B
ELGISCHE
K
AMER VAN
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
Handelingen
Annales
I
NTEGRAAL VERSLAG
VAN DE PLENAIRE VERGADERING
C
OMPTE RENDU INTÉGRAL
DE LA SÉANCE PLÉNIERE
VAN
DU
12-07-2000
12-07-2000
voormiddag
matin
HA 50
PLEN 067
HA 50
PLEN 067
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2
HA 50
PLEN 067
AGALEV-ECOLO
:
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP
:
Christelijke Volkspartij
FN
:
Front National
PRL FDF MCC
:
Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone - Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS
:
Parti socialiste
PSC
:
Parti social chrétien
SP
:
Socialistische Partij
VLAAMS BLOK
:
Vlaams Blok
VLD
:
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
:
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 : Parlementair Document van de 50e zittingsperiode +
DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e
het nummer en het volgnummer
législature, suivi du n° et du n° consécutif
QRVA
: Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
: Questions et Réponses écrites
HA
: Handelingen (Integraal Verslag)
HA
: Annales (Compte Rendu Intégral)
BV
: Beknopt Verslag
CRA
: Compte Rendu Analytique
PLEN
: Plenumvergadering
PLEN
: Séance plénière
COM
: Commissievergadering
COM
: Réunion de commission
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Officie¨le publicaties uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Commandes :
Bestellingen :
Place de la Nation 2
Natieplein 2
1008 Brussel
1008 Bruxelles
Tél. : 02/549 81 60
Tel. : 02/549 81 60
Fax : 02/549 82 74
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
www.deKamer.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Inhoud
Woensdag 12 juli 2000, 10.00 uur
PLEN 067
BERICHTEN VAN VERHINDERING
5
WETSONTWERP EN -VOORSTEL
5
Wetsontwerp houdende sociale, budgettaire en andere
bepalingen (756/1 tot 17)
Wetsvoorstel van mevrouw Greta D'Hondt tot wijziging
van de reglementering inzake de gewaarborgde gezins-
bijslag, met betrekking tot het rechtgevend kind dat het
bestaansminimum geniet (768/1 en 2)
5
- algemene bespreking
5
spreker : Jean-Marc Delize´e, rapporteur
- regeling van de werkzaamheden
6
- schorsing
7
- algemene bespreking (voortzetting)
8
sprekers : Greta D'Hondt, Jean-Jacques Viseur
- regeling van de werkzaamheden
15
- algemene bespreking (voortzetting)
18
sprekers : Koen Bultinck, Zoe´ Genot, Greta D'Hondt,
Jean-Jacques Viseur, Luc Goutry, Frank Vanden-
broucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
Jan Peeters, Joos Wauters, Annemie Van de Cas-
teele, Filip Anthuenis, Hans Bonte
BIJLAGE
33
INTERNE BESLUITEN
33
PARLEMENTAIRE OVERLEGCOMMISSIE
33
BESLISSINGEN
33
INTERPELLATIEVERZOEKEN
33
INGEKOMEN
33
MEDEDELINGEN
35
COMMISSIES
35
VERSLAGEN
35
ARBITRAGEHOF
37
ARRESTEN
37
JAARVERSLAGEN
38
NMBS
38
RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING
38
Sommaire
Mercredi 12 juillet 2000, 10.00 heures
PLEN 067
EXCUSE
´ S
5
PROJET ET PROPOSITION DE LOI
5
Projet de loi portant des dispositions sociales, budge´taires
et diverses ((756/1 a` 17)
Proposition de loi de Mme Greta D'Hondt modifiant la
re´glementation relative aux prestations familiales garan-
ties, en ce qui concerne l'enfant be´ne´ficiaire auquel est
octroye´ le minimum de moyens d'existence (768/1 et 2)
5
- discussion ge´ne´rale
5
orateur : Jean-Marc Delize´e, rapporteur
- ordre des travaux
6
- suspension
7
- discussion ge´ne´rale (continuation)
8
orateurs : Greta D'Hondt, Jean-Jacques Viseur
- ordre des travaux
15
- discussion ge´ne´rale (continuation)
18
orateurs : Koen Bultinck, Zoe´ Genot, Greta D'Hondt,
Jean-Jacques
Viseur,
Luc
Goutry,
Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires sociales et des
Pensions, Jan Peeters, Joos Wauters, Annemie Van
de Casteele, Filip Anthuenis, Hans Bonte
ANNEXE
33
DE
´ CISIONS INTERNES
33
COMMISSION PARLEMENTAIRE DE CONCERTATION
33
DE
´ CISIONS
33
DEMANDES D'INTERPELLATION
33
DEMANDES
33
COMMUNICATIONS
35
COMMISSIONS
35
RAPPORTS
35
COUR D'ARBITRAGE
37
ARRE
^ TS
37
RAPPORTS ANNUELS
38
SNCB
38
INSTITUT NATIONAL D'ASSURANCE MALADIE-INVALIDITE
´
38
HA 50
PLEN 067
3
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
ADVIEZEN
38
FEDERALE RAAD VOOR DUURZAME ONTWIKKELING
38
VARIA
39
OBSERVATORIUM
VAN
DE
ARBEIDSMARKT
EN
DE
KWALIFICATIES
39
AVIS
38
CONSEIL FE
´ DE
´ RAL DU DE
´ VELOPPEMENT DURABLE
38
DIVERS
39
OBSERVATOIRE
DU
MARCHE
´
DU
TRAVAIL
ET
DES
QUALIFICATIONS
39
4
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
SE´ANCE PLE´NIERE
PLENAIRE VERGADERING
du
van
MERCREDI 12 JUILLET 2000
WOENSDAG 12 JULI 2000
10.00 heures
10.00 uur
De vergadering wordt geopend om 10.14 uur door de
heer Herman De Croo, Kamervoorzitter.
La se´ance est ouverte a` 10.14 heures par M. Herman De
Croo, pre´sident de la Chambre.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de
minister van de federale regering :
Ministre du gouvernement fe´de´ral pre´sent lors de l'ouver-
ture de la se´ance :
Frank Vandenbroucke.
De voorzitter : De vergadering is geopend.
La se´ance est ouverte.
Een reeks interne besluiten en mededelingen moeten ter
kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in de
bijlage bij de handelingen van deze vergadering opgeno-
men worden.
Une se´rie de de´cisions internes et de communications
doivent e^tre porte´es a` la connaissance de la Chambre.
Elles seront reprises en annexe des annales de cette
se´ance.
Berichten van verhindering
Excuse´s
Aime´ Desimpel, wegens ambtsplicht / pour obligations de
mandat;
Alexandra Colen, Fientje Moerman, wegens ziekte / pour
raisons de sante´;
Antoine Duquesne, Louis Michel, Johan Vande Lanotte,
buitenslands / a` l'e´tranger.
Collega's, mijnheer de minister van Sociale Zaken, het is
onduldbaar dat de Kamer voor de behandeling van het
wetsontwerp houdende sociale, budgettaire en andere
bepalingen waarvoor de regering de spoedbehandeling
heeft gevraagd, moet wachten op de aanwezigheid van
de regering.
Ik wens ook op te merken dat deze voormiddag 6
commissievergaderingen plaatshebben en deze namid-
dag 8. Dat is altijd zo als de paarden hun stal ruiken bij
het einde van de zittijd.
Wetsontwerp en -voorstel
Projet et proposition de loi
Wetsontwerp houdende sociale, budgettaire en an-
dere bepalingen (756/1 tot 17)
Wetsvoorstel van mevrouw Greta D'Hondt tot wijzi-
ging van de reglementering inzake de gewaarborgde
gezinsbijslag, met betrekking tot het rechtgevend
kind dat het bestaansminimum geniet (768/1 en 2)
Projet de loi portant des dispositions sociales, bud-
ge´taires et diverses ((756/1 a` 17)
Proposition de loi de Mme Greta D'Hondt modifiant la
re´glementation relative aux prestations familiales ga-
ranties, en ce qui concerne l'enfant be´ne´ficiaire
auquel est octroye´ le minimum de moyens d'exis-
tence (768/1 et 2)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion ge´ne´rale est ouverte.
HA 50
PLEN 067
5
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
M. Jean-Marc Delize´e, rapporteur : Monsieur le pre´si-
dent, en ce qui concerne la partie pour laquelle j'ai e´te´
de´signe´ rapporteur, plus particulie`rement la partie
em-
ploi
de la section
Affaires sociales
, je pense qu'il est
sage, a` l'aube de ces journe´es marathon, de me re´fe´rer
au rapport e´crit qui est fort complet.
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
men verwacht van ons dat we de debatten tot de finish op
een ernstige manier voeren.
Ik wens op te merken dat de wijze waarop en de snelheid
waarmee het verslag werd opgesteld - het voorbije
weekend moesten we onze bemerkingen erop indienen -
en de late ontvangst vanmorgen van het definitieve
verslag van het goede teveel is. Het is volkomen onaan-
vaardbaar dat men inzake een dergelijke belangrijke
materie - dat is ze toch gezien de spoedbehandeling die
de regering voor het ontwerp heeft gevraagd - naar het
schriftelijk verslag verwijst. Dit lijkt me onverantwoord.
Als de rapporteurs naar hun schriftelijk verslag verwijzen,
kan ik niet anders dan de schorsing van de vergadering
vragen opdat ik kan nagaan of het verslag dat ik vanmor-
gen heb ontvangen wel degelijk rekening houdt met mijn
aangebrachte wijzigingen.
(Applaus van de CVP en het Vlaams Blok)
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, ik kan de rapporteur
niet verplichten het woord te voeren.
Madame Genot, vous e^tes co-rapporteur. Puis-je vous
demander quelles sont vos intentions ?
Mme Zoe´ Genot, rapporteuse : Je me re´fe`re e´galement
au rapport e´crit.
Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Mijnheer de voorzitter, in
alle kalmte wil ik opmerken dat we dagenlang tot laat in
de nacht gewerkt hebben aan de behandeling van het
voorliggend wetsontwerp. Het verslag was op tijd klaar.
Dit verslag moet worden toegelicht om te kunnen toetsen
of men rekening heeft gehouden met onze bemerkingen.
Mijnheer de voorzitter, het gaat niet op dat men verwijst
naar het schriftelijk verslag. Men kan dit doen als het
wetsontwerp of -voorstel in de commissie unaniem werd
goedgekeurd. Dit gaat echter niet op voor ontwerpen of
voorstellen waar geen duidelijkheid of geen eenparigheid
over bestaan.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik richt me tot u als voorzitter van deze Kamer. Ik klaag de
werkwijze van deze Kamer aan. Ik herhaal dat we het
verslag slechts deze morgen ontvangen hebben. Ik
hoopte dat de rapporteurs ten minste de moeite zouden
doen om in hun mondeling verslag aan te duiden waar de
wijzigingen werden doorgevoerd. Zonder mondeling ver-
slag kan men moeilijk spreken van correct parlementair
werk. Ik vraag de schorsing van de vergadering zodat we
ons eigen verslag kunnen lezen.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, ik
sluit me aan bij de bemerking van mevrouw D'Hondt. Het
is ongehoord dat de rapporteurs in zo'n belangrijke
materie verwijzen naar hun schriftelijk verslag. Als u dit
toelaat, draagt u, mijns inziens, een belangrijke verant-
woordelijkheid ook inzake het verder verloop van de
debatten.
Mijnheer de voorzitter, de CVP doet een beroep op uw
autoriteit en rechtlijnigheid om dit niet toe te laten.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, ik sluit me aan bij de bemerkingen van de
dames D'Hondt en Pieters en van de heer Goutry. Dit
wetsontwerp wordt aan zo'n sneltreinvaart door de Ka-
mer gejaagd dat ernstig werk niet meer mogelijk is.
Mijnheer de voorzitter, ik heb geen ontwerp-verslag ont-
vangen. Dit betekent dat ik mijn betogen niet heb kunnen
nalezen en verbeteren. Het personeel van het secreta-
riaat weet dat ik dit plichtsgetrouw doe. Dat is misschien
wel de reden waarom ik het verslag niet heb ontvangen.
De voorzitter : Dat siert u, mevrouw.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, bij het bee¨indigen van de werkzaamheden heb
ik geprobeerd zorgvuldig te zijn. In samenspraak met de
diensten werd besloten het ontwerpverslag zo snel mo-
gelijk naar de leden te versturen. Dit is een gebruikelijke
procedure en het is ook deze keer vrij snel gebeurd. Ik
heb het definitieve verslag gisteren ontvangen. Ik dacht
dat alle leden de stukken hadden gekregen en dat alles
zo snel mogelijk was verlopen.
In de commissie is er geen lezing van het verslag
gevraagd door de commissieleden. Het was dus in orde
voor de bespreking in de plenaire vergadering. De pro-
cedure in de commissie is perfect verlopen. Mij lijkt alles
in orde.
De heer Marc Van Peel (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
op basis van de argumentatie van onze collega's vraag ik
een schorsing van een uur om het rapport na te kijken.
We verliezen daardoor geen tijd als er geen mondeling
verslag wordt uitgebracht. Een degelijk mondeling ver-
slag over een dergelijk belangrijk wetsontwerp zou zeker
6
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Marc Van Peel
drie kwartier in beslag hebben genomen. Ik vraag dus
een schorsing van een uur zodat wij in staat zijn het
rapport op een fatsoenlijke manier in te zien. Mijnheer de
voorzitter, ik vraag u dit formeel.
De voorzitter : Collega's, ik stel vast dat het rapport op
maandagavond vrij laat werd verstuurd. Ik weet niet
wanneer het is aangekomen. Blijkbaar is dat pas van-
morgen gebeurd. Men verzekert mij echter dat het de
Kamer op maandagavond verlaten heeft. Mijnheer
Daems, ik ben niet verantwoordelijk voor De Post.
Mijnheer Wauters, ik stel vast dat de commissie hieraan
vijf vergaderingen heeft gewijd. Ik zie in het verslag de
data van 27 en 28 juni en van 4, 5 en 6 juli.
La lecture du rapport en commission n'ayant pas e´te´
demande´e, j'interroge les deux rapporteurs : les modifi-
cations que les membres ont le droit de faire ont-elles e´te´
acte´es dans le rapport ?
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident, je
fais confiance aux services a` ce sujet. Je ne pense pas
qu'il y ait de proble`me.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le pre´si-
dent, pour ma part, j'ai eu l'occasion, lundi matin, de relire
l'e´preuve et les interventions les plus importantes e´taient
bien pre´sentes dans le rapport.
De voorzitter : Mijnheer Van Peel, ik zal een voorstel
doen. Ik vind het correct dat de leden het rapport kunnen
nalezen. Dit duurt echter niet lang, want het zijn allemaal
korte bemerkingen. Ik schors de vergadering voor 15
minuten.
De vergadering is geschorst.
La se´ance est suspendue.
- De vergadering wordt geschorst om 10.22 uur.
- La se´ance est suspendue a` 10.22 heures.
- De vergadering wordt hervat om 10.37 uur.
- La se´ance est reprise a` 10.37 heures.
De vergadering is hervat.
La se´ance est reprise.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, aangezien hier werd gesuggereerd dat de
diensten een fout hebben begaan, heb ik er mij onmid-
dellijk van vergewist wat daar nu van aan was. Zowel de
dienst van Verzending als het commissiesecretariaat
hebben mij bevestigd dat het verslag vrijdagavond per
spoedbestelling aan alle leden van de commissie voor de
Sociale Zaken is toegestuurd. Hen kan dus geen enkel
verwijt worden gemaakt. Ik heb hier overigens de stukken
bij mij om mijn stelling kracht bij te zetten. Er kan geen
zweem van verdenking overblijven, want de diensten
hebben hun werk uitmuntend uitgevoerd. Ik heb ook de
bewijzen dat het voorlopig rapport tijdig aan elk lid van de
commissie voor de Volksgezondheid is verzonden. De
opmerkingen moesten maandag 10 juli om 12.00 uur
binnen zijn en het definitief rapport is hier vanochtend als
document ter beschikking gesteld.
De diensten hebben - ik herhaal het - hun werk perfect
gedaan.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, ik sluit mij aan bij collega Wauters. Het is
geenszins mijn bedoeling geweest de diensten te treffen.
Zij werken altijd voortreffelijk, zelfs als hun een onmen-
selijk tempo wordt opgelegd.
Er is in ieder geval iets verkeerd gegaan en misschien lag
de fout bij De Post. Als mijn uitspraak de indruk heeft
gewekt dat ik de diensten viseer, dan verontschuldig ik
mij daarvoor, want dat was geenszins mijn intentie. Soms
telefoneren ze zelfs de leden om te vragen of er geen
correcties moeten worden aangebracht.
De voorzitter : Het doet genoegen dat te horen, me-
vrouw Van de Casteele.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, wat
ons betreft, doet wie wat fout heeft gedaan, helemaal niet
terzake. De kern van het probleem is dat wij hier vanoch-
tend samenkomen om in plenaire vergadering belangrijk
wetgevend werk te verrichten en dat na controle blijkt dat
niet alle leden vanochtend het verslag hebben ontvan-
gen - niet alle postbodes doen hun ronde vooraleer de
parlementsleden naar Brussel vertrekken -, laat staan dat
ze het konden nalezen. Dat het inderdaad gaat om een
niet-onbelangrijk document, wordt bewezen door het
aanzienlijk aantal artikelen, de belangstelling die ervoor
bestaat en de druk die de regering uitoefent om het
ontwerp in het parlement erdoor te jagen.
Mijnheer de voorzitter, bij een gewichtig ontwerp stellen
wij altijd meer dan e´e´n verslaggever aan. In dit geval
waren het er drie. Welnu, wij hadden gehoopt dat wij,
terwijl ze hun verslag naar voren brachten, bepaalde
opmerkingen konden formuleren, zodat wij meer vertrou-
wen in het verslag konden hebben. Het tart alle verbeel-
ding dat verslaggevers verwijzen naar het schriftelijk
verslag, wanneer niet alle leden erover beschikken en
het de bedoeling is de bespreking vlug af te ronden. Zo'n
werkwijze houdt risico's in.
M. Jean-Pol Poncelet (PSC) : Monsieur le pre´sident, le
proble`me n'est pas de faire des reproches a` l'un ou a`
l'autre. Nous sommes ici en se´ance ple´nie`re pour discu-
ter d'un projet de loi de pre`s de 300 articles que le
gouvernement a juge´ prioritaire. Nous constatons
HA 50
PLEN 067
7
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Pol Poncelet
qu'apre`s avoir accompli un travail correct en commission,
le rapport n'a e´te´ distribue´ aux membres que ce matin.
De`s lors, comment voulez-vous que les colle`gues qui ne
sont pas membres des commissions des Affaires socia-
les ou de la Sante´ publique et qui veulent s'inte´resser a`
ce proble`me puissent travailler correctement si le rapport
ne leur parvient que le matin me^me de la se´ance et si les
deux rapporteurs de la majorite´ refusent l'un et l'autre de
nous faire la synthe`se du projet dont il s'agit ? Cette
fac¸on de faire n'est pas du tout acceptable, alors que ce
projet est juge´ prioritaire par le gouvernement.
Le pre´sident : Monsieur Poncelet, vos arguments sont
valables. Bien que ce ne soit pas re´glementaire, on me
signale que les groupes disposaient de´ja` du rapport hier
matin. Mais il est exact que les membres ne l'avaient pas
rec¸u. Je sais que ce projet est important. Je regrette que
les membres aient rec¸u le rapport si tard. Les rapporteurs
de´cident de la manie`re dont ils font leur rapport. J'en ai
parle´ a` M. Delize´e et a` Mme Genot. Ils me re´pondent que
le rapport est tre`s complet et que ceux qui e´taient le plus
inte´resse´s par ce projet avaient de´ja` rec¸u le pre´-rapport
de`s vendredi ou samedi passe´. M. Wauters me le
confirme.
La discussion ge´ne´rale est reprise.
De algemene bespreking wordt hervat.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik hoor de opmerking niet graag dat wanneer wij opmer-
kingen maken over de wijze waarop de verslaggeving
hier gebeurt, dit wordt vertaald als zijnde een aanval op
de diensten van de Kamer.
Laten wij elkaar goed verstaan. Wij hebben in de com-
missie voor de Sociale Zaken, donderdag laatstleden, na
de plenaire vergadering de eindstemming gehouden. De
diensten van de Kamer hebben huzarenwerk verricht om
tussen de besprekingen door en na donderdag ons bij
spoedbestelling zaterdagmorgen in het bezit te kunnen
stellen van het voorlopige verslag, met de vraag aan de
leden hun uiteenzettingen na te zien en hun opmerkin-
gen, zoals dat op de brieven zo mooi staat vermeld, te
retourneren
vo´o´r maandagmiddag te 12 uur.
Wij hebben dit gedaan. Het veronderstelde dat de leden
van de commissie, die hun werk ernstig nemen, in het
weekend eraan hebben gewerkt om ervoor te zorgen dat
de diensten van de Kamer maandagmiddag over de
eventuele opmerkingen van de leden van de commissie
voor de Sociale Zaken beschikten. Pas dan zijn de
diensten van de Kamer aan het werk kunnen gaan om de
definitieve teksten op te stellen. Wie zijn wij om in deze
omstandigheden aan het adres van de diensten van de
Kamer te laten opmerken dat wij pas deze morgen het
verslag mochten ontvangen. De diensten van de Kamer
hebben prachtwerk verricht. Dit doet evenwel niets af van
de kritiek ten gronde.
Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn bedenkingen op de
teksten vo´o´r 12 uur overgezonden. Dit nam twee-en-een-
halve-bladzijde in beslag. Ik vermoed dat ik niet de enige
zal zijn geweest, want ook de ministers zullen wellicht
bemerkingen hebben geformuleerd, maar dat heb ik niet
nagekeken. Ik heb niet de de moeite gedaan om in dit
kwartier ook dat nog te doen. Met de snelheid waarmee
de werkzaamheden zijn verlopen werd de vertaling van
het verslag - met de beste bedoelingen - niet steeds
correct weergegeven.
Mijnheer de voorzitter, laten wij duidelijk zijn. Wij hebben
in geen enkel geval de diensten van de Kamer willen
viseren. Wij hebben wel de werkwijze in dit parlement
willen viseren. Mijnheer de voorzitter, bij uw aantreden
als voorzitter van de Kamer hebt u beloofd dit parlement
opnieuw in zijn waarde te herstellen. Deze werkwijze is er
geen voorbeeld van. Noch is het de nieuwe politieke
cultuur.
