld.
Het aanvankelijke artikel 5, thans artikel 7, bepaalt de
datum van inwerkingtreding van dit wetsontwerp.
Overeenkomstig het Reglement werden de geamen-
deerde teksten aan een tweede lezing onderworpen
tijdens de vergadering van 10 februari waar voornamelijk
nog een aantal tekstuele en technische aanpassingen
werden aangebracht.
Tot besluit kan ik u meedelen dat de commissie het
geamendeerde en verbeterde wetsontwerp heeft aange-
nomen met 9 stemmen voor en 6 onthoudingen. Het
toegevoegde wetsvoorstel nr. 40 werd bijgevolg vervallen
verklaard. Het verbeterde en geamendeerde wetsont-
werp nr. 2 werd eveneens aangenomen met 9 stemmen
voor en 6 onthoudingen. Het verslag werd goedgekeurd
met 9 stemmen voor en 5 onthoudingen.
De voorzitter : Ik dank de rapporteur voor zijn degelijk
verslag.
Le rapport inte´gral de la se´ance ple´nie`re de hier avec
re´sume´ dans l'autre langue a e´te´ distribue´ sur tous les
bancs.
10
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Guy Hove
Dames en heren, u weet wellicht dat momenteel wordt
gewerkt aan een snellere verschijning van de Handelin-
gen. De dag na de vergadering kunt u beschikken over
een proefdruk.
Collega's, voor de algemene bespreking van vandaag
werden vijfentwintig sprekers ingeschreven.
Vingt-cinq colle`gues se sont inscrits dans le de´bat ge´ne´-
ral. Comme toujours, je fais une proposition pour les dix
premiers.
De sprekerslijst zal worden rondgedeeld.
Nous commenc¸ons une premie`re se´rie avec laquelle je
ne crois pas que nous ayons fini ce matin. Je passe la
parole a` M. Van Parys, repre´sentant de la principale
opposition.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het zal bijzonder moeilijk zijn de
spreektijd van 30 minuten te respecteren. Ik vraag mij
trouwens af of terzake wel limieten kunnen worden
ingevoerd.
De voorzitter : In principe wel, mijnheer Van Parys.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Dan zal ik maar
meteen beginnen, mijnheer de voorzitter, want mijn tijd
begint te lopen.
Eerst en vooral wens ik de rapporteur te danken voor het
verslag dat hij in moeilijke omstandigheden moest opstel-
len. Ik wens eveneens een woord van dank te richten tot
de diensten die in belangrijke mate bijdroegen tot het
goede verloop van de werkzaamheden.
Het was niet eenvoudig werken en later in mijn betoog,
mijnheer de minister, zal ik terugkomen op de moeilijke
omstandigheden waarin dit belangrijk ontwerp moest
worden behandeld.
De CVP-Kamerfractie is een overtuigd voorstander van
het snelrecht. Wij moeten inderdaad een efficie¨nt instru-
ment cree¨ren om de straatcriminaliteit aan te pakken
omdat bij een groot deel van de bevolking een gevoel van
straffeloosheid heerst ten opzichte van de straat-
criminaliteit. Deze indruk van straffeloosheid ondermijnt
het vertrouwen van de bevolking in de instellingen in het
algemeen en in justitie in het bijzonder, waardoor een
vertrouwensbreuk dreigt te ontstaan tussen de burger en
de overheid.
De mensen krijgen steeds meer de indruk dat er niet
wordt gereageerd op straatcriminaliteit en dat zorgt voor
een intense impact op het maatschappelijk gebeuren. In
dat verband is het voldoende - en dat werd de jongste tijd
al veel gedaan - eens te spreken met slachtoffers van
allerlei vormen van straatcriminaliteit, zoals aanrandin-
gen, vandalisme, geweldplegingen, diefstallen en derge-
lijke.
Wij zijn overtuigd voorstander van het snelrecht als
reactie op de straatcriminaliteit. De analyse van sommige
magistraten en advocaten, die verklaarden dat op deze
wijze een bepaalde vorm van criminaliteit wordt gestig-
matiseerd, delen wij niet. We vinden het belangrijk om
prioritair te investeren in mensen en middelen om deze
straatcriminaliteit aan te pakken. Op deze manier moeten
wij die indruk van straffeloosheid kunnen wegnemen. Wij
waren dan ook zeer overtuigde voorstanders van de
inschrijving van het snelrecht in het Octopus-akkoord. Wij
lagen trouwens mee aan de basis van dat akkoord. Wij
vonden het een belangrijk element om, na de Witte Mars,
de publieke opinie terug vertrouwen te geven in de
overheid en de rechtstaat.
Mijnheer de minister, wij zijn erg verwonderd en ontgoo-
cheld dat u ons, in het kader van het Octopus-akkoord,
niet hebt uitgenodigd om deel te nemen aan de bespre-
kingen in voorbereiding van het ontwerp van het snel-
recht. Wij hebben daar geen enkele uitnodiging voor
ontvangen. U hebt ons links laten liggen. Wij betreuren
dit, mijnheer de minister, zeker in het licht van wat
gisteren in verband met het Octopus-overleg werd ge-
zegd. U hebt ons uitgesloten in deze materie, mijnheer
de minister. U hebt ons niet uitgenodigd, terwijl u perfect
wist dat de CVP-fractie een bondgenoot van u kon zijn
voor de uitwerking van een efficie¨nt en effectief snelrecht.
U hebt op deze wijze een bondgenoot verloren. Wij
hebben u dikwijls het aanbod gedaan in de verschillende
fasen die tot de totstandkoming van dit wetsontwerp
hebben geleid. Wij betreuren dit ten zeerste. Door sa-
menwerking hadden wij een ruime consensus kunnen
bereiken over een effectief snelrecht dat de straat-
criminaliteit daadwerkelijk zou hebben aangekund.
Ik wil nu de analyse maken van het ontwerp zoals het
vandaag voorligt. Het ontwerp zal ons helaas niet in staat
stellen op een efficie¨nte manier de straatcriminaliteit aan
te pakken. Daarom vinden wij het zo spijtig dat u ons de
gelegenheid niet hebt gegeven om dit tijdens de voorbe-
reiding van het ontwerp te doen. Op dat ogenblik wilden
wij u reeds zeggen dat het huidige ontwerp van snelrecht
een snelle aanpak van de straatcriminaliteit helaas niet
toelaat. Dat heeft hoofdzakelijk twee oorzaken.
Ten eerste, dit snelrecht zal niet kunnen worden toege-
past bij gewelddelicten op personen. Men heeft immers
geopteerd voor een snelrecht met vrijheidsberoving; dit
betekent dat het toepasselijk is op misdrijven met gevan-
genisstraffen van meer dan 1 jaar. Daarom zullen de
belangrijkste gewelddelicten op personen, met name de
opzettelijke slagen en verwondingen, niet onder de toe-
HA 50
PLEN 042
11
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
passing van deze wet vallen. Opzettelijke slagen en
verwondingen zijn strafbaar met een gevangenisstraf van
6 maanden. Dat betekent dat wij dit snelrecht niet zullen
kunnen gebruiken wanneer er gewelddaden op personen
gebeuren. Ik denk aan aangevallen bejaarde mensen of
mensen die naar aanleiding van het voetbalgeweld kwet-
suren oplopen, de mensen van de ordediensten bijvoor-
beeld.
Dit is bijzonder spijtig omdat het opzet van het voorlig-
gende ontwerp precies dit soort criminaliteit wil bestrij-
den.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, het is
volkomen onaanvaardbaar dat een gewezen minister
van Justitie vanop de tribune verkondigt dat deze vormen
van geweld niet onder de procedure van onmiddellijke
verschijning vallen. Slagen en verwondingen die door
hooligans worden toegebracht aan politiemensen wor-
den gelijkgesteld aan weerspannigheid en ressorteren
altijd onder de toepassing van de onmiddellijke verschij-
ning.
Wat de enkelvoudige slagen en verwondingen betreft, is
het correct dat die niet onder de toepassing van de
procedure onmiddellijke verschijning vallen. Ze kunnen
wel in snelrecht worden behandeld in de procedure op
proces-verbaal. Ik daag de gewezen minister van Justitie
uit me aan te tonen hoeveel van die zaken worden
behandeld door de parketten. Al deze zaken worden
systematisch geseponeerd en komen nooit in een proce-
dure van onmiddellijke verschijning terecht.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
als opzettelijke slagen en verwondingen niet worden
vervolgd, zitten we met een fundamenteel probleem.
Mijnheer de minister, u weet perfect dat uit de evaluatie
die werd gemaakt van de verschijning op proces-verbaal
is gebleken dat 12% van de zaken onder het huidige
snelrecht vallen. Uw bewering is volkomen onjuist en
wordt tegengesproken door de evaluatie.
Ik herinner u aan artikel 398 inzake de opzettelijke slagen
en verwondingen die strafbaar zijn met een gevangenis-
straf van 1 maand tot 1 jaar. Degene die bij nacht en ontij
een oude man of vrouw op straat aanrandt en slagen
toedient, zal niet met de procedure van het snelrecht
kunnen worden vervolgd.
De heer Hugo Coveliers (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
ik ben geen gewezen minister en wellicht ook geen
toekomstig minister van Justitie. Ik ben slechts een
gewoon jurist. Men heeft mij altijd geleerd dat nacht en
ontij een verzwarende omstandigheid is en de gevange-
nisstraf meer dan 1 jaar bedraagt. Dit is belangrijk omdat
elke verzwarende omstandigheid ertoe leidt dat geweld
wel kan worden vervolgd met de onmiddellijke verschij-
ning.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik herhaal dat opzettelijke slagen en verwondingen niet
onder het snelrecht vallen. Kwetsuren die in welke om-
standigheid ook worden aangebracht, zullen niet kunnen
worden beteugeld met het snelrecht.
Een tweede belangrijk argument waarom het snelrecht
niet zal kunnen worden toegepast op de straat-
criminaliteit in het algemeen, heeft betrekking op de
beperking van de toepassing van deze wet tot de
voetbalsteden. De minister van Justitie heeft geopteerd
voor een fasering en heeft voor de toepassing van het
snelrecht alleen mensen en middelen ter beschikking
gesteld op die plaatsen waar Euro 2000 plaatsvindt. Dit
betekent dat straatcriminaliteit alleen met snelrecht zal
kunnen worden beteugeld op plaatsen waar Euro 2000
plaatsvindt. Als zich in Gent of Kortrijk bepaalde inciden-
ten voordoen, zullen we niet over het instrument van
snelrecht kunnen beschikken.
Zelfs ten aanzien van het voetbalgeweld is het duidelijk
dat het niet noodzakelijk in de voetbalsteden is dat er zich
incidenten voordoen. Als men van Duitsland onderweg is
naar de wedstrijd in Charleroi en als men op de trein in
Aarlen incidenten uitlokt, volstaat het om vast te stellen
dat er in dat arrondissement geen kamer voor snelrecht
is. Het snelrecht zal daar niet toegepast kunnen worden.
Hetzelfde probleem rijst als er incidenten zijn met En-
gelse supporters in het station van Gent-Sint-Pieters.
Daar zullen wij ook niet over het snelrecht kunnen
beschikken.
Het is bijzonder spijtig dat men geopteerd heeft voor een
snelrecht dat uitsluitend is toegespitst op het voetbal-
geweld en Euro 2000. Het snelrecht staat is dus niet
bedoeld voor de bestrijding van de straatcriminaliteit in
het algemeen.
De minister van Justitie is er niet in geslaagd om midde-
len ter beschikking te krijgen op plaatsen waar niet zal
gevoetbald worden. Dit is een fundamentele kritiek mijn-
heer de minister, die ik u graag zou horen weerleggen.
De tekst van de wet maakt u dit echter niet mogelijk.
Minister Marc Verwilghen : Collega Van Parys, ik heb dit
ook formeel weerlegd in de werkzaamheden van de
commissie voor de Justitie. Het is een gefaseerde invul-
ling. Dit betekent niet dat de andere gerechtelijke arron-
dissementen daar ondertussen geen gebruik van kunnen
maken. In de periode van een maand waarin het voetbal-
feest plaatsvindt, zal iedereen in de politionele en ge-
rechtelijke wereld stand-by moeten zijn. Men zal dus
zeker kunnen optreden op basis van de procedure van
de onmiddellijke verschijning.
Daarnaast weet u zeer goed dat, aan de hand van de
elementen die ik heb naar voren gebracht, het de rege-
ring menens is om ook de tweede fase in te vullen. De
12
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Verwilghen
regering heeft middelen uitgetrokken om die tweede fase
in te vullen. Zij wil echter ook een evaluatie maken van de
tussentijdse toestand in de vijf arrondissementen die het
eerst worden bediend.
Het is trouwens niet de eerste keer dat er gefaseerd
wordt gewerkt. U had ook in fases voorzien in de
Franchimont-wetgeving. U kan dus niet zeggen dat dit
niet in alle gerechtelijke arrondissementen is ingevoerd
geweest.
De heer Geert Bourgeois (VU&ID) : Mijnheer de voor-
zitter, ik onderschrijf volledig wat collega Van Parys zegt
inzake de bedoeling om de straatcriminaliteit daadwer-
kelijk aan te pakken. Een van de gebreken van het
ontwerp is dat de ondergrens gelegd is op een jaar
hoofdgevangenisstraf. U kan dan discussie¨ren over ver-
zwarende omstandigheden.
Collega Van Parys, u zegt dat het een gelegenheidswet
is, die in de eerste fase alleen op voetbalgeweld gericht
is. U werpt de vraag op of we hier niet veel vroeger mee
hadden moeten starten. Ik heb u hierover in 1998 over
gei¨nterpelleerd. Toen was u nog van mening dat er geen
uitgebreider wettenarsenaal noodzakelijk was. De Volks-
unie heeft dit probleem als eerste aangekaart. Wij heb-
ben hierover een wetsvoorstel ingediend. Op 8 maart
1999 antwoordde u mij letterlijk dat een uitgebreider
wettenarsenaal u niet noodzakelijk leek. Ik ben blij dat u
nu ook samen met uw fractie van de noodzaak overtuigd
bent. Ik onderschrijf wel uw kritiek inzake de middelen.
Mijnheer de minister, als we horen dat in deze procedure
assissenprocedures en verschijningen onder aanhou-
ding zo weinig mogelijk aan bod mogen komen, vraag ik
mij af waar we naartoe gaan. Moet het hele gerecht
ondergeschikt gemaakt worden aan wat een voetbalfeest
heet ? U bent hier te laat en de middelen zullen niet meer
op tijd inzetbaar zijn voor het bedoelde voetbalfeest.
