KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50
PLEN 257
CRIV 50
PLEN 257
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
P
LENUMVERGADERING
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
woensdag
mercredi
17-07-2002
17-07-2002
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
PS
Parti socialiste
cdH
centre démocrate Humaniste
SP.A
Socialistische Partij Anders
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID
Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties
:
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (op wit
papier, bevat ook de bijlagen)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (sur papier blanc, avec les annexes)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV
Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV
Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Berichten van verhindering
1
Excusés
1
Regeling van de werkzaamheden
1
Ordre des travaux
1
Spreker: Geert Bourgeois
Orateur: Geert Bourgeois
WETSONTWERPEN
2
PROJETS DE LOI
3
Wetsontwerp betreffende de bijzondere
opsporingsmethoden en enige andere
onderzoeksmethoden (1688/1 tot 14)
3
Projet de loi concernant les méthodes
particulières de recherche et quelques autres
méthodes d'enquête (1688/1 à 14)
3
Algemene bespreking
3
Discussion générale
3
Sprekers: Guy Hove
, rapporteur,
Geert
Bourgeois
, rapporteur
Orateurs: Guy Hove
, rapporteur,
Geert
Bourgeois
, rapporteur
Beroep op het reglement
10
Rappel au règlement
10
Sprekers: Vincent Decroly, Jef Tavernier,
Tony Van Parys, Thierry Giet, Josy Arens,
Fred Erdman, Martine Dardenne, Hugo
Coveliers
, voorzitter van de VLD-fractie
, Bart
Laeremans, Bert Schoofs, Anne Barzin,
Fauzaya Talhaoui, Marc Verwilghen
,
minister van Justitie
Orateurs: Vincent Decroly, Jef Tavernier,
Tony Van Parys, Thierry Giet, Josy Arens,
Fred Erdman, Martine Dardenne, Hugo
Coveliers
, président du groupe VLD
, Bart
Laeremans, Bert Schoofs, Anne Barzin,
Fauzaya Talhaoui, Marc Verwilghen
,
ministre de la Justice
BIJLAGE
57
ANNEXE
57
INTERNE BESLUITEN
57
DECISIONS INTERNES
57
INTERPELLATIEVERZOEKEN
57
DEMANDES D'INTERPELLATION
57
I
NGEKOMEN
57
D
EMANDES
57
VOORSTELLEN
57
PROPOSITIONS
57
T
OELATING TOT DRUKKEN
57
A
UTORISATION D
'
IMPRESSION
57
MEDEDELINGEN
58
COMMUNICATIONS
58
COMMISSIES
58
COMMISSIONS
58
V
ERSLAGEN
58
R
APPORTS
58
SENAAT
59
SENAT
59
O
VERGEZONDEN WETSONTWERPEN
59
P
ROJETS DE LOI TRANSMIS
59
A
ANGENOMEN WETSONTWERP
59
P
ROJET DE LOI ADOPTE
59
E
VOCATIE
60
E
VOCATION
60
REGERING
60
GOUVERNEMENT
60
I
NGEDIENDE WETSONTWERPEN
60
D
EPOT DE PROJETS DE LOI
60
V
ERSLAG
61
R
APPORT
61
ARBITRAGEHOF
61
COUR D'ARBITRAGE
61
B
EROEPEN TOT VERNIETIGING
61
R
ECOURS EN ANNULATION
61
P
REJUDICIËLE VRAGEN
62
Q
UESTIONS PREJUDICIELLES
62
JAARVERSLAGEN
63
RAPPORTS ANNUELS
63
R
IJKSINSTITUUT VOOR DE
S
OCIALE
V
ERZEKERINGEN DER
Z
ELFSTANDIGEN
63
I
NSTITUT NATIONAL D
'
ASSURANCES SOCIALES POUR
TRAVAILLEURS INDEPENDANTS
63
R
ENTENFONDS
63
F
ONDS DES RENTES
63
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
van
WOENSDAG
17
JULI
2002
14:15 uur
______
du
MERCREDI
17
JUILLET
2002
14:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.21 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.21 heures par M. Herman De Croo, président.

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Marc Verwilghen.

De
voorzitter
: De vergadering is geopend.
La séance est ouverte.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in
bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Berichten van verhindering
Excusés

Simonne Leen, Karel Pinxten, Joos Wauters, wegens ziekte / pour raison de santé.
01 Regeling van de werkzaamheden
01 Ordre des travaux

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van deze morgen stel ik voor de volgende
punten op onze agenda van deze namiddag in te schrijven:
- wetsontwerp tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en
het Wetboek van vennootschappen (geamendeerd door de Senaat) (nrs. 1132/16 tot 19);
- wetsvoorstel van de heer Geert Bourgeois tot aanvulling van het Burgerlijk Wetboek met een bepaling
inzake de verplichting een aannemingsovereenkomst te sluiten bij de aankoop van bouwgrond
(nrs. 1201/1 tot 10);
- wetsontwerp betreffende de toetreding van België tot de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij
(overgezonden door de Senaat) (nr. 1936/1);
- wetsontwerp betreffende de inschrijving van België op het kapitaal van de Inter-Amerikaanse
Investeringsmaatschappij (nr. 1864/1);
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents de ce matin, je vous propose d'inscrire à notre
ordre du jour de cet après-midi les points suivants:
- projet de loi modifiant la loi du 8 août 1997 sur les faillites, le Code judiciaire et le Code des sociétés
(amendé par le Sénat) (n
os
1132/16 à 19);
- proposition de loi complétant le Code civil par une disposition relative à l'obligation de conclure un
contrat d'entreprise lors de l'achat de terrain à bâtir (n
os
1201/1 à 10);
- projet de loi relatif à l'adhésion de la Belgique au capital de la Société interaméricaine d'investissement
(transmis par le Sénat) (n° 1936/1);
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
- projet de loi relatif à la souscription de la Belgique au capital de la Société interaméricaine
d'investissement (n° 1864/1).

Mijnheer Bourgeois, ik meen dat er een probleempje is met het amendement van de heer Desimpel op het
wetsvoorstel nr. 1201. Ik geloof dat er een afspraak was om het naar de commissie te sturen en terug te
komen. Ik meen da u mij daar gisteren over geschreven hebt.

Geen bezwaar?
(Nee)
Aldus wordt besloten.
Pas d'observation?
(Non)
Il en sera ainsi.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van deze morgen, stel ik u voor het
wetsvoorstel van de heer Geert Bourgeois tot aanvulling van het Burgerlijk Wetboek met een bepaling
inzake de verplichting een aannemingsovereenkomst te sluiten bij de aankoop van bouwgrond
(nrs. 1201/1 tot 10) terug te zenden naar de commissie belast met de problemen inzake Handels- en
Economisch Recht, teneinde amendementen van de heer Aimé Desimpel, ingediend na verslag, te
bespreken. U vindt deze amendementen op uw banken.
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents de ce matin, je vous propose de renvoyer la
proposition de loi de M. Geert Bourgeois complétant le Code civil par une disposition relative à l'obligation
de conclure un contrat d'entreprise lors de l'achat de terrain à bâtir (n
os
1201/1 à 10) à la commission
chargée des problèmes de Droit commercial et économique afin d'y examiner des amendements de M.
Aimé Desimpel, déposés après rapport et qui vous sont distribués sur les bancs.

Van zodra de commissie haar werkzaamheden zal beëindigd hebben, zal ik voorstellen dit punt opnieuw
op de agenda in te schrijven.
Dès que la commission a terminé ses travaux, je proposerai d'inscrire ce point à nouveau à notre ordre du
jour.

Geen bezwaar?
(Nee)
Aldus zal geschieden.
Pas d'observation?
(Non)
Il en sera ainsi.