Mijnheer de voorzitter, inzoverre ik in de Kamer ervaring
heb, dient een plenaire bespreking met de bespreking
van het verslag niet ter zelfvoldoening van de leden van
de commissie voor de Sociale Zaken, maar wel om de
Kamerleden, ook zij die de werkzaamheden van de
commissie voor de Sociale Zaken niet konden volgen, op
de hoogte te houden van de evolutie van de bespreking
van dit belangrijke wetsontwerp. De Kamerleden wordt
die mogelijkheid onthouden. Vermits ik, naast vele an-
dere zaken, de parlementaire democratie en het respect
voor het parlement hoog in het vaandel draag, zal ik de
taak van de rapporteurs overnemen. Ik zal dan ook het
verslag voorlezen. Op die wijze is iedereen zeer goed op
de hoogte van wat zich in de commissie voor de Sociale
Zaken heeft voorgedaan. Trouwens, het is nog beter dan
wat wij in 1996 hebben beleefd. Bij de bespreking van de
vorige programmawet ter modernisering van de sociale
zaken werden documenten en boeken voorgelezen die
bij het onderwerp niet dienend waren.
Ik zal mij beperken tot het voorlezen van het verslag.
Eerst komt de minister van Werkgelegenheid aan het
woord, die niet aanwezig is bij de bespreking van haar
onderdeel van het wetsontwerp. De term
minister van
Werkgelegenheid
is modern. Het is niet meer
minister
van Tewerkstelling en Arbeid
. Wij zullen zeker nog een
programmawet krijgen om deze term te wijzigen.
Ik citeer :
Dames en heren, uw commissie heeft de haar
overgezonden artikelen van onderhavig wetsontwerp be-
sproken tijdens haar vergadering van 27 en 28 juni en 4,
5 en 6 juli 2000
.
(Onderbreking door de heer Filip Anthuenis)
Mijnheer Anthuenis, cijfertjes hebt u nog leren lezen. Ik
begin altijd bij het begin. De Chinezen beginnen achter-
aan maar ik begin vooraan.
8
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De voorzitter : Mevrouw, ik moet zeggen dat ik niet weet
welke methode de beste is.
De heer Gerolf Annemans (Vlaams Blok) : Men wijst
collega D'Hondt terecht in een vergelijking met de Chi-
nezen. De heer Anthuenis is duidelijk de Chinese vrijwil-
liger van de VLD vandaag. In feite zijn er twee Chinese
vrijwilligers.
De voorzitter : Mijnheer Annemans, daar bestaan wet-
ten over. Wees voorzichtig.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : De minister van Werk-
gelegenheid stelde in haar inleiding op de bepalingen
van de programmawet dat wat de werkgelegenheid be-
treft de in het ontwerp van wet opgenomen bepalingen
kunnen ingedeeld worden in een van de volgende drie
grote luiken. Enerzijds gaat het om de uitvoering van het
akkoord gesloten tussen de regering en de sociale
gesprekspartners in februari en bevestigd bij de
begrotingscontroles. Het gaat met name om de wijziging
van de wetgeving inzake terbeschikkingstelling alsook
om het gelijkstellen van de geschorsten krachtens artikel
80 van de werkloosheidsreglementering en de herint-
reders en herintreedsters met vergoede werklozen wat
de werkgelegenheidsmaatregelen betreft. Anderzijds,
stelde de minister, gaat het om de uitvoering van het
lenteprogramma van de regering, hoofdzakelijk gericht
op de bestrijding van de armoede. De minister zei dat in
dit kader vooral de twee nieuwe werkgelegenheids-
instrumenten dienen te worden vermeld die gericht zijn
op de integratie van langdurig werkzoekenden en
bestaansminimumtrekkers. Die nieuwe maatregelen zijn
enerzijds de werkgeversgroeperingen en anderzijds de
invoeginterim. Ten slotte, stelde de minister, gaat het om
een aantal diverse wijzigingen aan bepaalde stelsels
teneinde de werking ervan te verbeteren.
De minister vervolgde, volgens het verslag, dat ze in
dezelfde volgorde al de in de programmawet opgenomen
regelingen verder zou toelichten, wat ik hier dus ook loco
zal doen.
Deel 1 betreft de uitvoering van het akkoord tussen de
regering en de sociale partners. De minister zei dat er
vooreerst de verduidelijking van de wetgeving inzake
terbeschikkingstelling was. Op 20 december 1999 brach-
ten de sociale gesprekspartners in de NAR terzake een
advies uit dat daarna verder werd besproken met de
regering. Dit leidde begin februari 2000 tot een akkoord.
Dat akkoord wordt nu verwoord in de wijzigingen die
worden aangebracht aan de artikelen 31 en 32 van de
wet van 1987 op de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en
de terbeschikkingstelling. Aan de basisregeling worden
geen wijzigingen aangebracht, zo stelt de minister, omdat
enerzijds de terbeschikkingstelling principieel verboden
blijft en anderzijds er een reeks afwijkingen bestaan.
Noch dit principieel verbod, noch de afwijkingen worden
gewijzigd, aldus de minister. Om van een verboden
terbeschikkingstelling te kunnen spreken dient gelijktijdig
voldaan te worden aan twee voorwaarden. De arbeids-
kracht die ter beschikking wordt gesteld is een werkne-
mer, verbonden door een arbeidsovereenkomst met een
werkgever en er wordt door een andere werkgever
gebruik gemaakt van deze arbeidskracht waarbij deze
andere werkgever een deel van het gezag uitoefent dat
normaal door de oorspronkelijke werkgever wordt uitge-
oefend. Hieruit volgt dat het niet verboden is om een
werknemer ter beschikking te stellen wanneer er geen
overdracht is van een deel van het gezag naar de
werkgever-gebruiker. In deze hypothese is er immers
geen sprake van terbeschikkingstelling, doch van een
vorm van onderaanneming. Het spreekt voor zich dat er
op het terrein soms discussies kunnen ontstaan over
waar de toegelaten onderaanneming stopt en de verbo-
den terbeschikkingstelling begint. Hier zei de minister
ook in alle duidelijkheid dat sommige elementen op het
scherp van het mes zaten.
Ik lees verder. Om deze praktische problemen op te
lossen en rekening te houden met de evolutie in de
werkingsmodaliteiten van de ondernemingen, wensten
de sociale gesprekspartners de notie overdracht van enig
gedeelte van gezag te verduidelijken. Zo wordt er ge-
steld, in het nu voorliggende wetsontwerp, dat er geen
overdracht van gezag is als de werkgever-gebruiker zich
beperkt tot instructies inzake het welzijn op het werk,
aangaande de arbeids- en rusttijden en aangaande de
wijze van uitvoeren van het overeengekomen werk. De
minister zegt dat deze verduidelijking in de toekomst
ervoor moet zorgen dat interpretatieproblemen te velde
tot een minimum worden beperkt zonder dat aan het
principieel verbod op terbeschikkingstelling een wijziging
aangebracht wordt. De minister zegt dat de regering
samen met de sociale gesprekspartners zal blijven strij-
den tegen het zwartwerk en de praktijken van koppelba-
zen.
Naast deze verduidelijking van het onderscheid tussen
terbeschikkingstelling en onderaanneming wordt de wet
ook aangepast om de sociale gesprekspartners, via een
advies van de NAR, in staat te stellen een aantal
begrippen uit deze wetgeving verder te omschrijven, met
name de noties beperkte tijd, kortstondige uitvoering en
gespecialiseerde
opdrachten
die
een
bijzondere
beroepsbekwaamheid vereisen. Het gaat dus om begrip-
pen die in de praktijk tot discussie kunnen leiden. Deze
noties komen in artikel 32 van de wet van 1987 voor, dat
de voorwaarden omschrijft waaronder van dit principieel
verbod kan worden afgeweken.
Naast de aanpassing van de wetgeving inzake de terbe-
schikkingstelling wordt in het wetsontwerp, aldus de
minister, ook het akkoord tussen de regering en de
HA 50
PLEN 067
9
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
sociale gesprekspartners uitgevoerd om de geschorsten,
volgens artikel 80, en de herintreders en herintreedsters
met vergoede werklozen gelijk te stellen voor de federale
werkgelegenheidsprogramma's. Het gaat meer bepaald
om de werkgelegenheidsmaatregelen die aan de werk-
gever een bijdragevermindering toekennen wanneer
deze uitkeringsgerechtigde werklozen aanwerft. Als voor-
beelden
gelden
de
bijdragevermindering
van
het
voordeelbanenplan en van het plan +1, +2 en +3. In de
praktijk werd vastgesteld dat de geschorsten, volgens
artikel 80, en de herintreders naast hun reeds moeilijke
financie¨le situatie bovendien bijkomende problemen on-
dervonden om te worden aangeworven omdat de werk-
gever bij hun aanwerving geen bijdragevermindering
kreeg. De minister zegt dat zij, door hen gelijk te stellen
met vergoede werklozen, nu wel in aanmerking komen
zodat hun kans op indienstneming aanzienlijk verhoogt.
Deze situatie wordt in het wetsontwerp voor het plan +1,
+2, +3 geregeld. De minister zegt dat de wijziging van de
andere banenplannen, zoals bijvoorbeeld het voordeel-
banenplan, bij koninklijk besluit kan gebeuren.
Dit was het eerste deel van de uiteenzetting van de
minister, met name de uitvoering van het akkoord tussen
de sociale partners en de regering van februari 2000.
Deel twee van de uiteenzetting van de minister betrof de
uitvoering van het lenteprogramma. Het verslag zegt het
volgende.
Het tweede luik van de programmawet heeft betrekking
op nieuwe werkgelegenheidsinstrumenten die reeds in
het lenteprogramma van de regering vervat zaten. Het
gaat om hoofdstuk XI betreffende de tewerkstelling van
de moeilijk ter beschikking van de gebruikers te plaatsen
werknemers met de bedoeling ze opnieuw op de arbeids-
markt in te schakelen en tot organisatie van een invoeg-
interim. De artikelen 188 tot 197 die het hoofdstuk XI van
de programmawet vormen, spelen in op de aankondiging
in de regeringsverklaring, zei de minister. Deze artikelen
bepalen dat de regering de betrokken wetgevende en
bestuurlijke teksten zal aanpassen om de terbeschikking-
stelling van werknemers toe te laten, ofwel via de samen-
stelling van werkgeversgroeperingen, ofwel via de aan-
werving
van
werknemers
door
gespecialiseerde
maatschappijen.
De regeringsverklaring, zei de minister, preciseerde dat
de betrokken werknemers alle beschermingen zullen
genieten die door het arbeidsrecht zijn voorzien. De
regering heeft gewenst dat deze nieuwe voorzieningen
zouden inspelen op de doelstelling van verhoging van de
werkgelegenheidsgraad door meer in het bijzonder de
ernstige werkloosheidshaarden aan te pakken, dit wil
zeggen, de groepen met mensen die gestrand zijn in de
armoede of in de langdurige werkloosheid.
Concreet laat de eerste afdeling van hoofdstuk XI de
oprichting toe van werkgeversgroeperingen die werkne-
mers ter beschikking stellen van gebruikers die tot de
groepering behoren. Het gaat, zo zei de minister, om een
heel vernieuwende denktrant die toelaat banen te schep-
pen voor hen die er nu het moeilijkst een vinden. De
formule die werd gekozen in deze programmawet wordt
volgens de minister gei¨nspireerd - hoe kon het ook
anders - door een systeem dat in Frankrijk sedert meer
dan 10 jaar bestaat en dat heeft toegelaten dat meer dan
10 000 nieuwe banen werden geschapen nadat het op
kruissnelheid was gekomen.
Het gaat er in feite om toe te laten dat een aantal
bedrijven zich gaan groeperen om zo de werknemers te
mutualiseren. Elk van die bedrijven - het vaakst KMO's of
zelfs heel kleine bedrijven - zou het moeilijk hebben om
een bijkomende werknemer aan te werven omdat zijn
orderboek te veel schommelingen ondergaat en dat de
onderneming bijgevolg is het risico te lopen een persoon
meer in dienst te nemen. Met meerdere bedrijven kan het
risico worden gespreid en bijgevolg kan het worden
aanvaard. Het alternatief is dat een bedrijf ofwel niet
aanwerft, ofwel dat het enkel een kleine job aanbiedt. Met
andere woorden, een overeenkomst van korte duur of
zelfs een job in 't zwart. De groepering van werkgevers,
zo stelde de minister, laat de betrokken werknemers toe
te worden aangeworven met een voltijdse overeenkomst
van onbepaalde duur en zo vanzelfsprekend al de nor-
male sociale beschermingen te genieten. De regering,
zei de minister, heeft gewenst dat de betrokken werkne-
mers enkel moeilijk te plaatsen personen zouden zijn. Dit
wil
zeggen,
werklozen
van
lange
duur
of
bestaansminimumtrekkers,
naast
het
noodzakelijke
kaderpersoneel. Het risico van de nieuwe voorziening
zou echter zijn dat men een wedergeboorte meemaakt
van het systeem van koppelbazen of
slavenhandel-
aars
. Het wetsontwerp vermijdt definitief dat dit feno-
meen opnieuw de kop op steekt.
De werknemersgroeperingen zullen inderdaad een bij-
zondere juridische vorm moeten aannemen, deze van
groeperingen met een economisch belang die worden
geregeld door de wet van 17 juli 1989 die de financie¨le
solidariteit van de leden impliceert, die bovendien elk een
economische activiteit moeten uitoefenen. Dat verhindert
meer bepaald dat het systeem met stromannen, dat
weelderig bloeide in de jaren 80... - Daar stopt de zin
want zelfs bij nalezing door de rapporteurs is dit in de
machine blijven zitten. Ik vermoed dat de minister daar
wel een aanvulling heeft gegeven, maar die zin klopt
alleszins niet. Ook niet in het Frans trouwens. Ik zal deze
zin in het Frans lezen :
Ceci empe^che notamment le
syste`me des pre^te-noms qu'on avait vu fleurir dans les
anne´es 1980
. Deze zin klopt dus wel. De Nederlandse
tekst zal moeten worden aangepast.Een ander risico zou
geweest zijn dat de bedrijven zouden kunnen profiteren
10
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
van het systeem... - Lectuur is toch belangrijk. Ik zit nog
maar aan bladzijde 7 en ik heb al een tekstuele fout
ontdekt. We zullen voortdoen en dan zullen we er nog
vinden.Een ander risico zou geweest zijn dat de bedrij-
ven zouden kunnen profiteren van het systeem...
(Onderbreking) Ik heb ze thuis verwittigd.
Tot zaterdag, tot zondagmorgen, heb ik gezegd.
De voorzitter : Collega, mocht De Post goed functione-
ren, wij hadden die lectuur misschien niet nodig.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Voor mij is er geen
probleem. Dat gaat nog. Ik ben tot de dertigste nog in het
land.
De voorzitter : Augustus, mevrouw, of juli ?
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Wanneer u wilt. De
dertigste van iedere maand ben ik op het appel, voorzit-
ter.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt heeft het woord, mijn-
heer Anthuenis. Het is nog vroeg.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Een ander risico was
dat de bedrijven zouden kunnen profiteren van het sys-
teem om de werknemers onder mindere voorwaarden te
gebruiken dan hun eigen werknemers. Nogmaals is het
die wet die een dergelijk systeem verhindert, vermits het
de minister is die de werkgelegenheid onder haar be-
voegdheid heeft, die beslist welk paritair comite´ bevoegd
is voor elke groepering van werkgevers. De keuze is
echter beperkt, gelet op het feit dat het bevoegde paritair
orgaan moet worden verkozen uit die waaronder de
gebruikers ressorteren. Er kan bijgevolg geen sociale
druk worden uitgeoefend via deze nieuwe voorzieningen.
Om het principe dat aan de basis ligt van deze
werkgeversgroeperingen samen te vatten, zou men het
kunnen beschrijven via de formule
soepelheid voor de
werkgevers, zekerheid voor de werknemers
. Wie nog
een slogan zoekt voor de verkiezingen heeft er hier
alvast een.
Hetzelfde hoofdstuk 11 voorziet in zijn afdeling 2 in het
invoeren van een systeem voor invoeginterim. Het gaat
erom de bedrijven voor uitzendarbeid toe te laten ar-
beidsovereenkomsten van bepaalde duur te sluiten met
personen - langdurig werklozen of bestaansminimum-
trekkers - in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 2,
afdeling 1 van de wet van 24 juli 1987. Het gaat om de
plaatsen van de betrokken werknemers met een klas-
sieke arbeidsovereenkomst, dit betekent loonarbeid. Het
wetsontwerp bepaalt zelfs dat de arbeidsovereenkomst
van onbepaalde duur moet zijn en voltijds. Het gaat dus
niet om het aanbieden van een kleine job, maar wel om
een ree¨le en stabiele baan, aldus de minister. De werk-
nemers die in dit kader worden aangeworven, zullen
aldus een classificatie door arbeid genieten en tegelijk
een plaats gevonden of teruggevonden hebben op de
arbeidsmarkt via een normale arbeidsovereenkomst, dus
volgens de wet van 1978 en van onbepaalde duur.
De bedrijven voor uitzendarbeid zullen, wat hen betreft,
beschikken over mankracht die zij kunnen gebruiken
binnen de regelmatige behoeften van hun klanten. Het
paritair comite´ voor de uitzendarbeid wordt verzocht de
vergoedingsvoorwaarden van de werknemers te regelen
gedurende de periodes tijdens dewelke zij niet ter be-
schikking van de gebruiker worden gesteld. Bij gebrek
daaraan zal de Koning een referentie-paritair comite´
aanwijzen. Via de twee voorzieningen die in hoofdstuk 11
van het voorliggende ontwerp worden neergelegd, krij-
gen de werknemers die zich het moeilijkst op de arbeids-
markt kunnen plaatsen, nieuwe mogelijkheden om terug
een stabiele baan te vinden, die hen een nieuwe kwali-
ficatie door arbeid bezorgt.
Zo kwamen we aan deel 3, de verbetering van bestaande
instrumenten. Als derde en laatste deel wat het luik
werkgelegenheid betreft, stelde de minister, zijn er een
aantal wijzigingen aan bestaande wetgevingen die een
verbetering in de toepassing ervan beogen. Zo worden er
twee begrotingsfondsen opgericht in het kader van de
sociale Maribel. Wat de prive´sector betreft, was dit reeds
gebeurd via de wet van 24 december 1999. Nu gebeurt
het eveneens voor de werknemers uit de publieke sector,
die afhangen van de RSZ en niet van de RSZ-PPO. Het
betreft enerzijds het fonds voor de ziekenhuizen en de
psychiatrische verzorgingsinstellingen van de publieke
sector aangesloten bij de RSZ en anderzijds het fonds
voor de andere werkgevers van de publieke sector
aangesloten bij de RSZ. Volgens de minister gaat het dus
niet om een inhoudelijke wijziging aan de bestaande
sociale Maribelregeling, doch enkel om een verbetering
van de werking ervan. Door de oprichting van dit fonds
dat zal worden gestijfd met verminderingen van de
werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid, wordt
verzekerd dat alle bijdrageverminderingen ook effectief
worden omgezet in extra tewerkstelling.
Verder wordt een formele wijziging aangebracht aan de
bestaande wetgeving inzake de arbeidsduur in het bouw-
bedrijf. Voor de jaarlijkse vaststelling in deze sector, van
het aantal rustdagen als vermindering van de arbeids-
duur, dient momenteel een ingewikkelde en omslachtige
procedure te worden gevolgd. Deze procedure, stelde de
minister, bestaat uit in een in Ministerraad overlegd
koninklijk besluit, waardoor het recht op een aantal
rustdagen wordt vastgesteld en anderzijds een koninklijk
besluit ter uitvoering ervan, waarbij de concrete data van
deze rustdagen worden vastgesteld. Beide koninklijke
besluiten worden genomen na advies van het betrokken
paritair comite´.
HA 50
PLEN 067
11
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
De vereenvoudiging, zo stelde de minister, bestaat erin
dat in de toekomst jaarlijks enkel nog de concrete data bij
koninklijk besluit zullen moeten worden vastgesteld. Het
vaststellen van het recht, een reglementering die elk jaar
diende te worden hernomen terwijl het steeds om het-
zelfde ging, wordt nu in de wet ingeschreven.
De minister verklaarde ook dat de regering momenteel
onderzoekt hoe het statuut van de au-pair-jongeren kan
worden verbeterd. In de huidige stand van de wetgeving
is hun statuut nogal halfslachtig geregeld. Enerzijds
wordt het eerder beschouwd als een vorm van culturele
uitwisseling, aangezien er aan deze jongeren geen
werknemersstatuut wordt toegekend en anderzijds moet
het gezin dat de au- pair-jongere ontvangt, wel een
arbeidsvergunning bekomen.
In het verleden hebben diverse instanties, zoals bijvoor-
beeld het Centrum voor gelijke kansen en racisme-
bestrijding en de Adviescommissie voor de tewerkstelling
van buitenlandse arbeidskrachten, gewezen op de nood-
zaak van een betere regeling van hun statuut, teneinde
misbruiken te voorkomen. Er mag immers, zo stelde de
minister, niet worden vergeten dat dit stelsel in het
verleden ook werd misbruikt voor totaal andere doelein-
den, zoals bijvoorbeeld het bekomen van een vergunning
voor het tewerkstellen van cabaretartiesten.
Gelet op deze adviezen en op het feit dat deze jongeren
een aanzienlijk deel van hun tijd besteden aan huishou-
delijke taken zoals schoonmaken, maaltijdbereiding en
kinderopvang, overweeg ik - zo zei de minister - hen het
statuut van dienstbode toe te kennen. Dit statuut is
hetgeen duidelijk het nauwst aansluit bij de dagelijkse
werkelijkheid.
Terwijl het gastgezin tot nu toe slechts een beperkte
vergoeding betaald aan deze au-pair-jongeren, zullen ze
deze in de toekomst moeten vergoeden als een dienst-
bode. Om de werkelijke kosten voor het gastgezin te
beperken worden in het wetsontwerp twee maatregelen,
die nu reeds bestaan indien men als dienstbode een
werkloze aanneemt, uitgebreid tot de au-pair-jongeren.