Ik onderschrijf de kritiek van collega Van Parys als hij
zegt dat gefaseerd werken niet efficie¨nt is. U kan geen
wet invoeren die slechts op bepaalde delen van het
grondgebied van toepassing is.
De voorzitter : Collega's, de heer Van Parys heeft nog
steeds het woord. Mocht iemand de minister een vraag
willen stellen, dan zal hij die natuurlijk beantwoorden.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik heb er geen problemen mee dat men mij af en toe eens
onderbreekt. Het kan het debat alleen maar ten goede
komen. Het is belangrijk dat wij inzicht verwerven.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, men kan niet
ontkennen dat het snelrecht, zoals het hier wordt voor-
gesteld, niet van toepassing is op slagen en verwondin-
gen. Ook kan het, bij gebreke aan de nodige mensen,
niet worden toegepast op de plaatsen waar geen voetbal
wordt gespeeld.
Mijnheer de minister, u hebt natuurlijk gelijk dat in theorie
het snelrecht ook elders kan worden toegepast. Dat zal
dan wel ten koste zijn van andere zaken en dit zal leiden
tot een ongelijke behandeling. In het ene arrondisse-
ment, dat een Kamer voor snelrecht zal hebben omdat
daar toevallig voetbal wordt gespeeld, zullen de slacht-
offers van straatcriminaliteit vrij snel tot een behandeling
van hun dossier kunnen komen. In het andere arrondis-
sement, waar toevallig geen voetbal wordt gespeeld, zal
dit niet kunnen omdat daar geen Kamers voor snelrecht
zullen worden opgericht, tenzij dit gaat ten koste van de
normale afhandeling van de dossiers, waardoor daar de
gerechtelijke achterstand zal toenemen. Dit is evenwel
totaal onverantwoord. Trouwens, het is heel irrelevant,
want er ontstaat een ongelijke behandeling.
De vraag rijst of dit element van de wet de toetsing aan
het gelijkheidsbeginsel zou weerstaan. Ik ben er niet van
overtuigd, en dat zal op een bepaald ogenblik blijken.
In een geest van constructieve oppositie - ondanks het
weren van mijn partij uit het Octopus-overleg over het
snelrecht - heeft de CVP een amendement ingediend om
het snelrecht mogelijk te maken op gewelddelicten op
personen, met andere woorden op het misdrijf opzette-
lijke slagen en verwondingen. De onderliggende bedoe-
ling is via dit amendement het snelrecht ook mogelijk te
maken in andere arrondissementen dan waar er wordt
gevoetbald. Dit amendement voorziet erin dat wij het
huidige snelrecht, met de verschijning op proces-verbaal,
incorporeren in het huidige ontwerp, precies met de
bedoeling ook voor misdrijven met een gevangenisstraf
van minder dan e´e´n jaar de korte behandelingstermijn te
bekomen die in het ontwerp is vastgelegd. Met dit
amendement kan worden bekomen dat het misdrijf van
opzettelijke slagen en verwondingen binnen een termijn
van 15 dagen kan worden behandeld.
Dit amendement had het voordeel dat op die manier het
snelrecht kan worden ontkoppeld van de vrijheidsbero-
ving, waardoor wij een snelle behandeling mogelijk
maakten, niet alleen voor de misdrijven met een gevan-
genisstraf van minder dan e´e´n jaar, maar waarmee ook
de mogelijkheid wordt gecree¨erd om voor misdrijven met
een gevangenisstraf van meer dan een jaar het instru-
ment om op proces-verbaal te verschijnen mogelijk te
maken. Dit zou hebben betekend dat op deze wijze het
parket en het openbaar ministerie een brede waaier van
mogelijkheden werd geboden om te reageren op de
straatcriminaliteit, omwille van de maatschappelijke rele-
vantie en het maatschappelijk nadeel dat de feiten ople-
verden. Dit is volgens ons een heel belangrijk instrument.
Op die wijze komen wij tegemoet aan de kritiek die door
velen werd geuit ten aanzien van het ontwerp.
Trouwens, wij hebben in de commissie vastgesteld dat dit
amendement een ruime consensus kreeg. Zowel de heer
Coveliers als de minister zelf vonden inderdaad dat het
HA 50
PLEN 042
13
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
amendement een toegevoegde waarde was voor het
ontwerp. Tot onze grote verbazing evenwel moesten wij
vaststellen dat men er nu niet over wou praten omdat er
thans geen ruimte voor is. Er werd voorgesteld dat wij
terzake een wetsvoorstel zouden indienen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte
collega's, zo kom ik tot de wijze waarop dit ontwerp
moest worden besproken in de commissie voor de Jus-
titie van de Kamer.
Stel u voor dat wij bij de bespreking van een amende-
ment op een belangrijk ontwerp te horen krijgen dat het
niet het juiste moment is om daarover te spreken en dat
we dit op een ander ogenblik moeten doen. Wanneer
moet dan ten gronde over een wetsontwerp worden
gedebatteerd ? Wanneer moeten de visies met elkaar
worden geconfronteerd als dat niet mogelijk is op het
ogenblik dat het wetsontwerp in de commissie wordt
behandeld ? Dat was het probleem bij de behandeling
van dit wetsontwerp : het werd onder invloed van de
regering met een grote snelheid door het Parlement
gejaagd waardoor elke bespreking ten gronde onmoge-
lijk werd gemaakt. Bovendien waren wij reeds eerder uit
het Octopus-overleg geweerd zodat we niet aanwezig
waren bij het ontstaan van de tekst. De wijze waarop de
Conferentie van de voorzitters de commissie een tempo
heeft opgelegd, is niet behoorlijk en werd vooral ingege-
ven door de belangen van de meerderheid om dit ont-
werp zo snel mogelijk goed te keuren uit vrees dat door
een lange bespreking de discussies binnen de meerder-
heid aan het licht zouden komen.
Een tweede reden waarom ons amendement, dat ertoe
strekte ook de geweldsdelicten tegen personen met een
snelrechtprocedure te beslechten, werd geweerd, is het
veto van de Parti Socialiste. De opmerking van de heer
Giet dat zijn fractie het niet met dit amendement eens
was volstond voor de minister van Justitie om zijn steun
voor het amendement in te trekken. Dit is de rode draad
doorheen de bespreking van dit wetsontwerp : er werd
slechts toegelaten wat door de PS werd geduld. Dit wordt
ook aangetoond door het incident rond het veiligheids-
plan. De minister had gezegd dat hij dat plan zou
voorstellen in de commissie voor de Justitie. Blijkbaar
mag overal over dit plan worden gedebatteerd behalve in
het Parlement en dit enkel en alleen omdat de voorzitter
van de Parti Socialiste van oordeel is dat dit niet kan. Op
deze wijze is de bespreking van dit ontwerp moeten
verlopen.
In de loop van de besprekingen werden we geconfron-
teerd met een nieuw dictaat van de PS, dat mogelijk
ervoor zal zorgen dat het snelrecht op het terrein zal
falen. Krachtens de voorliggende tekst hoeft de advocaat
van de verdachte op de zitting alleen maar te vragen dat
de zaak naar een kamer met drie rechters wordt verzon-
den om aan het snelrecht te ontsnappen. Concreet houdt
dit het volgende in. De feiten doen zich voor. Na zeven
dagen moet de zaak door de rechtbank worden behan-
deld. De advocaat van de verdachte vraagt een verwij-
zing naar een kamer met drie rechters. Hierdoor moet de
zaak worden uitgesteld. Dit betekent dat de verdachte
moet worden vrijgelaten en de normale procedure-
termijnen beginnen te lopen. We hebben de minister erop
gewezen dat een simpele advocatentruc volstond om het
snelrecht onmogelijk te maken. Hij heeft dit uiteraard
begrepen. We hebben dan een amendement ingediend
dat bepaalde dat de vraag om de zaak door een kamer
van drie rechters te laten behandelen vooraf moet wor-
den gesteld, al dan niet aan de procureur, op het ogenblik
dat de verdachte door de onderzoeksrechter moet wor-
den gehoord. Hierdoor kon het uitstel worden voorko-
men.
Dat was interessant omdat op deze wijze de truc van de
advocaat die de behandeling met drie rechters vraagt,
onmogelijk werd. Wat gebeurde er dan, want de geschie-
denis herhaalt zich en ik vrees dat ze zich nog vaak zal
herhalen. Mijnheer Giet liet weten dat hij het daarmee
niet eens was. Een enkele vingerknip was voldoende om
de minister ertoe te bewegen het amendement dat hij in
dat opzicht zelf namens de regering had ingediend, terug
te trekken. In de geest van een constructieve oppositie
hebben wij dat amendement dan opnieuw ingediend. We
moesten echter vaststellen dat hetzelfde amendement,
dat voordien de steun van de regering genoot, nu door de
invloed van de heer Giet door de meerderheid werd
verworpen. De onderliggende bedoeling was wel degelijk
het snelrecht onmogelijk maken. De heer Giet, die zelf
advocaat is, weet natuurlijk ook dat het in het Waalse
landsgedeelte voldoende zal zijn om op de zitting een
kamer met drie rechters te vragen om te verkrijgen dat de
verdachte wordt vrijgelaten en dat de normale termijnen
zullen spelen, in de plaats van de korte termijnen die in
het snelrecht zijn opgenomen. Zo kan het snelrecht op
een eenvoudige wijze worden omzeild en de minister wist
dat.
Ik begrijp natuurlijk dat wij een snelrecht zullen hebben
dat in de praktijk niet toepasbaar zal zijn en ik begrijp dan
ook waarom de PS daarmee uiteindelijk akkoord kan
gaan. Zij beseffen immers maar al te goed wat de
mogelijkheden zijn. Zij hebben de essentie van het
snelrecht ondergraven.
We hebben op de valreep nog een ander probleem
ontdekt. Men heeft zelfs een poging gedaan om het
snelrecht te onttrekken aan drugsdelicten, aan sociale
conflicten en ordeverstoring. De regering was van plan
het snelrecht op een ongrondwettelijke manier onmoge-
lijk te maken voor drugsdelicten en verstoring van de
openbare orde. Zij deed dat op een dubbele manier. Voor
de eerste verwijs ik naar de Memorie van Toelichting :
In
het licht van hetgeen voorafgaat, is de nieuwe procedure
14
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
geen rechtsmiddel dat nuttig kan worden gehanteerd om
een standpunt in te nemen in het kader van openbare
betogingen of van ordeverstoringen als gevolg van maat-
schappelijk onbehagen. In dergelijke situaties ontbreekt
het immers aan de nodige sereniteit om misdrijven die
eventueel worden gepleegd naar aanleiding van de uit-
oefening van de grondwettelijke gewaarborgde vrijheden
in het juiste perspectief te beschouwen.
Als gevolg daarvan zou het snelrecht niet van toepassing
zijn voor openbare betogingen en ordeverstoringen als
gevolg van maatschappelijk onbehagen. Ik nodig u uit na
te denken over de draagwijdte van deze kwalificatie. Om
het even welke vorm van hooliganisme zal kunnen
worden gekwalificeerd als een ordeverstoring als gevolg
van het maatschappelijk onbehagen. Het snelrecht zal
bijvoorbeeld dus ook niet van toepassing zijn voor feiten
die toegeschreven werden aan de omgeving van
d'Orazio.
Men heeft gepoogd deze misdrijven aan de toepassing
van het snelrecht te onttrekken. Niet alleen via de me-
morie van toelichting, maar ook via de verslaggeving van
de Ministerraad heeft men geprobeerd het toepassings-
gebied van de wet te wijzigen. Ik citeer :
Tijdens de
bespreking in het Parlement zal de minister van Justitie
preciseren dat hij in overleg met het college van
procureurs-generaal de nodige richtlijnen zal uitvaardi-
gen om sociale conflicten en zaken die te maken hebben
met het gebruik van soft drugs, uit te sluiten van het
toepassingsgebied van het voorontwerp.
Wij hebben de
minister van Justitie erop gewezen dat het toepassings-
gebied van de wet niet mag worden gewijzigd door
middel van een memorie van toelichting of een verslag
van de Ministerraad. Een minister van Justitie moet de
behoeder zijn van de rechtsstaat,
le garde des seaux,
hij moet erover waken dat recht en wet overheersen.
Gelukkig heeft de minister dit ingezien. Hij heeft dan ook
verklaard dat alleen de wet geldt en niet wat in de
memorie van toelichting of in het verslag van de Minis-
terraad staat.
Minister Marc Verwilghen : Mijnheer de voorzitter, de
heer Van Parys zegt dat advocaten verstandige mensen
zijn. Ik veronderstel dat hijzelf tot deze categorie van
mensen behoort. Ik wil mij hierover niet uitlaten, maar
moet er wel op wijzen dat de zaken hier totaal foutief
worden voorgesteld. Bovendien baseert de heer Van
Parys zijn beweringen op een notificatie van de Minister-
raad. Deze vaststelling bewijst dat de loyauteit van
sommige instanties die notificaties in hun bezit krijgen, in
twijfel moet worden getrokken. Ik heb het hier uiteraard
niet over de Ministerraad, maar over andere instanties.
Uiteraard citeert men graag uit dergelijke documenten
om een bewering te staven. Ik heb altijd duidelijk onder-
streept dat het de wet is die telt. Een memorie van
toelichting of een notificatie van de Ministerraad heeft tot
nader order nog altijd geen kracht van wet.
Ik kom tot de essentie van de twee opmerkingen. De heer
Van Parys citeert onvolledig. Wat tussen haakjes staat,
vermeldt hij niet. In de nota is sprake van conflicten die
een uiting zijn van maatschappelijk onbehagen. Volgens
de heer Van Parys gaat het om hooliganisme. De tekst
luidt :
bijvoorbeeld in het kader van sociale of syndicale
conflicten
. Deze opmerking werd aan de tekst toege-
voegd omdat de Raad van State heeft geoordeeld dat het
in bepaalde omstandigheden om grondwettelijk gewaar-
borgde rechten gaat, waarbij de sereniteit vaak zoek is.
Mijn reactie op de tweede opmerking is nog veel funda-
menteler en toont de perversiteit van de opmerking aan.
Men wil doen uitschijnen dat de drugsdelicten buiten de
toepassing van de procedure van de onmiddellijke ver-
schijning vallen. Deze misdrijven worden thans behan-
deld volgens een richtlijn die in 1998 door de heer Van
Parys is uitgevaardigd toen hij minister van Justitie was.
Hoewel wij van oordeel zijn dat de drugsrichtlijn moet
worden gee¨valueerd en aangepast, blijft zij voorlopig van
toepassing. Dit is volkomen in overeenstemming met
artikel 146ter van het Gerechtelijk Wetboek, dat handelt
over het strafbeleid.