Mijnheer Bourgeois, ik zou het wetsvoorstel ik zo-even heb geciteerd nu reeds terugsturen naar de
commissie Handelsrecht. Dan kan het amendement van de heer Desimpel worden besproken. Ik hoop dat
het intussen is rondgedeeld op de banken. Wij zullen de commissie laten vergaderen en na afloop kan het
terugkomen. Is dat een goede oplossing?
01.01
Geert Bourgeois
(VU&ID): Mijnheer de voorzitter, dit is
inderdaad een goede oplossing maar ik zou willen voorstellen om die
commissie vandaag te laten vergaderen. Misschien kunnen terzake
afspraken worden gemaakt met de heer Grafé.
01.01
Geert Bourgeois
(VU&ID):
Je souhaiterais que la commission
se réunisse encore aujourd'hui à
ce sujet.
De
voorzitter
: Als de commissie vandaag nog kan vergaderen, is dit goed voor mij. De commissie beslist
uiteraard zelf over haar werkzaamheden.
01.02
Geert Bourgeois
(VU&ID): Natuurlijk.
De
voorzitter
: Ik verwijs uw wetsvoorstel en het amendement van de
heer Desimpel terug naar de bevoegde commissie. Wij zullen dan
afwachten of de commissie kan bijeenkomen. Dus u hebt verkregen
wat u hebt gevraagd.
Le
président
: Je renvoie votre
proposition de loi et l'amendement
de M. Desimpel en commission.
Nous verrons si la commission
peut se réunir. Vous avez donc
obtenu ce que vous avez
demandé.
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Wetsontwerpen
Projets de loi
02 Wetsontwerp betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere
onderzoeksmethoden (1688/1 tot 14)
02 Projet de loi concernant les méthodes particulières de recherche et quelques autres méthodes
d'enquête (1688/1 à 14)
Algemene bespreking
Discussion générale

De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
02.01
Guy Hove
, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, dit lijvige wetsontwerp werd door de commissie
voor de Justitie besproken tijdens een aantal vergaderingen. De
inleidende uiteenzetting werd door minister gehouden tijdens de
vergadering van 30 april. Daarna werd het wetsontwerp verder
besproken op 28 mei, 4, 5, 11, 12, 18 en 25 juni en tenslotte op 2 en
9 juli laatstleden.

Alvorens een beknopt verslag uit te brengen van de uiteenzetting
van de minister wil ik graag eerst kort de historiek van dit
wetsontwerp schetsen. De drie belangrijkste onderzoeksmethoden
die in dit wetsontwerp worden geregeld, zijn de infiltratie, de
observatie en de informantenwerking.

Daarnaast worden nog vijf andere methoden geregeld, die niet
zozeer als bijzondere opsporingsmethoden worden omschreven,
maar die er wel nauw bij aanleunen. Het gaat om de inkijkoperatie,
het onderscheppen van post, het nagaan van banktransacties, het
direct afluisteren en de uitgestelde tussenkomst. Deze drie als
bijzonder omschreven methoden worden door dit wetsontwerp
ingeschreven in het Wetboek van Strafvordering, meer bepaald in
het hoofdstuk Opsporingsonderzoek.

Wat de voorgeschiedenis van dit ontwerp betreft, deze gaat terug
naar de verschillende parlementaire onderzoekscommissies die zich
gebogen hebben over een efficiënte aanpak van de georganiseerde
criminaliteit. Het gaat om de aanbevelingen van de zogenoemde
Bendecommissie en van de commissie Dutroux.

Waarom zijn de eerder opgesomde technieken nu bijzonder?
Enerzijds omdat het gebruik ervan de fundamentele rechten van de
mens kan aantasten. Immers, vooral het recht op privacy kan door
deze methoden worden geschonden. Anderzijds zijn zij ook bijzonder
omwille van hun heimelijk karakter. Deze onderzoeksmethoden
worden aangewend in het kader van een gerechtelijk onderzoek of in
het kader van een opsporingsonderzoek. Bovendien oefent het
Openbaar Ministerie altijd controle uit op het gebruik ervan.

De algemene principes die vervat zijn in dit wetsontwerp, vinden
reeds hun grondslag in een aantal ministeriële circulaires. Omdat zij
daarin zo vaag zijn geformuleerd, worden zij in het voorliggende
ontwerp duidelijk omschreven. Het gaat om de volgende vier
02.01
Guy Hove,
rapporteur: Les
principales méthodes particulières
de recherche réglées par ce projet
de loi sont les suivantes:
l'infiltration, l'observation et le
recours aux indicateurs. Cinq
autres méthodes connexes aux
méthodes de recherche ont été
définies. Il s'agit du contrôle visuel
discret, de l'interception du
courrier, du contrôle des
transactions bancaires, de l'écoute
directe et de l'intervention
différée.

Les trois méthodes particulières
de recherche figureront dans le
Code d'instruction criminelle sous
le chapitre "information".

Ce projet est fondé sur les
recommandations de la
commission des tueurs du Brabant
et de la commission Dutroux. s
techniques énumérées sont
qualifiées de "particulières" dans
la mesure où leur mise en oeuvre
est susceptible de porter atteinte
aux droits fondamentaux de
l'homme, et plus précisément au
droit à la vie privée, et parce
qu'elles revêtent un caractère
secret. Par ailleurs, le ministère
public exerce toujours un contrôle.

Les principes généraux à observer
dans le cadre de la mise en
oeuvre des méthodes particulières
de recherche sont énoncés
vaguement et de façon éparse
dans des circulaires. C'est la
raison pour laquelle elle sont
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
principes: subsidiariteit, proportionaliteit, verbod van provocatie en
het verbod misdrijven te plegen. Ik overloop deze vier principes even
kort met u. Met subsidiariteit wordt bedoeld dat de genomen
maatregelen slechts kunnen worden genomen indien de betrokken
magistraat van oordeel is dat andere onderzoeksmaatregelen niet het
verhoopte resultaat zullen opleveren. Kan eenzelfde resultaat worden
verkregen met andere klassieke methodes, dan genieten deze
laatste de voorkeur.

Met proportionaliteit wordt bedoeld dat de gebruikte maatregel in
verhouding moet staan tot de zwaarte van het misdrijf en tot het doel.
Die twee algemene principes zijn niet van toepassing op de
informantenwerking. Het verbod van provocatie komt er in casu op
neer dat de gehanteerde onderzoeksmethode in geen geval
aanleiding mag geven tot het uitlokken van het misdrijf. Een
politieambtenaar mag een dader dus niet brengen tot andere
misdrijven dan die waarop diens opzet van tevoren was gericht.
Inzake de gevolgen van provocatie is het wetsontwerp bondig en
duidelijk. Er wordt geen rekening gehouden met bewijsmiddelen die
verkregen zijn door provocatie.

Wat het verbod misdrijven te plegen betreft, mildert het ontwerp het
algemeen verbod op misdrijven. Immers, in bepaalde gevallen kan
de politieambtenaar zich genoodzaakt zien om misdrijven te plegen,
wil hij zijn opdracht tot een goed einde brengen. De afzwakking
waarin het ontwerp voorziet, bestaat erin een straf van uitsluitende
verschoningsgrond te voorzien voor politieambtenaren die zich
genoodzaakt zagen een misdrijf te plegen. Concreet betekent zulks
dat de verschoningsgrond enkel de bestraffing betreft, terwijl de
burgerrechtelijke gevolgen van het misdrijf wel blijven bestaan.

Daarnaast maakt het wetsontwerp een onderscheid tussen
voorzienbare en onvoorzienbare misdrijven. Met voorzienbare
misdrijven worden de misdrijven bedoeld waarvan men kan
vermoeden dat ze zullen worden gepleegd bij het gebruiken van de
bijzondere opsporingsmethodes. Ik denk bijvoorbeeld aan de situatie
waarbij een infiltrant een valse identiteit moet aannemen, wat een
strafbaar feit is. Onder voorzienbare misdrijven worden al de
misdrijven verstaan waarvan zowel de magistraat als de
politieambtenaar weet dat ze zullen worden uitgevoerd. De
onvoorzienbare misdrijven daarentegen kunnen niet worden voorzien
en zijn bij het plegen ervan ook nog niet bekend bij de magistraat.
Opnieuw wordt het voorbeeld van de infiltrant aangehaald. Het kan
immers zijn dat een infiltrant door de criminele organisatie
onverwacht wordt gecontacteerd om deel te nemen aan een
welbepaald misdrijf.