Het gaat met name enerzijds om de vrijstelling van
betaling van werkgeversbijdrage voor de sociale zeker-
heid en anderzijds om de mogelijkheid een deel van het
uitbetaalde loon in mindering te brengen van de inkom-
sten, wat de inkomstenbelastingen betreft.
Via deze maatregel, zo stelde de minister, kan een
duidelijk en gunstig statuut voor de jongeren worden
gecombineerd met een aanvaardbare kostprijs voor het
gastgezin.
Sinds
een
aantal
jaren
bestaat
het
stelsel
van
doorstromingscontracten. Dit is een van de programma's
waarbij de uitkeringen actief worden ingezet als loonkost-
subsidie. Deze doorstromingsprogramma's hebben be-
trekking op de uitoefening van niet of onvoldoende
bevredigende collectieve behoeften, waarbij de werkge-
ver, het gewest, de gemeenschap, de gemeente, het
OCMW of een VZW is. De aangeworven werknemers
moeten langdurige werklozen of bestaansminimum-
trekkers zijn.
Eind april 2000 waren in dit stelsel reeds meer dan 6 500
werknemers aangeworven. Om dit stelsel nog beter te
kunnen inzetten in het belang van zowel de kandidaat-
werknemers, als van de maatschappij in zijn geheel,
wordt in het besproken ontwerp de mogelijkheid inge-
bouwd dat deze werknemers ter beschikking worden
gesteld. Deze juridische constructie laat toe dat de
werkgevers, zijnde de overheid en de VZW's, werkne-
mers ter beschikking stellen van andere lokale overhe-
den en VZW's, waar ze ervaring kunnen opdoen die hen
voorbereid op een doorstroming naar een regulier
arbeidssysteem.
Deze techniek is niet nieuw. Zo kunnen bijvoorbeeld de
OCMW's nu reeds de werknemers die ze werk verschaf-
fen, in toepassing van artikel 60, §7 van de OCMW-wet,
ter beschikking stellen van anderen. Volgens de minister
zou deze nieuwe toepassing van de terbeschikkingstel-
ling het mogelijk maken om bijkomende aanwervingen te
doen. Gemeenten zouden bijvoorbeeld een bijkomend
aantal werknemers via een doorstromingscontract kun-
nen aanwerven en ze gedurende een aantal uren per
week uitbesteden aan het lokale verenigingsleven, dat
noch de middelen, noch de behoefte aan een eigen
werknemer heeft. Om zeker te zijn van het correcte
gebruik van deze terbeschikkingstelling zal over elke
individuele aanvraag tot terbeschikkingstelling worden
beslist door de minister van Werkgelegenheid.
In hoofdstuk 12 van de titel Werkgelegenheid wordt een
aantal wijzigingen aangebracht aan de wet op de ar-
beidsovereenkomsten van 3 juli 1978 en aan de wet van
8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen. Dit
gebeurde teneinde de Europese richtlijn van 1991 aan-
gaande de elementen van bewijs van de arbeidsverhou-
ding, om te zetten in Belgisch recht. Deze richtlijn bepaalt
dat de werkgevers hun werknemers binnen de twee
maanden na het begin van hun arbeidsverhouding in
kennis moeten stellen van de belangrijkste gegevens van
de arbeidsverhouding. De meeste van deze elementen
uit de Europese richtlijn werden reeds uitdrukkelijk inge-
schreven in de Belgische wetgeving. Toch was een
aantal elementen nog niet expliciet opgenomen, wat met
het nu voorliggende ontwerp - zo zei de minister -
gebeurt. Het gaat onder meer om specifieke bepalingen
betreffende de werknemers die in het kader van hun
arbeidsprestaties een opdracht in het buitenland uitvoe-
ren van meer dan een maand. Voor deze specifieke
12
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
groep zal de werkgever, zoals bepaald in de richtlijn, een
aantal essentie¨le elementen moeten meedelen, zoals de
duur van de opdracht, de muntsoort waarin het loon
wordt uitbetaald en de eventuele voordelen die aan het
werk zijn verbonden.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, mag ik u even onder-
breken ? U kent het Reglement van de Kamer zeer goed.
U weet dat de spreektijd in de algemene bespreking 30
minuten bedraagt. Ik heb er geen probleem mee dat u de
spreektijd even overschrijdt, maar ik denk dat u toch een
inspanning moet doen om te besluiten.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Ik zal besluiten. Col-
lega Viseur zal nadien het woord nemen om het over de
materie van Sociale Zaken van minister Vandenbroucke
te hebben.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, ik heb geen moeite
met het feit dat u in een zekere mate een bescheiden
lesje aan de Kamer geeft. Ik weeg mijn woorden. Toch
zou ik het apprecie¨ren mocht u besluiten.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zal u twee of drie paragrafen over het belangrijke deel
inzake het aanpassen van het Belgisch recht aan de
Europese richtlijn besparen. Ik kom tot de slotbeschou-
wing. Het onderdeel werkgelegenheid van deze wet
bevat naast een aantal veeleer formele aanpassingen,
belangrijke nieuwe instrumenten. Zij zijn vooral gericht op
de integratie van de langdurige werkzoekenden en de
bestaansminimumgerechtigden. Aldus, zei de minister,
wordt niet enkel uitvoering aan het regeerakkoord gege-
ven, waarvan een van de voornaamste doelstellingen de
verhoging van de werkgelegenheidsgraad is, maar wordt
ook veel belang gehecht aan het bieden van kansen tot
integratie aan allen, ook aan dezen die tot op heden geen
voldoende aandacht kregen. De minister geeft aan dat
wij niemand aan de kant mogen laten staan. Hopelijk
geldt dat ook voor het parlement. Een periode van
hoogconjunctuur zoals we ze momenteel kennen, moet
ons ertoe aanzetten extra inspanningen te leveren om
iedereen nieuwe kansen te geven.
Dit was de uiteenzetting van minister Onkelinx. Het spijt
mij dat mijn spreektijd is verstreken, want nog een
boeiender uiteenzetting was deze van minister Vanden-
broucke. Aangezien ik het Reglement wil respecteren, zal
ik het daarover niet hebben.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
je pense, monsieur le ministre, que, la Chambre, vu la
faiblesse avec laquelle les rapporteurs ont re´sume´ les
choses, ne peut se passer de la lecture inte´grale de votre
expose´ qui e´tait remarquable.
Il est tout de me^me regrettable que l'on assiste ainsi
progressivement a` la disparition des re`gles e´le´mentaires
en la matie`re. L'expose´ et le rapport ne sont pas destine´s
au premier chef aux membres qui ont participe´ a` la
commission mais, pre´cise´ment, a` ceux qui n'y ont pas
participe´. C'est vraiment traiter le parlement avec me´pris
que de se dispenser de communiquer a` l'ensemble de
nos colle`gues la quintessence des travaux qui se sont
de´roule´s en commission.
L'expose´ introductif du ministre des Affaires sociales et
des Pensions a d'abord traite´ du titre II de la loi-
programme et dans le cadre de la de´claration du gouver-
nement sur l'augmentation du taux d'emploi, un comple´-
ment de pension est accorde´ aux fonctionnaires qui sont
dispose´s a` poursuivre leur fonction au-dela` de 60 ans.
Ce comple´ment de pension est de 1, 25% pour celui qui
travaille jusqu'a` 61 ans et augmente jusqu'a` 9% pour
celui qui choisit de travailler jusqu'a` 65 ans.
Dans le cadre de l'ame´lioration de la proble´matique de la
fin de carrie`re, un comple´ment de pension est e´galement
accorde´ aux agents qui, pendant un nombre minimum
d'anne´es, ont exerce´ une fonction contraignante dans le
secteur public, comple´ment dont ils peuvent be´ne´ficier a`
partir de 60 ans. Les agents inte´resse´s doivent compter
au minimum 35 anne´es de service et avoir exerce´ une
fonction contraignante dans le secteur public, durant au
moins 10 anne´es, pendant une pe´riode se situant entre
leur 49e`me anniversaire et la date de prise de cours de
leur pension.
La liste des fonctions contraignantes entrant en ligne de
compte sera e´tablie par arre^te´ royal.
Le ministre ajoute que, depuis plusieurs anne´es, diver-
ses autorite´s compe´tentes octroient a` certaines cate´go-
ries de personnel des syste`mes avantageux de re´gime
de de´part anticipe´ pre´alable a` la pension. L'extension de
ces conge´s pre´alables a` la mise a` la retraite entrai^ne une
importante charge budge´taire, parce que les anne´es
d'absence de ce type comptent pour la pension.
A partir de 2010, de tels conge´s pre´alables a` la mise a` la
retraite n'entreront plus en compte pour le calcul de la
pension. Cette mesure se justifie lorsque, a` d'autres
endroits, on souhaite inciter les personnes ayant de´-
passe´ un certain a^ge a` continuer de travailler. Simulta-
ne´ment, il faut veiller aux possibilite´s de de´part pour tous
pendant toute la carrie`re.
Le ministre indique a` cet e´gard qu'il vient d'obtenir un
accord avec la ministre flamande de l'Enseignement et
de la Formation, Mme Marleen Van der Poorten, pour
ne´gocier avec les organisations syndicales un cre´dit
temps, par lequel les fonctionnaires et les enseignants
disposeront de possibilite´s de de´part attractives et sou-
ples durant toute leur carrie`re.
HA 50
PLEN 067
13
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Un tel cre´dit temps est une composante essentielle de la
nouvelle politique que les gouvernements veulent mener.
Lors de la mise en oeuvre de la politique, une attention
particulie`re sera aussi accorde´e aux inte´resse´s qui, en
raison de leur a^ge, se retrouveront dans la phase de
transition entre l'ancienne et la nouvelle politique.
D'autres e´le´ments encore seront aborde´s dans une
discussion globale sur la fin de carrie`re, comme la
possibilite´ de prendre partiellement sa pension a` partir
d'un certain a^ge, des mesures afin de re´duire la charge
de travail ou encore l'offre d'autres ta^ches.
Il va de soi que la politique du gouvernement fe´de´ral en
matie`re de pensions doit e^tre en parfaite concordance.
C'est pourquoi le ministre nous informe de sa proposition
de cre´er, en collaboration avec Mme Van der Poorten, un
groupe de travail charge´ d'harmoniser le mieux possible
la politique flamande de revalorisation de la carrie`re dans
l'enseignement avec la politique fe´de´rale en matie`re de
pensions.
Le ministre souhaite e´galement mener une concertation
avec les ministres compe´tents pour l'enseignement fran-
cophone. Le chapitre
pensions
contient, par ailleurs, un
re´gime en matie`re de pensions pour certaines cate´gories
professionnelles spe´cifiques. Dans le cadre de l'ancien
re´gime de capitalisation existant pour les pensions, l'Of-
fice national des Pensions verse actuellement encore
des rentes de vieillesse et des rentes de veuves. La
loi-programme pre´voit que, dans le cadre de la simplifi-
cation et de la rationalisation de la re´glementation, ces
rentes seront converties en un paiement unique de
capital.
Le chapitre pensions comprend enfin un important cha-
pitre relatif a` la cotisation de solidarite´ pour les pensions.
La loi du 30 mars 1994 instaure une retenue de solidarite´
sur les pensions le´gales de´passant un plafond de´ter-
mine´. Pour la perception de cette retenue de solidarite´,
diffe´rents arre^te´s d'exe´cution ont e´te´ pris. Par son arre^t
du 15 juillet 1998, la Cour d'arbitrage a annule´ les
dispositions qui constituaient la base re´glementaire pour
les retenues de solidarite´ effectue´es entre le 1er janvier
1995 et le 31 de´cembre 1996.
Les dispositions le´gales qui sont a` la base de la percep-
tion de la retenue de solidarite´ a` partir du 1er janvier 1997
n'ont pas e´te´ mises en discussion par la Cour d'arbitrage.
L'arre^t de la Cour d'arbitrage ordonne seulement un
remboursement partiel, a` savoir dans la mesure ou` les
retenues de solidarite´ perc¸ues entre le 1er janvier 1995
et le 31 de´cembre 1996 se rapportaient a` des capitaux
paye´s avant le 1er janvier 1995.
En attendant, la base re´glementaire pour la perception
de la retenue de solidarite´ pendant la pe´riode du 1er
janvier 1995 au 31 de´cembre 1996 est, pour la partie non
vise´e par la Cour d'arbitrage, e´galement conteste´e par le
Conseil d'Etat pour vice de forme. Si le Conseil d'Etat
devait annuler cette base re´glementaire dans son inte´-
gralite´, la perception de la retenue de solidarite´ en 1995
et 1996 ne serait plus possible et les montants retenus
devraient e^tre rembourse´s.
Vu l'impact budge´taire d'un tel remboursement et en vue
de mettre fin a` l'actuelle inse´curite´ juridique, les disposi-
tions re´glementaires qui e´taient a` la base des retenues
de solidarite´ pendant la pe´riode se situant entre le 1er
janvier 1995 et le 31 de´cembre 1996 sont reprises dans
la loi-programme.
Le titre III de la loi-programme contient un certain nombre
limite´ de dispositions concernant les soins de sante´. Au
contraire des pre´ce´dentes lois-programme, celle-ci ne
contient donc pas de chapitre de´taille´ sur les soins de
sante´. Il a e´te´ convenu avec l'INAMI de pre´parer, pour la
fin 2000, un important projet de loi distinct relatif a` la
simplification des proce´dures et des structures, la re´-
forme du service de contro^le me´dical, etc.
Le titre
Soins de sante´
de cette loi-programme contient,
en re´sume´, les e´le´ments suivants :
- adaptation de la le´gislation relative a` la carte SIS afin,
d'une part, de simplifier la mise a` jour annuelle de la carte
et, d'autre part, d'e´tendre son utilisation a` d'autres dis-
pensateurs de soins que ceux qui sont tenus de lire la
carte;
- nouvel assouplissement des proce´dures du Fonds
spe´cial de solidarite´;
- adaptation du cadre le´gal des centres me´dico-
pe´diatriques, - pre´cision des dispositions en matie`re de
proce´dures de correction automatique et simplification
des e´ventuelles proce´dures consultatives, - introduction
d'un nouveau me´canisme d'imputation des de´passe-
ments en biologie clinique, qui se substitue a` l'actuel
me´canisme de re´cupe´ration souvent conteste´;
- assouplissement des conventions de coope´ration inter-
nationale;
- e´largissement du cadre du service du contro^le me´dical
et nouvelles re`gles de nomination;
- adaptation des modalite´s qui ont e´te´ e´tablies pour la
communication des donne´es par la cellule technique :
couplage RCN-RFM en fonction de l'avis de la commis-
sion de la Protection de la vie prive´e;
- augmentation de 2 a` 5% de la cotisation comple´men-
taire sur le chiffre d'affaires de l'industrie pharmaceuti-
que. Cette augmentation ne sera d'application que si, au
1er octobre 2000, aucun accord n'aura pu e^tre obtenu
entre le ministre des Affaires sociales et l'industrie phar-
maceutique sur l'e´volution et la mai^trise du budget des
me´dicaments.
14
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
Le titre IV contient un nombre limite´ d'adaptations a`
caracte`re pluto^t technique en matie`re d'accidents du
travail.
Le titre V traite des allocations familiales et contient, en
re´sume´, les dispositions suivantes :
- cre´ation d'un re´gime pour les allocations familiales dans
les e´tablissements universitaires;
- suppression du concept
femme de journe´e
;
- re´glementation pour les allocations familiales des man-
dataires locaux non prote´ge´s;
- octroi des allocations familiales garanties aux enfants
majeurs aux e´tudes qui rec¸oivent eux-me^mes le mini-
mum de moyens d'existence et continuent a` faire partie
du me´nage du demandeur;
- suppression d'un certain nombre de discriminations en
fonction du sexe des personnes qui constituent un me´-
nage de fait;
- responsabilisation des caisses d'allocations familiales;
- trimestrialisation des supple´ments sociaux d'allocations
familiales en faveur des cho^meurs, des invalides et des
pensionne´s.
Le titre VI contient quelque vingt-cinq dispositions sur la
Banque Carrefour. Il s'agit chaque fois d'adaptations
techniques, a` savoir l'ajout de re´fe´rences correctes a` la
loi sur la vie prive´e dans la le´gislation sur la Banque
Carrefour.
Le titre VII traite de la le´gislation ONSS, les principales
dispositions sous ce titre e´tant :
- l'extension du champ d'application de la re´duction des
cotisations des travailleurs salarie´s pour les bas salaires
(loi du 20 de´cembre 1999) a` tous les travailleurs salarie´s
qui ont un bas salaire et s'acquittent d'au moins 13,07%
de cotisations personnelles;
- l'octroi d'un statut social en matie`re d'allocations fami-
liales, de cho^mage et de soins de sante´ aux mandataires
locaux, tels les bourgmestres et les e´chevins, qui ne sont
couverts aujourd'hui par aucune autre protection sociale
en application de l'article 5 de la loi du 4 mai 1999
modifiant l'article 19 de la nouvelle loi communale.
Le titre 8 contient diverses dispositions touchant la loi sur
les ho^pitaux, la responsabilisation des parastataux so-
ciaux et la le´gislation sur les mutualite´s.
La loi sur les mutualite´s met avant tout l'enregistrement
des donne´es me´dicales plus en concordance avec les
exigences en matie`re de protection de la vie prive´e,
contenues dans la loi sur la vie prive´e. En outre, elle
assouplit la proce´dure d'adaptation de la liste des servi-
ces me´dico-techniques lourds, de fac¸on a` accroi^tre les
possibilite´s de mesures conservatoires.
En ce qui concerne la responsabilisation des parastataux
sociaux, une se´rie d'adaptations sont apporte´es a`
l'arre^te´-cadre de 1997, plus particulie`rement les disposi-
tions relatives au statut du personnel.
Alors que l'arre^te´ de base optait encore pour un re´gime
de personnel de´rogatoire pour les parastataux, il est opte´
aujourd'hui dans la re´forme vise´e par le ministre de la
Fonction publique pour l'application du statut ge´ne´ral
auquel est soumis le personnel de l'Etat. Il est toutefois
envisage´ la possibilite´ de pre´voir d'accorder des de´roga-
tions spe´cifiques pour des institutions.
Une trentaine d'articles du titre 8 traitent enfin de diver-
ses modifications qui sont apporte´es a` la le´gislation sur
les mutualite´s. La loi sur les mutualite´s est donc adapte´e
aux e´volutions qui se sont produites depuis 1990 dans le
secteur mutualiste et aux consultations qui re´sultent de la
pratique journalie`re.
Outre certaines adaptations purement techniques, une
se´rie de dispositions concernent les droits des membres
et les droits et devoirs des mutualite´s et des unions
nationales de mutualite´s, par exemple, en cas de disso-
lution d'une mutualite´, pour la publicite´ effectue´e par les
mutualite´s, le de´lai de prescription pour la re´cupe´ration
de cotisations, les amendes administratives en cas d'in-
fraction a` la loi.
Une se´rie de nouvelles re`gles sont pre´vues en matie`re
d'obligation d'information des mutualite´s vis-a`-vis de
l'Office de contro^le. Certaines adaptations visent a` un
assouplissement et une simplification de proce´dures
de´termine´es.
Un certain nombre de dispositions pre´cisent la proce´dure
qui doit e^tre respecte´e en cas de mutation depuis une
mutualite´ vers une autre union nationale.
Le statut provisoire de socie´te´ mutualiste est converti en
un statut de´finitif. Il est donne´ au Roi le pouvoir de
dissoudre celle-ci au cas ou` elle ne satisferait pas aux
dispositions le´gales.
- Voorzitter : de heer Paul Tant, tweede ondervoorzitter
Regeling van de werkzaamheden
Ordre des travaux
De heer Danny Pieters (VU&ID) : Mijnheer de voorzitter,
een uur geleden verzocht de fractievoorzitter van de CVP
om een onderbreking van een uur om de verslagen door
te nemen. Dat uur is thans voorbij.
HA 50
PLEN 067
15
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Danny Pieters
Het verzoek werd geweigerd, waarna de voorlezing van
gedrukte teksten begon. Welnu, het is schandalig dat wij
onze tijd moeten verliezen met te luisteren naar het
voorlezen van die teksten. Ik kan thuis noch ten aanzien
van mijn kiezers rechtvaardigen dat zoveel personen, die
zo'n hoge wedde ontvangen, hier aan het lijntje worden
gehouden.
Dit is grotendeels de schuld van de regering die deze
materie met een karwats door het parlement jaagde. Dit
is deels ook het gevolg van het feit dat ons werd
geweigerd gedurende een uur het verslag door te ne-
men. Tevens is dit te wijten aan een aantal ministers die
weigerden een degelijk debat te voeren.
Wat mij op dit ogenblik interesseert, is de mening van
mevrouw D'Hondt en van de heer Viseur over een en
ander, maar niet de leesbeurt die zij hier houden.
Ik ben het beu dat het parlement zich belachelijk maakt in
die mate dat nog nauwelijks kan worden beweerd dat dit
de plaats is waar het volk wordt vertegenwoordigd, want
dit zou een belediging zijn ten aanzien van de bevolking.
Mijnheer de voorzitter, voor mij is de maat vol en ik
verzoek u deze vergadering gedurende een uur te schor-
sen om dan onze werkzaamheden op een redelijke
manier voort te zetten.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
j'ai deux remarques a` formuler.
C'est la premie`re fois que je constate, dans un projet de
loi important comportant plus de 200 articles, que les
deux rapporteurs sont incapables en un quart d'heure
chacun, de faire rapport sur l'essence me^me de ce projet
de loi.
C'est aller a` l'encontre de tout le syste`me sur lequel notre
travail repose.
Il est e´vident que si les rapporteurs avaient demande´ une
suspension de se´ance pour e´tablir leur rapport, s'ils
avaient fait leur travail a` l'e´gard de cette assemble´e, tout
ceci ne serait pas arrive´. C'est regrettable.