Het ligt natuurlijk niet in onze bedoeling, mijnheer de
voorzitter, degenen die drugsmisdrijven begaan of drugs
verdelen, aan de onmiddellijke verschijning te laten ont-
snappen. Het is dat wat men nu het Parlement probeert
voor te houden. Dit is volstrekt onjuist en ik heb dat ook
aan collega Van Parys gezegd. Ik kan echter aannemen
dat men in een openbare vergadering probeert om met
deze voorstellingswijze het voorliggend ontwerp van zijn
essentie te ontdoen.
De voorzitter : De heer Van Parys heeft het woord.
Wegens de vele onderbrekingen krijgt u vijf minuten extra
spreektijd, mijnheer Van Parys, maar ik dring er toch op
aan dat u uw uiteenzetting zou bee¨indigen.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zie mij verplicht te reageren op wat de minister heeft
gezegd. Het verwondert mij zeer, mijnheer de minister,
dat u hier uithaalt naar het feit dat wij in het bezit zijn van
een verslag van de Ministerraad. Ik dacht dat, in het
kader van de transparantie die deze regering en de
paars-groene meerderheid met zo veel woorden predi-
ken, het toch evident was dat wij kunnen beschikken over
een officieel document ! Ik daag u uit, leden van de
Kamer, om mij daarin tegen te spreken. Het gaat hier
toch om een officieel document, met name het verslag
van de Ministerraad ? Wat is hier het probleem ?
Is het een probleem dat de CVP-fractie in het bezit is van
een officieel document of is het een probleem, mijnheer
de minister, dat men in een verslag van de Ministerraad
probeert het toepassingsgebied van de wet te wijzigen ?
HA 50
PLEN 042
15
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
U verwijst naar de richtlijn inzake softdrugs. Het gaat hier
helemaal niet over het leggen van prioriteiten. U zegt en
ik citeer
zaken die te maken hebben met het gebruik van
softdrugs uit te sluiten uit het toepassingsgebied van het
voorontwerp
. Men wou dus en dat wil ik hier in alle
toonaarden aanklagen, enerzijds, via de memorie van
toelichting en, anderzijds, via een verslag van de Minis-
terraad, het toepassingsgebied van de wet wijzigen.
Mijnheer de minister, wanneer u het woord perversiteit
gebruikt, dan zou ik daarop moeten repliceren, maar ik
neem deze woorden helemaal niet graag in de mond en
ik weiger dit dus ook te doen.
Wat is de reden van bestaan, collega's, van deze memo-
rie van toelichting en van het verslag van de Minister-
raad ? Zij vormden de
garantie gevraagd door de PS
en de groenen om met dit ontwerp akkoord te gaan, want
men had gezegd dat dit wetsontwerp niet van toepassing
zou zijn op sociale conflicten en ordeverstoringen. Wij
hebben dit reeds gehoord bij de bespreking van het
wetsontwerp op de criminele organisaties, waar de groe-
nen hadden gevraagd het snelrecht niet toe te passen op
het gebruik van softdrugs, noch voor zaken die daarmee
te maken hebben.
Dit is de reden van de inlassing van deze bepaling en
men is zo ver gegaan dat men, bij wijze van politiek
compromis, via de memorie van toelichting en via het
verslag van de Ministerraad, geprobeerd heeft de wet te
wijzigen. Wij prijzen ons gelukkig dat wij, met de CVP-
fractie, deze constructie hebben doorprikt en op deze
wijze een verkrachting van de basis van de wettelijke
normen hebben kunnen voorkomen.
De PS en de groenen zijn dus verwittigd. De minister
heeft nog eens bevestigd het is de wet, en alleen de wet
die telt. De voorzitter van de commissie heeft dit trou-
wens bevestigd, dat is evident. Dit betekent dus dat,
wanneer de PS, Agalev en Ecolo dit wetsontwerp goed-
keuren, zij weten of zouden moeten weten dat het
snelrecht van toepassing zal zijn op alle zaken die te
maken hebben met het gebruik van drugs en softdrugs
en dat ook bij ordeverstoringen en sociale conflicten het
snelrecht van toepassing zal zijn. Dit verheugt ons, maar
zij zullen er vermoedelijk niet zo zeer over verheugd zijn.
De voorzitter : Mijnheer Van Parys, mag ik u vragen om
af te ronden ? Ik heb u ongeveer tien minuten extra
spreektijd gegeven voor de interessante onderbrekingen.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
het gaat niet alleen om de onderbrekingen op zich. Ze
vergen ook een onderbreking van de redenering en een
reactie. In de commissie hebben wij niet de gelegenheid
gehad om ten gronde te debatteren over dit wetsontwerp.
Men heeft ons dat geweigerd. U draagt daar zelf een
bepaalde verantwoordelijkheid in door een tempo op te
leggen waardoor wij alleen de vele onzorgvuldigheden
konden corrigeren. U zult mij het recht niet ontzeggen om
bij deze gelegenheid te zeggen wat wij aan het doen zijn.
De voorzitter : Natuurlijk niet. Als uw fractievoorzitter
zegt dat andere sprekers van uw fractie het wat korter
zullen houden, heb ik hier geen probleem mee.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
mevrouw Creyf zegt mij dat ze graag bereid is om een
deel van haar spreektijd af te staan aan de heer Van
Parys.
De voorzitter : Mijnheer de fractievoorzitter, ik volg uw
gedachtegang. Mijnheer Van Parys, ik merk echter op dat
overdaad schaadt, in gelijk welk geval en dus ook met
betrekking tot tijd.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik laat de appreciatie aan u over.
Toen in de loop van de besprekingen bleek dat de
ondeugdelijke pogingen van de minister van Justitie om
de wet te omzeilen met een verslag van de Ministerraad
en de memorie van toelichting niet slaagden, bleek dat
Ecolo-Agalev en de PS in moeilijkheden kwamen.
Daarom lezen wij vandaag in La Libre Belgique dat dit
ontwerp, volgens vice-eerste minister Onkelinx, wordt
ingeschreven aan de passiefzijde van de werking van
deze regering. Er staat ons nog wat te wachten als wij
weten dat zij er al in geslaagd zijn om via de procedure te
bekomen dat het snelrecht in de realiteit niet zal kunnen
worden toegepast. Dat hebben ze reeds bekomen en nu
zeggen ze nog eens
c¸a s'inscrit au passif du gouverne-
ment
. Dat is de eenheid in verscheidenheid ten aanzien
van dit ontwerp vanwege de meerderheid.
Ten behoeve van Ecolo-Agalev wil ik nog even verwijzen
naar hoe Eddy Boutmans over het snelrecht denkt. Toen
hij nog niet in de regering zat maar een zeer actief
advocaat was bij de balie te Antwerpen verscheen in de
nieuwsbrief van de Liga voor de Rechten van de Mens
een artikel onder de titel
Eddy Boutmans : Snel recht is
een recht, snelrecht ruikt naar onrecht
. Ik wijs u op de
visie van Ecolo-Agalev op dit wetsontwerp. Mijnheer de
minister, dat weerspiegelt zich in dit wetsontwerp dat van
zijn essentie is ontdaan. Het zal ons niet de mogelijkheid
geven om te doen wat we willen en zouden moeten doen,
namelijk de straatcriminaliteit bestrijden.
Door de regeling van de werkzaamheden konden wij ons
amendement niet bespreken. Wij hadden ons amende-
ment aangepast aan twee fundamentele opmerkingen
van de minister. Zelfs toen, op het ogenblik dat het
voldeed aan zijn inzichten, wou men het niet bespreken.
Wat hebben wij dan wel gedaan ? Wij hebben meer dan
16
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Tony Van Parys
honderd onzorgvuldigheden uit de tekst moeten halen. Ik
breng hulde aan de voorzitter van de commissie voor de
Justitie die ervoor heeft gezorgd dat wij vandaag omwille
van de tekst legistiek gezien niet moet blozen.
De voorzitter van de commissie voor de Justitie heeft zich
de hoedanigheid aangemeten van kabinetschef van de
minister van Justitie. Hij is permanent in de bres gespron-
gen en hij heeft het ene wetsontwerp volledig herschre-
ven en op het andere wetsontwerp 47 correcties aange-
bracht. Ik wil hulde brengen aan de voorzitter van de
commissie omdat ik ervan overtuigd ben dat wij goede
wetgevende teksten moeten maken. Het is ongehoord
dat wij alleen in de commissie de gelegenheid kregen om
de onzorgvuldigheden uit de tekst te halen. Het ging om
meer dan 100 onzorgvuldigheden, wijzigingen, aanpas-
singen en amendementen op dertien artikelen.
Wij hebben de wet-Franchimont gee¨valueerd en daaruit
is gebleken dat deze wet uitstekend werkt. De minister
heeft zelfs gezegd dat er geen bijkomende mensen en
middelen nodig zijn. Dit alles om u een beeld te geven
van de kwaliteit van deze wetgeving. Sommigen uit de
toenmalige oppositie waren dit wetsontwerp trouwens
niet echt ongenegen.
Het is te danken aan het door de voorzitter van de
commissie opgelegde tempo dat wij onze werkzaamhe-
den zo vlug hebben kunnen afronden. Maar zelfs dat
volstond niet. Tijdens de lezing van het verslag hebben
wij moeten vaststellen dat er minstens een duidelijke
incoherentie terug te vinden is in de tekst. Mijnheer de
voorzitter, dat is het gevolg van de manier waarop wij
hebben moeten werken.
Collega's van de meerderheid, u moet uw verantwoorde-
lijkheid nemen voor deze duidelijke incoherentie. U zult
een amendement moeten goedkeuren, wilt u deze inco-
herentie wegwerken tenzij u geen greintje geeft om de
kwaliteit van de wetgeving. Als u in de plenaire vergade-
ring dit amendement goedkeurt, betekent dit dat de
eindstemming vandaag, morgen of overmorgen niet mo-
gelijk zal zijn. Ik herhaal, 100 onzorgvuldigheden en dan
moeten we in de beleidsnota van de minister van Justitie
lezen dat wij de juridische kwaliteit van onze wetgeving
moeten verbeteren !
Dit snelrecht wordt een mislukking. Dit snelrecht wordt
een flop. Ten eerste, het zal niet kunnen worden toege-
past op verschillende vormen van straatcriminaliteit. Ten
tweede, het snelrecht zal niet kunnen worden toegepast
op het voetbalgeweld dat zich buiten de voetbalsteden
afspeelt. Ten slotte, het snelrecht zal ook niet kunnen
worden toegepast om het misdrijf
opzettelijke slagen en
verwondingen
te bestraffen als die slagen en verwon-
dingen worden toegebracht aan bijvoorbeeld een be-
jaarde of de leden van de ordediensten.
Om al deze redenen zal de CVP deze wetsontwerpen
niet goedkeuren. Wij zullen evenwel niet tegenstemmen
omdat wij opnieuw een duidelijk signaal willen geven dat
wij een principieel voorstander blijven van het snelrecht.
Maar dan wel een snelrecht dat in staat is de straat-
criminaliteit te beteugelen.
Wat zal er gebeuren met deze vorm van snelrecht ? Het
zal bij de mensen de illusie wekken dat wij de straat-
criminaliteit op die manier aankunnen maar de kater zal
groot zijn. Mijnheer de minister, dit wetsontwerp zal als
een boemerang in uw gezicht terugkomen. De ontgoo-
cheling zal groot zijn en de mensen zullen opnieuw hun
vertrouwen in de rechtstaat, het Parlement en de over-
heid kwijt zijn. Dit zal opnieuw de reden zijn voor het
uitbrengen van stemmen op extreme partijen.
Wij pleiten voor een snelrecht dat effectief een oplossing
biedt voor de problemen die zich in de steden, in de
straten, in de wijken en in de buurten voordoen. Het is
bijzonder spijtig dat dit snelrecht niet voor die oplossing
zal zorgen. Nochtans waren wij op vele momenten heel
sterk en heel erg bereid onze positieve bijdrage te
leveren om het snelrecht wel efficie¨nt te maken. Men
heeft dit echter niet gewild.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
monsieur le ministre, chers colle`gues, vous me permet-
trez d'abord une remarque non a` l'e´gard de la proce´dure
de comparution imme´diate mais a` l'e´gard de la proce´-
dure parlementaire adopte´e. En effet, elle a e´te´ trop
pre´cipite´e, incomple`te et incertaine.
D'abord, cette proce´dure a e´te´ pre´cipite´e : lorsqu'on
touche a` un texte de proce´dure - a` plusieurs reprises,
notre colle`gue Giet a cite´ le professeur Franchimont qui
disait que
le droit pe´nal, c'est le droit des bandits; le droit
de la proce´dure, c'est le droit des honne^tes gens
, ce qui
est une re´alite´ e´vidente -, il convient de prendre le temps
des consultations, des auditions et de la re´flexion. Or, je
constate que l'on a limite´ les auditions, qu'on s'est prive´
d'avis universitaires, qu'on a balaye´ comple`tement les
prises de position des spe´cialistes - je rappelle la tenue
d'un colloque de l'ULB qu'on a qualifie´ de
colloque
d'intellectuels
, mais heureusement qu'il en existe pour
re´fle´chir au droit - et, sur ce plan, on a manque´ l'occasion
de ne toucher a` des textes comme ceux-la` qu'avec la
prudence ne´cessaire.
L'avis du futur organe d'audit permanent, qui vient d'e^tre
constitue´, n'a me^me pas e´te´ sollicite´; pourtant, c'eu^t e´te´
une bonne premie`re pour le Conseil supe´rieur de la
justice que de pouvoir donner un avis sur ce qui aura une
incidence sur le fonctionnement de la justice.
La proce´dure parlementaire a e´te´ incomple`te. Pour moi,
un myste`re demeure : au sein de la commission, en
1994, lors d'une premie`re tentative d'e´laborer une loi de
HA 50
PLEN 042
17
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
proce´dure de comparution imme´diate, quelques se´na-
teurs ont accompagne´ le ministre a` Paris. Pudiquement,
il a e´te´ dit
qu'a` la suite de cette visite, on a conside´re´,
ministre compris, que la proce´dure en question n'e´tait
pas ide´ale, qu'elle n'apportait rien
. En re´alite´, les parti-
cipants, tous groupes confondus, ont e´te´ effare´s par la
manie`re dont cette justice se rendait, et le ministre a
retire´ cette partie de son projet.