In dergelijke gevallen dient de politieambtenaar de magistraat
hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen.

Tijdens de vergadering van 30 april kwam de minister van Justitie
zijn inleidende uiteenzetting geven. Hij wees erop dat het ontwerp
reeds op 1 maart 2002 door de Ministerraad was goedgekeurd. Het
ging toen om een tweede lezing omdat het ontwerp op een aantal
punten was aangepast aan het advies van de Raad van State, dat
reeds op 30 november 2001 was gevraagd.

Het ontwerp past in het regeringsbeleid betreffende een efficiënte
regroupées dans le projet de loi. Il
s'agit de la subsidiarité et de la
proportionnalité ainsi que de
l'interdiction de provocation et de
l'interdiction de commettre des
délits.

Le principe de subsidiarité signifie
que les méthodes classiques ont
la priorité. Ce n'est que lorsque le
magistrat concerné juge que ces
méthodes ne fourniront pas le
résultat escompté qu'il peut
recourir à la mise en oeuvre des
méthodes particulières de
recherche.

Le principe de proportionnalité
signifie, quant à lui, que la
méthode utilisée doit être
proportionnée à la gravité du délit
et à l'objectif poursuivi. Les
principes de subsidiarité et de
proportionnalité ne s'appliquent
pas en cas de recours aux
indicateurs.

La méthode de recherche
employée ne contribuer à
provoquer un délit. Les preuves
obtenues par la provocation ne
peuvent être prises en
considération.

Le projet de loi tempère
l'interdiction générale de
commettre des délits en prévoyant
des causes d'excuse absolutoire
pour les fonctionnaires de police
amenés à commettre un délit.
Toutefois, les conséquences du
délit au civil demeurent.

Une distinction est opérée entre
délits prévisibles et imprévisibles.
Les délits prévisibles sont ceux
dont le fonctionnaire de police et
le magistrat savent qu'ils seront
commis dans le cadre de la mise
en oeuvre des techniques
particulières de recherche. Les
délits imprévisibles, par contre, ne
sont pas connus du magistrat au
moment où ils sont commis. Dans
ce dernier cas, le fonctionnaire de
police doit informer le magistrat
aussi rapidement que possible.
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
aanpak van de georganiseerde misdaad en het banditisme. Naast
infiltratie, observatie en informantenwerking, worden in dit ontwerp
ook een aantal andere onderzoeksmethoden geregeld die nu een
veeleer precaire wettelijke basis hebben. Ik heb ze zo-even voor u
opgesomd.

Alvorens dieper in te gaan op de bijzondere opsporingsmethoden,
bracht de minister een overzicht van een aantal punten uit de wet die
gevoelig lagen. Het ging, onder andere, om de rol van de
onderzoeksrechter alsook om de melding van het gebruik van de
bijzondere opsporingsmethoden aan de persoon die er het voorwerp
van heeft uitgemaakt. Op dat vlak kan er een probleem rijzen indien
blijkt dat opsporingsonderzoek waarvoor de methoden zijn
aangewend, zonder gevolg is gebleven.

De controle op het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden
ligt bij de procureur des Konings. Voorts bepaalt het ontwerp dat de
procureur des Konings telkens melding moet doen aan de federale
procureur wanneer in zijn arrondissement van bijzondere technieken
wordt gebruikgemaakt.

Tot hier in een notendop de ontstaansgeschiedenis van het ontwerp,
alsook van de inleidende uiteenzetting van de minister. Voor het
verslag over de uiteenzettingen van de verschillende leden en de
hoorzittingen die de commissie heeft georganiseerd, verwijs ik naar
het verslag van mijn mederapporteur, collega Geert Bourgeois.
Au cours de la réunion du 30 avril,
le ministre est venu commenter la
deuxième lecture du texte qui
avait subi des ajustements sur un
certain nombre de points, pour se
conformer à l'avis du Conseil
d'Etat. Le projet s'inscrit dans la
politique gouvernementale visant
une lutte plus efficace contre la
criminalité organisée et le
banditisme.

La loi comportait un certain
nombre de points délicats. Il s'agit
entre autres du rôle du juge
d'instruction et de la
communication des méthodes
particulières de recherche aux
personnes qui en font l'objet.

Le contrôle du recours aux
méthodes particulières de
recherche ressortit au procureur
du Roi, qui est tenu de signaler le
recours à cette technique dans
son arrondissement au procureur
fédéral.
02.02
Geert Bourgeois
, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik
vervolg het verslag uitgebracht door de heer Hove over de algemene
bespreking zoals die in de commissie plaats had.

Ik geef eerst het standpunt van de leden van de Commissie tijdens
de eerste algemene bespreking.

De heer Coveliers onderstreepte het grote belang van het
voorliggende wetsontwerp. Hij verwees naar de diverse
parlementaire onderzoekscommissies die concludeerden dat de
politiediensten over te weinig middelen beschikken om de
georganiseerde criminaliteit te lijf te gaan. Vandaar zijn pleidooi voor
wetgeving die de bijzondere opsporingsmethoden regelt. Dit moet
voor hem kunnen, zelfs indien een inbreuk op het prive-leven
mogelijk is. Hij stipt aan dat het wetsontwerp evenwichtig is en
voldoende controlemechanismen inbouwt.

Mevrouw Dardenne roept op om aandacht te hebben voor de
ethische aspecten van het voorliggende vraagstuk. De politiediensten
die gebruikmaken van de bijzondere opsporingsmethoden dragen
een grote verantwoordelijkheid. Verder vraagt deze spreekster naar
een aantal bijkomende cijfers die een licht werpen op de
doeltreffendheid van de bijzondere opsporingsmethoden.

Ook de heer Erdman, voorzitter van de commissie, vindt het goed
dat de bijzondere opsporingsmethoden die nu reeds worden
toegepast op grond van rondzendbrieven een wettelijke regeling
krijgen. Hij wenst echter verduidelijking op een aantal punten, met
name over het onderscheid tussen de bijzondere
opsporingsmethoden, de andere onderzoeksmethoden en de
02.02
Geert Bourgeois,
rapporteur: En ma qualité de
deuxième rapporteur, je vais
donner un aperçu des travaux de
commission.

M. Coveliers souligne l'importance
du projet de loi. Les méthodes
particulières de recherche
devraient servir à mieux équiper
les services de police afin de
lutter contre la criminalité
organisée et elles devraient
pouvoir être utilisées même si
elles entraînent une atteinte à la
vie privée.

Madame Dardenne demande qu'il
soit porté attention aux aspects
éthiques du projet. En outre, elle
demande des chiffres attestant
l'efficacité des méthodes.

M. Erdman soutient le règlement
légal des méthodes particulières
de recherche, à condition qu'elles
soient uniquement utilisées pour
des faits de criminalité grave. En
outre, il demande également des
éclaircissements sur un certain
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
politionele onderzoekstechnieken, over de vraag of het werkbaar is
deze methoden te beperken tot de misdrijven opgesomd in artikel
90ter Strafvordering, over het rechtsgevolg van een vordering voor
uitgelokte feiten en tenslotte over de rol van het openbaar ministerie
en de onderzoeksrechter. Deze spreker waarschuwt er ook voor dat
deze methoden slechts kunnen worden ingezet voor grote
criminaliteit.

De heer Giet vroeg de minister verdere uitleg over de wijze waarop
tot nu toe van bijzondere opsporingstechnieken werd
gebruikgemaakt.

De heer Van Parys schaarde zich achter de idee van een wettelijke
regeling, maar formuleerde een reeks vragen en opmerkingen:

Ten eerste, is het wel verantwoord dat voor de bijzondere
opsporingsmethodes de subsidiariteit en de proportionaliteit steeds
geldt, terwijl dat het voor de technieken slechts zó is in de mate dat
ze binnen een methode worden aangewend?