Je voudrais aussi vous dire que l'on ne peut accepter de
voir le fonctionnement de notre parlement e^tre remis en
question, peut-e^tre implicitement, a` tout le moins certai-
nement ! Quel est le syste`me pre´vu ? Normalement, la
commission se penche sur le projet. Et vous comme
nous, il est tre`s clair que lors de cette commission, nous
n'avons pas fait barrage et que nous avons participe´
activement et efficacement a` ses travaux. Ensuite est
e´tabli un rapport, lequel est assume´ par les deux rappor-
teurs de´signe´s par la commission. Si nous acceptons
que, dans le cadre de projets de cette importance, l'on
traite par-dessus la jambe l'ensemble de nos colle`gues et
notamment ceux qui n'ont pas participe´ aux travaux de la
commission, pareille attitude constitue alors un manque-
ment a` des re`gles, certes formelles, mais ne´anmoins
essentielles pour le de´bat de´mocratique. Et je dirais
me^me plus : si nous devions accepter pareil comporte-
ment lors de la discussion de projets de ce type, autant
alors supprimer purement et simplement tout rapport
devant les assemble´es lorsqu'il s'agit de projets de
moindre importance !
Monsieur le pre´sident, c'est tout ce que je veux de´mon-
trer et c'est ce qui justifie la re´action de mon groupe.
M. Jean-Marc Delize´e (PS) : Monsieur le pre´sident, je
pense qu'une partie de l'opposition a peut-e^tre choisi une
strate´gie particulie`re pour les de´bats. Pour ma part, je
suis en tout cas relativement d'accord avec la remarque
de M. Pieters, qui me semble tout a` fait fonde´e. Certes, il
appartient a` chaque groupe de de´finir sa strate´gie dans
des de´bats comme celui-ci. Personnellement, je le re-
grette et trouve cette attitude ridicule. Selon moi, il y
aurait mieux a` faire que cette parodie de lecture.
Par ailleurs, il serait peut-e^tre inte´ressant que M. Viseur
aille voir dans les annales parlementaires si, lors de
l'expose´ du rapport devant les assemble´es, il n'a pas
de´ja` e´te´ fait re´fe´rence, au cours des pre´ce´dentes le´gis-
latures, a` un rapport e´crit - y compris dans le cadre de la
discussion de lois-programmes.
En outre, les rapporteurs ne sont pas responsables des
dates d'envoi et de re´ception des rapports e´crits. Du
reste, les membres de la commission ont rec¸u, la se-
maine dernie`re, l'e´preuve du rapport aux fins de le
contro^ler et - rejoignant la remarque de Mme D'Hondt - je
crois que personne ne remet en cause la qualite´ du
travail des services, lesquels ne sont pas responsables
des de´lais dans lesquels ils ont du^ travailler. Ainsi, en
ge´ne´ral, en fin de session, les chefs de groupe louent le
travail des fonctionnaires de notre assemble´e; je pre´-
sume qu'il en sera encore de me^me cette anne´e.
Alors, ou bien les intervenants s'interrogent sur la ques-
tion de savoir si les corrections qu'ils ont apporte´es sont
correctement inte´gre´es dans le texte final - lequel est
effectivement arrive´ tardivement, mais n'est pas du res-
sort du rapport; ou bien une partie de l'opposition exige la
lecture inte´grale pour des membres qui n'ont pas parti-
cipe´ aux travaux et qui sont tre`s peu nombreux ici en ce
moment. Pour ma part, je n'ai pas eu connaissance que
cela ait e´te´ exige´ dans le passe´.
En tout cas, monsieur Viseur, je ne me sens pas incapa-
ble de re´diger un rapport. La position que j'avais adopte´e
de concert avec Mme Genot consistait a` faire re´fe´rence a`
un rapport e´crit, afin de ne pas allonger les de´bats. De`s
lors, M. Pieters a raison : la proce´dure qui est suivie est
absolument ridicule.
16
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Marc Delize´e
Aussi, monsieur Viseur, aurais-je pre´fe´re´ entendre vos
commentaires, ainsi que ceux de Mme D'Hondt, sur
l'analyse du de´bat pluto^t qu'une lecture du rapport.
M. Danny Pieters (VU&ID) : Monsieur le pre´sident, je
partage tout a` fait l'analyse de M. Viseur. C'est d'ailleurs
pour cela que j'ai attendu une heure. Mais, maintenant,
l'attention ayant e´te´ attire´e sur ce proble`me, je propose
que nous commencions re´ellement a` travailler.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
buiten de leden die de werkzaamheden volgden in de
commissie voor de Sociale Zaken, zijn er weinig anderen
aanwezig.
Ik betreur het dat de andere bevoegde minister het niet
de moeite vond om thans aanwezig te zijn.
Hoe dan ook, in voornoemde commissie werd door alle
partijen, ook deze behorend tot de oppositie, constructief
werk geleverd. Nooit werd enige poging ondernomen om
de werkzaamheden te vertragen of onmogelijk te maken
en steeds was men bereid te schorsen als er oplossingen
moesten worden gevonden voor moeilijke juridische pro-
blemen.
Welnu, wij waren bereid op dezelfde wijze een grondig
debat te voeren in plenaire vergadering.
Ik denk niet dat het daaraan heeft gelegen. In dezelfde
mate waren wij bereid om tijdens deze plenaire vergade-
ring het debat ernstig te voeren, als men bij de aanvang
het parlement ernstig zou hebben genomen. Men had
ons het verslag moeten geven zoals het hoort. Ik heb niet
dezelfde ervaring als de heer Delize´e. Ik ben hier sinds
1995, maar tijdens de vorige legislatuur ben ik telkens
verslaggever geweest van een van de onderdelen van de
sociale programmawetten. Ik ben iedere keer, vanuit de
meerderheid, op de tribune gestapt om een zo objectief
mogelijk verslag te geven van de werkzaamheden in de
commissie voor de Sociale Zaken. Dit is geen verwijt aan
de verslaggevers zelf, want ik kan mij voorstellen dat het
niet simpel is een degelijke samenvatting te maken als
men het boek even vroeg als wij, of misschien een dag
eerder krijgt. Daar had men bij de regeling van de
werkzaamheden rekening mee moeten houden. Dit is
geen kritiek op de diensten van de Kamer.
Naar aanleiding van een overweging voor het al dan niet
aannemen van een bepaalde wijziging in de tekst, over-
woog minister Vandenbroucke dat we bij een dergelijke
actie op een tweede lezing zouden kunnen stuiten. Zelfs
dat hebben we in commissie op het einde niet gevraagd.
Wij hebben geen tweede lezing gevraagd omdat wij
constructief wilden meewerken. De elementen om dit
procedurespel te spelen waren nochtans aanwezig. Wij
hebben dat niet gedaan omdat wij bepaalde onderdelen
ten gronde met minister Vandenbroucke hadden willen
bespreken en teksten hadden willen verbeteren. Men
mag ons geen procedureslag aanwrijven. Wij hebben dat
in commissie niet gedaan en we waren noch zinnens,
noch voorbereid om dit vandaag te doen, als men de
werkzaamheden van het parlement zou hebben geres-
pecteerd.
Ik herhaal de vraag van de heer Pieters. Laten we om
Gods wil deze vergadering schorsen als de heer Viseur
gedaan heeft. Laten we na de middag in een iets serener
klimaat voortwerken.
De voorzitter : Mevrouw D'Hondt, ik vervang op dit
ogenblik de voorzitter, die mij de organisatie van de
werkzaamheden heeft meegedeeld. U zult begrijpen dat
ik de afspraak met hem wens na te leven. Na de heer
Viseur zullen de heer Bultinck, mevrouw Genot en de
heer Anthuenis nog in de ochtendvergadering het woord
krijgen. Zo is het althans georganiseerd. Als men meer
tijd nodig heeft om aan het verslag te besteden, kan men
dit om 14.00 uur met de echte voorzitter bespreken. Ik
ben slechts de dienstdoende voorzitter.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
je voudrais dire deux choses a` M. Delize´e.
D'abord, sous la pre´ce´dente le´gislature, il y a peut-e^tre
eu, comme d'ailleurs sous celle-ci, un certain nombre de
projets pour lesquels les rapporteurs s'en sont rapporte´s,
c'est le cas de le dire, a` leurs rapports e´crits. Mais c'est
toujours dans des projets limite´s et qui n'ont pas une
porte´e politique importante. Et sur ce point-la`, la Cham-
bre donne son assentiment sans restriction.
Cela dit, comme Mme D'Hondt, je n'ai pas l'expe´rience
de ce que, pour des lois importantes, l'on se contente
d'e´voquer le rapport e´crit. C'est une premie`re re´flexion.
Je trouve dangereux, quelle que soit la fonction que l'on
occupe dans une assemble´e, que l'on soit dans la
majorite´ ou dans l'opposition, de re´duire a` ne´ant la
fonction importante de rapporteur.
Dans la plupart des pays de´veloppe´s, le rapporteur
occupe d'ailleurs une position particulie`re dans les de´-
bats - a` un certain moment, l'on avait d'ailleurs pense´ le
pre´voir dans notre syste`me -, position qui est au me^me
niveau que les ministres parce qu'il est le garant de la
manie`re dont les de´bats se sont de´roule´s et de la qualite´
de ceux-ci.
Cela n'est pas innocent d'e^tre rapporteur, c'est un ro^le
important. J'estime qu'un rapporteur qui, dans la discus-
sion d'un projet de loi comme celui-ci, s'en re´fe`re sim-
plement a` son rapport e´crit - et je n'adresse pas de
reproche aux services de la Chambre, mais bien au
rapporteur - de´valorise comple`tement cette fonction
HA 50
PLEN 067
17
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jean-Jacques Viseur
importante. En effet, le rapporteur est un e´le´ment essen-
tiel. D'ailleurs, si je lis le re`glement de la plupart des
parlements e´trangers, le rapporteur assiste en perma-
nence aux de´bats pour rappeler quel a e´te´ le ro^le de la
commission.
Nous avons rec¸u ce rapport assez tardivement. Les
services ont fait tout ce qu'ils pouvaient et ils ont bien
travaille´. Mais le ro^le exact assigne´ au rapporteur doit
e^tre pris en compte.
Je terminerai en disant que les de´bats en commission ont
e´te´ riches et inte´ressants. Il n'y a eu, a` aucun moment, de
volonte´ de retarder ce projet ou d'empe^cher le bon
de´roulement des travaux. Le ministre a e´te´ extre^mement
attentif et il a probablement e´te´ le seul membre du
gouvernement a` avoir estime´ qu'il e´tait utile de participer
a` la discussion.
Le proble`me que j'ai souleve´ ne concerne pas le gouver-
nement. Il s'agit d'un proble`me spe´cifique a` notre assem-
ble´e. Je reste convaincu qu'il n'est pas ridicule, dans ces
circonstances, que l'assemble´e prenne conscience de ce
que les re`gles qu'elle s'est donne´es, notamment celles
concernant son organisation, ses rapports et la manie`re
dont ceux-ci sont de´veloppe´s, sont des e´le´ments essen-
tiels. Comme toute re`gle de proce´dure, elles tendent a`
prote´ger le faible contre le fort. Dans une assemble´e, le
faible est celui qui n'a pas participe´ aux re´unions en
commission, celui qui est dans l'opposition. Il est impor-
tant que sa protection soit assure´e a` travers un respect
formel des proce´dures.
Nous n'avons pas demande´ de seconde lecture en
commission. Nous n'avons pas demande´ un rapport de
deux heures. Nous demandions une synthe`se claire pour
que le parlement soit, dans son ensemble, en tant
qu'assemble´e, formellement a` me^me de mesurer la
porte´e de ces textes. On peut donc regretter que, en
raison de cette carence, nous ayons e´te´ oblige´s de faire
le travail qui aurait du^ e^tre fait par les rapporteurs.
J'attire votre attention sur le fait que, si un parlement en
arrive a` se brimer lui-me^me, la de´mocratie recule. Ou
alors il faut supprimer les re`gles et dire que le rapport
e´crit vaut rapport oral. On peut en discuter, mais ce n'est
pas le lieu et ce n'est en tout cas pas l'application actuelle
de notre re`glement.
Lepre´sident : Nous reprenons la discussion ge´ne´rale.
Wij hervatten de algemene bespreking.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal van mijn
spreektijd gebruik maken om commentaar te leveren op
de inhoud van het wetsontwerp.
Ondanks al het geblaat van de voorbije maanden over
politieke vernieuwing en nieuwe politieke cultuur, moeten
we vaststellen dat we eens te meer geconfronteerd
worden met een sociale programmawet waarin de rege-
ring alles heeft gedumpt wat ze nog snel geregeld wil
krijgen en wat nog snel door het parlement moet worden
gejaagd, liefst zonder al te veel tegenpruttelen.
Wat het betekent een programmawet snel door het
parlement te jagen, mochten we ervaren tijdens de
werkzaamheden in de commissie waar minister Onkelinx
met een totaal ongepaste arrogantie repliceerde op be-
togen van parlementaire collega's. De zogenaamde
nieuwe politieke cultuur van deze regering is niets meer
of niets minder dan onvervalste, oude politieke cultuur in
een mooie verpakking.
De arrogantie van de nieuwe regeerders verschilt in niets
van deze van de oude regeerders. Het zogenaamde
respect voor het parlement zit al even diep onder het
vriespunt als vroeger. Het vermelden waard is de beken-
tenis van minister Vandenbroucke dat de techniek van de
programmawetten niet zijn voorkeur wegdraagt. Ik ver-
moed dat deze bekentenis wellicht niet met even veel
woorden in het verslag van de werkzaamheden van de
commissie zal terug te vinden zijn.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik
kom tot de inhoud van het voorliggend wetsontwerp. Het
eerste hoofdstuk bevat maatregelen inzake de pensioe-
nen in de openbare sector. De maatregel waarbij men
een rustpensioenbonus toekent aan ambtenaren die na
hun zestigste blijven doorwerken, past nog volledig in de
stijl van deze regering die haar uiterste best doet om de
bevolking enkele maanden voor de gemeenteraads-en
provincieraadsverkiezingen te laten geloven dat er geen
einde kan komen aan de goed-nieuws-show. Na de leuke
beslissingen over de gratis bussen, de verlaging van de
sociale lasten, de verhoging van de kleine pensioenen,
de opslag voor de witte sector en de nakende belasting-
verlaging was er blijkbaar nog wat geld over voor een
pensioenverhoging voor die ambtenaren die na hun
zestigste blijven werken.
Ik richt me tot de christen-democratische collega's. Het
moet bijzonder frustrerend zijn om vast te stellen hoe
deze regering het geld door ramen en deuren gooit terwijl
de vorige regering de bevolking er voortdurend moest
van proberen te overtuigen de broekriem aangespannen
te houden.
Mijnheer de minister, inhoudelijk geven we de maatregel
om ambtenaren te stimuleren na hun zestigste te blijven
werken voorlopig het voordeel van de twijfel. Inderdaad,
er valt iets te zeggen om de ervaring van goed functio-
nerende ambtenaren die na hun zestigste nog willen
18
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
werken, niet zo maar weg te gooien. Op een arbeids-
markt waar een tekort aan arbeidskrachten bestaat, is
het niet langer te verantwoorden dat mensen zo vroeg uit
de arbeidsmarkt worden gestoten omdat ze zogezegd te
veel kosten.
Mijnheer de minister, het Vlaams Blok wenst te waar-
schuwen dat een pensioenbonus voor ambtenaren die
na hun zestigste blijven werken er niet mag toe leiden dat
men een nieuwe onrechtvaardigheid zou inbouwen met
betrekking tot werknemers en zelfstandigen die dit voor-
deel niet genieten. Het Vlaams Blok wenst er eveneens
op te wijzen dat minister Van den Bossche in het licht van
de herstructurering van het ambtenarenapparaat de ni-
veaus 3 en 4 wel sneller wil zien vertrekken. Tenzij de
regering ervan uitgaat dat ambtenaren van niveau 3 en 4
geen belastende functie hebben zoals bepaald in artikel
4 van de voorliggende programmawet, is dit voorstel
mogelijk in tegenspraak met de filosofie van minister
Vandenbroucke.
Mijnheer de voorzitter, het zou sympathiek zijn als de
minister van Sociale Zaken de moeite zou doen naar de
betogen te luisteren, zelfs naar die van het Vlaams Blok.
De voorzitter : Mijnheer Bultinck, u hebt gelijk.
Mijnheer de minister, het is voor de spreker weinig
aangenaam te moeten vaststellen dat de minister slechts
een oor overhoudt om te luisteren naar zijn betoog. Ik
verzoek u een einde te maken aan de externe commu-
nicaties.
Mijnheer Bultinck, u wacht maar.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik kan twee dingen tegelijk beluisteren.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
minister, het is aanbevelenswaardig te luisteren naar de
betogen van parlementsleden.
Mijnheer de voorzitter, collega's, de Raad van State heeft
erop gewezen dat de werkingssfeer van hogervermelde
maatregel ook betrekking heeft op personeelsleden van
de ministeries van de gemeenschappen en gewesten en
op bepaalde personeelsleden van de instellingen van
openbaar nut die onder deze deelgebieden vallen. Op die
manier zullen een aantal van deze diensten een grotere
loonsom moeten dragen. Enig overleg met de gemeen-
schappen en de gewesten was aangewezen geweest !
Mijnheer de minister, het valt te betreuren dat de regering
alleen de spoedbehandeling vroeg om deze maatregelen
snel via een programmawet te kunnen regelen. Het
Vlaams Blok had veel liever gezien dat de regering de
moed had opgebracht over een globaal pensioendossier
het debat met het parlement aan te gaan. Op dit ogenblik
krijgen we een zeer verward beeld van hetgeen zich in
het pensioendossier afspeelt.
Ondertussen is het al twee maanden geleden dat minis-
ter Vande Lanotte zijn Zilverfonds lanceerde. De minister
luidde opnieuw de alarmklok met betrekking tot het
wettelijk pensioen, wellicht om het slinkend aantal kie-
zers van de SP op te vijzelen. Vanuit het Vlaams Blok
lieten wij toen onze kritiek horen over deze poging om
iedere discussie over een eventuele defederalisering van
de pensioenen voor 40 jaar te blokkeren. Wij vroegen
ons luidop af wat de vorige socialistische minister van
Pensioenen tijdens de vorige legislatuur had gedaan of
vooral niet had gedaan om de eerste pensioenpijler veilig
te stellen.
Eind juni kregen we dan kennis van de volgende fase in
de pensioensvaudeville. De regering had een akkoord
bereikt over de tweede pensioenpijler. In de beste traditie
van de oude politieke cultuur werden drie dossiers die
niets met elkaar te maken hebben, samen geregeld. Het
betreft concreet de volgende dossiers die al jaren aan-
slepen. Ten eerste, gaat het over een gunstige regeling
voor bedrijven die hun werknemers aandelen of
winstaandelen geven. Ten tweede, gaat het over een
gunstige regeling voor sectorpensioenen en ten derde,
over een regeling die het bezit van een auto goedkoper
maakt, maar het gebruik ervan duurder. Een bepaalde
krant drukte het uit als :
Groene LPG en blauwe aande-
len werden verzoend met rode pensioenfondsen
.
Dat de regering het aanvullend sectoraal pensioenstelsel
zal stimuleren, wordt door het Vlaams Blok in eerste
instantie als positief beschouwd, ook omdat het om een
stelsel gaat dat vooral werkt op basis van het kapitalis-
atiestelsel in de plaats van het repartitiestelsel. We willen
de regering er echter even duidelijk voor waarschuwen
dat de sectorale pensioenfondsen los moeten staan van
de fondsen voor bestaanszekerheid. Het zal de regering
allicht niet ontgaan zijn dat het Vlaams Blok hier als
eerste de kat de bel aan bond en de misbruiken bij de
fondsen voor bestaanszekerheid aanklaagde via inter-
pellaties en uiteenzettingen in deze Kamer.
Als derde etappe in de pensioenvaudeville konden de
parlementsleden akte nemen van het feit dat in de nu
voorliggende programmawet een aantal artikelen betrek-
king hebben op de pensioenproblematiek. Mijnheer de
minister, dit komt de discussie over het globale pensioen-
dossier niet ten goede. Als Vlaams Blok betreuren wij dan
ook deze manier van werken. Als partij zijn we bereid de
globale discussie aan te gaan. Deze discussie kan echter
niet los staan van ons pleidooi voor een integrale defe-
deralisering van de sociale zekerheid.
HA 50
PLEN 067
19
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
Onze verontwaardiging was dan ook groot toen we
vaststelden dat de regering deze programmawet wil
misbruiken om het vervroegd pensioen voor leerkrachten
via een veralgemeend verlof voorafgaand aan de pen-
sionering financieel minder aantrekkelijk te maken. Men
bouwt hier verworven rechten af zonder dat men de
leerkrachten uitzicht geeft op enige compensatie.
In een tijd waarin dit beroep inhoudelijk verzwaard wordt
door allerhande bijkomende opdrachten met de bedoe-
ling tal van maatschappelijke problemen op te vangen en
te corrigeren en op een moment waarop de psychologi-
sche druk op deze beroepscategorie enorm toeneemt, is
dit een onbillijke beslissing. Leerkrachten zijn op 55 jaar
nog niet te oud om te werken. Op basis van de hierboven
genoemde vaststellingen is op 55 jaar de psychologische
grens voor tal van leerkrachten echter ruimschoots be-
reikt.
Voor het Vlaams Blok was de verontwaardiging des te
groter toen luidens de eerste berichten vanuit het Vlaams
onderwijsdepartement bleek dat Vlaams minister van
Onderwijs Vanderpoorten niet op de hoogte was van
deze maatregel. Bij het begin van de commissie-
bespreking van deze programmawet mochten we van de
minister vernemen dat er een werkgroep was opgericht
met mensen van het ministerie van Pensioenen en het
Vlaams ministerie van Onderwijs.
Deze drieste manier van werken is het zoveelste bewijs
van de poging tot recuperatie van het Belgisch niveau ten
opzichte van het Vlaams niveau dat voor Onderwijs
bevoegd is. Nadat men het Vlaamse niveau voor voldon-
gen feiten heeft geplaatst, richt men een werkgroep op
en kan men akte nemen van de genomen beslissingen.
Guy Tegenbos bedacht deze nieuwe interpretatie van het
zogenaamd Belgisch federalisme onlangs met de term
paars federalisme
waarbij de federale staat een lei-
dende rol krijgt. Het huidige tekort aan leerkrachten wordt
niet omgekeerd door dergelijke onpopulaire maatrege-
len. Bovendien liggen de lonen voor leerkrachten in
Vlaanderen beduidend onder het OESO-gemiddelde. Of
men het nu graag heeft of niet, dit dossier heeft een
communautair kantje. Vorige week bleek uit de OESO-
cijfers dat een Vlaamse leerkracht per maand liefst
15 000 Belgische frank minder verdient dan een collega
uit het Franstalig onderwijs.