Une question que je me pose encore et a` laquelle aucune
re´ponse claire n'a e´te´ apporte´e est de savoir si, entre
1994 et 2000, les droits de la de´fense ont e´te´ conside´re´s
comme accessoires dans notre socie´te´ de´mocratique et
si ce qui e´tait effrayant en 1994 est devenu ordinaire en
2000. En tout cas, je constate qu'on n'a pas voulu
comple´ter l'information par une nouvelle visite.
Enfin, la proce´dure a e´te´ incertaine : je reste persuade´
que, sur le plan technique, il reste beaucoup d'interroga-
tions. Un simple exemple : la cour d'appel a le droit de
renvoyer un dossier au procureur ge´ne´ral; si le procureur
ge´ne´ral ne re´pond pas dans les quinze jours a` la
demande d'application ou de non application de la nou-
velle proce´dure, il n'y a pas de re´ponse claire.
La situation sera difficile parce que, la cour ne se
prononc¸ant pas, elle laissera pendante, dans un conflit
qui devient un re`glement de juges ou un conflit de
compe´tences, une de´cision judiciaire dont appel aura e´te´
fait.
M. Fred Erdman (SP) : Monsieur Viseur, si vous analy-
sez les textes, il faut le faire correctement. La proce´dure
suivie par la Cour d'appel est celle utilise´e en ge´ne´ral. Si
elle poursuit la proce´dure entame´e, la Cour doit observer
certains de´lais. Par contre, si la Cour renvoie le dossier
au procureur ge´ne´ral pour information, elle n'est plus
tenue par les de´lais pre´vus. La Cour d'appel n'a pas
d'autres obligations que de situer le dossier ende´ans les
de´lais pre´vus, a` savoir quinze jours et un de´lai de
situation de deux jours. Elle doit rendre son arre^t en-
de´ans ces de´lais.
Si, par contre, elle conside`re que le dossier est incom-
plet, elle le renvoie au procureur ge´ne´ral. On suit alors la
proce´dure normale. Si le de´tenu est condamne´ en pre-
mie`re instance a` la prison ferme, il a la possibilite´ de
demander sa libe´ration a` la Cour, comme le pre´voit la
proce´dure normale. S'il ne le fait pas, il reste de´tenu. S'il
est libre, il le reste et la proce´dure continue. Il ne faut
donc pas me´langer les genres !
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur Erdman,
nous avons longuement de´battu de tout cela en commis-
sion. Ma conviction demeure avec le conseil d'Etat la
me^me en ce qui concerne les principes ge´ne´raux. On
m'a dit que le double degre´ de juridiction n'e´tait pas un
principe ge´ne´ral. La France vient de nous donner une
bonne indication a` cet e´gard-la` puisqu'elle s'est aligne´e
sur les obligations de l'ensemble des pays europe´ens et
a institue´ le double degre´ de juridiction au niveau de la
Cour d'assises. Mais je reste convaincu que si l'on veut
vraiment e´tablir le double degre´ de juridiction, il faut
donner exactement le me^me pouvoir a` la Cour d'appel
qu'au tribunal de premie`re instance et que la Cour
d'appel puisse conside´rer qu'il n'y a pas matie`re a`
application de la proce´dure de comparution imme´diate.
Dans ce cas, s'il n'y a pas mise a` ne´ant du jugement,
vous pre´tendez que l'on se retrouvera dans la situation
normale. Ce n'est pas mon avis puisqu'un jugement a
pre´vu que cette proce´dure e´tait applicable. La Cour
d'appel ne peut pas dans votre the`se avoir le me^me ro^le
que celui qui est assigne´ au tribunal de premie`re ins-
tance, a` savoir le renvoi au parquet, non pas pour
instruction comple´mentaire, mais parce que le tribunal
estime que cette proce´dure n'est pas applicable. La
jurisprudence nous de´partagera sans doute, mais les
interrogations qui demeurent sur ce plan-la` me`nent vers
une proce´dure parlementaire incertaine. Apre`s avoir rec¸u
l'avis du Conseil d'Etat, on aurait pu demander a` des
experts, et notamment a` M. Franchimont, qui s'est oc-
cupe´ ces dernie`res anne´es de re´former toute la proce´-
dure pe´nale, quelle e´tait la bonne interpre´tation a` cet
e´gard. On ne prend jamais assez de pre´cautions lorsqu'il
s'agit de la liberte´ des gens.
J'en viens a` pre´sent au contenu du projet. Je ne veux pas
tomber dans le pie`ge tendu par les circonstances. On
nous dit que tout doit e^tre acce´le´re´ et l'on bouscule le
Conseil d'Etat comme on veut bousculer le parlement
parce qu'en re´alite´, cette loi re´pond d'abord aux exigen-
ces de l'Euro 2000 et a` un besoin des citoyens d'une
justice rapide et acce´le´re´e. Quiconque s'oppose a` ce
rythme et de´nonce les vices de cette de´marche est
automatiquement taxe´ de laxisme. On lui reproche d'em-
pe^cher le bon de´roulement de l'Euro 2000 et de favoriser
le maintien de de´lais exage´re´ment longs dans le traite-
ment des dossiers.
Je voudrais dire d'emble´e que nous ne tomberons pas
dans ce pie`ge. Nous sommes tous - c'e´tait d'ailleurs une
des conclusions de l'Octopus a` propos de la justice -
partisans d'une justice rapide, e´quitable, d'une re´ponse
sociale a` un certain nombre de faits qui troublent la
socie´te´. Un des devoirs de la de´mocratie est d'apporter
cette re´ponse dans des de´lais raisonnables.
Ceci dit, le projet tel que de´pose´ ne vise pas cela. Nous
sommes en pre´sence d'une loi de circonstance et, cha-
que fois qu'on agit ainsi, les circonstances passent et la
loi est utilise´e a` d'autres fins. On a e´vite´ d'examiner une
question fondamentale qui fut d'ailleurs pose´e plusieurs
fois dans l'histoire : la justice imme´diate est-elle une
bonne justice, fait-elle partie de notre corps de textes
de´mocratiques ou est-elle une de´rive, avec les conse´-
quences qu'il faut attacher a` ce mot ?
18
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Je voudrais a` cet e´gard citer un philosophe du droit qui a
dit en parlant de la proce´dure, je cite :
La proce´dure est
l'institutionnalisation de la prudence, l'instauration d'une
tre^ve, le temps de la re´flexion qui donne ses chances au
doute
. Un autre a dit : La proce´dure, dans une socie´te´
de´mocratique, c'est une machine a` ralentir le temps de
re´ponse, a` refroidir les e´lans et les e´mois. C'est la` le ro^le
civilisateur du droit dans une de´mocratie
.
Je pense que le proble`me pose´ d'emble´e et finalement
conside´re´ par vous comme une donne´e acquise n'appe-
lant pas de re´ponse est de savoir si la justice imme´diate
- je ne parle pas de la justice rapide - est, dans notre
socie´te´ de´mocratique - et je suppose que nous sommes
ici nombreux a` vouloir la de´fendre -, une re´ponse ade´-
quate ?
Je vais commencer par une re´flexion ge´ne´rale mais
d'une banalite´ affligeante. Nous sommes dans un sys-
te`me qui va s'organiser autour d'une re´ponse de la
socie´te´ qui, qu'on le veuille ou non, va sociologiquement
et en raison du peu de temps dont disposent les magis-
trats, e^tre essentiellement une re´ponse qui sera la prison.
Si la prison est une re´ponse parfois ne´cessaire, elle reste
souvent une solution en trompe l'oeil. Aucune socie´te´
moderne ne peut s'organiser sans prison mais - et nous
l'avons tous vu en commission - l'univers carce´ral n'est
pas un lieu de gue´rison, il ne met fin ni a` la de´linquance,
ni a` la violence. Au contraire, il est bien connu que cette
dernie`re s'y de´veloppe.
Je vais prendre un exemple qui a e´te´ cite´, ce sont les
Etats-Unis. On y compte actuellement 1,8 millions de
de´tenus, soit plus de 450 prisonniers par 100 000 habi-
tants. La Belgique qui a 8 500 de´tenus pre´sente une
proportion plus de 5 fois infe´rieure. Les villes ame´ricaines
sont-elles plus su^res ? Je pense que la re´ponse est
e´vidente : les villes ame´ricaines ne paraissent pas plus
su^res que les no^tres. Comme l'a montre´ re´cemment un
professeur canadien, des criminologues attribuent la
premie`re cause d'un tel taux d'incarce´ration a` un virage
dans l'opinion publique et dans le discours re´pressif.
Pourtant, un de´tour par l'histoire montre en re´alite´ que les
violences quotidiennes ont toujours e´te´ nombreuses et
posent toujours de gros proble`mes. Ce qui a change´,
c'est que la population les ressent plus difficilement. Il
faut prendre ce phe´nome`ne en compte. Les sondages
montrent que les Ame´ricains sont de plus en plus nom-
breux a` penser que la criminalite´ est ainsi devenue le
proble`me majeur et, automatiquement, que les peines ne
sont pas assez se´ve`res. Le monde politique ame´ricain
comprend d'autant mieux le message que certains ap-
prennent a` leurs de´pens que le moyen le plus su^r de
perdre les e´lections est de donner une impression de ne
pas re´agir brutalement a` des situations comme celle-la`.
Petit a` petit, le langage se muscle, il devient de plus en
plus muscle´, il incite les magistrats a` reque´rir le plus
souvent des peines de prisons, a` s'e´carter de ces peines
alternatives dont on parle tant, et les juges a` prononcer
des peines d'emprisonnement.
Donc, cette situation, qui est une re´alite´ aux Etats-Unis
qui a accompagne´ un glissement typique de cette volonte´
de justice imme´diate, montre qu'il importe de tirer la
sonnette d'alarme. La justice n'est pas la simple re´ponse
au sentiment d'inse´curite´. En acce´le´rant des proce´dures,
qui deviennent tellement rapides qu'elles en deviennent
imme´diates, on renforce, paradoxalement, ce sentiment
d'inse´curite´ et plus il y a de de´tenus, plus la volonte´ est
d'e´largir la re´pression.
Dans le cas d'espe`ce, nous sommes en pre´sence d'une
justice qui sera ne´cessairement une justice a` deux
vitesses. Pourquoi ? Parce que l'arrie´re´ judiciaire est
encore bien re´el et qu'on lance une proce´dure, dote´e,
certes, de moyens nouveaux pour les magistrats, mais
non pour l'ensemble de la chai^ne pe´nale, ce qui provo-
quera tre`s vite un encombrement. Nous avons 8 500
de´tenus pour 7 600 places. Il faut dans ce cas rester
cohe´rent avec soi-me^me en admettant que l'on va beau-
coup plus loin et que l'on s'oriente vers un syste`me, ou` la
re´pression par la prise de mesures carce´rales l'emporte
sur l'accompagnement.
Je voudrais e´galement me re´fe´rer a` cet article, signe´
Michel Vandekerckhove, qui nous a e´te´ distribue´ en
de´but d'examen, article sur l'acce´le´ration de la justice
pe´nale et le traitement en temps re´el, et rappeler qu'a`
tous les stades du de´veloppement du droit, le proble`me
s'est syste´matiquement pose´ : recourt-on a` des justices
imme´diates ou immanentes ou ge`re-t-on le temps pour
aboutir a` un progre`s en matie`re de justice : remplir les
objectifs du droit pe´nal, notamment dans deux fonctions
majeures, a` savoir rendre a` la victime la place et les
re´parations auxquelles elle a droit et, par ailleurs, s'ache-
miner vers un traitement qui corrige, qui re´inse`re la
personne, puisque tel est l'objectif de la justice correc-
tionnelle depuis le de´but de l'e`re moderne ?
Je ne vous donnerai pas lecture de l'entie`rete´ de ce
texte. Selon la pense´e antique, un certain laps de temps
est ne´cessaire avant que la justice puisse e^tre rendue.
L'auteur cite Socrate comme exemple de cette philoso-
phie grecque qui consistait a` dire qu'il ne fallait pas avoir
une justice imme´diate. Et, selon Montesquieu :
Les
codes de la loi n'obe´issent jamais mieux que lorsqu'ils
vont a` pas mesure´s. Les longueurs de la justice sont le
prix que chaque citoyen donne pour sa liberte´.
Donc, il est trop simple d'e´vacuer le de´bat, alors qu'il
existe depuis l'aube de la civilisation et de ce de´bat sont
issues des re´ponses, dont le moins qu'on puisse dire est
qu'elles sont nuance´es. Les auteurs que je cite sont
quand me^me des auteurs qui pe`sent sur la re´flexion et
HA 50
PLEN 042
19
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
sur le de´veloppement de notre de´mocratie. Lorsque le
me^me Montesquieu dit
Lorsqu'un homme se rend plus
absolu, la premie`re chose a` laquelle il songe, c'est de
simplifier les lois afin qu'elles soient applique´es plus
directement
, il traduit ainsi un des dangers sous-jacents
de votre projet.
Selon la doctrine moderne,
Toute affaire pe´nale de-
mande un certain temps. Le travail de de´cantation des
preuves exige du temps pour que la ve´rite´ se de´gage et
pour que soient respecte´s les droits de la de´fense et de
la liberte´. La pre´cipitation, en proce´dure comme ailleurs,
est un vilain de´faut. La proce´dure acce´le´re´e en matie`re
pe´nale pre´sente le risque permanent d'une atteinte aux
droits de la de´fense et le danger d'une surobjectivation,
c'est-a`-dire la de´termination de la mesure de la peine a`
accorder une importance excessive au fait commis, au
de´triment de l'examen de personnalite´ du pre´venu.
C'est une des grandes diffe´rences qui existent entre le
droit franc¸ais et le droit anglo-saxon. Ce dernier surob-
jective.
M. Fred Erdman (SP) : Monsieur le pre´sident, les remar-
ques de M. Viseur sont judicieuses, surtout lorsqu'il cite
de grands auteurs. Mais, monsieur Viseur, vous e´prou-
vez, tout comme moi, dans ce cadre-la` le respect du
juge. N'oubliez pas que tout le syste`me trace´ dans ce
projet comporte trois filtres; on l'a peut-e^tre trop peu
souligne´. En premier lieu, il y a le ministe`re public, qui
choisit sa voie dans la proce´dure. Ensuite, le juge
d'instruction lui permet de continuer dans cette voie ou
pas. Et enfin, il y a le juge du fond.
Or, vous affirmez qu'une fois mise en place une proce´-
dure qui permet justement d'aller plus vite - et sous
re´serve puisqu'il faut encore voir ce que veut dire
aller
plus vite
-, il n'y aura plus de jugement de fond; si vous
me permettez un jeu de mot : il n'y aura plus de jugeote
du juge.
La loi lui donne la possibilite´ d'utiliser ce pouvoir. A partir
du moment ou` il constate qu'il y a lieu d'entendre des
te´moins, il va remettre l'affaire. De plus, si l'affaire est
complexe, il peut arre^ter le processus.