Ten tweede, de strafbare feiten die door de politieambtenaren
kunnen gepleegd worden, moeten nader worden gespecificeerd.
Bovendien moet ook worden nagedacht over de regeling van de
burgerlijke belangen van degenen die door het misdrijf van de
politieambtenaren werden benadeeld.

Ten derde, de verhouding tussen het openbaar ministerie en de
onderzoeksrechter is een delicaat punt. Kan de onderzoeksrechter in
het ontwerp zijn rol wel ten volle spelen?

Ten vierde, in bepaalde gevallen dreigt het onderscheid tussen de
huiszoeking en de inkijkoperatie flinterdun te worden.

Ten vijfde, stelt de spreker vast dat het ontwerp een voorspelbare
strijd oplevert tussen het federale parket en het college van
procureurs-generaal.

Ten slotte vraagt deze spreker aandacht voor het evenwicht tussen
de behoeften van de opsporing en vervolging en de beginselen van
de eerlijke procesvoering.

De heer Schoofs ten slotte, stelde een reeks vragen van praktische
aard, met name of de overheid over voldoende middelen beschikt
om dit wetsontwerp op het terrein te realiseren, of de politiemensen
al specifieke opleidingen hebben kunnen volgen en of de minister
zich heeft kunnen laten bijstaan door experts.

Uit het antwoord van de minister blijkt in eerste instantie dat er in
2001 1.149 aanvragen waren voor bijzondere opsporingstechnieken.
Vier vijfde daarvan zijn te situeren in de drugshandel, overvallen,
diefstallen, agressie, voertuigzwendel en mensenhandel. De vragen
komen vooral uit Brussel, Antwerpen en Gent. 140 tot 150 agenten
zijn hiermee bezig. Slechts 14 agenten werken undercover. De
nodige budgettaire middelen zijn hiervoor beschikbaar.

De minister verduidelijkt verder dat de politiële
onderzoekstechnieken politiële onderzoeksmethoden ondersteunen
en dat zij enkel worden toegepast in het kader van politiële
nombre de notions citées dans le
texte.

M. Giet souhaite des explications
sur la manière dont les méthodes
particulières de recherche ont été
utilisées jusqu'ici.

M. Van Parys juge valable le
règlement légal mais il pose une
série de questions et émet des
observations sur la
proportionnalité et la subsidiarité
des méthodes particulières de
recherche, sur les faits
punissables qui peuvent être
commis par des fonctionnaires de
police, sur les rapports entre le
juge d'instruction et le ministère
public, sur la distinction entre la
perquisition et l'opération de
consultation, et sur la lutte
prévisible entre le parquet fédéral
et le collège des procureurs
généraux. M. Van Parys demande
enfin qu'il soit prêté attention à
l'équilibre entre les besoins de la
recherche et des poursuites, et les
principes de procès équitable.

M. Schoofs a posé une série de
questions sur la faisabilité pratique
du projet, sur la formation des
policiers et sur le rôle des experts
dans l'élaboration du texte.

Il ressort de la réponse du ministre
qu'en 2001, il y a eu 1.149
demandes d'utilisation de
méthodes particulières de
recherche, essentiellement pour
lutter contre le trafic de drogue,
les attaques à main armée, les
vols, le trafic de voiture et la traite
des êtres humains. Les demandes
viennent surtout de Bruxelles,
d'Anvers et de Gand. Les moyens
budgétaires nécessaires sont
disponibles.

Les techniques d'enquête de la
police viennent en appui des
méthodes d'enquête de la police,
et tant les techniques que les
méthodes sont assorties des
conditions de subsidiarité et de
proportionnalité. Le ministre
souhaite par ailleurs renforcer le
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
onderzoeksmethoden. Hieruit volgt dat de voorwaarden van
subsidiariteit en proportionaliteit gelden, zowel voor de bijzondere
opsporingsmethoden als voor de politiële onderzoekstechnieken.

De minister verantwoordt de grote rol van het openbaar ministerie als
volgt: ten eerste, de vertrouwensmagistraten zijn het best vertrouwd
met bijzondere opsporingstechnieken; ten tweede, dat maakt een
eenvormige aanpak mogelijk en ten slotte is het de
vertrouwensmagistraat die in het bezit is van het vertrouwelijke
dossier.

De politieambtenaren die een misdrijf plegen, moeten het
proportionaliteitsbeginsel in acht nemen. Doordat het plegen van een
misdrijf in het kader van bijzonder opsporingsmethodes (BOM) een
beslissende verschoningsgrond oplevert, zal het slachtoffer steeds
over een burgerlijke vordering beschikken.

De minister is gekant tegen een lijst van uitgesloten of toegelaten
misdrijven, omdat dat voor de criminele organisaties hét middel bij
uitstek zou zijn om na te gaan of iemand al dan niet politieagent is.

Na het betoog van de minister heeft de heer Giet daarin gesteund
door mevrouw Herzet, de heer Erdman en mijzelf aangedrongen op
hoorzittingen. Tussen de heren Erdman en Van Parys ontstond
daarna een discussie over de vraag of het al dan niet wenselijk is het
toepassingsgebied van bijzondere opsporingsmethodes te beperken
tot de grote criminaliteit. De minister heeft geantwoord dat het niet de
bedoeling van de regering is het toepassingsgebied van de
bijzondere opsporingsmethodes te beperken tot de grote criminaliteit.
Bovendien stelde hij dat de controle door de onderzoeksrechter in het
ontwerp groter is dan in de huidige regeling waarbij op basis van
rondzendbrieven wordt gewerkt. In het licht van het recente arrest-
Vercauteren heb ik de problematiek van de zuivering van de
nietigheden aangekaart. De minister heeft hierop geantwoord dat het
arrest-Vercauteren in die context niet relevant is.

Ik kom tot het verslag van de hoorzittingen. De commissie voor de
Justitie heeft diverse hoorzittingen gehouden.

Procureur-generaal Schins onderstreepte dat het college van
procureurs-generaal enorm veel belang hecht aan de wettelijke
regeling voor het gebruik van de bijzondere opsporingstechnieken.
Hij vindt een dergelijke wettelijke regeling absoluut noodzakelijk, niet
alleen vanuit rechtstatelijk oogpunt en vanuit het standpunt van het
openbaar ministerie, de onderzoeksrechters en de politiediensten
maar ook omdat een werkwijze gesteund op ministeriële
rondzendbrieven steeds minder de toets van het Europees Verdrag
tot Bescherming van de rechten van de Mens dreigt te doorstaan.

De spreker, procureur-generaal Schins, formuleert een aantal
vaststellingen met betrekking tot het wetsontwerp.

Ten eerste, het gaat om een moeilijke evenwichtsoefening, waarbij
ervoor moet worden gezorgd, enerzijds, dat het openbaar ministerie,
de onderzoeksrechters en de politiediensten voldoende gewapend
zijn in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, en anderzijds,
dat de individuele rechten en vrijheden en de fundamentele rechten
voldoende gevrijwaard blijven.
rôle du ministère public. Les
fonctionnaires de police qui
commettent un délit doivent
prendre en considération le
concept de proportionnalité. Il est
toujours loisible à la victime
d'intenter une action civile.

Le ministre est opposé à une liste
de délits autorisés car les
organisations criminelles
pourraient alors, elles aussi, la
consulter.

Dans le cadre de la discussion au
sujet de la limitation des
méthodes particulières de
recherche à la grande criminalité,
le ministre a tranché en faveur de
l'utilisation de ces méthodes
également pour des formes de
criminalité moins graves.