Louter terzijde verwondert het ons geenszins dat uitge-
rekend op de Vlaamse feestdag een journaliste van de
regimekrant De Standaard het nodig achtte de OESO-
gegevens te relativeren. Als een leerkracht in dit land
financieel wordt gestraft omdat hij vervroegd met pen-
sioen wil, dan wordt hij tweemaal financieel benadeeld,
alleen maar omdat hij Vlaming is.
Trouwens, onderbetaalde leerkrachten het perspectief
op zuurverdiend vroegtijdig pensioen ontnemen, is ont-
moedigend en ronduit asociaal. De voorbije maanden
hebben overigens aangetoond dat de beleidsvoerders
niet van plan zijn in loonsverhogingen voor de onderwijs-
sector te voorzien. Het Vlaams Blok blijft bij zijn eis dat
deze maatregel uit de programmawet verdwijnt.
We hebben met veel aandacht de houding van de groene
regeringspartijen gevolgd, die zich reeds jaren opwerpen
als de zogenaamde verdedigers van de leerkrachten. Via
de pers konden we zelfs vernemen dat collega Joos
Wauters de desbetreffende paragraaf uit de sociale
programmawet geschrapt wou zien. Ik kan hem daarover
jammer genoeg niet aanspreken, omdat hij even de zaal
heeft verlaten. In ieder geval, dat er na de stoere
woorden geen daden zouden volgen, was reeds zonne-
klaar bij de bespreking van de programmawet in com-
missie. Na het overleg tussen de ministers Vanden-
broucke en Vanderpoorten bleek dat de gecontesteerde
maatregelen worden gehandhaafd en slechts twee cor-
recties worden aangebracht. minister Vandenbroucke is
bereid specifieke afspraken te maken voor de zoge-
naamde tussengeneratie en er kan worden gepraat over
wie op de lijst van zware beroepen komt te staan. Wat dit
laatste betreft, wordt er gedacht aan leerkrachten uit het
beroepsonderwijs en het bijzonder onderwijs.
Dit typisch Belgisch compromis werd bereikt door via een
amendement op de programmawet de Koning een vol-
macht te geven om
alle nuttige maatregelen te nemen
met inbegrip van de invoering of de uitbreiding van
uitstapmogelijkheden die passen in een beleid om de
globale activiteitsgraad van het personeel van de werk-
gevers bedoeld in artikel 2 te ondersteunen
. Vertalen we
dit jargon in mensentaal, dan betekent het dat de rege-
ring alle maatregelen kan nemen die zij nodig acht om
ook het pensioendossier van het onderwijzend personeel
te regelen. Collega's, eenieder die het wil zien, kan
vaststellen dat de tijd dat groene politici zich verzetten
tegen volmachten, ver achter ons ligt.
Hiermee werd ook duidelijk dat ieder dreigement van het
Vlaams Parlement om een belangenconflict in te roepen,
geneutraliseerd was en dat ook de groenen met deze
regeling vrede zouden nemen.
De voorzitter : Mijnheer Bultinck, gelieve af te ronden.
Uw spreektijd van 10 minuten is bijna op.
De heer Koen Bultinck (Vlaams Blok) : Mijnheer de
voorzitter, ik zal de aan de Vlaams Blok-fractie toegeme-
ten spreektijd van een half uur volmaken.
Ik zet mijn betoog voort. Nadat de traditie was gegroeid
dat elke coalitiepartner wat snoepgoed aan zijn achter-
ban mocht uitdelen, is nu het moment aangebroken
waarop eenieder eens plat op de buik moet gaan. Eerder
20
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
moest de VLD verregaande toegevingen doen in het
dossier van de werklozencontrole, omdat minister Onke-
linx absoluut de controle op vooral Waalse werklozen
nogmaals wil versoepelen. Blijkbaar is nu Agalev aan de
beurt, dat niet zal kunnen verhinderen dat een vroegtij-
dige uittreding uit het leraarsberoep financieel minder
interessant wordt. Dit verwondert ons overigens niet
echt, want Agalev heeft zich inderdaad zeer snel niet
alleen de arrogantie van de macht eigen gemaakt, maar
het heeft ook prompt geleerd Belgische compromissen te
sluiten. Op Vlaams niveau ging Agalev reeds meermaals
de mist in, denken we maar aan de beslissing inzake de
Isvag-verbrandingsoven in Wilrijk, de beslissingen betref-
fende Doel of de Volvo-uitschuiver van Mieke Vogels. Op
Belgisch niveau krijgen we nu de onderwijsbuiklanding
van Agalev, nadat het reeds in het dossier van de
nachtvluchten rond Zaventem plat op de buik moest
gaan. Blijkbaar wennen onze groene collega's zeer snel
aan Belgische compromissen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik
zou het bijna vergeten zijn, maar voor de geschiedschrij-
ving is het goed nogmaals te herinneren aan de rol die de
kleinste partij van Vlaanderen, met name de VU&ID,
speelde in het verhaal van de minder gunstige pensioen-
berekening voor de leerkrachten.
In het Federale Parlement fulmineerde de VU&ID-fractie
tegen deze maatregel; in het Vlaams Parlement dreigde
de fractie zelfs met het inroepen van het belangen-
conflict.
Toen ik tijdens de commissiebesprekingen minister Van-
denbroucke nogmaals de bevestiging vroeg over zijn
stelling dat er wel degelijk overleg was geweest met de
gemeenschappen en het Comite´-A, kreeg ik daarop een
bevestigend antwoord. Nochtans kon ik citeren uit de
Financieel Economische Tijd van 30 juni waarin minister
Sauwens verklaarde dat de Vlaamse delegatie in het
Comite´-A nooit de voorstellen van minister Vanden-
broucke had goedgekeurd. Andermaal bleek ook in dit
dossier de dubieuze houding van de VU&ID, die in het
Federale Parlement deze maatregel bestrijdt, maar waar-
van de ministers in de Vlaamse regering de moed niet
hadden om zich tegen deze onderwijsmaatregel te ver-
zetten. Andermaal bleek overduidelijk dat in de Vlaamse
regering de ministers Sauwens en Anciaux er voor spek
en bonen bijlopen. Wat ons betreft moet er maar eens
een einde komen aan de hypocriete situatie en moet men
bij de VU&ID maar eens de moed hebben om een einde
te maken aan de
emocratie
van Bert Anciaux in naam
van de democratie, hiermee een term aanhalend die de
heer Danny Pieters vorige week donderdag in de ple-
naire vergadering gebruikte.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte
collega's, de artikelen 22 en 23 van de sociale
programmawet beogen een welvaartsaanpassing van
het pensioenstelsel voor zelfstandigen. De maatregel tot
pensioenverhoging van 1 000 frank voor zelfstandigen
vanaf 1 juli 2000 is ongetwijfeld goed bedoeld, maar is
ruimschoots onvoldoende. Reeds vroeger waren wij de
mening toegedaan dat op termijn een verhoging en een
gelijkschakeling van de pensioenen van zelfstandigen en
werknemers tot de mogelijkheden moet behoren. Het is
niet van vandaag dat het Vlaams Blok aanklaagt dat de
pensioenen die nu aan de gewezen zelfstandigen wor-
den uitgekeerd dikwijls beschamend zijn. Wij zullen al-
vast vanuit onze hoek op deze nagel blijven kloppen tot
ook de zelfstandigen krijgen waarop ook zij recht hebben,
zijnde een menswaardig pensioen.
Dat men via de artikelen 24 en 25 met betrekking tot de
solidariteitsbijdrage op de wettelijke pensioenen een en
ander corrigeert, lijkt niet meer dan logisch na het arrest
van het Arbitragehof dat bepaalde dat de afhoudingen
tussen 1 januari 1995 en 31 december 1996 niet rechts-
geldig waren. Het arrest van het Arbitragehof bevatte
impliciet ook de verplichting om sommige afhoudingen
terug te betalen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte
collega's, omdat bijna alle aandacht van pers en publiek
naar het uitgebreide pensioenluik van deze programma-
wet uitging, zou men bijna vergeten dat ook nog een
aantal andere elementen in de programmawet aan bod
komen die ook even onze aandacht verdienen.
In Titel III, Geneeskundige verzorging, wordt een snellere
beslissingsprocedure aangekondigd voor de aanvragen
in het kader van het Bijzonder Solidariteitsfonds. Dat
delegatie van beslissingen mogelijk wordt vanuit het
College van Geneesheren-directeurs naar de advise-
rende geneesheer van het ziekenfonds inzake zeldzame
aandoeningen die een eenmalige ingreep noodzaken,
kunnen wij alleen maar toejuichen, ook al blijven wij bij
onze stelling dat de voorgestelde maatregelen allicht
technisch nog moeten worden verfijnd. Tijdens de be-
spreking van de begroting en de beleidsbrief sociale
zaken in december 1999 werd deze zaak trouwens reeds
aangekaart.
Uit het pijnlijke verhaal waarbij de firma Metronic op 1 juni
is gestopt met de gratis levering van prothesen voor
verwijde buikslagaders, blijkt ook duidelijk dat de discus-
sie over de terugbetaling van nieuwe geneesmiddelen en
implantaten toch wel eens ten gronde moet worden
gevoerd. Een versoepeling van de spelregels met betrek-
king tot het Bijzonder Solidariteitsfonds kan hiervoor
geen voldoende fundamentele oplossing bieden.
Mijnheer de minister, in artikel 40 van de voorgestelde
sociale programmawet wordt gedreigd met een verho-
ging van de bestaande aanvullende heffing op het om-
zetcijfer van de farmaceutische industrie van 2% naar 5%
als tegen 1 oktober 2000 geen akkoord is bereikt tussen
de minister en de industrie.
HA 50
PLEN 067
21
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
Mijnheer de minister, het Vlaams Blok kan begrip opbren-
gen voor uw betrachting om iets te doen aan de telkens
terugkerende budgetoverschrijding in de sector van de
geneesmiddelen. Zoals wij reeds aanhaalden tijdens het
themadebat geneesmiddelenbeleid, dat in de commissie
voor de Sociale Zaken en Volksgezondheid in maart
2000 werd gevoerd, willen wij hier nogmaals herhalen dat
wij alleen slaagkansen hebben om het geneesmiddelen-
budget onder controle te krijgen als er een ernstig
overleg volgt met alle betrokkenen, dus niet alleen met
de voorschrijvende artsen, maar ook met de apothekers,
de paramedici en de farmaceutische industrie.
Daarom willen wij u, mijnheer de minister, nogmaals op
het hart drukken een ernstige poging te ondernemen om
met de farmaceutische industrie een akkoord te berei-
ken.
Daarnaast willen we er nog even op wijzen dat zich ook
bij de patie¨nten een zekere mentaliteitswijziging zou
moeten voordoen. Men moet er niet langer van uitgaan
dat op ieder doktersbezoek een geneesmiddelen-
voorschrift moet volgen wanneer men het dokterskabinet
verlaat.
Mijnheer de minister, in hoofdstuk IV van titel V - de
artikelen 68 tot 77 - wil men een aantal discriminaties op
basis van het geslacht van de partners, die een feitelijk
gezin vormen, in de kinderbijslag wegwerken. Dit hoofd-
stuk gaat verder op de weg van eerder reeds besproken
wetsvoorstellen die ertoe strekten de discriminatie in de
berekening van de kinderbijslagen voor de kinderen uit
een feitelijk gezin waarvan de partners hetzelfde geslacht
hebben en de kinderbijslagen voor kinderen uit een
heteroseksueel gezin weg te werken. Zoals we ook bij de
bespreking van die wetsvoorstellen stelden, willen we
vanuit het Vlaams Blok terzake duidelijk zijn. Ik zal zelfs
duidelijker zijn dan de collega's van de CVP die toen in de
commissie, bij monde van onze sympathieke collega Luc
Goutry, fel tekeer gingen en tegen de wetsvoorstellen
stemden maar bij het plenaire debat afwezig bleven en
zich bij de eindstemming onthielden. Ook nu bleek bij de
stemming over de voorliggende artikelen met betrekking
tot dezelfde problematiek dat de CVP niet de moed had
om tegen te stemmen, ondanks het feit dat de partij
terecht verzet aantekende tegen het invoeren van de
vage term
feitelijk gezin
. Collega's van de CVP, enige
consequentie in woord en daad zou alvast uw geloof-
waardigheid in uw oppositierol ten goede komen. Vanuit
het Vlaams Blok willen wij u gerust enkele lessen geven
in het geloofwaardig voeren van oppositie. Wij zijn daar
graag toe bereid.
Mijnheer de minister, voor het Vlaams Blok als conse-
quente gezinspartij is het wegwerken van de discrimina-
tie op grond van de seksuele geaardheid van de
kinderbijslagtrekkers geen prioriteit. Dit betekent echter
geenszins dat het Vlaams Blok deze bestaande discrimi-
naties wil behouden. Het zal trouwens niemand verwon-
deren dat onze politieke prioriteiten elders liggen. Als we
zien met welke traagheid deze regering bijvoorbeeld de
discriminaties wegwerkt in het kinderbijslagdossier van
de zelfstandigen, dan ergert dat ons. Collega Anthuenis,
deze regering met de liberalen zal er inderdaad in
geslaagd zijn om snel de discriminaties weg te werken
voor alternatieve gezinsvormen terwijl men de zelfstan-
digen vraagt om voorlopig genoegen te nemen met een
verhoging van de kinderbijslag met slechts 600 frank. Dat
kan tellen als vorm van liberaal cynisme.
Als we zien dat deze regering totaal niet van plan is om
de fiscale discriminaties ten aanzien van de gehuwden
weg te werken, dan ergert dat ons. Als wij bij het
bespreken van de wetsvoorstellen van de heren Bonte,
Peeters en Borginon waarschuwden voor het feit dat wij
op een maatschappelijk hellend vlak terecht dreigden te
komen, dan krijgen we nu door de reeds aangekondigde
regeringsinitiatieven overschot van gelijk. De gemengde
werkgroep onder leiding van de ministers Aelvoet en
Verwilghen zit op de piste om het burgerlijk huwelijk open
te stellen voor alternatieve gezinsvormen. Evenzo gaan
er in de meerderheid stemmen op om het recht op
adoptie van kinderen ook uit te breiden tot mensen die
leven in alternatieve gezinsvormen. Welnu, de prioritei-
ten van het Vlaams Blok liggen duidelijk elders. Wij zijn
dan ook niet geneigd de artikelen die betrekking hebben
op de kinderbijslag voor alternatieve gezinsvormen goed
te keuren.
Mijnheer de minister, de sociale programmawet bevat in
titel IX ook een aantal maatregelen met betrekking tot
arbeid en tewerkstelling. Wij moeten vaststellen dat
minister Onkelinx met haar gekende arrogantie beslist
om hier afwezig te blijven. Wij missen uiteraard de
betrokken minister niet, aangezien het laatste wat men
kan doen wel is haar te verdenken van enige dossier-
kennis. Als gedrag tegenover het parlement is dit echter
flagrant.
Ik wil twee maatregelen die betrekking hebben op arbeid
en tewerkstelling even van naderbij bekijken. Via de
artikelen 174 tot 176 wil men nu reeds de wetgeving
aanpassen in voorbereiding van het eventueel toeken-
nen van het statuut van dienstbode aan au-pair-jongeren.
Via deze artikelen wordt aan de Koning een verregaande
volmacht gegeven om onder andere vermindering van
sociale zekerheidsbijdragen toe te kennen aan werkge-
vers die een au-pair-jongere in dienst nemen. Het is
storend dat men nu reeds maatregelen neemt in afwach-
ting van het eventueel toekennen van het statuut van
dienstbode aan au-pair-jongeren.
Het Vlaams Blok is geen vragende partij om nu gehaast
een deel van de rechtspositie van de au-pair-jongeren te
wijzigen. De wetgeving terzake werd immers vorig jaar
reeds aangescherpt om jongeren tegen allerlei misbrui-
22
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Koen Bultinck
ken te beschermen. De gelijkschakeling van het au-pair-
statuut met het statuut van een dienstbode betekent
trouwens dat een aantal vigerende bepalingen moeten
worden gewijzigd. Een voorbeeld is de beperking van het
aantal diensturen die nu voor een au-pair-jongere maxi-
maal 20 uren bedragen en voor een dienstbode onge-
veer 40 uren. Ook het wegvallen van de verplichting om
taallessen te volgen zou een gevolg van de wijziging van
de bepalingen zijn evenals de wijziging van het statuut
van de agentschappen die zich dan op het pad van de
arbeidsbemiddeling zouden begeven. In het dossier van
de aanpassing van het statuut van de au-pairs moet
zeker ook overleg met de gemeenschappen worden
gepleegd die voor de internationale culturele uitwisseling
bevoegd zijn. Iedere overhaasting is ook hier uit den
boze.
De bepalingen van artikel 77 van deze programmawet
voorziet in de afschaffing van het oude systeem van de
dienstencheques. Het Vlaams Blok heeft zich steeds
consequent verzet tegen de afschaffing van de diensten-
cheques, in de volksmond onder de naam
schilder-
cheques
gekend. Deze dienstencheques waren in
Vlaanderen zeer populair. Misschien is dat de reden van
de afschaffing van de dienstencheques. Minister Onke-
linx kent immers niet alleen nauwelijks een woord Neder-
lands. Zij heeft ook geen inzicht in de behoeften inzake
de tewerkstellingsmaatregelen van de verschillende ge-
westen. De minister bewees dit duidelijk met de invoering
van het Rosetta-plan. Het argument van de minister dat
deze dienstencheques voor onvoldoende extra tewerk-
stelling hebben gezorgd, klopt niet. Wie iets van econo-
mische wetmatigheden kent, weet dat alleen bijkomende
werkkrachten worden in dienst genomen als de werkge-
vers zekerheid over de duurzaamheid van het systeem
hebben. Dat was juist het knelpunt. Minister Onkelinx
zorgde zelf voor de grootste verwarring door haar diverse
aankondigingen inzake het vroegtijdig stopzetten van het
experiment met de schildercheques. In deze verwarring
wordt een nieuw systeem van dienstencheques aange-
kondigd, die niet fiscaal aftrekbaar zijn. Het Vlaams Blok
verzet zich tegen de afschaffing van de dienstencheques
zonder dat de regering duidelijkheid geeft over een
alternatief.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit
waren de politieke opmerkingen die ik namens de
Vlaams Blok-fractie naar aanleiding van de bespreking
van de voorliggende sociale programmawet wenste te
maken. Uit de kritische toon die ik terzake hanteerde, zult
u reeds de logische conclusie hebben getrokken dat het
Vlaams Blok deze sociale programmawet niet zal goed-
keuren.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Monsieur le pre´si-
dent, je me limiterai a` quelques points.
Nous voudrions, nous aussi, redemander a` l'ensemble
du gouvernement, y compris aux ministres e´colos, de ne
pas utiliser les lois-programmes pour des projets d'en-
vergure qui ne´cessiteraient de re´els de´bats de socie´te´ et
des de´bats parlementaires approfondis.
En ce qui concerne la partie
pension
a` laquelle je me
limiterai, d'ailleurs, nous pouvons partager l'objectif gou-
vernemental d'augmentation d'activite´ des travailleurs
a^ge´s, mais il doit s'assortir d'une diminution de la pres-
sion sur les 30-45 ans. A cette fin, l'option du cre´-
dit temps, qui a e´te´ e´voque´e a` diverses reprises, notam-
ment par le ministre en commission, doit e^tre privile´gie´e.
Cette option permet a` chacun de mieux moduler son
cycle professionnel. Elle nous parai^t e´galement primor-
diale si l'on veut permettre aux personnes de mieux
planifier leur temps de vie.
Nous espe´rons donc que le ministre travaillera dans cette
direction.
Nous voudrions e´galement pouvoir de´velopper notre
vision de ce fameux cre´dit temps que l'on sert un peu a`
toutes les sauces, le me^me terme n'e´tant d'ailleurs pas
toujours utilise´ pour le me^me concept.
Selon nous, le cre´dit temps est un droit attribue´ a` chaque
travailleur pour lui permettre d'utiliser un certain volume
de temps libre sur l'ensemble de sa carrie`re profession-
nelle. Chacun peut ainsi utiliser son temps sans devoir se
justifier sur une quelconque situation particulie`re. Il res-
ponsabilise la personne par rapport a` sa carrie`re et lui
permet de privile´gier davantage des moments de vie ou`
il souhaite interrompre son activite´ professionnelle en
fonction de ses valeurs et priorite´s.
Le cre´dit temps assure donc une plus juste re´partition
des revenus puisque lorsqu'une personne utilisera son
cre´dit temps, un cho^meur sera remis au travail. Cette
solution permettra e´galement des activite´s a` temps par-
tiel.
Il responsabilise donc la personne quant a` sa carrie`re et
lui permet de privile´gier des moments de vie ou` il
souhaite s'interrompre en fonction de ses valeurs et de
ses priorite´s propres.
Le cre´dit temps assure donc une plus juste re´partition
des revenus puisqu'une prise de cre´dit temps engendre
une mise au travail de cho^meurs, permet de s'engager a`
temps partiel; par le fait me^me, il e´quilibrera mieux la
re´partition entre les hommes et les femmes.
Ce nouveau droit s'inscrit ainsi clairement dans une
philosophie de meilleure conciliation entre vie profession-
nelle et projet de vie personnel.
Aujourd'hui, nous constatons que les jeunes entrent
difficilement dans la vie professionnelle et les travailleurs
a^ge´s sont contraints d'abre´ger leur vie professionnelle
HA 50
PLEN 067
23
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Zoe´ Genot
soit pour des raisons de sante´ soit en raison du syste`me
en vigueur actuellement. La pe´riode active est synonyme
d'un travail intensif qui laisse peu de place a` un projet
personnel; le cre´dit temps permettrait donc de mieux
adapter le temps libe´re´ : e´tudes, projet familial, engage-
ment politique, engagement culturel, etc.