Vous semblez conside´rer qu'a` ce moment-la`, ce juge-
ment ame`nera ne´cessairement a` la re´pression.
Par ailleurs, - et je rejoins la` le fond philosophique de
votre the`se - je veux bien admettre que le mot
imme´diat
sonne mal. D'ailleurs, ce n'est pas ce terme-la` que l'on
aurait du^ utiliser; j'y reviendrai dans mon intervention. Le
titre du projet a e´te´ mal choisi. Mais au vu de la lenteur
que nous connaissons, peut-on encore affirmer qu'il
s'agit d'un de´lai raisonnable. Or, on dit chaque fois que
les affaires doivent e^tre traite´es dans un de´lai raisonna-
ble. Malheureusement, en Europe, l'on n'a pas de´fini ce
que l'on entendait par
raisonnable.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur Erdman, je
vois bien la logique qui ame`ne le grand juriste que vous
e^tes a` conside´rer que le juge est cet homme qui, coupe´
de toute conside´ration autre que le respect du droit,
prononce sa de´cision. J'ose a` peine vous le dire : je me
demande si vous ne devriez pas relire Marx. Car s'il y a
bien quelqu'un qui a de´montre´ la diffe´rence entre le texte
formel et la re´alite´ du droit et l'autonomie - tre`s relative -
des volonte´s et des comportements, c'est bien Marx.
On peut dire que Marx est mort, mais je n'oserais pas
commettre ce crime vis-a`-vis de la gauche de cette
assemble´e.
A titre d'exemple, la justice du XIXe`me sie`cle, pour
laquelle j'ai une admiration sans bornes, reposait sur des
textes ou` la liberte´ individuelle trouvait une protection
exceptionnelle. Et vous comme moi, nous conviendrons
que, dans un certain nombre de cas, le poids sociologi-
que qui a pese´ sur les juges a amene´ ces derniers a`
prendre des de´cisions qui ont encourage´ des auteurs - et
pas tous des marxistes - a` conside´rer que la justice du
XIXe`me sie`cle e´tait une justice ou` l'autonomie des vo-
lonte´s et des comportements e´tait tre`s relative.
L'histoire a son importance, monsieur le ministre. Elle
nous apprend qu'a` plusieurs reprises, on a voulu faire
des justices imme´diates et a` chaque fois, on s'en est
repenti.
Pourtant, je pense vraiment que votre projet s'impose sur
le papier comme une e´vidence. Et je crois me^me que
dans un certain nombre de cas, des juges, des membres
du Parquet, des juges d'instruction, des juges du fond,
feront heureusement application du filtre dont ils sont
dote´s, dans le dessein d'e´viter maints exce`s.
Mais j'estime aussi que la pression sociale - de`s lors
qu'existera ce nouveau mode de proce´dure - ne pourra
que s'exercer a` l'e´gard d'une certaine classe sociale. Il
s'agit la` d'ailleurs de la grande lec¸on que nous ont
donne´e nos ho^tes franc¸ais et c'est sans doute e´galement
la lec¸on que vous avez pu tirer de votre voyage a` Paris
en 1994, de me^me que celle a` laquelle ont e´te´ confronte´s
tous ceux qui ont assiste´ a` des proce´dures de comparu-
tion imme´diate a` l'e´tranger. De fait, un de´calage se cre´e
ne´cessairement, a` un certain moment, entre la beaute´ et
la purete´ du droit, d'une part, et la re´alite´ sociale, d'autre
part, e´cart que - et vous m'excuserez encore de me
re´fe´rer a` cet auteur - Marx avait a` juste titre de´nonce´.
Relativement au second point, je vous avouerais mon
entier accord sur le fait que la lenteur assortie d'une
certaine impunite´ demeure une re´alite´ e´videmment cho-
quante. A cet e´gard, je me permets a` nouveau de
m'adresser a` la gauche de cette assemble´e pour leur
rappeler que l'humanisme a tre`s souvent ge´ne´re´ une tre`s
grande timidite´ a` l'e´gard de la ne´cessite´ d'acce´le´rer ce
type de proce´dures. Toutefois, comme nous l'avons dit
20
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
en commission et comme je l'ai rappele´ a` maintes
reprises, il existe d'ores et de´ja` des textes, des me´thodes
permettant d'aboutir a` cette acce´le´ration et certains
tribunaux - lorsque leurs cadres sont complets et lorsque
leur dimension le leur permet - parviennent de´ja` a` rendre
la justice de manie`re e´quitable et dans des de´lais rapides
et raisonnables.
Je conclurai sur cet aspect en citant a` nouveau Michel
Vandekerckhove :
Il faut que reviennent les vertus d'ap-
profondir la notion de de´lais raisonnables - dans les deux
sens d'ailleurs. La confrontation des principaux argu-
ments invoque´s au fil de l'histoire, respectivement en
faveur de la lenteur et de la ce´le´rite´ sugge`re que la
temporalite´ propre a` la justice pe´nale n'est pas une
temporalite´ simple, c'est-a`-dire re´ductible a` une dimen-
sion unique, que ce soit celle d'une dure´e sans terme ou
celle de l'instantane´ite´ pure. Il s'agit au contraire d'une
temporalite´ ne´cessairement complexe, faisant droit aux
exigences divergentes entre lesquelles une tension dia-
lectique permanente semble ine´vitable. A la question de
savoir combien de temps doit s'e´couler entre la commis-
sion de l'infraction pe´nale et la re´ponse judiciaire dont
elle fera l'objet, l'on ne peut re´pondre qu'a` la manie`re du
ce´le`bre humoriste franc¸ais :
un certain temps ou une
certaine dure´e. Sans pouvoir lui assigner un de´lai
invariable, cette certaine dure´e ne peut que se situer
entre la pre´cipitation et la tergiversation, entre pre´matu-
rite´ et tardivete´
.
A cet e´gard, je crois que nous disposons de´ja` dans notre
droit des instruments nous permettant de nous situer
exactement entre pre´maturite´ et tardivete´. Je pense
qu'ici, avec ce nouveau projet de loi, nous nous trouvons
dans la pre´maturite´. Certes, il faut e´viter la tardivete´, et
ce pour les raisons que nous avons e´voque´es; mais
selon moi, votre texte, monsieur le ministre, n'y re´pond
pas.
Je souhaiterais encore, avant de revenir sur les conse´-
quences de l'Euro 2000, vous exposer les raisons fon-
damentales de nos objections.
La premie`re re´side dans le fait que la nouvelle proce´dure
se trouve e^tre a` ce point large que son adoption donne un
blanc-seing au parquet, au procureur du Roi et au colle`ge
des procureurs ge´ne´raux. Il est vrai que votre projet
s'inscrit dans un cadre e´volutif et qu'il n'en est qu'un point
ou d'aboutissement ou de de´veloppement. Toutefois, je
demeure convaincu de ce que ce projet - de par sa
largesse d'application et en raison du fait qu'il souhaite
s'appliquer a` des faits punissables d'un emprisonnement
correctionnel d'un an au minimum a` dix ans au maximum
- reconnai^t en re´alite´ aux procureurs ge´ne´raux et aux
parquets un pouvoir que vous avez d'ailleurs qualifie´ de
filtre. Pour ma part, je ne veux pas oublier les longs
de´bats lors desquels on rappelait la ne´cessite´ de garantir
l'e´galite´ des parties devant le juge : combien de fois
n'avons-nous pas en effet, vous et moi, de´nonce´ le fait
que la pre´e´minence physique du parquet ne correspond
pas a` son ro^le ?
Le parquet est une partie poursuivante comme la de´-
fense est une partie de´fenderesse. C'est le juge qui est
au-dessus des plaideurs et non le parquet. Or, nous
assistons ici a` un ve´ritable glissement. Cela n'a d'ailleurs
pas e´chappe´ au Conseil d'Etat qui indique que
le
ve´ritable champ d'application de la loi en projet sera trace´
finalement par le colle`ge des procureurs ge´ne´raux et le
ministre de la Justice
. Ce n'est pas du tout anodin. Il
s'agit d'une proce´dure exceptionnelle, privative de liberte´
et de´rogatoire au droit commun, qui sera demain appli-
cable a` pratiquement n'importe quel fait pe´nal.
Le Conseil d'Etat ajoute que
laisser un tel pouvoir au
parquet n'est pas conforme au principe de l'article 12 de
la Constitution qui pre´voit que nul ne peut e^tre poursuivi
sauf dans les cas pre´vus par la loi et dans la forme qu'elle
prescrit
.
La le´galite´ du droit de la proce´dure pe´nale est le pendant
de la le´galite´ du droit pe´nal. Le le´gislateur a le monopole
de la cre´ation des re`gles de proce´dure pe´nale. Comme le
dit le Conseil d'Etat,
ce principe consiste notamment a`
re´server au pouvoir le´gislatif les re`gles de la re´pression,
a` investir le parlement de la compe´tence exclusive de
de´terminer les infractions ou les peines, tout autant que
les formes dans lesquelles les poursuites doivent se
de´rouler
.
Et le Conseil d'Etat a rappele´ qu'il appartient au parle-
ment, et au parlement seul, d'e´tablir les distinctions
ne´cessaires pour fixer au moins les lignes essentielles
des crite`res permettant de re´unir, du point de vue de la
substance, diffe´rentes cate´gories d'infractions en vue de
les soumettre a` une proce´dure rapide tout en sauvegar-
dant la liberte´ individuelle.
C'est donc un choix entre, d'une part, le principe de la
liste et, d'autre part, l'e´largissement en visant unique-
ment la peine. Je crois since`rement que, sur ce plan-la`,
on va trop loin et que l'on porte atteinte aux droits du
parlement et a` ce ro^le essentiel du le´gislateur. Les
ministres passent, les procureurs ge´ne´raux restent, mais
ils peuvent parfois avoir des priorite´s, peut-e^tre le´gitimes,
mais qui ne sont pas les priorite´s que la de´mocratie
donne au parlement. Une des de´rives majeures de ce
texte est d'avoir e´largi et de ne pas avoir suivi le principe
de la liste pre´conise´ par le Conseil d'Etat.
Je reviendrai peu sur l'Euro 2000 - nous en avons
longuement discute´ en commission - en disant simple-
ment : attention au leurre. La plupart des infractions
HA 50
PLEN 042
21
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
vise´es seront assorties de circonstances aggravantes
pre´vues a` l'article 400, ne´cessitant un de´lai de plus de
7 jours. C'est ce qui a e´te´ clairement indique´ a` travers la
re´action vis-a`-vis des coups et blessures.
J'en viens a` la seconde grande objection. A l'instar de la
France, le projet de loi en discussion sera principalement
applique´ a` un certain type de public, a` savoir les exclus et
les marginaux, bref les plus fragiles. Il s'agit d'un ciblage
du public qui aura pour conse´quence une justice des
pauvres - en France, on parle pudiquement de crite`res de
sociabilite´ - qui vont se trouver dans un e´tat de re´volte
et non de correction. J'estime qu'il s'agit d'une se´rieuse
re´gression. Je ne crois pas qu'en France, malgre´ les
verrous qui ont e´te´ installe´s, nous assistions sur ce plan
a` une ve´ritable justice e´quitable.
En re´duisant les de´lais a` leur plus simple expression, la
loi ne sera respectueuse ni des droits de la victime ni de
ceux de la de´fense. Droits de la victime d'abord, parce
que si le texte pre´voit l'assistance d'un avocat, la pre´ser-
vation des inte´re^ts civils et la communication imme´diate
des modalite´s relatives a` la comparution, le temps laisse´
a` la victime pour s'organiser de manie`re ade´quate afin de
de´fendre ses droits au cours de la proce´dure est trop
limite´. Cet aspect n'est pas e´vident. Le me^me proble`me
se pose en France ou` la re´ponse est la mobilisation de
toute une se´rie d'e´le´ments, que ce soit des me´decins
le´gistes 24 heures sur 24, ou des missions particulie`res
donne´es a` la police. Ce ne sera pas le cas ici. C'est ainsi
que les droits de la de´fense seront e´galement atteints
dans le chef de la victime.
Deuxie`me e´le´ment, les Franc¸ais avaient estime´ qu'un
des verrous essentiels e´tait la chambre a` trois juges. Ici,
elle est possible mais elle n'est pas obligatoire et je le
regrette. En effet, pre´voir syste´matiquement des cham-
bres colle´giales, c'est vraiment reconnai^tre que nous
sommes dans une proce´dure d'exception et c'est impor-
tant.
Le vrai proble`me qui se cache derrie`re tout cela est celui
du de´lai trop long actuellement en raison de l'arrie´re´
judiciaire. Comment peut-on me faire croire que c'est ce
proble`me que l'on veut re´soudre alors que, suivant les
dernie`res statistiques, un cinquie`me des postes vacants
au parquet ne sont pas occupe´s et qu'a` Bruxelles -qui est
le lieu ide´al pour une proce´dure de ce type- 30% des
postes de magistrats ne sont pas occupe´s ? Seule une
approche cohe´rente et globale de l'arrie´re´ judiciaire et
des me´thodes a` utiliser pour le re´duire serait une vraie
re´ponse. Pour cela, il n'est pas ne´cessaire de boulever-
ser les principes ge´ne´raux de droit, il suffit de pourvoir, la`
ou` c'est ne´cessaire -notamment a` Bruxelles-, les places
vacantes.
M. Marc Verwilghen, ministre : Si c'est aussi facile que
vous le dites, pourquoi ne l'avez-vous pas fait au cours
des douze anne´es e´coule´es ?
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Nous l'avons fait du-
rant une partie de cette pe´riode.
Confronte´ au proble`me, vous avez de´signe´ une commis-
sion, compose´e paritairement sur le plan linguistique, qui
vous a donne´ une solution toute simple pour re´sorber
l'arrie´re´ judiciaire a` Bruxelles. Vous n'avez pas utilise´
cette possibilite´. Ne nous reprochez pas ce que vous
e^tes incapable de faire ! Quand on est au gouvernement,
c'est, en principe, pour faire mieux que les pre´ce´dents. Il
en est de me^me pour les proce´dures pe´nales, elles sont
cense´es ame´liorer ce qui se faisait avant. Vous e^tes
cense´s ame´liorer ce que le pre´ce´dent gouvernement a
fait, mais je constate que vous e^tes dans l'incapacite´ de
de´bloquer la situation, malgre´ les solutions simples qui
vous sont propose´es.
Je voudrais relever un dernier point, a` savoir la surpopu-
lation des prisons. Celle-ci constitue un terreau ide´al pour
la re´cidive et pour le de´veloppement de la criminalite´.