La commission a organisé
différentes auditions. M. Schins,
procureur général, a souligné
l'importance que représente le
projet de loi à l'examen pour le
collège des procureurs généraux
non seulement du point de vue de
l'Etat de droit mais également
pour l'application sur le terrain des
méthodes particulières de
recherche. M. Schins a ajouté que
le texte était un exercice
d'équilibre difficile entre d'une part
des services de police bien
équipés et d'autre part les libertés
et les droits individuels des
personnes. Il a également
souligné que la législation devait
être hermétique et de bonne
qualité et que nous ne pouvons
pas oublier que ce texte a une
incidence directe sur l'intégrité
physique des personnes
concernées. C'est la raison pour
laquelle les magistrats instructeurs
doivent rester étroitement
associés à l'élaboration de cette
législation. Il a également indiqué
que le texte devrait faire l'objet de
quelques adaptations. Le texte ne
peut en effet à aucun moment
constituer un recul par rapport à la
situation actuelle. Dans son
combat contre la criminalité
organisée, la société doit pouvoir
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8

Ten tweede, het is belangrijk dat de wetgeving kwalitatief op peil
staat en dat ze sluitend is. De criminele organisaties zullen immers
op de loer liggen om van meet af aan contrastrategieën te
ontwikkelen.

Ten derde, de wetgeving heeft een onmiddellijke weerslag op de
fysieke integriteit van de personen die betrokken zijn bij de strijd
tegen de georganiseerde criminaliteit.

Ten vierde, dat alles heeft tot gevolg dat de onderzoeksmagistraten
en de mensen van het terrein van dichtbij betrokken moeten zijn en
blijven bij het totstandkomen van de wetgeving. De procureur-
generaal is gelukkig dat dit het geval is. Diverse overlegmomenten
hebben geleid tot een aantal verbeteringen, maar toch vindt de
spreker het wenselijk dat nog een aantal bijsturingen gebeuren,
bijvoorbeeld op het vlak van de inkijkoperatie, de observatie met
technische hulpmiddelen en de bescherming van het vertrouwelijk
informantendossier.

Ten vijfde, de op til zijnde wetgeving mag in geen geval een
achteruitgang betekenen ten opzichte van de huidige situatie. De
strijd van de samenleving tegen de georganiseerde criminaliteit moet
gelijke tred kunnen houden met de criminele milieus. België mag in
de internationale context evenmin achterop hinken.

Ten zesde, de spreker onderstreept de controle op het gebruik van
de bijzondere opsporingstechnieken, die op diverse niveaus
aanwezig is, met name binnen de politiediensten zelf, door het
openbaar ministerie, door de onderzoeksrechter, door de
onderzoeksgerechten en ten slotte door de rechters ten gronde.

Wat dat betreft, formuleert de procureur-generaal een reserve tegen
het ontworpen artikel 47undecies. Het college van de procureurs-
generaal zou liever zien dat dit artikel zou wegvallen, omdat het een
toetsing door de rechterlijke macht op het seponeringsbeleid van het
openbaar ministerie zou installeren.

Volgens de procureur-generaal is het niet de taak van een rechter om
een advies te geven. Dat vraagt teveel tijd en druist in tegen de
klassieke regels van de zetelende magistratuur.

Ook de tweede spreker, onderzoeksrechter Vandermeersch,
verheugt zich over de wettelijke verankering van de bijzondere
opsporingstechnieken. Dat dient de transparantie. De spreker roept
evenwel op om aandacht te blijven hebben voor de mogelijke
inbreuken op het privé-leven. Dat impliceert dat de bijzondere
opsporingstechnieken beperkt moeten worden tot de meest ernstige
vormen van criminaliteit. Het ontwerp voldoet daar niet volledig aan:
het toepassingsgebied van de wet is immers zeer ruim, vermits er
enerzijds verwezen wordt naar een strafminimum van één jaar
gevangenisstraf en/of naar de lijst met misdrijven waarvoor
telefoontaps mogelijk zijn.

De heer Vandermeersch vestigt er ook de aandacht op dat het
wetsontwerp de mogelijkheid opent om pro-actief onderzoek en
bijzondere opsporingsmogelijkheden om naar zaken te vissen en
inlichtingen in te winnen onder gerechtelijke bescherming.
lutter à armes égales avec les
milieux criminels. Le contrôle des
méthodes particulières de
recherche exercé à différents
niveaux doit garantir qu'elles ne
seront pas utilisées à mauvais
escient. Dans ce cadre, le collège
des procureurs généraux
souhaiterait que l'article
47
undecies
soit retiré du projet.

Monsieur Vandermeersch est
satisfait du projet, mais souligne
les atteintes possibles à la vie
privée des individus. Selon lui, il
faut limiter le recours aux
méthodes particulières de
recherche à la grande criminalité.
Il attire également notre attention
sur le fait que le projet de loi
laisse une marge suffisante pour
entreprendre des recherches de
manière proactive et
éventuellement mettre les
méthodes en oeuvre à mauvais
escient. Tout comme l'orateur
précédent, Monsieur
Vandermeersch a observé que
l'autonomie des services de police
est très large, que le procureur du
Roi porte une lourde
responsabilité et que la protection
des droits individuels dépend
dorénavant du parquet plus que
du juge. En outre, selon le juge
d'instruction, le projet de loi
menace le droit à la contradiction.

L'orateur estime enfin
insuffisantes les garanties
relatives à la technique
d'observation. Il estime également
qu'il est dangereux de délimiter le
champ d'application d'une mesure
en faisant référence à celui d'une
autre mesure. Le glissement des
compétences du juge vers le
parquet est inquiétant. Le projet
hypothèque les possibilités de
contradiction. Il est donc
susceptible d'être critiqué sur la
base des arrêts de la cour
européenne des droits de
l'homme.

M. Van Laere a ensuite exposé
brièvement la mise en oeuvre et le
contrôle concrets des méthodes
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9

Daarna komt de spreker op een aantal punten terug. Ten eerste, hij
noemt opnieuw de te ruime autonomie die aan de politiediensten
wordt gelaten. Ten tweede, de procureur des Konings, die een
centrale rol krijgt in de controle van de bijzondere
opsporingsmethodes, is wellicht onvoldoende gewapend om het
democratisch tegenwicht te vormen voor de tenuitvoerlegging van de
bijzondere opsporingsmethodes. Ten derde, op het vlak van de
bescherming van de individuele rechten en vrijheden doet er zich
een verschuiving voor van de rechter naar het parket. Ten vierde,
het wetsontwerp zet in verscheidene opzichten de onderzoeksrechter
in zijn rol van behoeder van de individuele rechten en vrijheden
buitenspel. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de inkijkoperaties, die via
het minionderzoek aangevraagd mogen worden. De
onderzoeksrechter mag echter, in tegenstelling tot de gewone regel
van het minionderzoek, het dossier niet naar zich toetrekken. Nog
een ander voorbeeld: in de wet wordt bepaald dat de bijzondere
opsporingsmethodes ten uitvoer worden gelegd door de procureur
des Konings. Volgens de spreker zal dat ertoe leiden dat de
onderzoeksrechter zijn verantwoordelijkheid als leider van het
onderzoek à charge en à décharge en als toezichthouder op de
wettigheid van de bewijsmiddelen niet meer ten volle zal kunnen
uitoefenen.

Ten slotte verwijst de spreker nog naar de controle op de wettigheid
door de onderzoeksrechter, waarbij deze laatste nog slechts als alibi
fungeert.

Ten vijfde, volgens onderzoeksrechter Vandermeersch wordt het
recht op tegenspraak door het wetsontwerp bedreigd. Dat uit zich
voornamelijk in het vertrouwelijk dossier dat onvoldoende
onderworpen wordt aan de tegenspraak van de procespartijen.

Ten slotte geeft de spreker nog een aantal bijzondere overwegingen
mee. Ik formuleer de voornaamste hiervan in het kort. De observatie
zou gepaard moeten gaan met strengere garanties dan deze bepaald
in de wet. Het is volgens de spreker een gevaarlijke techniek om de
werkingssfeer van een regel af te bakenen door te verwijzen naar
een maatregel waarin de werkingssfeer van een andere maatregel
wordt vastgelegd. In concreto klaagt de spreker aan dat
undercoveragenten en tipgevers kunnen worden aangewend voor de
misdrijven waarvoor telefoontap mogelijk is.

De spreker klaagt bij wijze van besluit de onrustwekkende
verschuiving aan van de bevoegdheden van de rechter naar het
parket. De mogelijkheden tot tegenspraak worden in het ontwerp
gehypothekeerd. Ten slotte stelt de onderzoeksrechter dat het
ontwerp vatbaar is voor kritiek vanwege het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens.