De manie`re pratique, une proposition de loi devrait e^tre
de´pose´e pour la rentre´e parlementaire; du moins, nous
l'espe´rons. Je sais que vous avez un cre´dit-carrie`re : il ne
correspond pas a` notre ide´e.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : En ne´gligeant un peu
votre mission de rapporteur, ne vous e^tes-vous pas
trompe´e de dossier ? La proposition relative au cre´-
dit temps porte le nume´ro 755 de nos documents et non
756.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : En effet. Mais, vu
qu'a` plusieurs reprises, la commission a de´cide´ d'abor-
der cette proble´matique, je trouve important que nous
aussi, nous exprimions notre vision du cre´dit temps afin
que le ministre puisse avancer dans cette direction.
Le cre´dit temps accorde a` chaque travailleur un droit de
tirage de cinq ans sur la dure´e de sa carrie`re, au moment
ou` il le souhaite. A l'heure actuelle, il existe le syste`me de
pre´pension - qui est devenu un acquis - mais tous n'y ont
pas acce`s de la me^me manie`re; je pense plus particulie`-
rement aux femmes qui y ont tre`s peu acce`s. Ce cre´-
dit temps pourra donc e´galement re´pondre a` l'aspiration
d'alle´ger la fin de carrie`re mais, pour nous, il ne devrait
pas remplacer la pre´pension sauf pour les entreprises en
difficulte´.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik zou mevrouw Genot enkele vragen willen stellen
zonder echt in te gaan op haar voorstellen inzake
loopbaankrediet.
Mevrouw Genot, zou het niet wenselijk zijn ook het
onderwijsdossier - dat te maken heeft met vervroegde
uittreding - in deze problematiek te betrekken ? Ik hoor u
ook zeggen :
La pre´pension est un droit acquis
. Ik lees
vandaag in de krant dat de eerste minister een orie¨ntatie-
nota aankondigt tegen begin september. Hij wil deze nota
aan de sociale partners voorstellen. Voorts staat in dat
artikel te lezen, ik citeer :
...de bestaande systemen van
brugpensioen zal vervangen door systemen die de so-
ciale lasten voor de bedrijven doen verminderen naar-
mate ze werknemers langer in dienst houden
.
Ik herinner aan mijn waarschuwing die ik tijdens de
bespreking in de commissie heb geuit. Men zet de deur
bij het onderwijs open, zonder begeleidende maatrege-
len te nemen en zonder een debat ten gronde, en voor
sommigen zal de verleiding inderdaad groot zijn om het
in de tweede ronde over de brugpensioenen te hebben.
Ik heb daarvoor gewaarschuwd. Collega's van de meer-
derheid hebben daar trouwens ook op gewezen. Als ik
het artikel omtrent de aankondiging van de eerste minis-
ter lees in de krant dan lijkt het sociaal klimaat voor het
najaar duidelijk te worden.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Je reviendrai aux
enseignants un peu plus tard dans mon expose´.
Quant a` la pre´pension, je ne sais pas si vous m'avez bien
comprise : on conside`re que ce cre´dit temps de cinq ans
pourrait e^tre pris soit en fin de carrie`re comme une
pre´pension, soit a` d'autres moments et aurait donc
disparu pour la fin de carrie`re. Nous pensons que ce
syste`me est pre´fe´rable au syste`me actuel qui est totale-
ment ine´galitaire.
Mme Greta D'Hondt (CVP) : Je vous rappelle les paro-
les du premier ministre spe´cifiant qu'il faut mettre fin a` ce
syste`me de pre´pensions.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Nous privile´gions
la formule de cre´dit temps de cinq ans a` prendre soit en
fin de carrie`re, soit a` d'autres moments. Nous trouvons
ce syste`me plus e´galitaire.
Le cre´dit temps remplacerait, a` terme, le syste`me de
pause-carrie`re, les conge´s aux personnes malades ou
a^ge´es, les conge´s pour convenance personnelle, le
conge´ politique, la demande de travail temporaire a`
temps partiel, les pre´pensions volontaires, etc. Il ne
remplace en aucun cas le cho^mage, le conge´ de mater-
nite´, le conge´ e´ducation, le conge´ adoption, les conge´s
paye´s, l'incapacite´ primaire, l'invalidite´, les petits cho^ma-
ges, les conge´s pour raison impe´rieuse, etc.
Ce cre´dit temps devrait s'appliquer a` toutes les entrepri-
ses, pas seulement les entreprises publiques ou la
fonction publique, mais aussi les entreprises prive´es. Il
s'agirait d'un droit de tirage obligatoire qui doit e^tre pris
pendant la pe´riode active. Par exemple, si quelqu'un n'a
pas pris sa pe´riode, il sera d'office mis en pre´pension,
e´tant donne´ que ces cinq ans doivent e^tre pris par tous
pour qu'il y ait une re´elle e´galite´.
Ce cre´dit temps a principalement pour but d'e´viter l'effet
discriminant entre hommes et femmes. On sait qu'actuel-
lement, le syste`me d'interruption de carrie`re sur base
volontaire est massivement utilise´ par les femmes, je
pre´cise a` 85%.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
dit is nog geen debat over het loopbaankrediet, maar het
lijkt mij toch interessant vermits wij tijdens de stemmin-
gen waarschijnlijk de terbeschikkingstelling van de leer-
krachten zullen wegstemmen. Als ik de ideee¨n van
mevrouw Genot over het loopbaankrediet goed begrijp,
dan wil zij loopbaankrediet, dat in de loop van de carrie`re
24
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
om welke reden dan ook niet werd opgenomen, automa-
tisch omzetten in brugpensioen of vervroegd pensioen.
Vroeger bestond een dergelijke regeling inzake ziekte-
verlof, maar men heeft daar een einde aan gemaakt.
Waar zijn we hier eigenlijk mee bezig ? We gaan via een
stemming bepalen dat het voor leerkrachten niet meer
mag en misschien worden we bij het hernemen van de
parlementaire werkzaamheden in oktober geconfron-
teerd met een voorstel waardoor het loopbaankrediet
automatisch wordt omgezet in vervroegde oppensioen-
stelling. Het belooft een eerlijk debat te worden.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Cette proposition
est issue de la famille e´cologiste et non de la majorite´ et
je l'ai clairement spe´cifie´ au de´but de mon intervention.
Je trouve normal que chaque famille politique montre la
voie dans laquelle elle voudrait qu'on avance.
Ce cre´dit temps obligatoire met sur un pied d'e´galite´
toutes les formes de conge´ en matie`re de revenus de
remplacement et en matie`re de droits. Tout le monde
serait sur un plus grand pied d'e´galite´ qu'a` l'heure
actuelle avec les diffe´rents syste`mes.
Chaque travailleur en condition de l'obtenir pourrait pren-
dre ce cre´dit temps, soit par pe´riodes de trois mois
cumulables, soit a` mi-temps pendant des pe´riodes de
trois mois e´galement, sans devoir fournir aucune justifi-
cation.
Le revenu de remplacement serait e´quivalent au salaire
perdu plafonne´. Il est imposable et tient compte d'une
cotisation ONSS.
Tous les syste`mes actuels, si on les cumule, peuvent tout
a` fait combler le besoin de financement pour ce projet-la`.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Monsieur le pre´sident,
ce de´bat est tre`s inte´ressant mais on ne va pas discuter
de cela aujourd'hui alors qu'il n'y a pas un seul mot au
sujet du cre´dit temps dans la loi-programme.
Mme
Zoe´
Genot
(AGALEV-ECOLO) :
Si,
la
loi-
programme pre´voit des dispositions en ce qui concerne
le cre´dit temps. Je sais que vous avez rec¸u le rapport tre`s
tard et qu'il n'a pas e´te´ explique´ a` la tribune. Mais vous
avez tout de me^me eu l'occasion de le lire.
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Etant donne´ que le
rapporteur n'a pas donne´ un re´sume´ du rapport, je n'ai
pas compris que nous avions discute´ essentiellement du
cre´dit temps au cours de nos de´bats. Il faut en tout cas
rester raisonnable : ou l'on discute d'un projet de loi ou
l'on discute de toutes les propositions qui seront de´-
pose´es ou l'ont e´te´ en matie`re sociale. L'organisation des
travaux veut que vous vous exprimiez sur le projet de loi
qui a e´te´ de´pose´. Il n'y a pas de raison que l'on joigne a`
ce projet toutes les propositions concernant les interrup-
tions de carrie`re et le cre´dit temps.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, wat
nu bezig is, illustreert voldoende hoe prematuur heel de
zaak eigenlijk is. In de commissie hebben wij ons afge-
vraagd of het eigenlijk wel zinvol is om zo te handelen
met een bepaalde maatregel die een totale carrie`rebe-
geleiding moet bepalen en tevens een maatschappijvisie
bepaalt ten opzichte van mensen in het onderwijs. Ik hoor
dat u daaraan veel belang hecht en zelf ook voorstellen
hebt. Hoe prematuur is het om nu snel iets te gaan
regelen dat duidelijke consequenties heeft op heel de kijk
op kredieturen, burn out-syndroom, vervroegd uittreden,
ziekteverzuim. Dit ligt allemaal sinds jaren gebonden en
is zelfs maatschappelijk bepaald. Dit heeft te maken met
het beroep, de functie, het aanzien, de moeilijke positie
van mensen in het onderwijs. Daar licht men e´e´n ding uit.
Op die manier zal men tot een verminking van een
systeem komen. Vandaar dat wij hadden gevraagd om dit
te groeperen in e´e´n ontwerp, na overleg met iedereen
waarmee men had moeten overleggen. Daarop had men
het ontwerp aan het parlement ter bespreking kunnen
voorleggen. Op die manier hadden wij een zeer zinvolle
discussie kunnen hebben over de maatregelen inzake
het onderwijs, want deze zullen een afspiegeling vormen
voor de rest van het openbaar ambt. Nu is het in allerijl
gebeurd.
De voorzitter : Collega's, ik stel voor om liever dan
telkens de bespreking te onderbreken, rechtstreeks naar
de minister te bellen. Dat zal wellicht wat tijd besparen.
De twee combineren lijkt mij vrij moeilijk.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik wil mij verontschuldigen voor enkele telefoontjes. Om
te beginnen wil ik zeggen dat mevrouw Genot inderdaad
een belangrijk inhoudelijk element in het debat brengt. Ik
vind het goed dat dit gebeurt. Ik begrijp niet goed dat
daarover gehakketak is. De vraag hoe wij de loopbaan in
de toekomst gaan organiseren, staat vanaf nu heel
centraal in verschillende debatten. Dat heeft ook te
maken met wat wij met deze programmawet doen. In dat
opzicht heeft mevrouw D'Hondt ook een opmerking ge-
maakt op basis van een interview in een krant met de
eerste minister. Ik heb dat interview nog niet gelezen,
maar neem aan dat het juist werd geciteerd. Ik wil toch
zeer duidelijk zeggen dat het niet de bedoeling is van de
regering, en dus ook niet van de eerste minister, om het
stelsel van het brugpensioen af te schaffen. Wij zijn dat
niet van plan. Wat wij willen is inderdaad meer kansen
bieden aan oudere werknemers om aan het werk te
blijven. In de prive´-sector betekent dat vooral dat men
meer jobs moet aanbieden aan oudere werknemers.
Daarom willen wij de tewerkstelling van oudere werkne-
HA 50
PLEN 067
25
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Frank Vandenbroucke
mers aanmoedigen via wat men landingsbanen zou
kunnen noemen. Dergelijke banen zijn op het einde van
de loopbaan gesitueerd. Daarover is heel wat te zeggen
en dat staat precies in de reflectienota die wij zullen
indienen. Dat heeft immers te maken met het financieel
aanmoedigen van werkgevers om oudere mensen in
dienst te houden of te nemen. Het heeft ook te maken
met de kwaliteit van de banen die men voor oudere
mensen ter beschikking heeft. Ik meen trouwens dat
mevrouw Genot daarover ook in de commissie heeft
gesproken, en terecht.
Wat wij willen is het ontwikkelen van instrumenten waar-
door oudere werknemers langer aan het werk blijven in
de prive´-sector en noem dat maar even landingsbanen.
Ik denk dat men op die manier in de praktijk een aantal
mensen een interessant alternatief biedt en vele mensen
zullen dat waarschijnlijk liever hebben dan met brug-
pensioen te gaan. Andere mensen zullen daar misschien
anders over denken. Ik wil echter beklemtonen dat het
absoluut niet de bedoeling van de regering is om het
brugpensioenstelsel vandaag in vraag te stellen, laat
staan af te schaffen. Indien iets dergelijks ergens op
papier staat, is het misschien een beetje een te korte
samenvatting van een gesprek of komt het anders over
dan hoe het is bedoeld.
Die duidelijkheid moet toch worden gegeven. Ik geef die
overigens, mede in naam van de eerste minister.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
ik vind dit een belangrijke interventie vanwege de minis-
ter. De minister zei zelf dat hij vermoedde dat ik juist had
geciteerd. Sinds deze morgen ben ik geoefend in het
voorlezen.
Mijnheer de minister, ik heb inderdaad letterlijk uit de
krant voorgelezen. Dit kan men moeilijk een samenvat-
ting noemen.
Ik heb geciteerd wat ik heb gelezen, maar ik zal het niet
meer herlezen. Iedereen kan zelf de krant lezen. Dit is
niet om mee te lachen.
Ik neem er akte van - het zal ook zo in het verslag zijn
opgenomen - dat de minister van Sociale Zaken in eigen
naam, maar ook in naam van de eerste minister, heeft
onderstreept dat in een goed aangeschreven krant een
onjuiste weergave staat. Bovendien heeft hij eraan toe-
gevoegd dat de regering - de minister van Sociale Zaken
en de eerste minister - geen einde zal maken aan het
stelsel van het brugpensioen.
Het andere element maakt deel uit van de discussie om
een grondig debat te hebben over de loopbaanplanning
en de activering op latere leeftijd. In de commissie waren
wij daarvoor ook vragende partij.
Ik noteer - en ik vind dit belangrijk voor deze bespreking -
dat de minister van Sociale Zaken, gesteund door de
eerste minister, heeft onderstreept dat in tegenstelling tot
wat in deze krant werd beweerd, er geen einde zal
worden gesteld aan het stelsel van het brugpensioen.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik hoef niet te herhalen wat mevrouw D'hondt nogmaals
heeft herhaald. Het is inderdaad niet de bedoeling om het
stelsel van het brugpensioen af te schaffen. We stellen
dat ook niet in vraag.
We willen alternatieven ontwikkelen voor de mensen die
op een zekere leeftijd zijn gekomen en bedreigd worden
met afdanking of geen werk vinden. Wij willen alternatie-
ven ontwikkelen waaraan ik nu even de verzamelnaam
landingsbanen
geef. Dit heeft te maken met financie¨le,
maar ook met kwalitatieve prikkels. Dat zal ongetwijfeld
belangrijk zijn in de nota die mevrouw Onkelinx aan het
voorbereiden is in overleg met mijzelf en de rest van de
regering.
De krant waaruit u hebt voorgelezen is inderdaad een
zeer goede krant. Ik heb echter de indruk dat men daarin
zeer kort heeft samengebald wat ik nu zeg. Maar dat
heeft weinig belang. Wat wel van belang is, is wat in het
parlement wordt gezegd.
Ik verheug mij erover, samen met u, dat wij in het
parlement ook verkeerde interpretaties van de pers kun-
nen corrigeren. Daarvoor dient ook dit debat.
Mevrouw D'hondt, ik dank u daarvoor. Ik ben u erkentelijk
voor het feit dat u samen met mevrouw Genot wat inhoud
in dit debat brengt.
De heer Jan Peeters (SP) : Mijnheer de voorzitter, ik
wens kort in te gaan op het thema van het brugpensioen.
Ik begrijp niet goed dat mevrouw D'hondt verbaasd is
over deze uitspraak van de minister. Vorige week reeds
heb ik er bij de algemene bespreking namens mijn fractie
zeer duidelijk op gewezen dat het hoofdstuk pensioenen
geen precedent mag zijn om gelijkaardige maatregelen
te nemen in de sector van de werknemerspensioenen.
Dat staat ook zo in het verslag verwoord. U was bij de
voorlezing van het verslag echter nog niet tot dit thema
gekomen, maar het staat er wel in.
Het standpunt van de SP-fractie is dat aan het stelsel van
het brugpensioen niet mag worden geraakt. Dat is ook
het standpunt van de werknemersbanken in het sociaal
overleg. Wij kunnen ons wel aansluiten bij het voorne-
men van de minister en van de sociale partners om de
tewerkstelling te bevorderen voor mensen die op pen-
sioengrechtigde leeftijd toch nog willen werken. De om-
standigheden waarin dit gebeurt moeten evenwel opti-
maal zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het voorstel dat werd
26
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Jan Peeters
uitgewerkt waarbij een werknemer die op pensioenge-
rechtigde leeftijd een job aanneemt aan een lager loon,
later toch zijn pensioen en eventuele sociale uitkeringen
zal berekend zien op het vroegere hogere loon.
Dat soort van omkaderingsmaatregelen - landingsba-
nen - voor mensen die het wensen, willen wij verder
uitwerken. Net zoals u zijn wij echter van mening dat wij
van dit debat geen precedent moeten maken om aan het
brugpensioen te raken. Het is niet omdat de heer Valke-
niers op zijn 67ste nog niet is versleten, dat iemand
anders dat op zijn 56ste niet kan zijn.
De heer Joos Wauters (AGALEV-ECOLO) : Mijnheer de
voorzitter, het is goed dat mevrouw Genot deze elemen-
ten in het debat brengt. Zij moeten deel uitmaken van de
discussie over de loopbaan en de eindeloopbaan. Het
verheugt mij dat de minister van Sociale Zaken dat
antwoord geeft. Het geeft ook ons standpunt weer. Aan
het brugpensioen hoeft inderdaad niet te worden geraakt.
Als men het krantenartikel verder leest, zijn de verklarin-
gen van de eerste minister die hier worden geciteerd, ook
de woorden van de minister van Sociale Zaken, ik citeer :
In plaats van bruusk te stoppen met werken komen er
nieuwe formules. Wij gaan alternatieven cree¨ren voor
werknemers die even aantrekkelijk of zelfs aantrekkelij-
ker zijn dan vandaag. De regeling van de witte sector is
een belangrijke aanzet.
Zoals u merkt is dat unisono met
de minister van Sociale Zaken.
Wij moeten deze discussie aanvatten. Er dienen nuan-
ceringen te worden aangebracht. Voor ons is het echter
duidelijk dat moet worden vertrokken vanuit de be-
staande systemen van brugpensioen.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Apre`s avoir
aborde´ cet aspect du cre´dit temps qui a suscite´ un de´bat
inte´ressant, examinons de manie`re plus pre´cise les
points qui sont souleve´s. S'ils vont dans la bonne direc-
tion, ils paraissent assez ponctuels et parfois discutables.
Ils ne concernent, par exemple, que les fonctionnaires. Si
j'admets qu'il faut bien commencer par une certaine
cate´gorie de gens, il ne faudrait pas en arriver a` une
stigmatisation de ce personnel.
M. Frank Vandenbroucke, ministre : Sur ce point pre´cis,
il existe tout de me^me une diffe´rence fondamentale entre
le secteur prive´ et le secteur public. Dans le secteur
prive´, le personnel peut e^tre licencie´. Il serait facile de
pre´tendre que l'on peut extrapoler au secteur prive´ ce
que nous proposons pour le secteur public. Dans le
secteur public, les fonctionnaires a^ge´s de 60 ans ont le
choix de poursuivre ou non leur activite´. En ge´ne´ral, ils
ne sont pas licencie´s. Ils ont la possibilite´ de continuer a`
travailler. Du fait qu'il y a le choix, on peut accorder une
prime, sans prendre d'autres mesures.
Si on prenait la me^me mesure pour le secteur prive´, les
gens pourraient re´torquer que l'on accorde une prime a`
ceux qui ne sont pas licencie´s et qui ont donc le privile`ge
de faire ce choix, mais les personnes qui sont licencie´es
n'ont pas la possibilite´ de faire ce choix. Il faut donc
mener une politique en ce qui concerne l'offre d'emploi,
la re´duction des licenciements, etc.
On ne peut donc pas aussi aise´ment extrapoler la
situation des fonctionnaires au personnel du secteur
prive´. Cependant, le choix fondamental de socie´te´ est le
me^me, c'est-a`-dire que les gens sont hyperactifs entre 25
et 55 ans; ensuite l'activite´ professionnelle diminue for-
tement. Malgre´ tout, les pistes a` suivre sont fort diffe´ren-
tes. C'est la raison pour laquelle la loi-programme a
pre´vu des mesures concernant la fonction publique, mais
pas concernant le secteur prive´.
Toutefois, comme je viens de le dire, nous allons pre´voir
une note de re´flexion concernant le secteur prive´.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Mon souhait n'est
absolument pas de transposer telles quelles au secteur
prive´ les mesures pre´vues pour la fonction publique.
Cependant, du fait que l'on commence par encourager
une plus grande activite´ des fonctionnaires plus a^ge´s, je
ne voudrais pas que l'on profite de l'occasion pour
pointer
la fonction publique.
A cet e´gard, je voudrais que les choses soient claires. Il
s'agit d'une politique globale et les pre´sents outils sont
utilise´s dans la Fonction publique.
Donc, le comple´ment de pension pour les personnes
a^ge´es de plus de 60 ans, comme on l'a vu via les
diverses interventions qui ont eu lieu en commission sur
l'efficactie´ de la me´thode, nous plonge dans le doute et
nous craignons que seul un nombre restreint de person-
nes ne be´ne´ficient de cette mesure.
Au niveau de la fonction contraignante, notre but risque
de ne pas e^tre atteint, ce, pour les me^mes raisons, mais
je me pose, surtout, nettement plus de questions au
niveau du fond. Est-il vraiment souhaitable de demander
a` des personnes oeuvrant dans des fonctions contrai-
gnantes de rester plus longtemps en fonction ? Si on ne
peut leur proposer une mobilite´ vers une fonction moins
contraignante, c'est relativement utopique. Aussi, je
pense qu'en prenant des mesures plus coercitives,
comme la non-prise en compte des pe´riodes assimile´es,
nous nous acheminerons vers une conversion automati-
que de celles-ci en un conge´ de maladie.