Je terminerai en disant que ce projet est extre^mement
curieux dans son traitement. Ce matin, j'ai lu, comme
vous tous, ce que dit la vice-premie`re ministre, Mme
Onkelinx, de ce projet de loi :
la comparution imme´diate
sera a` mettre au passif du gouvernement
. C'est la` un
exemple de nouvelle culture politique ou`, alors qu'on
peut empe^cher un acte dont on dit qu'il est a` mettre au
passif, on se contente de le dire. La communication est
peut-e^tre bonne, mais c'est de la non-assistance a` loi en
danger que de dire que c'est mauvais puis de s'abstenir
d'agir. Dans la re´vision ge´ne´rale du code pe´nal, on
devrait peut-e^tre inscrire cette nouvelle infraction : non-
assistance a` loi en danger !
J'ai mesure´, durant la discussion ge´ne´rale, a` quel point
un certain nombre de groupes politiques ont exprime´ ce
que pudiquement j'appellerai un malaise. Cela a e´te´ vrai
des libe´raux (pas du VLD mais bien du PRL), des e´colos,
avec certaines nuances du SP, certainement du PS. La
conclusion est a` nouveau tre`s claire, c'est un passif.
Ce que vous nous demandez, c'est d'ajouter au passif, et
donc de voter un texte passif dans ce qui semble e^tre un
Etat social actif. Finalement, sur le plan judiciaire, on en
vient a` un Etat social passif, et en tout cas a` des
e´le´ments ne´gatifs. Je pense vraiment que nous sommes
ici en pre´sence du troc pur et simple. Il est clair, et cela a
d'ailleurs e´te´ annonce´ hier, que le VLD a besoin de ce
texte pour s'affirmer vis-a`-vis du Vlaams Blok en Flandre.
Cette pre´occupation, qui n'a rien a` voir avec l'ame´liora-
tion de la justice ni avec une socie´te´ plus juste, ame`ne a`
ce que l'on ne peut me^me pas appeler un compromis. En
effet, un compromis, c'est s'attaquer a` un texte en
essayant d'y faire passer un certain nombre de nuances,
de cle´s, de verrous qui permettent a` deux positions
extre^mes de se retrouver sur une position commune.
22
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
A cette logique du compromis, tre`s saine en de´mocratie
me^me si cela requiert certains efforts, on substitue la
logique du troc qui est profonde´ment ne´faste puisqu'en
fin de compte, elle aboutit a` multiplier le passif. Evidem-
ment, une partie de la majorite´ dira probablement que la
compensation de ceci doit e´galement figurer au passif du
gouvernement. Finalement, il ne s'agira plus de mettre
dans la balance l'actif et le passif mais les diffe´rents
passifs que chacun aura ajoute´s.
Pour e^tre se´rieux, je reviens a` ce qui constitue quand
me^me la liberte´ de l'individu et la volonte´ de la socie´te´
selon laquelle la mission essentielle de la justice est de
rappeler le droit, de le faire connai^tre, de rappeler la
norme et de faire savoir ce qui est commune´ment
accepte´ par la communaute´ nationale tout en ayant
conscience des barrie`res propres a` certains comporte-
ments.
J'en viens maintenant a` la deuxie`me mission fondamen-
tale du droit pe´nal et de la proce´dure pe´nale.
Cette mission consiste a` re´tablir les droits de la victime
en tenant compte de sa situation, de ses particularite´s et
en prenant soin de ne pas la brusquer. En effet, si tel
n'est pas le cas, elle n'aura pas le temps, par exemple,
de choisir un avocat et devra se contenter d'un avocat
commis d'office. Elle ne saura pas non plus re´unir toutes
les preuves et il y aura prose´cussion de cause, c'est-a`-
dire des frais supple´mentaires.
La troisie`me mission de la justice, a` laquelle nous tenons
particulie`rement en tant que de´mocrates, re´side dans le
fait de tenter d'analyser les personnalite´s, de chercher, a`
travers ces personnalite´s, la meilleure voie en vue de la
re´paration du pre´judice et de la re´insertion de la per-
sonne dans la socie´te´.
Celui qui parviendra a` remplir cette mission en quatre,
cinq, six ou sept jours sera un magicien ou n'aura
apporte´ qu'une seule re´ponse. On sera confronte´ a` un
flagrant de´lit avec des preuves qui auront e´te´ rassem-
ble´es dans un de´lai court. On se trouvera en pre´sence
d'une personne re´volte´e tout a` fait incapable d'accepter
la loi et de s'y plier. Quoi que l'on dise, l'une des fonctions
majeures de la proce´dure d'instruction est, notamment,
de cre´er ce temps de re´flexion. C'est la raison pour
laquelle, derrie`re la mise sous mandat d'arre^t, on trouve
souvent une vertu pe´dagogique dans le temps ne´ces-
saire pour faire accepter par l'auteur la re´alite´ du de´lit
commis, sa responsabilite´ dans les faits et examiner sa
situation. Tout cela sera balaye´ pour une certaine cate´-
gorie de personnes. Comme le re´sumait le journal Le
Soir, a` l'issue des auditions de spe´cialistes et de magis-
trats e´trangers, nous allons nous trouver en pre´sence
d'une loi inutile, impraticable et dangereuse.
Je suis donc d'accord pour dire que cela constitue du
passif mais j'ajouterai que, selon moi, il s'agit d'un passif
grave dans une de´mocratie. C'est la raison pour laquelle
nous ne nous rallions pas a` ce texte.
Mme Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC) : Monsieur le
pre´sident, je voudrais dire a` M. Viseur que Mme Onkelinx
n'est pas le mai^tre a` penser des libe´raux et qu'en ce qui
nous concerne, ce projet sera mis a` l'actif et non au
passif du gouvernement.
Le pre´sident : Monsieur Viseur, je tiens a` vous signaler
que je vous ai laisse´ de´border sur votre temps de parole
car M. Smets m'a promis d'e^tre bref.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik wens van deze gelegenheid gebruik te
maken om mijn ongenoegen te uiten over de gang van
zaken in dit huis. Wij hebben moeten vaststellen dat de
leden van de meerderheidspartijen op een allesbehalve
onpartijdige wijze hun functies waarnemen. Ik heb het in
de eerste plaats over de hopeloos onbekwame PRL-er
D'hondt, de plaatsvervangende voorzitter van de com-
missie voor Binnenlandse Zaken, die dinsdag het Vlaams
Blok zijn democratisch spreekrecht ontnam.
De voorzitter : Mijnheer Laeremans, ik heb graag dat
dergelijke zaken worden aangekaart in de Conferentie
van voorzitters. Ik herhaal voor de laatste keer dat hier
150 Kamerleden zetelen.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Uiteraard,
mijnheer de voorzitter, maar mijn volgende uitlating was
tot u gericht. Ik vind het onduldbaar dat u mij gisteren het
democratische recht hebt ontnomen om hier de eerste
minister te ondervragen over het terugfluiten van minister
Verwilghen, hoewel mijn vraag op reglementaire wijze en
tijdig was ingediend. U hebt hiermee het Reglement met
voeten getreden. Ik had dit van u nooit verwacht.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik
zal het nu hebben over het snelrecht of, zoals wij dat in
stadhuistaal noemen, de onmiddellijke verschijning. Ik
geef toe dat wij aan dit debat zeer veel plezier hebben
beleefd. Het feit op zich dat dit debat wordt gevoerd
beschouwen wij als een overwinning. Voortdurend werd
de link gelegd met de onveiligheid in de steden en de
reactie daarop, met name de onstuitbare vooruitgang van
het Vlaams Blok. De eis tot een veel snellere reactie op
de criminaliteit en een radicale aanpak van de stads-
criminelen komt inderdaad van het Vlaams Blok. Het is
bijgevolg niet toevallig dat iemand als Tony Van Parys
voortdurend verwees naar de komende gemeenteraads-
verkiezingen en naar de grote noodzaak om het snel-
recht in te voeren, als antwoord op de stadscriminaliteit,
als middel om de mensen weer hoop te geven en als
middel om extreem-rechts de wind uit de zeilen te halen.
HA 50
PLEN 042
23
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
Tony Van Parys vreest immers dat de CVP in de Arte-
veldestad door een nieuwe overwinning van het Vlaams
Blok niet uit het diepe dal zal kunnen klimmen en voor de
derde maal naar de oppositiebanken zal worden verwe-
zen.
De hevigste tegenstanders bevonden zich natuurlijk aan
de andere zijde van het politieke spectrum. In de eerste
plaats vinden wij ze terug aan Waalse zijde, waar bijna
unaniem een storm van protest opstak tegen de noch-
tans zeer bescheiden plannen van de minister van Jus-
titie. Voor de zoveelste keer is gebleken dat de echte
conservatieven van dit land zich vooral ten zuiden van de
taalgrens bevinden en de wil tot verandering daar uiterst
minimaal is.
Dan waren er ook de Franstalige en de Vlaamse liga die
zichzelf met nogal veel pretentie betitelen als de liga's
voor de Rechten van de Mens. Ik zou daarbij even willen
stilstaan, niet omdat ik die organisaties zo hoogstaand
vind of omdat ik wakker lig van die mensen, integendeel,
maar wel omdat men het nog maar eens nodig vond die
zogenaamde deskundigen naar het Parlement te halen
voor hoorzittingen, terwijl deze mensen, en meer bepaald
het tragikomische duo Beauthier en Pataer, louter na-
mens zichzelf praten en hoegenaamd niets zinnigs aan
het debat hebben toegevoegd.
Wat stellen die liga's voor ? Wat zijn het meer dan kleine
clubjes uiterst-linkse individuen, absolute marginalen,
een allegaartje van gefrustreerde politici of oud-politici
van het slag van Frans Lozie, Lode Van Outryve of Paul
Pataer, die in hun partijen al lang niet meer ernstig
worden genomen.
Nog maar eens komen zij hun aftandse verhaaltje over
klassejustitie doen, over het feit dat de straatcriminelen
- en dus nogal wat vreemdelingen - voortaan meer de
kans zouden lopen te worden gestraft, wat zij natuurlijk
een onaanvaardbare discriminatie noemen. Het werd
zelfs buitengewoon hilarisch toen de fanatieke Beauthier
aanklaagde dat de mensen zonder papieren - zonder
wettig verblijf hier - die criminele feiten plegen nu meer
kans zouden lopen om achter de tralies te verdwijnen uit
vrees dat zij anders zouden onderduiken. Ook dat is
volgens de Liga al een discriminatie.
Deze zogenaamde Liga's voor de Rechten van de Mens
hebben vandaag de dag nog altijd niet begrepen dat het
recht op veiligheid ook een mensenrecht is en dat het
onmiddellijk vrijlaten van gangsters en criminelen bijge-
volg meer tegen de mensenrechten ingaat dan hen tijdig
en lang genoeg achter slot en grendel plaatsen. De liga's
hebben blijkbaar nog altijd niet begrepen dat zijzelf,
samen met hun vertegenwoordigers, zoals Lode Van
Outryve en Eddy Boutmans in het verleden, in belang-
rijke mate mee verantwoordelijk zijn voor de totale chaos
in de binnensteden die zich vandaag voordoet. Door
telkens
opnieuw
ons
strafrechtsysteem
en
ons
gevangenissysteem af te breken en door massale ver-
vroegde vrijlatingen en telkens opnieuw collectieve gratie
te eisen hebben zij heel ons strafrechtsysteem onder-
mijnd en geridiculiseerd. Samen met de zwakke minis-
ters van Justitie van de voorbije twee decennia, zowel
liberalen, socialisten als christen-democraten - u hoort
daar ook bij, collega Van Parys - hebben zij de basis
gelegd voor de extreme laksheid en voor het beleid van
de fluwelen handschoen ten aanzien van de criminelen.
De opeenvolgende ministers van Justitie hebben niet de
moed gehad om aan het lobbywerk en aan de krankzin-
nige eisen van deze wereldvreemde mensen te weer-
staan. Zij hebben telkens nieuwe methodes gevonden
om criminelen niet te moeten straffen of om hun straffen
niet of nauwelijks uit te voeren. In 1980 zat nog bijna 75%
van de gevangenen zijn straf volledig uit. Vandaag is dat
amper nog 2%. Dat is een evolutie om u tegen te
zeggen ! Mijnheer de minister, door de fanatieke strijd
tegen het gevangeniswezen, door te eisen dat elke
gevangene zo vlug mogelijk zou vrijkomen is precies het
omgekeerde gebeurd van hetgeen had moeten gebeu-
ren. In plaats van te investeren in het gevangeniswezen
en extra mensen en middelen vrij te maken, het te
moderniseren en te humaniseren, zoals dat in Nederland
is gebeurd, heeft men het systeem door en door verwaar-
loosd. Daardoor hinken wij vele jaren achterop in verge-
lijking met onze noorderburen.
Ter illustratie wens ik even te onderstrepen dat Agalev
vroeger, in navolging van de Liga trouwens, verkondigde
dat gevangenisstraffen nooit meer dan 6 jaar zouden
mogen duren, omdat zij anders schadelijk zouden wor-
den voor de gedetineerde. Dan was er nog Renaat
Landuyt, die als SP-kamerlid en destijds als vertegen-
woordiger van die Liga in dit Parlement heeft staan
raaskallen dat de gevangenissen uiteindelijk eenvoudig-
weg moesten worden afgeschaft.
Tot vandaag merken we dat die aversie voor de gevan-
genisstraf blijft voortduren. Zowel de beleidsnota als het
veiligheidsplan van de minister, dat we hier tot nu toe niet
mochten bespreken, geven blijk van een manifeste af-
keer van deze straf die voortaan de grote uitzondering
moet worden en de alternatieve straf de regel. Nergens in
de beschaafde wereld bestaat dit, maar als het aan de
minister ligt, wordt dit bij ons binnen afzienbare tijd wet
omdat wij onze reputatie als het meest dadervriendelijke
land van Europa blijkbaar hoog moeten houden.
De bevolking neemt dit niet langer en revolteert in het
stemhokje. Ook de CVP merkte dit. De heer Tony Van
Parys onderstreepte dit op een aandoenlijke wijze, zowel
hier als in de commissie, door verontwaardigd te zeggen
dat de man in de straat het allemaal niet meer begrijpt en
niet kan aanvaarden dat er zo wordt getalmd met het
24
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
snelrecht. Het was blijkbaar bijzonder lang geleden dat
de heer Van Parys met de gewone man had gesproken,
want die zegt dat al zeer lang.