De derde spreker, de heer Van Laere, gaf een korte uiteenzetting van
de concrete uitvoering en controle bij het gebruik van bijzondere
opsporingsmethoden.

Vanuit zijn ervaring in de grensoverschrijdende operaties en zijn
contacten met buitenlandse overheden legde federaal procureur
Brammertz op zijn beurt de nadruk op het belang van de wettelijke
verankering van de bijzondere opsporingsmethoden.
particulières de recherche. Le
procureur fédéral, M. Brammertz
se fonde sur son expérience
personnelle dans des opérations
transfrontalières pour mettre en
exergue le fait que les méthodes
spéciales de recherche doivent
être définies par la loi.

Pour ce qui est de la distinction
entre dossier confidentiel et
ouvert, selon M. Delmulle, le
principe est que seuls les
éléments qui s'y opposent ne sont
pas mentionnés dans le dossier
ouvert. L'orateur donne deux
exemples: la protection des
moyens techniques et la garantie
de l'identité des informateurs et
des experts civils. Il rappelle
ensuite que les obligations
internationales de la Belgique
justifient le seuil
d'emprisonnement d'un an.
M. Delmulle a ensuite préconisé
d'encore affiner le projet. Ainsi, il
estime qu'il doit être possible
d'observer un logement sans
l'autorisation du juge d'instruction.
Mme De Rouck a tenu à rassurer
ceux à qui le dossier confidentiel
n'inspire pas confiance en
indiquant que l'on passerait le plus
rapidement possible au dossier
ouvert. Le juge d'instruction, M.
Van Cauwenberghe, estime que le
projet réserve au juge d'instruction
un rôle trop restreint. Pour
terminer, M. Vandermeersch a
demandé de plus amples
précisions à propos du contenu
spécifique du dossier confidentiel
et de la définition de l'enquête
proactive.

Pour le surplus, je renvoie en ce
qui concerne l'examen des
articles, soit dit en passant très
intéressant, au rapport écrit.

La commission a adopté le projet
par 13 voix et 1 abstention.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10

Als antwoord op een aantal betogen in de commissie voor de Justitie
ging de heer Delmulle in op het vertrouwelijk dossier. Volgens deze
spreker geldt als principe dat alles in het open dossier wordt vermeld
tenzij zich daartegen elementen verzetten, bijvoorbeeld de
afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen, de vrijwaring
van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de
informant of de burgerdeskundige.

Deze spreker verdedigt de rol van het openbaar ministerie in het
ontwerp. Hij stipt aan dat de drempel van één jaar gevangenisstraf
gerechtvaardigd is omwille van de internationale verplichtingen van
België. Bovendien stelt hij dat een veel indringender maatregel, te
weten de voorlopige hechtenis ook kan vanaf één jaar
gevangenisstaf.

Volgens de heer Delmulle moet het ontwerp nog worden verfijnd, in
de zin dat voor een observatie op een woning geen machtiging van
de onderzoeksrechter zou mogen worden gevraagd.

Mevrouw De Rouck poogde het wantrouwen dat bestaat tegenover
het vertrouwelijke dossier, weg te nemen door te stellen dat men,
zodra het mogelijk is, overstapt van het vertrouwelijke dossier naar
het open dossier.

Onderzoeksrechter Van Cauwenberghe heeft geen probleem met de
laagdrempeligheid van de bijzondere opsporingsmethoden, maar wel
met de volgens hem te beperkte rol van de onderzoeksrechter.

De heer Vandermeersch vraagt de wetgever om nog enkele zaken
uit te klaren, zoals de vraag welke documenten thuishoren in het
vertrouwelijke dossier en welke niet of de vraag wat moet worden
begrepen onder pro-actief onderzoek.

De artikelsgewijze bespreking was vrij uitvoerig en interessant. Ik
vestig de aandacht van de plenaire vergadering op die bijzonder
interessante bespreking van de artikelen en op de discussies die naar
aanleiding van de diverse amendementen werden gevoerd. Wie een
volledige kijk wil hebben op de inhoud en de strekking van het
voorliggende ontwerp, beveel ik de lectuur van de artikelsgewijze
bespreking aan. Die bespreking verder toelichten zou ons hier echter
te ver leiden, hoewel bij die bespreking enkele principiële discussies
plaatshadden.

Het ontwerp werd aangenomen met 13 stemmen tegen 1 onthouding.
Rappel au règlement
Beroep op het reglement
02.03
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président,
pourrais-je poser une question au rapporteur?
Le
président
: Pour cela, vous devez vous inscrire dans la discussion générale.
02.04
Vincent Decroly
(indépendant): Peut-être pourrais-je vous la
poser? Il s'agit d'une question de procédure.
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Le
président
: Si vous faites appel au règlement, je vous donne la parole.
02.05
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président, vous
jugerez de la correction de l'appel au règlement. M. Bourgeois et
M. Hove viennent de nous faire un rapport destiné à l'ensemble de la
séance plénière, celle-ci comprend 149 collègues.

M. Bourgeois termine son exposé en disant que si l'on souhaite avoir
la substantifique moelle du contenu des discussions en commission,
il nous propose de prendre connaissance de la discussion des
articles en commission. Je pense que ce serait utile à un bon travail
parlementaire.

Un grand nombre d'entre nous a reçu ce rapport de 157 pages il y a
une heure. Certains l'ont peut-être reçu ce matin par la poste s'ils
sont partis relativement tard de chez eux, mais beaucoup ne le
recevront que demain. Dès lors, pensez-vous, Monsieur le président,
qu'il est techniquement possible pour des parlementaires de lire ce
document alors que l'article 66 de notre règlement prévoit un
minimum de trois jours entre le moment où un rapport est
communiqué à la séance plénière et le moment où notre discussion
générale est entamée?

Le délai de trois jours ne sera donc pas respecté dans les faits ni par
rapport à l'entame de la discussion générale ni, je le crains, par
rapport au moment du vote en séance plénière. Je sais que le
gouvernement a demandé l'urgence et que l'article 40 lui permet et
nous permet d'aller de l'avant. Mais en ce qui concerne la dernière
suggestion évoquée par M. Bourgeois, j'estime que nous ne sommes
pas techniquement en mesure de répondre au voeu qu'il a émis.
02.05
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Bestaat de
mogelijkheid om de rapporteur
een vraag te stellen over de
procedure? De heer Bourgeois
besluit zijn uiteenzetting in de
plenaire vergadering met het
voorstel de artikelsgewijze
bespreking die in de commissie
gehouden werd, te lezen. Is dat
materieel mogelijk? We hebben
het 157 bladzijden tellende stuk
net gekregen! Zo zal de termijn
van drie dagen niet gerespecteerd
worden, noch voor het aanvatten
van de algemene bespreking,
noch voor het moment van de
stemming in de plenaire
vergadering. We stormen de mist
in als een op hol geslagen trein.
Op de derde suggestie van de
heer Bourgeois kunnen wij
technisch gezien gewoon niet
ingaan.


Le
président
: Je vais tenter de mettre cela au point monsieur
Decroly. Je comprends vos questions. Comme vous l'avez souligné,
l'urgence a été accordée par la chambre (article 40 du règlement).
Pour éviter tout malentendu: l'urgence signifie que tous les droits de
tous les parlementaires, au niveau des commissions ou de la séance
plénière, restent entièrement identiques. Seuls les délais peuvent
être raccourcis à l'extrême.

Deuxième cas, et vous en avez l'expérience comme d'autres
collègues, il peut arriver que la commission unanime donne son feu
vert pour un rapport oral. Très souvent, dans ces conditions, l'exposé
du rapporteur est un peu plus long pour permettre aux collègues en
séance plénière qui ne disposent pas encore d'un texte écrit d'avoir
le maximum d'informations par la voix du rapporteur.

Troisième cas, ce n'est pas le cas ici, il arrive souvent aussi que le
rapporteur renvoie à son rapport. En général, il s'agit de sujets sur
lesquels un consensus a été constaté.