Reconstruire la de´finition des fonctions contraignantes
est un grand de´fi et si, pendant de nombreuses anne´es,
on n'a pas re´ussi a` le faire, il faudra proce´der de manie`re
HA 50
PLEN 067
27
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Zoe´ Genot
lente, avec tous les acteurs et sans oublier les ensei-
gnants, parce que ceux qui travaillent en zone d'e´duca-
tion positive, ceux qui travaillent dans l'enseignement
maternel et spe´cial me´ritent vraiment d'entrer, a` mon
avis, dans cette cate´gorie.
Nous espe´rons avoir l'occasion d'en de´battre, lorsque
vous aurez de´fini cette liste de fonctions contraignantes.
Au niveau de ces fameuses pe´riodes assimile´es, nous
pensons que la manie`re de sortir de cette proble´matique,
est de travailler en faveur du cre´dit temps. Nous avons
de´pose´ un amendement, accordant en ce sens un blanc-
seing au ministre mais n'e´quivalant pas a` accorder des
pouvoirs spe´ciaux. C'est une marge de manoeuvres qui
lui est offerte dans un certain de´lai et...
M. Jean-Jacques Viseur (PSC) : Dans ce cas, il
conviendrait, madame, que vous nous de´finissiez ce
qu'est un blanc-seing par rapport a` des pouvoirs spe´-
ciaux ! Vous demandez que nous puissions en discuter.
Cela ne se peut puisque, ce faisant, vous attribuez les
pouvoirs au Roi !
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Je me situe a` un
autre niveau. Je conside`re que c'est laisser une liberte´ de
marge de manoeuvre, mais il est clair que le ministre
devra se concerter a` nouveau avec les Communaute´s et
les syndicats. Ainsi, il ne s'agit pas de pouvoirs spe´ciaux
a` proprement parler et votre utilisation du terme est
abusive dans le contexte qui nous occupe.
Mevrouw Annemie Van de Casteele (VU&ID) : Mijnheer
de voorzitter, ik geloof dat mevrouw Genot de dingen
enigszins door elkaar haalt. Het gaat hier wel om een
volmachtbesluit. Volmachten hebben te maken met be-
voegdheden die het parlement afstaat aan de Koning, in
dit geval de minister. Dat daarnaast ook moet worden
overlegd met de deelgebieden en de vakbonden spreekt
voor zich. Het probleem hier is dat het wel degelijk om
een volmachtbesluit gaat, dat nadien moet worden be-
krachtigd in de Kamer. Het verschil dat de groenen
maken met de volmachtbesluiten in het verleden is dat
men nu waarschijnlijk iets meer vertrouwen heeft in de
regering. Daarom wil men haar een blanco cheque
geven.
Mme Zoe´ Genot (AGALEV-ECOLO) : Nous constate-
rons ce qu'il en sera fait et j'espe`re que tout comme nous,
vous resterez vigilants. Je n'en doute pas.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
de heer Anthuenis is de volgende en laatste spreker.
Welnu, mocht zijn betoog driemaal langer duren dan zijn
interventie in de commissie, dan is de vergadering bin-
nen vijf minuten gedaan.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mijnheer de voorzitter,
sta mij toe mijn betoog te beginnen met een rand-
bemerking, met name dat het, voor de pers en het
publiek, aangewezen is het eerste anderhalf uur van dit
debat te vergeten.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn betoog
beperkt zich tot de bepalingen van de programmawet die
betrekking hebben op de pensioenen.
Mevrouw van der Hooft zal het later hebben over de
bepalingen inzake tewerkstelling en de heer Valkeniers
over de bepalingen omtrent de ziekteverzekering.
De bepalingen inzake pensioenen die ons de voorbije
weken bezighielden waren ongetwijfeld deze met betrek-
king tot het onderwijzend personeel. Er rees heel wat
verzet tegen het voorliggend voorstel om de niet geprest-
eerde dienstjaren bij vervroegd uittreden niet langer te
laten bijdragen tot de vorming van pensioenrechten en dit
vanaf 2010. Het is nog maar 12 juli 2000 en dat wordt wel
eens vergeten.
De voorgestelde maatregelen passen duidelijk in het
concept van de actieve welvaartsstaat. Om de sociale
zekerheid niet alleen overeind, maar ook op het huidige
niveau te houden, levert deze regering alle mogelijke
inspanningen, bijvoorbeeld door de toegang tot de ar-
beidsmarkt te vergemakkelijken.
De gunstige conjunctuur evenals alsook het stimulerend
beleid van de regering dragen bij tot een daling van de
werkloosheid en zorgen ervoor dat artikel 60, 7° van de
OCMW-wet, dat bestaansminiumtrekkers begeleid naar
de reguliere arbeidsmarkt, met succes wordt toegepast.
Uiteraard volstaat het niet de instroom naar de arbeids-
markt te verhogen; tevens moet iets worden gedaan aan
de vroegtijdige afvloeiing van arbeidskrachten. Op dat
vlak werden tijdens vorige regeringen reeds inspannin-
gen geleverd en in dat verband verwijs ik naar de
verhoging van de pensioenleeftijd voor vrouwen - die
weliswaar ook werd ingevoerd ingevolge Europese
rechtsregels - en aan het optrekken van de leeftijd voor
het brugpensioen.
De uitdaging van deze regering bestaat erin vooral de 50
tot 55-jarigen, alsook de 55-plussers te stimuleren om
langer te blijven werken. Na de Top van Lissabon wordt
dit in feite een verplichting.
De oplossing waarover mevrouw Genot sprak en die via
amendering wordt voorgelegd, lijkt mij verdedigbaar.
Immers, bij het optrekken van de activiteitsgraad mag
men niet blind zijn voor de behoeften van oudere werk-
nemers. Burn out en het moeilijker kunnen volgen van
het arbeidsritme zijn ree¨le problemen waarmee oudere
werknemers worden geconfronteerd. Zij doen zich echter
niet alleen voor in het onderwijs, zoals de heer Valkeniers
in de commissie voorhield.
28
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
De heer Luc Goutry (CVP) : Door die redenering sluit u
zich volledig aan bij de stelling die zegt dat de toekenning
van kleine financie¨le vergoedingen bepaalde personen
aan het werk zullen houden op een ogenblik dat zij voor
zichzelf bijna hadden uitgemaakt niet meer te willen
werken omdat zij het niet meer aankunnen, of erop
uitgekeken zijn, of omwille van tal van factoren eigen aan
het beroep en aan de maatschappij.
Bent u van mening, mijnheer Anthuenis, dat de actieve
welvaartsstaat op die manier kan worden afgekocht ?
Meent u dat de invoering van een systeem dat een kleine
bestraffing inhoudt voor diegenen die eerder wensen te
stoppen met werken, de werknemers zal aanzetten om te
blijven werken ? Bent u ervan overtuigd dat die maatre-
gel volstaat om de mensen langer aan het werk te
houden ?
De heer Filip Anthuenis (VLD) : De uiteindelijke beslis-
sing zal steeds bij betrokkenen zelf liggen.
Het is evenwel goed dat deze regering stimulerende
maatregelen neemt om die mensen aan het werk te
houden. Dat poogt deze regering te doen. Wat de cijfers
van de tewerkstelling betreft, denk ik dat we daar op dit
ogenblik tamelijk goed in slagen. Het kan nog veel beter
en we zullen zien wat de toekomst brengt.
Ik kom terug op het amendement waar mevrouw Genot al
over sprak. Daarom moet deze regering in samenwer-
king met de gemeenschapsregeringen oplossingen zoe-
ken die het mogelijk maken oudere werknemers actief te
houden en tegelijkertijd de arbeid op hogere leeftijd
leefbaar te houden. De oplossingen waarnaar de minister
verwijst, zijn reeds in het verleden voorgesteld. Ik denk
aan het deeltijds pensioen, een tijdskrediet dat werkne-
mers tijdens hun ganse loopbaan kunnen opnemen en
het toevertrouwen van andere taken aan de oudere
werknemers.
Een ander onderdeel in de activering van de oudere
werknemers vind ik terug in het pensioensupplement
voor ambtenaren die langer werken. Ook hier begrijp ik
de bezorgdheid van de minister en de regering om,
vanuit de filosofie van de actieve welvaartsstaat, de
activiteitsgraad van oudere ambtenaren op te trekken.
De houding van de vakbonden in dit dossier begrijp ik
niet. Zij zijn blijkbaar ook tegen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wij
moeten ons in de toekomst wel bezinnen en erover
waken dat de pensioenstelsels van werknemers, ambte-
naren en zelfstandigen niet te ver uit elkaar groeien. De
ambtenarenpensioenen zijn in belangrijke mate voorde-
liger dan deze voor werknemers en zelfstandigen, die
tijdens de vorige legislatuur nog fors moesten inleveren
door de hervormingen van minister Colla. Zelfstandigen
moeten zelfs boete betalen als zij op 60 jaar op pensioen
gaan, mevrouw Pieters. Daar hebt u ook in de vorige
regeringen niets aan kunnen doen.
Wat het pensioenhoofdstuk uit de sociale programmawet
betreft, wil de VLD de initiatieven absoluut toejuichen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer Anthuenis, u
onderstreepte daarjuist het belang dat u en uw fractie
aan het onderdeel over de pensioencomplementen
hecht. Mijnheer Anthuenis, kunt u mij vertellen wat hier-
van de toegevoegde waarde is voor de mensen op het
terrein ?
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Wat bedoelt u, me-
vrouw ? U bedoelt dat het artikel dat in de programmawet
is opgenomen geen enkel effect zal hebben ?
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Neen, u hecht veel
belang aan de mogelijkheid om pensioencomplementen
aan ambtenaren en leerkrachten te geven. Gezien de
problematiek van de mensen uit het onderwijs en het
openbaar ambt, zou ik graag van u vernemen waar de
toegevoegde waarde van pensioencomplementen zich
situeert.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : De toegevoegde
waarde lijkt me logisch, mevrouw. De mensen kunnen
iets meer geld krijgen als ze blijven werken. Daardoor
zullen ze iets meer geneigd zijn om te blijven werken.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Dat is gelimiteerd. Men
kan niet boven het maximumpensioen gaan.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Voor sommige ambte-
naren zal dit wel effect hebben.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Welke ?
De heer Filip Anthuenis (VLD) : U zegt dat het een
maatregel voor niets is.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Wat ik denk, zal ik
vanmiddag zeggen. Mijnheer Anthuenis, u hebt de be-
sprekingen in de commissie gevolgd. Hoe zult u mensen,
die nu vervroegd uittreden in de wetenschap dat ze geen
volledig pensioen hebben, motiveren om met dat
pensioencomplement toch te blijven ? Dat hebt u ge-
zegd. Ik zou graag een antwoord krijgen van de heer
Anthuenis, niet van de minister of van de heer Bonte,
want hun antwoord ken ik al.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Dat zal waarschijnlijk
hetzelfde zijn.
De heer Hans Bonte (SP) : Mijnheer de voorzitter, ik
dacht dat de examenperiode voorbij was.
HA 50
PLEN 067
29
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Hans Bonte
Het stoort me dat mevrouw D'Hondt haar standpunt
slechts deze namiddag wil bekendmaken. Op die manier
helpt ze het debat van vanmorgen niet vooruit.
Ik ben benieuwd het standpunt van de CVP te vernemen
in dit moeilijke debat inzake het eindeloopbaandossier.
Mevrouw D'Hondt, ik ben het met u eens dat alleen
stimuli zoals een pensioenbonus geen massaal effect
kunnen hebben. Het probleem is, mijns inziens, veel
complexer en kan individueel sterk verschillen naarge-
lang het beroepsverleden, de arbeidsomstandigheden
en -voorwaarden. Men zal op veel terreinen moeten
werken.
Na de minister te hebben gehoord, is het mijns inziens
bijzonder duidelijk dat een lineaire maatregel zoals het
brugpensioen afschaffen of de pensioenleeftijd verhogen
niet aan de orde is. Voor mij staat het als een paal boven
water dat de keuze voor de uitbouw van een actieve
welvaartsstaat samen moet gaan met de keuze van een
methode die erin bestaat via maatwerk e´n via het bieden
van kansen stimulerend op te treden om de activiteits-
graad bij de oudere werknemers te verhogen. Ik herhaal
dat ik met belangstelling uitkijk naar het standpunt van de
CVP in het brugpensioendebat. Ik herinner me dat de
heer Dehaene, het CVP-boegbeeld bij de vorige verkie-
zingen, erop stond dat de volgende coalitie werk zou
maken van het optrekken van de leeftijd voor het brug-
pensioen. Wat is het standpunt terzake van de CVP ?
Moeten we wachten tot deze namiddag om dat te ken-
nen ?
De voorzitter : Het debat van deze namiddag heeft zijn
rechten. Ik stel voor daarop niet vooruit te lopen.
Minister Frank Vandenbroucke : Mijnheer de voorzitter,
ik ben bijzonder nieuwsgierig geworden. De houding van
de CVP in dit dossier wordt steeds schimmiger. Ik weet
helemaal niet meer wat zij ten gronde denken over dit
debat.
Leden van de CVP, u moet het debat ontdoen van
procedureaspecten zoals de vraag of dit in een
programmawet moet worden behandeld. U moet kleur
bekennen.
Mevrouw D'Hondt, ik ben eveneens verbaasd over de
vraag die u aan de heer Anthuenis stelt. U zegt dat
mensen op vervroegd pensioen vertrekken zonder dat
hun pensioen het maximumbedrag heeft bereikt omdat
ze de vrije tijd die ze krijgen belangrijker vinden dan de
eventuele winst in pensioen als ze langer blijven werken.
Ik heb daar geen probleem mee. We zijn vrije burgers die
zelf keuzes moeten kunnen maken.
Met deze maatregel willen we de afruil verbeteren tussen
de inspanning die men doet als men langer blijft werken
en het voordeel in pensioen. Dit zal ongetwijfeld een
zekere maar geen massale impact hebben op de keuze
van een aantal mensen. Zeggen dat de maatregel geen
impact zal hebben, is een compleet a priori. Zeggen dat
de maatregel massaal impact zal hebben, is eveneens
een a priori. Ik herhaal dat het gaat over de afruil tussen
de inspanning die mensen doen om nog een beetje
langer te blijven werken en het voordeel dat ze hieruit
putten. De regering wil het voordeel vergroten. Daardoor
zullen er in de toekomst ongetwijfeld een beetje meer
mensen beslissen wat langer te blijven werken. Hetzelfde
gebeurt als men een product goedkoper maakt. Dan
zullen meer mensen het product kopen omdat de afruil
wijzigt.
De voorzitter : Collega's, ik stel voor dat u zich tot de
essentie van dit debat beperkt. De rest van het debat
moet nog volgen. Ik wijs erop dat we op dit ogenblik de
programmawet bespreken.
De heer Luc Goutry (CVP) : Mijnheer de voorzitter, deze
problematiek is de kern van de programmawet.
Mijnheer de minister, ik begrijp niet waarom u spreekt
over een schimmige opstelling van de CVP. U was
aanwezig tijdens de besprekingen in de commissie.
De minister zal in de commissie al voldoende begrepen
hebben dat wat de heer Bonte zegt veel correcter is. Wij
beschikken namelijk ook niet over de´ oplossing om een
activering teweeg te brengen. Het is duidelijk dat wij een
lage activiteitsgraad hebben. Alle problemen zijn dus
gekend. Wij gaan die uiteraard niet uit de weg. Het heeft
geen zin om maatregelen te nemen buiten hun context,
zonder voldoende omkadering, zonder voldoende over-
leg en zonder voldoende maatschappelijke ondergrond.
Het komt erop neer dat wie een beetje langer werkt - en
dat zullen de goed gesitueerde ambtenaren zijn die nog
veel zin hebben om op 60 jaar te werken - iets zal
bijkrijgen.
De nieuwe maatschappelijke uitdagingen, dus hoe wij
omgaan met arbeid en hoe wij dit plaatsen ten opzichte
van leeftijd, het burn out-syndroom en het krediet dat
men in de loop van een loopbaan kan besteden om even
op adem te komen, gaan we met dit debat uit de weg. Wij
wilden net overleg plegen over deze uitdagingen. U hebt
echter gezegd dat er al een aantal zaken in de wet staan
en dat we daarmee kunnen starten. U kan ons toch niets
verwijten als we beweren dat het onderwijsdebat en het
debat over de overheidspensioenen daarmee niet ge-
voerd zijn. Dat wilden wij zeggen. Zet alles wat we
hebben in een ontwerp, omkader het en geef daar een
visie over. Dan pas kunnen we tot een goed debat
komen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Mijnheer de voorzitter,
na deze toelichting van de heer Goutry kan ik bijzonder
kort zijn. Ikzelf, noch collega Viseur waren bij de verslag-
geving vanmorgen al tot dit punt gekomen. Bij de lectuur
30
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
Greta D'Hondt
zal men echter zien dat wij in de commissie - en dit is
ernstig bedoeld mijnheer de minister - gezegd hebben
dat u voor een fundamenteel debat over de activering en
de planning van de loopbaan in de CVP een positieve
bondgenoot zou gevonden hebben. Wij erkennen het
probleem.
Mijn vraag aan de heer Anthuenis was geen examen-
vraag. Wij hebben in de commissie al gezegd dat - of het
nu over brugpensioen of over pensioenleeftijd gaat - u de
mensen niet aan het werk houdt met enkel financie¨le
stimuli indien u niet in de gepaste omkadering voorziet.
Mijnheer de minister, wat die stimuli of complementen
betreft, nog het volgende. Mocht het zo zijn dat mensen
vroeger stoppen omwille van een keuze voor meer vrije
tijd, dan volg ik u volledig. Als het echter gaat over
mensen die moeten stoppen omdat zij het fysisch of
psychisch niet meer aankunnen, dan lost u dit niet op
door de mensen een pensioencomplement te geven als
ze enkele jaren langer werken. Deze mensen zouden in
normale omstandigheden dat wil zeggen indien zij daar
fysisch en psychisch toe instaat waren langer gewerkt
hebben aangezien ze nu vertrekken met een onvolledig
pensioen. Dat heb ik in het debat willen zeggen.
De heer Anthuenis vindt dit een heel positief element. Het
kan volgens mij een positief element worden op voor-
waarde dat wij de andere omkaderende maatregelen
kennen die ervoor kunnen zorgen dat voorkomen wordt
dat mensen vroegtijdig weggaan omdat ze het niet meer
aankunnen. Dat lost u niet op met een complement. Het
aspect van de vrije tijd is een andere discussie.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Mevrouw D'Hondt, die
omkaderende maatregelen zullen er inderdaad komen.
De aanzet is al gegeven. De VLD-fractie zal deze
programmawet met veel enthousiasme steunen. Mensen
van 55 tot 60 jaar die vervroegd met pensioen willen
gaan, zullen misschien eerder geneigd zijn om te blijven
werken dan wanneer ze daar geen pensioenvorming
voor hebben. Mensen ouder dan 60 jaar zullen eerder
geneigd zijn om aan het werk te blijven als zij daarvoor
een pensioensupplement krijgen.
Mevrouw Greta D'Hondt (CVP) : Als ze met de zweep
gedwongen worden.
De heer Filip Anthuenis (VLD) : Dat is helemaal niet met
de zweep. Mevrouw D'hondt, wij kijken uit naar uw
uiteenzetting deze namiddag om te kijken of u op de-
zelfde golflengte zit als bijvoorbeeld mevrouw Pieters.
De voorzitter : Collega's, de honger is dus gewekt,
zowel voor de uiteenzettingen van deze namiddag als
voor de maaltijd.
De vergadering is gesloten.
La se´ance est leve´e.
- De vergadering wordt gesloten om 13.10 uur. Volgende
plenaire vergadering woensdag 12 juli 2000 om 14.15
uur.
- La se´ance est leve´e a` 13.10 heures. Prochaine se´ance
ple´nie`re mercredi 12 juillet 2000 a` 14.15 heures.
HA 50
PLEN 067
31
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
32
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
BIJLAGE
ANNEXE
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
WOENSDAG 12 JULI 2000
MERCREDI 12 JUILLET 2000
INTERNE BESLUITEN
DECISIONS INTERNES
PARLEMENTAIRE
OVERLEGCOMMISSIE
Beslissingen
Overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de wet van
6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire
overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet
en tot wijziging van de gecoo¨rdineerde wetten op de
Raad van State, heeft de parlementaire overlegcommis-
sie in haar vergadering van 10 juli 2000 de volgende
beslissingen genomen :
- overeenkomstig artikel 12, § 2, van de wet van 6 april
1995 houdende inrichting van de parlementaire overleg-
commissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot
wijziging van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van
State en met toepassing van artikel 80 van de Grondwet,
heeft de commissie de termijnen bepaald waarbinnen de
Senaat zich moet uitspreken over de volgende wetson-
twerpen, waarvoor de regering de spoedbehandeling
heeft gevraagd :
a) voor het wetsontwerp tot geleidelijke afschaffing van
de aanvullende crisisbijdrage op de inkomsten van de
natuurlijke personen (nr. 781/1-1999/2000) : de commis-
sie heeft beslist de evocatietermijn op 4 dagen en de
onderzoekstermijn op 15 dagen vast te stellen;
b) voor het wetsontwerp houdende diverse bepalingen
betreffende de organisatie van de financie¨le markten en
diverse andere bepalingen (nr.782/1-1999/2000) : de
commissie heeft beslist de evocatietermijn op 4 dagen en
de onderzoekstermijn op 15 dagen vast te stellen.
Ter kennisgeving
INTERPELLATIEVERZOEKEN
Ingekomen
1. de heer Karel Pinxten tot de vice-eerste minister en
minister van Buitenlandse Zaken over
het internationale
aanhoudingsbevel tegen de minister van Buitenlandse
Zaken van Congo, Yerodia
.