Wanneer de CVP nu aan de gewone Gentenaar gaat
vertellen dat de ze voor het echte snelrecht is en niet voor
het afkooksel van minister Verwilghen, zal die nuchtere
stropdrager - misschien weet u niet dat ik ook een
stropdrager ben - zich volgende vragen stellen. (Rumoer
in de zaal)
De voorzitter : Mijnheer Van den Eynde, u bent Brusse-
laar van afkomst.
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik ben Gentenaar van afkomst en ben daar nog
altijd trots op.
Die Gentenaar, die stropdrager zal zich de vraag stellen
of het niet dezelfde Tony Van Parys was die in zijn
hoedanigheid van minister van Justitie ook niets heeft
gedaan om de problemen op te lossen en hetzelfde
beleid van laksheid als zijn voorganger heeft gevoerd en
voortgezet. Uw partij, mijnheer Van Parys, is dus aller-
minst geloofwaardig als het op veiligheid aankomt. De
geloofwaardigheid van uw partij inzake veiligheid en
criminaliteit is mede door uw eigen toedoen nihil gewor-
den, zelfs al voert u nu in Gent een campagne rond
zerotolerantie en tracht u het Vlaams Blok te imiteren.
Op e´e´n punt hebt u wel gelijk. Deze wet is niet doeltref-
fend en is niet het snelrecht dat indruk zal maken op de
stadscriminelen. Er valt te vrezen dat deze wet in de
eerste plaats een symboolfunctie heeft, om ons imago
wat op te poetsen in het buitenland tijdens Euro 2000 en
om de kiezer te doen geloven dat er toch iets belangrijk
zou zijn gerealiseerd. Deze wet dreigt dus vooral een
fetisj te worden om de mensen wat wijs te maken maar
zal in de praktijk weinig zoden aan de dijk zetten.
De burgers en politieagenten ergeren er zich niet aan dat
er niet snel en binnen de week wordt veroordeeld, maar
wel dat dieven, geweldenaars, aanranders, criminelen
razendsnel weer vrij rondlopen en enkele uren na hun
arrestatie opnieuw oog in oog staan met de slachtoffers
en met de politieagenten die hen arresteerden. Dit alles
omdat onze wet op de voorlopige hechtenis zo slecht, zo
archai¨sch en zo extreem stringent is dat de parket-
magistraten wel verplicht zijn de criminelen haast onmid-
dellijk na hun arrestatie weer vrij te laten.
Precies daardoor voelen criminelen zich in onze steden
zo onaantastbaar. Het is onze wetgeving zelf die aan de
basis ligt van de almaar toenemende criminaliteit en aan
het almaar toenemend aantal recidivisten.
Ik geef een voorbeeld. Enkele dagen geleden werd,
blijkens een artikel van eergisteren in Gazet van Antwer-
pen, de 35-jarige man uit Molenbeek aangehouden voor
het stelen van een jas. Het was voor de 83ste keer dat
die man voor diefstal werd aangehouden en weer vrij
gelaten.
Dat is in dit land mogelijk; het is hier zelfs de gewoonste
zaak van de wereld geworden. En uiteraard zijn er nog
meer multirecidivisten zoals Abdelkhaled.
De wet van 1990 op de voorlopige hechtenis is een
miskleun in alle betekenissen van het woord en het
ergste is dat het snelrecht precies op deze wetgeving
wordt gebaseerd. Uit de toelichting bij dit wetsontwerp
blijkt meer dan duidelijk dat het geenszins de bedoeling is
een andere betekenis aan de wet op de voorlopige
hechtenis te hechten, noch ze op een andere wijze toe te
passen. Men zal de arrestanten even snel laten gaan als
nu het geval is. Dit is niet het pessimistische vermoeden
van een zwartkijker, maar het is letterlijk af te leiden uit
het zogenaamde veiligheids- en detentieplan dat wij niet
mochten bespreken. Immers, daarin wordt uitdrukkelijk
bepaald dat in de toekomst nog minder gebruik zal
mogen worden gemaakt van de wet en dat men dat zal
proberen te bewerkstelligen door het opleggen van re-
gionale quota voor de strafrechter, hoe gek dit ook moge
klinken. Inderdaad, een grotere uitholling van de macht
van de strafrechter is nauwelijks denkbaar.
In de praktijk, collega's, zullen bijgevolg degenen die
vandaag meteen worden vrijgelaten, ook in de toekomst
meteen worden vrijgelaten. Via het snelrecht zal men
vooral beogen de voorhechtenis van de andere gevan-
genen te verkorten.
Daarom
trachtten
wij
via
amendementen
het
toepassingsveld van deze wet te verruimen en tegelijk de
onzalige wet op de voorlopige hechtenis te wijzigen, niet
lukraak met de natte vinger, maar gebaseerd op de
Zwitserse wetgeving die terecht de mogelijkheid biedt
veel soepeler van de voorlopige hechtenis gebruik te
maken, wat veel lagere criminaliteitscijfers tot gevolg
heeft.
In ons voorstel geven wij ook de rechter de mogelijkheid
om de voorlopige hechtenis te laten uitspreken voor
feiten die worden beteugeld met minder dan een jaar
celstraf, zodat het misdrijf slagen en verwondingen - een
van de typische verschijningsvormen van de stads-
criminaliteit - eveneens onder het snelrecht zou vallen.
Maar het mocht niet zijn ! Ook de CVP bleef zich over-
tuigend scharen achter de bijzonder lakse wet op de
voorlopige hechtenis. Nochtans, tegelijk kon via ons
amendement komaf worden gemaakt met het 2de lid van
artikel 16 van deze wet, dat bepaalt dat voorlopige
hechtenis niet mag gebeuren met het oog op onmiddel-
lijke bestraffing. Deze alinea, waarvan uit de besprekin-
HA 50
PLEN 042
25
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Bart Laeremans
gen is gebleken dat zij destijds werd ingevoerd op
initiatief van niemand minder dan commissievoorzitter
Erdman, is een van de grootste vergissingen in deze wet.
Toch blijft deze bepaling behouden, hoewel zij duidelijk
indruist tegen de nieuwe wet op de onmiddellijke ver-
schijning en haar bijgevolg een merkwaardig absurd
karakter verleent.
Ik kan niet besluiten, mijnheer de voorzitter, alvorens nog
even aandacht te schenken aan de rol van de groenen
tijdens de commissiebesprekingen. De groenen die zo
verdeeld stemden in de commissie, zijn thans jammer
genoeg afwezig. Met een uitgestreken gezicht en een
uiterst nai¨eve schijn, trachtte Vincent Decroly de coalitie-
partners ervan te overtuigen dit wetsontwerp zodanig uit
te hollen dat er uiteindelijk niets meer van overbleef.
Gelukkig voor de regering, kon net worden vermeden dat
sommige leden van de meerderheidspartijen in ware
razernij opstaken.
Wij zijn alvast benieuwd naar het huidig stemgedrag van
de groenen en vragen ons af of mevrouw Talhaoui zich
andermaal even schizofreen zal gedragen door de amen-
dementen die zij zelf ondertekende niet te aanvaarden,
althans mochten zij opnieuw worden ingediend, wat ik
overigens betwijfel.
Het Vlaams Blok heeft even overwogen dit wetsontwerp
goed te keuren, mochten de groenen zich hebben blijven
verzetten om het hemelsbreed verschil aan te tonen
tussen hen en de VLD.
Gelukkig hebben we uiteindelijk deze wet niet goedge-
keurd, want het is geenszins een goede wet.
Ten eerste, is het kunst- en vliegwerk dat zeer snel in
elkaar is gebokst, met de klap van de zweep erbij om de
stemming over dit ontwerp te koppelen aan de stemming
over de naturalisaties in de Senaat. Ik kan geen andere
verklaring vinden voor de absolute noodzaak om van-
daag al over deze wet te stemmen.
Ten tweede, zoals reeds uitvoerig werd gezegd is het
toepassingsgebied veel te beperkt. De gewelddelicten,
e´e´n van de belangrijkste vormen van stadscriminaliteit,
vallen buiten het toepassingsveld van deze wet. De
gewone slagen en verwondingen vallen buiten het
toepassingsgebied. Dat is een belangrijk onderdeel van
de stadscriminaliteit die u beweert te willen bestrijden.
Ten derde, een week voorlopige hechtenis wordt het
absolute plafond. Wij vinden een week absoluut te kort. Ik
zal u een voorbeeld geeft. Als men de rechter kan
overtuigen om een getuige op te roepen, moet men in de
praktijk de betrokkene vrijlaten. Dat houdt geen steek. Als
men de procedure toepast die in het bepaalde artikel
wordt voorzien, wordt de aangehouden persoon na
7 dagen hoe dan ook vrijgelaten. De totaal onrealistische
termijn van 7 dagen is het absolute maximum. Ik heb dat
gevraagd en het staat ook in het verslag.
Ten vierde, men zal nooit tijdig voldoende bijkomende
rechters, griffiers en parketmagistraten kunnen installe-
ren. Vandaag bestaat er al een enorm tekort aan rechters
en zeker aan parketmagistraten. Men krijgt de kaders
voor de bestaande vacatures onmogelijk opgevuld. Nu
krijgen we er nog een aantal nieuwe vacatures bij. Men
zal daar geen volk voor vinden. Men heeft dit ontwerp
veel te laat bij de Kamer ingediend.
Ten vijfde, de toepassing van dit wetsontwerp beperkt
zich tot volwassenen. De jeugdcriminaliteit, die in de
steden veel voorkomt, blijft volledig buiten schot.
De heer Fred Erdman (SP) : Maar die procedure werd
onlangs ingevoerd !
De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) : Collega Erd-
man, we moeten nog wachten op het grote wetsontwerp.
Het snelrecht is van een andere categorie en heeft hier
nauwelijks enige effectiviteit.
Niettegenstaande alle punten van kritiek erkennen wij dat
dit wetsontwerp een zekere vooruitgang inhoudt. Het
principe is verworven - en dat is belangrijk -dat het
gerecht veel sneller moet kunnen reageren. Tot een
echte grote schoonmaakbeurt in de grote steden zal het
ontwerp absoluut niet leiden. Daarom durf ik te voorspel-
len dat er binnen de twee jaar fundamentele wijzigingen
aan dit wetsontwerp zullen worden aangebracht.
Aangezien wij om deze redenen het wetsontwerp niet
kunnen goedkeuren noch afkeuren zal het Vlaams Blok
zich gemotiveerd onthouden.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op mijn
beurt wil ik de rapporteur en de diensten van deze Kamer
van harte danken voor de noeste arbeid die ze de
voorbije dagen en nachten hebben verricht.
Mijnheer de minister, u zult ondertussen reeds begrepen
hebben dat de groenen niet echt verliefd zijn op het
wetsontwerp inzake de onmiddellijke verschijning, een
ontwerp dat ons reeds een aantal dagen in de ban houdt.
De groenen hebben het ontwerp als een koele minnaar
onthaald en benaderd.
Laten we elkaar echter goed verstaan. De groenen zijn
voorstander van een efficie¨nte en performante justitie. De
groenen willen de gerechtelijke achterstand zo snel mo-
gelijk gereduceerd zien. We zijn boos noch blind voor de
ontevredenheid en frustraties van de slachtoffers en het
verlies van geloof in de justitie van zovele rechtzoeken-
den waarvan de onredelijk lange termijnen waarbinnen
26
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fauzaya Talhaoui
zaken worden behandeld en de steeds opnieuw met
uitstel verwezen zaken mede de oorzaak zijn. De groe-
nen erkennen dit probleem en willen samen met u naar
oplossingen zoeken om dit euvel te verhelpen en een
betere werking van het gerecht mee te realiseren.
Justitie is echter eveneens rechtvaardigheid. Justitie is
veeleer het respect voor de rechten van verdediging
zowel van daders als van slachtoffers dan het ressorte-
ren van mediatieke effecten of het wekken van bepaalde
valse verwachtingen bij de bevolking die achteraf niet
kunnen worden ingelost.
Het voorliggend wetsontwerp beoogt de straffeloosheid
die ten aanzien van bepaalde misdrijven bestaat te
ontkrachten en op die manier het veiligheidsgevoel van
de burger te herwinnen dat de laatste tijd een flinke
knauw heeft gekregen.
Het ontwerp inzake onmiddellijke verschijning heeft sinds
het voorontwerp een aantal wijzigingen ondergaan. Er
werd tegemoetgekomen aan de meest opvallende op-
merkingen van de Raad van State onder meer door
wijzigingen van de regering en tijdens de bespreking in
de
bevoegde
commissie.
Het
afleveren
van
een
aanhoudingsmandaat door een onderzoeksrechter, de
mogelijkheid een beroep te doen op een kamer met drie
rechters, het terugbrengen van de termijn van 3 maan-
den naar 1 maand voor het verzamelen van voldoende
bezwaren voor een toepassing van de snelrecht-
procedure waren noodzakelijke verbeteringen om de
grondwettelijke waarborgen van de persoon met betrek-
king tot zijn vrijheid en de bescherming tegen willekeur te
vrijwaren.
Mijnheer de minister, de groenen hadden het echter
graag anders gezien. We hadden liever meer waarbor-
gen gekregen voor de uitoefening van de rechten van
verdediging zowel voor de daders als de slachtoffers.
Wat de dader betreft, gaat het uiteindelijk om de aanwen-
ding van een procedure waarin straffen tot 10 jaar
kunnen worden uitgesproken, een tamelijk zware straf-
maat als bovengrens waarvoor de dader over de nood-
zakelijke tijd moet kunnen beschikken om zijn verdedi-
ging behoorlijk op te bouwen. Voor het slachtoffer en de
burgerlijke partij is het eveneens belangrijk over vol-
doende tijd te beschikken om zijn rechten op herstel van
de schade te kunnen vrijwaren. Straffeloosheid tegen-
gaan betekent evenzeer het slachtoffer van het misdrijf
de nodige aandacht schenken. De strafbemiddeling leek
ons een interessant middel om via de confrontatie tussen
dader en slachtoffer de procedure af te wikkelen tot
beider voldoening.
Het is positief dat uit de besprekingen duidelijk werd dat
met de invoering van de snelrechtprocedure de regering
geen afbreuk wil doen aan de ontwikkeling van alterna-
tieve mechanismen zoals de bemiddeling in strafzaken of
alternatieve straffen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de
dienstverlening. Ik wil dieper ingaan op de alternatieve
straffen die trouwens ook in het regeerakkoord zijn
opgenomen.
Het penitentiair systeem, de gevangenisstraf, heeft al
geruime tijd zijn beperkingen bewezen. Talrijke studies in
binnen- en buitenland hebben gewezen op de inefficie¨n-
tie en het vaak zinloos karakter van de gevangenisstraf.