Nous avons ici un quatrième cas. Le rapport a été distribué sur les
bancs, comme vous l'avez signalé de manière pertinente. Sur le plan
réglementaire, c'est correct. Le rapport est là et je ne peux pas
demander à M. Bourgeois de détailler article par article, ce qu'il peut
évidemment faire. Dans un sens, ce type de travail ne favorise pas
une connaissance approfondie par un membre qui n'a pas suivi les
travaux de la commission de toutes les discussions qui s'y sont
déroulées. A cet égard, vous avez raison.
De
voorzitter
: De Kamer heeft de
urgentie verleend. Alle rechten
blijven onverkort gelden, maar de
termijnen kunnen ingekort worden.
Soms wordt er mondeling verslag
uitgebracht, of verwijst de
rapporteur naar zijn schriftelijk
verslag. Dat is hier niet gebeurd.
Nu is dit nog een andere situatie.
Het verslag werd uitgedeeld op de
banken. Dat mag, maar het is
waar dat deze werkwijze
Kamerleden die geen lid zijn van
de commissie niet helpt om kennis
te nemen van het dossier. Dat is
een van de consequenties van de
urgentie. Het Reglement staat
deze procedure evenwel toe, het
is dus een correcte gang van
zaken.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12

Par ailleurs, la Chambre a accordé l'urgence pour ce projet, par
consensus je crois, et c'est une des conséquences de l'urgence.

Le règlement le permet. Je ne suis pas un très grand défenseur des
urgences fréquentes, je vous le dis très simplement.

Ici, elle est correcte; je ne peux pas faire d'observation
réglementaire, constatant qu'il est vrai qu'il faut parcourir le rapport
déposé maintenant pour ceux qui n'ont pas participé à la
commission. J'ai dit récemment que les droits des parlementaires qui
ne sont pas membres des commissions sont aussi pleins et entiers
que ceux des membres qui sont bien sûr favorisés parce qu'ils ont
suivi les débats en commission.

Je comprends donc votre observation, mais du point de vue
réglementaire, la procédure est parfaitement exacte, comme vous
l'avez vous-même souligné.
02.06
Jef Tavernier
(AGALEV-ECOLO): Mijnheer de voorzitter, uw
uitleg is uiteraard correct. Ik wil een nuance aanbrengen. Bij een
wetsontwerp mag de Kamer zich niet uitspreken ­ ik vind dat
jammer ­ over de urgentie. Als de regering de urgentie vraagt, wordt
zij automatisch toegekend. Enkel bij wetsvoorstellen kan de Kamer
zich over de urgentie uitspreken.
02.06
Jef Tavernier
(AGALEV-
ECOLO): Le président a dit vrai, à
une nuance près. La Chambre n'a
pas à se prononcer sur une
demande d'urgence formulée par
le gouvernement à propos d'un
projet de loi, car elle est
automatiquement approuvée. Le
débat ne peut porter que sur une
demande d'urgence relative à une
proposition de loi.
De
voorzitter
: Ik wil ook een nuance aanbrengen. Als het gaat om
een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, moeten
wij ons over de urgentie uitspreken. Als het gaat om een
aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, vraagt de
regering de urgentie op basis van artikel 80 van de Grondwet. Ik
word een beetje technisch. Het is voor de experts.

In de algemene bespreking zijn zeven sprekers ingeschreven: de
heren Van Parys, Arens, Erdman, Mme Dardenne, de heren
Coveliers, Giet en mevrouw Talhaoui. De sprekerslijst is nog niet
gesloten.

De heer Van Parys heeft het woord.
Le
président
: C'est exact. Les
articles 77 et 78 font la distinction.
02.07
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, het gebruik van bijzondere opsporingsmethodes
gebeurt op dit ogenblik op basis van rondzendbrieven van de
minister van Justitie. Op dit ogenblik worden de bijzondere
opsporingsmethodes in onderzoeken gebruikt op basis van de
rondzendbrief van 1990 die in 1992 is aangepast. Gelukkig kunnen
we over deze bijzondere opsporingsmethodes beschikken, anders
zouden we in geen enkele belangrijke zaak oplossingen kunnen
vinden.

Het gaat in hoofdzaak over de observatie, de infiltratie en het gebruik
van informanten. De uitnodiging van de minister van Justitie bestaat
02.07
Tony Van Parys
(CD&V):
Actuellement, le recours aux
méthodes particulières de
recherche est réglé par des
circulaires, plus précisément les
circulaires de 1990 et de 1992.
Ces méthodes sont toutefois
essentielles pour progresser dans
certaines affaires pénales
importantes. Une réglementation
légale est donc nécessaire. Une
telle réglementation a par ailleurs
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
erin een wettelijke regeling uit te werken voor deze bijzondere
opsporingsmethodes. Iedereen zal het erover eens zijn dat in
principe een dergelijke wettelijke regeling noodzakelijk is. Dat was
trouwens ook een aanbeveling van zovele parlementaire
onderzoekscommissies. Wat is de bedoeling van een wettelijke
regeling inzake de bijzondere opsporingsmethodes?

Ten eerste, hebben wij de verantwoordelijkheid om de politieagenten,
de speurders en de magistraten de nodige rechtszekerheid te geven.
Het is evident dat, als speurders op dit ogenblik gebruik maken van
observatie, infiltratie en informanten, zij dansen op het slappe koord.
Als zij resultaten bereiken in belangrijke onderzoeken worden zij
gelauwerd, maar als het mis loopt worden zij met de vinger gewezen
en dreigen zij verantwoordelijk te worden gesteld. Vandaar dat wij er
via een wettelijke regeling in moeten kunnen slagen om de speurders
en de magistraten die met deze technieken bezig zijn met het oog op
een betere bestrijding van de criminaliteit rechtszekerheid te bieden.

De tweede doelstelling is de rechtszekerheid van het onderzoek en
de vervolging. We hebben zo dikwijls meegemaakt in processen bij
belangrijke dossiers dat onderzoeksmethodes in vraag werden
gesteld, dat bewijselementen niet werden aanvaard en dat daardoor
daders die feiten hadden gepleegd vrijuit gingen. Men had
onoordeelkundig gebruik gemaakt van bepaalde
onderzoeksmethodes. Het moet dus de bedoeling zijn om tot een
situatie te komen waarin de bewijselementen die men in het kader
van belangrijke strafdossiers verzameld heeft minder snel in vraag
worden gesteld. De bedoeling is dus duidelijk. Er moet
rechtszekerheid komen voor de speurders en de magistraten en er
moet meer zekerheid komen voor het onderzoek dat zo weinig
mogelijk in vraag mag worden gesteld. De bewijsmiddelen moeten
zeer duidelijk en onomstotelijk vaststaan.

Het tot stand brengen van een wettelijke regeling inzake de
bijzondere opsporingsmethodes is een bijzonder moeilijke
evenwichtsoefening. Ten eerste, willen wij er allemaal naar streven,
zeker op dit ogenblik, om de criminaliteit op een efficiëntere manier
te kunnen bestrijden. We zijn het er allemaal over eens, wij moeten
de politiediensten, de magistratuur en de parketten in staat stellen
om betere resultaten te boeken in de strijd tegen de criminaliteit. In
de eerste plaats is er dus de noodzaak van een grotere efficiëntie.
Daartegenover staan de rechten en de vrijheden van de mensen. Dat
is het onderwerp van de evenwichtsoefening die moest worden
gemaakt. We hebben het hierbij onder meer over de rechten van de
verdediging. De rechten van de verdediging hebben echter een
pejoratieve weerklank gekregen. Ik geef even een heel concreet
voorbeeld. Als het via deze wettelijke regeling mogelijk wordt om een
"inkijkoperatie" te doen in uw of mijn woning ­ als we geen
parlementsleden zouden zijn ­ of in de woning van een burger, dan
zou dit kunnen zonder medeweten van de eigenaar.