(nr. 466 - verzonden naar de commissie voor de Buiten-
landse Betrekkingen)
COMMISSION PARLEMENTAIRE
DE CONCERTATION
De´cisions
Conforme´ment a` l'article 14, aline´a 1er, de la loi du 6 avril
1995 organisant la commission parlementaire de con-
certation pre´vue a` l'article 82 de la Constitution et modi-
fiant les lois coordonne´es sur le Conseil d'Etat, la com-
mission parlementaire de concertation a pris les
de´cisions suivantes en sa re´union du 10 juillet 2000 :
- conforme´ment a` l'article 12, § 2, de la loi du 6 avril 1995
organisant la commission parlementaire de concertation
pre´vue a` l'article 82 de la Constitution et modifiant les lois
coordonne´es sur le Conseil d'Etat et en application de
l'article 80 de la Constitution, la commission a de´termine´
les de´lais dans lesquels le Se´nat aura a` se prononcer sur
les projets de loi suivants, pour lesquels le gouvernement
a demande´ l'urgence :
a) pour le projet de loi portant suppression progressive
de la contribution comple´mentaire de crise sur les reve-
nus des personnes physiques (n° 781/1-1999/2000) : la
commission a de´cide´ de fixer le de´lai d'e´vocation a` 4
jours et le de´lai d'examen a` 15 jours;
b) pour le projet de loi portant diverses dispositions
relatives a` l'organisation des marche´s financiers et diver-
ses autres dispositions (n°782/1-1999/2000) : la commis-
sion a de´cide´ de fixer le de´lai d'e´vocation a` 4 jours et le
de´lai d'examen a` 15 jours.
Pour information
DEMANDES D'INTERPELLATION
Demandes
1. M. Karel Pinxten au vice-premier ministre et ministre
des Affaires e´trange`res sur
le mandat d'arre^t internatio-
nal lance´ contre le ministre des Affaires e´trange`res du
Congo, M. Yerodia
.
(n° 466 - renvoi a` la commission des Relations
exte´rieures)
HA 50
PLEN 067
33
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
2. de heer Jean-Pol Poncelet tot de eerste minister, tot de
vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken
en tot de minister van Justitie over
het internationale
aanhoudingsbevel tegen de Kongolese minister van Bui-
tenlandse Zaken, de heer Yerodia
.
(nr. 467 - verzonden naar de commissie voor de Buiten-
landse Betrekkingen)
3. mevrouw Simonne Creyf tot de staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de
minister van Mobiliteit en Vervoer, over
de liberalisering
van de elektriciteitsmarkt
.
(nr. 468 - verzonden naar de commissie voor het Bedri-
jfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de na-
tionale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw)
4. de heer Bart Laeremans tot de minister van Consu-
mentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over
het
blokstaarten van het Brabants trekpaard
.
(nr. 469 - verzonden naar de commissie voor de Volks-
gezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke
Hernieuwing)
5. de heer Jean-Pol Poncelet tot de minister van Justitie
over
het internationale aanhoudingsbevel tegen de Kon-
golese minister van Buitenlandse Zaken, de heer
Yerodia
.
(nr. 470 - verzonden naar de commissie voor de Justitie)
2. M. Jean-Pol Poncelet au premier ministre, au vice-
premier ministre et ministre des Affaires e´trange`res et au
ministre de la Justice sur
le mandat d'arre^t international
de´livre´ a` l'encontre du ministre congolais des Affaires
e´trange`res, M. Yerodia
.
(n° 467 - renvoi a` la commission des Relations
exte´rieures)
3. Mme Simonne Creyf au secre´taire d'Etat a` l'Energie et
au De´veloppement durable, adjoint au ministre de la
Mobilite´ et des Transports sur
la libe´ralisation du marche´
de l'e´lectricite´
.
(n° 468 - renvoi a` la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des Classes
moyennes et de l'Agriculture)
4. M. Bart Laeremans a` la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement sur
la caudotomie pratique´e sur les
chevaux de trait brabanc¸ons
.
(n° 469 - renvoi a` la commission de la Sante´ publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Socie´te´)
5. M. Jean-Pol Poncelet au ministre de la Justice sur
le
mandat d'arre^t international de´livre´ a` l'encontre du mini-
stre congolais des Affaires e´trange`res, M. Yerodia
.
(n° 470 - renvoi a` la commission de la Justice)
34
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
PLENAIRE VERGADERING
SEANCE PLENIERE
WOENSDAG 12 JULI 2000
MERCREDI 12 JUILLET 2000
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
COMMISSIES
Verslagen
Volgende verslagen werden ingediend :
namens de commissie voor de Financie¨n en de
Begroting,
- door de heer Yves Leterme, over het wetsvoorstel van
de heer Dirk Pieters tot wijziging van artikel 5 van het
Wetboek van de met de inkomstenbelasting gelijkges-
telde belastingen (nr.51/2);
- door mevrouw Fientje Moerman, over het wetsontwerp
houdende diverse bepalingen betreffende de organisatie
van de financie¨le markten en diverse andere bepalingen
(nr.782/4);
namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de
Algemene Zaken en het Openbaar Ambt,
- door mevrouw Ge´raldine Pelzer-Salandra, over :
. het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 april
1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming,
alsmede van het Kieswetboek (nr. 775/3);
. het wetsvoorstel van de heren Bruno Van Grootenbrulle
en Claude Eerdekens tot wijziging van de wet van 11 april
1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming
(nr. 290/2);
- door de heer Denis D'hondt, over :
. het wetsontwerp tot wijziging van artikel 73 van de
nieuwe gemeentewet (overgezonden door de Senaat)
(nr. 777/3);
. het wetsvoorstel van de heren Jan Eeman en Stef Goris
tot wijziging van artikel 73 van de nieuwe gemeentewet,
betreffende het verbod voor bloed- en aanverwanten om
in dezelfde gemeenteraad zitting te nemen (nr. 250/4);
- door de heer Tony Smets, over het wetsvoorstel van de
heren Denis D'hondt, Willy Cortois, Dirk Van der Maelen,
Jef Tavernier en mevrouw Karine Lalieux tot aanvulling
van de wet van ... tot beperking met de helft van de
devolutieve kracht van de lijststemmen en tot afschaffing
van het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en
kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van de provincie-
en
gemeenteraden
en
het
Europees
Parlement
(nr. 791/2);
COMMISSIONS
Rapports
Les rapports suivants ont e´te´ de´pose´s :
au nom de la commission des Finances et du Budget,
- par M. Yves Leterme, sur la proposition de loi de M.
Dirk Pieters modifiant l'article 5 du Code des taxes
assimile´es aux impo^ts sur les revenus (n° 51/2);
- par Mme Fientje Moerman, sur le projet de loi portant
diverses dispositions relatives a` l'organisation des mar-
che´s financiers et diverses autres dispositions (n° 782/4);
au nom de la commission de l'Inte´rieur, des Affaires
ge´ne´rales et de la Fonction publique,
- par Mme Ge´raldine Pelzer-Salandra, sur :
. le projet de loi modifiant la loi du 11 avril 1994
organisant le vote automatise´, ainsi que le Code e´lectoral
(n° 775/3);
. la proposition de loi de MM. Bruno Van Grootenbrulle et
Claude Eerdekens modifiant la loi du 11 avril 1994
organisant le vote automatise´ (n° 290/2);
- par M. Denis D'hondt, sur :
. le projet de loi modifiant l'article 73 de la nouvelle loi
communale (transmis par le Se´nat) (n°777/3);
. la proposition de loi de MM. Jan Eeman et Stef Goris
modifiant l'article 73 de la nouvelle loi communale en ce
qui concerne l'interdiction, pour les parents et allie´s, de
sie´ger dans un me^me conseil communal (n° 250/4);
- par M. Tony Smets, sur la proposition de loi de MM.
Denis D'hondt, Willy Cortois, Dirk Van der Maelen, Jef
Tavernier et Mme Karine Lalieux comple´tant la loi du ...
visant a` re´duire de moitie´ l'effet de´volutif des votes
exprime´s en case de te^te et a` supprimer la distinction
entre candidats titulaires et candidats supple´ants pour
l'e´lection des conseils provinciaux et communaux et du
Parlement europe´en (n°791/2);
HA 50
PLEN 067
35
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
namens de commissie voor het Bedrijfsleven, het We-
tenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetens-
chappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en
de Landbouw,
- door mevrouw Trees Pieters, over het wetsvoorstel van
de heer Luc Paque tot wijziging van artikel 13 van de wet
van 19 december 1950 tot instelling van de Orde der
Dierenartsen (nr.502/2);
- door de heer Roger Bouteca en mevrouw Muriel
Gerkens, over het wetsontwerp houdende sociale, bud-
gettaire en andere bepalingen (art. 22 en 23, 229 en 230)
(nr. 756/11);
namens de commissie voor de Volksgezondheid, het
Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing,
- door mevrouw Anne-Mie Descheemaeker, over het
wetsontwerp houdende sociale, budgettaire en andere
bepalingen (artikelen 124 tot 126, 204 tot 206 en 212 tot
228) (nr. 756/12);
namens
de
commissie
voor
de
Buitenlandse
Betrekkingen,
- door de heer Dirk Van der Maelen, over :
. het voorstel van resolutie van de heer Jacques Lefevre
c.s. betreffende de bekrachtiging door Belgie¨ van het
Statuut
van
het
Internationaal
Strafgerechtshof
(nr. 564/2);
. het voorstel van resolutie van mevrouw Leen Laenens,
de heer Lode Vanoost, mevrouw Claudine Drion en de
heer Jacques Lefevre betreffende de mensenrechten in
Colombia (nr. 642/3);
. het wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag
inzake de bescherming en het gebruik van grensovers-
chrijdende waterlopen en internationale meren, en met
de bijlagen I, II, III en IV, gedaan te Helsinki op 17 maart
1992 (overgezonden door de Senaat) (nr.741/2);
- door de heer Daniel Bacquelaine, over het voorstel van
resolutie van de heer Mark Eyskens betreffende de
uitbreiding van de rechtsmacht van het Internationaal
Strafgerechtshof tot andere ernstige internationale delic-
ten, inzonderheid economische delicten (nr. 607/2);
- door de heer Jacques Lefevre, over het voorstel van
resolutie van de heren Francis Van den Eynde en Gerolf
Annemans, mevrouw Alexandra Colen en de heer Koen
Bultinck betreffende de Conventie van de Raad van
Europa inzake de rechten van de mens en de biogenees-
kunde (nr.276/3);
namens de commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer
en de Overheidsbedrijven,
- door mevrouw Marie-The´re`se Coenen, over het wet-
sontwerp houdende sociale, budgettaire en andere be-
palingen (art. 238) (nr. 756/13);
au nom de la commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques
et culturelles nationales, des Classes moyennes et de
l'Agriculture,
- par Mme Trees Pieters, sur la proposition de loi de M.
Luc Paque modifiant l'article 13 de la loi du 19 de´cembre
1950 cre´ant l'Ordre des me´decins ve´te´rinaires (n° 502/2);
- par M. Roger Bouteca et Mme Muriel Gerkens, sur le
projet de loi portant des dispositions sociales, budge´tai-
res et diverses (art. 22 et 23, 229 et 230) (n° 756/11);
au nom de la commission de la Sante´ publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Socie´te´,
- par Mme Anne-Mie Descheemaeker, sur le projet de loi
portant des dispositions sociales, budge´taires et diverses
(articles 124 a` 126, 204 a` 206 et 212 a` 228) (n° 756/12);
au nom de la commission des Relations exte´rieures,
- par M. Dirk Van der Maelen, sur :
. la proposition de re´solution de M. Jacques Lefevre et
consorts relative a` la ratification par la Belgique du Statut
de la Cour pe´nale internationale (n° 564/2);
. la proposition de re´solution de Mme Leen Laenens, M.
Lode Vanoost, Mme Claudine Drion et M. Jacques Le-
fevre concernant les droits de l'homme en Colombie (n°
642/3);
. le projet de loi portant assentiment a` la Convention sur
la protection et l'utilisation des cours d'eau transfrontie`-
res et des lacs internationaux, et aux annexes, I, II, III et
IV, faits a` Helsinki le 17mars1992 (transmis par le Se´nat)
(n° 741/2);
- par M.
Daniel Bacquelaine, sur la proposition de
re´solution de M. Mark Eyskens e´tendant la compe´tence
de la Cour pe´nale internationale a` d'autres de´lits inter-
nationaux graves, en particulier les de´lits e´conomiques
(n° 607/2);
- par M. Jacques Lefevre, sur la proposition de re´solution
de MM. Francis Van den Eynde et Gerolf Annemans,
Mme Alexandra Colen et M. Koen Bultinck concernant la
Convention du Conseil de l'Europe sur les droits de
l'homme et la biome´decine (n° 276/3);
au nom de la commission de l'Infrastructure, des Com-
munications et des Entreprises publiques,
- par Mme Marie-The´re`se Coenen, sur le projet de loi
portant des dispositions sociales, budge´taires et diverses
(art. 238) (n° 756/13);
36
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
namens de commissie voor de Landsverdediging,
- door mevrouw Mirella Minne, over het wetsontwerp
houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen
(art. 241 en 242) (nr. 756/14);
namens de commissie voor de Sociale Zaken,
- door de heer Jean-Marc Delize´e en mevrouw Zoe´
Genot, over :
. het wetsontwerp houdende sociale, budgettaire en
andere bepalingen (art. 1 tot 21, 24 tot 123, 127 tot 203,
207 tot 212) (nr. 756/15);
. het wetsvoorstel van mevrouw Greta D'Hondt tot wijzi-
ging van de reglementering inzake de gewaarborgde
gezinsbijslag, met betrekking tot het rechtgevend kind
dat het bestaansminimum geniet (nr. 768/2).
ARBITRAGEHOF
Arresten
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de griffier van het
Arbitragehof kennis van :
- het arrest nr. 84/2000 uitgesproken op 5 juli 2000
betreffende de prejudicie¨le vraag over artikel 277 van het
decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994
betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeens-
chap, gesteld door de Raad van State bij arrest van
19 januari 2000, inzake H.Meert tegen de Erasmusho-
geschool Brussel;
(rolnummer : 1636)
- het arrest nr. 85/2000 uitgesproken op 5 juli 2000
betreffende de prejudicie¨le vraag over artikel 14 van de
wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding
voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar
en van het werk en voor beroepsziekten in de overheids-
sector, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Brus-
sel bij vonnis van 25 mei 1999, inzake de procureur des
Konings, Gil B. en anderen;
(rolnummer : 1690)
- het arrest nr. 86/2000 uitgesproken op 5 juli 2000
betreffende de beroepen tot vernietiging van de artikelen
63 tot 68, 84 tot 91 en 202 van het Vlaamse decreet van
18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke
ordening, ingediend door P. Snoy, M. -N. Orban, J. De
Backer, P.Nys, N. Nys, F. Kamp en de Beroepsvereniging
van de Vastgoedsector;
(rolnummers : 1700, 1701, 1703, 1710, 1725 en 1832)
- het arrest nr. 87/2000 uitgesproken op 5 juli 2000
betreffende het beroep tot vernietiging van de wet va
15 december 1998 tot wijziging van de wet van
19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen
tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
en van de wet van 1september1980 betreffende de
au nom de la commission de la De´fense nationale,
- par Mme Mirella Minne, sur le projet de loi portant des
dispositions sociales, budge´taires et diverses (art. 241 et
242) (n° 756/14);
au nom de la commission des Affaires sociales,
- par M. Jean-Marc Delize´e et Mme Zoe´ Genot, sur :
. le projet de loi portant des dispositions sociales, bud-
ge´taires et diverses (art. 1 a` 21, 24 a` 123, 127 a` 203, 207
a` 212) (n° 756/15);
. la proposition de loi de Mme Greta D'Hondt modifiant la
re´glementation relative aux prestations familiales garan-
ties, en ce qui concerne l'enfant be´ne´ficiaire auquel est
octroye´ le minimum de moyens d'existence (n° 768/2).
COUR D'ARBITRAGE
Arre^ts
En application de l'article 113 de la loi spe´ciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la
Cour d'arbitrage notifie :
- l'arre^t n° 84/2000 rendu le 5 juillet 2000 relatif a` la
question pre´judicielle concernant l'article 277 du de´cret
de la Communaute´ flamande du 13 juillet 1994 relatif aux
instituts supe´rieurs en Communaute´ flamande, pose´e
par le Conseil d'Etat par arre^t du 19 janvier 1999, en
cause de H.Meert contre la
Erasmushogeschool
Brussel
;
(n° du ro^le : 1636)
- l'arre^t n° 85/2000 rendu le 5 juillet 2000 relatif a` la
question pre´judicielle concernant l'article 14 de la loi du
3 juillet 1967 sur la re´paration des dommages re´sultant
des accidents du travail, des accidents survenus sur le
chemin du travail et des maladies professionnelles dans
le secteur public, pose´e par le tribunal correctionnel de
Bruxelles par jugement du 25 mai 1999, en cause du
procureur du Roi, de Gil B et autres;
(n° du ro^le : 1690)
- l'arre^t n° 86/2000 rendu le 5 juillet 2000 relatif aux
recours en annulation des articles 63 a` 68, 84 a` 91 et 202
du de´cret flamand du 18 mai 1999 portant organisation
de l'ame´nagement du territoire, introduits par P. Snoy,
M. -N. Orban, J. De Backer, P. Nys, N. Nys, F. Kamp et
l'Union professionnelle du secteur immobilier;
(n
os
du ro^le : 1700, 1701, 1703, 1710, 1725 et 1832)
- l'arre^t n° 87/2000 rendu le 5 juillet 2000 relatif au
recours en annulation de la loi du 15de´cembre1998 mo-
difiant la loi du 19 de´cembre 1974 organisant les rela-
tions entre les autorite´s publiques et les syndicats des
agents relevant de ces autorite´s et la loi du 1er septem-
bre 1980 relative a` l'octroi et au paiement d'une prime
HA 50
PLEN 067
37
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie
aan sommige personeelsleden van de overheidssector
en aan de in die sector tewerkgestelde werklozen, inges-
teld door de Algemene Centrale der Openbare Diensten.
(rolnummer : 1717)
Ter kennisgeving
JAARVERSLAGEN
NMBS
De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
heeft haar jaarverslag 1999 overgezonden.
Rondgedeeld
Rijksinstituut voor ziekte-
en invaliditeitsverzekering
Bij brief van 27 juni 2000 zendt de administrateur-
generaal van het Rijksinstituut voor ziekte- en invalidi-
teitsverzekering het jaarverslag 1999 van het RIZIV over.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale Zaken
ADVIEZEN
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling
Bij brief van 30 juni 2000 zendt de voorzitter van de
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling de vol-
gende adviezen over :
- advies over het zesde milieuactieprogramma van de
Europese Unie (op vraag van de minister van Consu-
mentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu);
- advies over gevaarlijke stoffen en preparaten (op vraag
van de minister van Consumentenzaken, Volksgezond-
heid en Leefmilieu);
- advies over domeinconcessies voor offshorewindmo-
lens (op vraag van de staatssecretaris voor Energie en
Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de minister van
Mobiliteit en Vervoer);
- advies over de beleidsnota Ontwikkelingssamenwer-
king
Kwaliteit in solidariteit. Partnerschap voor duur-
zame ontwikkeling
(op vraag van de staatssecretaris
voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de
minister van Buitenlandse Zaken);
syndicale a` certains membres du personnel du secteur
public et aux cho^meurs mis au travail dans ce secteur,
introduit par la Centrale ge´ne´rale des services publics.
(n° du ro^le : 1717)
Pour information
RAPPORTS ANNUELS
SNCB
La Socie´te´ nationale des Chemins de fer belges a
transmis son rapport annuel 1999.
Distribution
Institut national
d'assurance maladie-invalidite´
Par lettre du 27 juin 2000, l'administrateur ge´ne´ral de
l'Institut national d'assurance maladie-invalidite´ transmet
le rapport annuel 1999 de l'INAMI.
Renvoi a` la commission des Affaires sociales
AVIS
Conseil fe´de´ral du de´veloppement durable
Par lettre du 30 juin 2000, le pre´sident du Conseil fe´de´ral
du De´veloppement Durable transmet les avis suivants :
- avis sur le sixie`me programme d'action en matie`re
d'environnement de l'Union europe´enne (a` la demande
de la ministre de la Protection de la consommation, de la
Sante´ publique et de l'Environnement);
- avis sur les substances et les pre´parations dangereu-
ses (a` la demande de la ministre de la Protection de la
consommation,
de
la
Sante´
publique
et
de
l'Environnement);
- avis sur les concessions domaniales pour les e´oliennes
en mer (a` la demande du secre´taire d'Etat a` l'Energie et
au De´veloppement durable, adjoint a` la ministre de la
Mobilite´ et des Transports);
- avis sur la note de politique Coope´ration au de´velop-
pement
La qualite´ dans la solidarite´. Partenariat pour le
de´veloppement durable
(a` la demande du secre´taire
d'Etat a` la Coope´ration au de´veloppement, adjoint au
ministre des Affaires e´trange`res);
38
HA 50
PLEN 067
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000
- advies over de milieueffectebeoordeling en de vergun-
ning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zee
(op vraag van de minister van Consumentenzaken, Volk-
sgezondheid en Leefmilieu).
Verzonden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetens-
chappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en
de Landbouw, naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen en naar de commissie voor de Volks-
gezondheid, het Leefmilieu en de maatschappelijke
Hernieuwing
VARIA
Observatorium van de Arbeidsmarkt
en de Kwalificaties
Bij brief van 10 juli 2000 zendt de directeur-generaal van
de Brusselse gewestelijke dienst voor Arbeidsbemidde-
ling de recentste studie over uitgevoerd door het Obser-
vatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties,
betiteld
Migrantenbevolking, arbeidsmarkt en discrimi-
natie : Situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale Zaken en
naar de commissie voor de Justitie
- avis sur les incidences sur l'environnement et les
permis et autorisations relatifs a` certaines activite´s exer-
ce´es en mer (a` la demande de la ministre de la Protection
de la consommation, de la Sante´ publique et de
l'Environnement).
Renvoi a` la commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques
et culturelles nationales, des Classes moyennes et de
l'Agriculture, a` la commission des Relations exte´rieures
et
a`
la
commission
de
la
Sante´
publique,
de
l'Environnement et du Renouveau de la Socie´te´
DIVERS
Observatoire du Marche´ du Travail
et des Qualifications
Par lettre du 10 juillet 2000, le directeur ge´ne´ral de
l'Office re´gional bruxellois de l'emploi transmet la der-
nie`re e´tude effectue´e par l'Observatoire du Marche´ du
Travail et des Qualifications, intitule´e
Migranten-
bevolking, arbeidsmarkt en discriminatie : Situatie in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
.
Renvoi a` la commission des Affaires sociales et a` la
commission de la Justice
HA 50
PLEN 067
39
12-07-2000
KAMER - 2e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE
CHAMBRE - 2e SESSION DE LA 50e LEGISLATURE
1999
2000