De meeste straffen zijn voor daders die geen al te groot
gevaar voor de samenleving vormen.
Voor de kleine criminaliteit brengt opsluiting vaak geen
oplossing. Voor kleine delinquenten blijkt een verblijf in
de gevangenis zelfs contraproductief te werken in het
licht van het waarborgen van de veiligheid van de burger.
Men mag bovendien niet uit het oog verliezen dat kleine
criminaliteit vaak in de hand wordt gewerkt door sociaal-
economische factoren zoals achterstelling en werkloos-
heid. De vraag rijst dan ook of justitie of repressie de
juiste methoden zijn om deze aberraties te verhelpen.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mevrouw, u raakt hier
een interessant punt aan. U hebt natuurlijk gelijk als u
zegt dat er vaak sociaal-economische en culturele facto-
ren aan de grondslag liggen van straatcriminaliteit. De
conclusie die u daaruit trekt, bijvoorbeeld dat u van dit
ontwerp een koele minnares bent, heb ik nooit goed
begrepen.
Als men niet krachtdadig reageert, ook ten opzichte van
mensen waarvan terecht sociaal-economische factoren
kunnen worden aangehaald, dan geeft u een enorme
ontmoediging aan de mensen die in dezelfde sociaal-
economische en culturele omstandigheden leven, maar
alles doen om niet in de criminaliteit terecht te komen. Zij
zijn integendeel bezig aan een vaak moeizaam proces
van emancipatie.
Het is dus geen zaak van repressie of preventie. Ze zijn
allebei ontzettend belangrijk. De voortdurende ondertoon
in uw redenering lijkt mij fundamenteel onrechtvaardig
ten opzichte van lotgenoten in dezelfde omstandigheden
die wel hun best doen om op het rechte pad te blijven.
Ik heb gisteren in Vrij Nederland een artikel gelezen van
de voorzitter van Forum, het sociaal cultureel bureau
voor migrantenwerking in Nederland. Hij zegt vanuit
dezelfde redenering dat een harde aanpak van jongeren
die uit de bocht gaan heel belangrijk is voor hun
integratieproces.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, mijnheer Van Peel heeft niet goed
naar mij geluisterd. Ik heb niet gezegd dat men niet
krachtdadig moet optreden of dat men ze niet moet
responsabiliseren. Ik had het hier daarentegen over
alternatieve straffen ter vervanging van gevangenisstraf-
HA 50
PLEN 042
27
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fauzaya Talhaoui
fen. Uw pleidooi is hier niet terzake. U hebt wel gelijk. Ik
ben ook voor responsabilisering. Ik pleit hier echter voor
de alternatieve straffen voor die jongeren. Ik denk dat we
elkaar toch begrepen hebben.
Minister Marc Verwilghen : Mevrouw, ik heb wel aan-
dachtig geluisterd. Ik wens daarbij twee bedenkingen te
formuleren.
Een eerste bedenking gaat over de rechten die verleend
worden, hetzij aan de verdediging voor de verdachten,
hetzij aan de burgerlijke partij.
Ik heb nog eens extra goed nagedacht over de middelen
die nu in de procedure van de onmiddellijke verschijning
worden voorgelegd. Indien u de vergelijking zou maken
met het klassieke opsporingsonderzoek, wat de gang-
bare procedure is, dan stel ik vast dat de procedure in
deze vorm, met de onmiddellijke verschijning, voor de
beide partijen meer waarborgen biedt dan actueel met de
standaardprocedure.
Ik kom tot mijn tweede bedenking. Ik volg u wanneer u
zegt dat er een probleem is met de inschatting van
alternatieve straffen. De oorzaak daarvan - die wij allen
kennen - ligt in het feit dat artikel 7 van het Strafwetboek
bepaalt welke straffen worden gehanteerd : de geldboete
en de gevangenisstraf. Mettertijd echter zijn ook andere
straffen zich beginnen veruitwendigen, alleen hebben wij
ze niet opgenomen in de schaal van straffen. Dat stelt
ons soms voor onoverkomelijke problemen, want wij
kunnen pas op die alternatieven een beroep doen als
bijvoorbeeld eerst een gevangenisstraf is uitgesproken.
Het is altijd het standpunt van de regering geweest - dat
blijkt trouwens uit de regeringsverklaring - dat de alter-
natieve straffen ook als volwaardige straffen moeten
worden beschouwd. Ik zou niet zozeer de term alternatief
gebruiken. Het gaat hier om een andere manier van
straffen, die vaak een veel genuanceerdere aanpak
toelaat, veel meer doelgericht werkt en ook het herstel
van de effectief geleden schade mogelijk maakt.
De regering zal er in ieder geval ook werk van maken.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik onderschrijf de mening van de minister. Ik begrijp
evenwel niet waarom in het oorspronkelijke ontwerp
inzake de snelrechtprocedure de mogelijkheid om alter-
natieve straffen op te leggen niet is opgenomen. Slechts
met het amendement van de heer Giet werd die moge-
lijkheid gecree¨erd.
In het ontwerp was er een grote onzorgvuldigheid. Men
was vergeten via het snelrecht alternatieve straffen mo-
gelijk te maken.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, de groene fractie houdt een warm
pleidooi voor de toepassing van alternatieve straffen die
rekening houden met de persoon van de dader, niet
alleen in het kader van de snelrechtprocedure, maar als
een volwaardig alternatief voor de gevangenisstraf. Een
onderzoek naar de persoonlijkheid van de dader om een
aangepaste straf toe te passen, is dan in deze ook een
conditio sine qua non.
Via een alternatieve straf wordt duidelijk gemaakt dat het
wangedrag niet wordt geduld. De dader wordt een dienst-
verlening als vorming opgelegd, die hij naast zijn beroep
of andere bezigheden moet vervullen. Op die manier
krijgt hij de kans om op een zinvolle manier zijn straf
binnen de samenleving uit te voeren. Hij kan op een
constructieve manier zijn schuld ten aanzien van het
slachtoffer en de samenleving voldoen. Trouwens, de
tijdsspanne tussen de overtreding en de bestraffing is
veel korter en neemt dus ook een mogelijk gevoel van
straffeloosheid weg.
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het niet-
uitsluiten van de dader van het sociaal weefsel en hem
uit de gevangenis houden zijn rei¨ntegratie vergemakke-
lijkt en het gevaar van recidive verkleint.
Kortom, mijnheer de minister, voor ons vormen alterna-
tieve straffen een belangrijke aanvulling op het strafrech-
telijk instrumentarium. Wij dringen aan op de publicatie
van de zogenaamde wet-Giet, samen met dit wetsont-
werp, om zo op een constructieve wijze mee te werken
aan het wetsvoorstel dat door de heer Bacquelaine werd
ingediend,
en
dat
ondertussen
door
de
zes
meerderheidsfracties werd ondertekend en bij de dien-
sten werd ingediend. Dit wetsvoorstel handelt over de
opname van alternatieve straffen, zoals de dienstverle-
ning, in ons globaal strafwetboek als een autonome straf,
om zo de invoering van een andere meer zinvolle manier
van bestraffen, die meer aangepast is aan het nieuwe
tijdperk dat wij zijn ingegaan, te bespoedigen.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Madame, j'ai une
petite question a` vous poser. Vous e^tes en train de parler
d'autre chose que du projet discute´; c'est tre`s bien.
Cependant, nous discutons actuellement non d'un projet
sur les peines alternatives mais sur la comparution
imme´diate. Je sais que cela peut faire partie de la
nouvelle culture politique. Mais comment expliquez-vous
que vous parliez de tout autre chose que du projet qui
nous occupe ?
Le pre´sident : Monsieur Viseur, si nous ne devions
parler que des choses dont il est re´ellement question,
nous parlerions souvent beaucoup moins longtemps.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (AGALEV-ECOLO) : Mijn-
heer de voorzitter, ten slotte zou ik het apprecie¨ren als de
minister mij op een aantal punten zou kunnen geruststel-
len. Ten eerste zijn er de sociale conflicten. In de
memorie van toelichting staat dat het bestraffen van
28
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Fauzaya Talhaoui
collectieve onlusten niet via de snelrechtprocedure zal
gebeuren. Kan de minister ons verzekeren dat speciale
acties die worden ondernomen als een uiting van het
grondwettelijk recht op een vrije meningsuiting en de
vrijheid van vergadering en vereniging niet via deze
procedure zullen worden gesanctioneerd ? Zal de minis-
ter dit ook duidelijk maken aan hen die deze wet moeten
uitvoering geven ? De memorie van toelichting heeft
immers een beperkte juridische waarde.
Een tweede punt is de wet-Giet. De groenen hechten
veel belang aan alternatieve straffen omdat ze zowel
tegenover de slachtoffers als tegenover de daders een
herstellende en rei¨ntegrerende werking hebben. We had-
den van de minister dan ook graag de bevestiging
gekregen dat de wet-Giet samen met het voorliggend
wetsontwerp, dat wet zal worden, zal worden gepubli-
ceerd.
Ten derde is het een uiting van goed bestuur om nieuwe
wetten op hun efficaciteit en merites te evalueren en
eventueel bij te sturen. Zal deze nieuwe snelrecht-
procedure, die door de buitenwereld en de kenners met
argwaan wordt bekeken, tijdig worden gee¨valueerd ? Zo
ja, wanneer ?
Rekening houdend met regeerakkoord zal mijn fractie dit
wetsontwerp op de onmiddellijke verschijning goedkeu-
ren. Tevens wens ik van de gelegenheid gebruik te
maken om de regering eraan te herinneren dat het
regeerakkoord ook andere prioriteiten bevat zoals de
bestraffing van milieudelicten en sociale en fiscale fraude
en dat ook hiervan snel werk moet worden gemaakt.
Tijdens de bespreking van het federaal veiligheidsplan
zal dit zeker aan bod komen.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik kijk uit naar de interpellatie van mevrouw Talhaoui over
het veiligheidsplan omdat dat blijkbaar de enige gelegen-
heid zal zijn waarop het Parlement zich erover mag
uitspreken. Ik zou graag het antwoord van de minister
horen op de vraag van collega Talhaoui of hij kan
verzekeren dat de snelrechtprocedure niet zal worden
toegepast voor sociale conflicten. Dit is een cruciale
vraag.
De voorzitter : Ik neem aan dat minister daar straks zal
op antwoorden.
De heer Tony Van Parys (CVP) : Ik weet dat u als
voorzitter houdt van een duidelijk en interessant debat
De voorzitter : De minister zal straks antwoorden. Het
veiligheidsplan zal op een latere datum worden bespro-
ken.
De vergadering is gesloten.
La se´ance est leve´e.
- De vergadering wordt gesloten om 12.46 uur. Volgende
plenaire
vergadering
vrijdag
18
februari
2000
om 14.15 uur.
- La se´ance est leve´e a` 12.46 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re vendredi 18 fe´vrier 2000 a` 14.15 heures.
HA 50
PLEN 042
29
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
30
HA 50
PLEN 042
18-02-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
VRIJDAG 18 FEBRUARI 2000
VENDREDI 18 FE
uVRIER 2000
INTERNE BESLUITEN
DE
uCISIONS INTERNES
INTERPELLATIEVERZOEKEN
Ingekomen
1. de heer Jean-Jacques Viseur tot de minister van
Justitie over
het feit dat het Federaal veiligheids- en
penitentiair beleidsplan niet in het parlement werd
voorgesteld
.
(nr. 262 - verzonden naar de plenaire vergadering)
2. de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste minister
over
de aangekondigde plannen inzake hervorming der
administratie en de afschaffing der kabinetten
.
(nr. 263 - verzonden naar de commissie voor de Binnen-
landse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar
Ambt)
3. de heer Alfons Borginon tot de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie over
de uitspraken van de gouver-
neur van de Nationale Bank met betrekking tot het
versneld terugdringen van het overheidstekort
.
(nr. 264 - verzonden naar de commissie voor de Finan-
cie¨n en de Begroting)
4. de heer Claude Eerdekens tot de eerste minister over
de uitlatingen van de directeur van het Centrum voor
gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding
.
(nr. 265)
DEMANDES D'INTERPELLATION
Demandes
1. M. Jean-Jacques Viseur au ministre de la Justice sur
la non-pre´sentation du plan de se´curite´ et de politique
pe´nitentiaire
.
(n° 262 - renvoi en se´ance ple´nie`re)
2. M. Karel Van Hoorebeke au premier ministre sur
les
projets de re´forme de l'administration et la suppression
des cabinets
.
(n° 263 - renvoi a` la commission de l'Inte´rieur, des
Affaires ge´ne´rales et de la Fonction publique)
3. M. Alfons Borginon au vice-premier ministre et mini-
stre du Budget, de l'Inte´gration sociale et de l'Economie
sociale sur
les de´clarations du gouverneur de la Banque
nationale concernant la re´sorption acce´le´re´e du de´ficit
des pouvoirs publics
.
(n° 264 - renvoi a` la commission des Finances et du
Budget)
4. M. Claude Eerdekens au premier ministre sur
les
propos du directeur du Centre pour l'e´galite´ des chances
et la lutte contre le racisme
.
(n° 265)
HA 50
PLEN 042
31
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
VRIJDAG 18 FEBRUARI 2000
VENDREDI 18 FE´VRIER 2000
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
ARBITRAGEHOF
Prejudicie¨le vragen
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier van het
Arbitragehof kennis van de prejudicie¨le vragen betref-
fende artikel 60 van het decreet van de Vlaamse Raad
van 22 december 1993 houdende diverse bepalingen tot
begeleiding van de begroting 1994, gesteld door het hof
van beroep te Antwerpen bij arrest van 18januari2000, in-
zake de NV E.T.S.BIS tegen de Belgische Staat; de
beschikking tot samenvoeging van de zaak met rolnum-
mer 1871 met de zaak met rolnummer 1820.
(rolnummers : 1820 en 1871)
Ter kennisgeving
COUR D'ARBITRAGE
Questions pre´judicielles
En application de l'article 77 de la loi spe´ciale du 6 janvier
1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la Cour
d'arbitrage notifie les questions pre´judicielles relatives a`
l'article 60 du de´cret du Conseil flamand du 22 de´cembre
1993 contenant diverses mesures d'accompagnement
du budget 1994, pose´es par la cour d'appel d'Anvers par
arre^t du 18 janvier 2000, en cause de la SA E.T.S.BIS
contre l'Etat belge; l'ordonnance de jonction de l'affaire
portant le nume´ro 1871 du ro^le avec l'affaire portant le
nume´ro 1820 du ro^le.
(n°
s
du ro^le : 1820 et 1871)
Pour information
32
HA 50
PLEN 042
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000