Het is evident dat bij dergelijk verregaande onderzoeken ­ een
inkijkoperatie in private plaatsen zonder toestemming van de
eigenaar ­ voldoende rekening wordt gehouden met onder meer het
recht op privacy.

Hoe kan die noodzaak aan efficiëntie worden gecombineerd met de
rechten en de vrijheden van eenieder? Dat was de uitdaging van het
été recommandée par plusieurs
commissions d'enquête.

L'objectif de ce projet de loi est de
garantir la sécurité juridique des
policiers, enquêteurs et magistrats
responsables. Actuellement, ces
personnes font souvent de la
corde raide. En cas de problème,
c'est eux que l'on montre du doigt
et qui risquent d'être tenus
responsables. L'enquête et les
poursuites judiciaires doivent
également bénéficier de sécurité
juridique. Il est déjà arrivé trop
fréquemment que des preuves ne
soient pas acceptées dans le
cadre d'importantes affaires
pénales parce que les méthodes
de recherche étaient remises en
cause. Les criminels n'ont dès lors
pas été inquiétés.

Même si personne ne mettra en
doute la nécessité d'une telle
réglementation, celle-ci reste un
exercice d'équilibre
particulièrement ardu. Certes,
chacun cherche un moyen de
combattre plus efficacement la
criminalité mais le plus important,
c'est d'obtenir de meilleurs
résultats.
Face à cela, il y a la sauvegarde
des droits et des libertés de
l'homme, tels que les droits de la
défense qui ont désormais une
connotation péjorative.
L'inspection des habitations sans
autorisation du propriétaire, par
exemple, doit tenir suffisamment
compte du droit au respect de la
vie privée. C'était le défi dans ce
débat.

Le risque d'un règlement légal
était que la stratégie de la justice
soit abandonnée aux criminels
alors que ce n'est pas le cas dans
le règlement par circulaires, qui
revêtent un caractère confidentiel.
Le défi était donc que ce
règlement ne constitue pas un
recul vis-à-vis du règlement actuel
par circulaires. J'en arrive à
l'essence de mon intervention en
disant que le ministre a flirté avec
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
wetsontwerp. Tijdens de bespreking van het wetsontwerp werd
hierover trouwens permanent gediscussieerd. Het risico van een
wettelijke regeling tegenover een regeling bij wijze van omzendbrief
is natuurlijk dat men via een wettelijke regeling dreigt zijn strategie
prijs te geven aan het criminele milieu, aan degenen met criminele
intenties. Een wettelijke regeling houdt natuurlijk een veel grotere
transparantie in dan een regeling via omzendbrieven die een
vertrouwelijk karakter hebben.

We mogen het risico niet lopen dat we via de wettelijke regeling onze
strategie prijsgeven en dat we de speurders en het openbaar
ministerie geen troeven meer geven terwijl we het criminele milieu
als het ware inzicht geven in de strategie die wordt gevolgd om
misdrijven op te lossen. Het was dan ook de belangrijke uitdaging om
ervoor te zorgen dat de wettelijke regeling geen stap achteruit was
ten opzichte van de huidige regeling via omzendbrieven. Indien dat
het geval was geweest, zou de nieuwe regeling niet goed zijn en dan
zou men zich beter gehouden hebben bij een regeling op basis van
omzendbrieven. Op die manier zouden we de speurders en de
parketten immers minder mogelijkheden hebben geboden dan wat ze
nu ter beschikking hebben.

Mijnheer de voorzitter, ik kom dan tot de essentie van mijn betoog
dat kort zal zijn. Mijnheer de minister, u hebt geflirt met het risico om
een stap achteruit te zetten ten opzichte van de huidige regeling via
de omzendbrieven. U hebt geflirt met dat risico door in het
wetsontwerp een artikel in te lassen dat nadien werd bevestigd met
een amendement. In dat artikel wordt bepaald dat er in een
wettigheidscontrole moet worden voorzien via de raadkamer indien
tijdens het onderzoek gebruik wordt gemaakt van informanten. Die
regeling, die zowel in het wetsontwerp als in het amendement dat
door de minister van Justitie na meerderheidsoverleg werd
ingediend, was opgenomen, was een stap achteruit ten opzichte van
de huidige regeling, omdat op het ogenblik het opsporingsonderzoek
­ ook wanneer men van informanten gebruikmaakt ­ niet onderhevig
is aan de controle van de raadkamer. Het risico was heel reëel dat de
tekst zoals hij ter bespreking lag en het amendement zoals het door
de minister van Justitie was ingediend, een stap achteruit zou zijn ten
opzichte van de actuele toestand.

Het desbetreffende artikel en amendement waren een eis van de
socialisten en de groenen. Zij eisten dat er een wettigheidscontrole
zou plaatsvinden op het gebruik van informanten wanneer ­ tijdens
het opsporingsonderzoek ­ informanten worden gebruikt. De minister
van Justitie is op die eis van de socialisten en de groenen ingegaan
naar aanleiding van het interkabinettenoverleg bij de indiening van
het wetsontwerp en op het einde van de besprekingen in de
commissie met de indiening van het amendement, waardoor
ondubbelzinnig de wettigheidscontrole op het gebruik van
informanten werd ingevoerd.

Mijnheer de minister, dit was naar mijn aanvoelen roekeloos. Dit was
roekeloos omdat dit levensbedreigend was voor de informanten. U
moet zich de situatie voorstellen. Wanneer het zo is dat naar
aanleiding van het gebruik van informanten het opsporingsonderzoek
moet worden getoetst door de raadkamer, dan weet natuurlijk niet
alleen de in verdenking gestelde, maar dan weet ook het criminele
milieu dat in dat onderzoek, vermits het aan de raadkamer wordt
le risque de régression en insérant
dans le projet un article qui prévoit
que lorsqu'il est recouru à des
informateurs dans le cadre de
l'information, la légalité de cette
pratique doit être contrôlée par la
chambre du conseil. Cet article et
l'amendement étaient une
exigence des écologistes et des
socialistes qui réclamaient un
contrôle du recours aux
informateurs par la chambre du
conseil. C'était très hasardeux et
constituait une menace pour la vie
des informateurs. Dans cette
hypothèse, en effet, le milieu
criminel saurait alors, en effet,
quand il est fait appel à des
informateurs dans le cadre d'une
enquête.

Dans la pratique, on ne pourra en
fait plus trouver d'informateurs. Le
collège des procureurs généraux a
lui-même lancé une mise en
garde à ce sujet. Malgré cet
avertissement, cet article a bien
failli être introduit. M. Coveliers
s'en est heureusement rendu
compte et il a déposé un
amendement visant à supprimer
le contrôle par la chambre du
conseil. A la fin des débats, il
pensait retirer l'amendement. Le
groupe CD&V a alors pris ses
responsabilités et lancé une
violente diatribe contre
l'introduction de cet article. Nous
avons alors travaillé de manière
constructive en formant une
majorité de rechange avec les
libéraux afin de supprimer le
contrôle par la chambre du
conseil.

CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
voorgelegd, informanten zijn gebruikt. Dan is het een relatief koud
kunstje voor het criminele milieu of voor de in verdenking gestelde
om te weten te komen wie deze informant wel zou zijn. Ik hoef u niet
te verduidelijken dat als wij over belangrijke dossiers spreken, op dat
ogenblik in de realiteit het leven van de informant bedreigd is. Dit
risico heeft men genomen, dit was de roekeloze handelwijze
vanwege de regering in dit dossier, vanwege de meerderheid en
vanwege de minister van Justitie.

Maar eigenlijk is er meer. Welke informant zou nog geneigd zijn om
medewerking te verlenen aan Justitie en gerecht als men weet dat
aan het einde van het opsporingsonderzoek via de toetsing door de
raadkamer het reële risico ontstaat dat de informant kan worden
geïdentificeerd? Dit zou de hele informantenwerking die wij op dit
ogenblik kennen via de rondzendbrief, op de helling hebben gezet.
Dit is voorwaar geen oppositietaal; het was het college van
procureurs-generaal zelf dat in hun advies aan de commissie en in
de hoorzittingen waarvan daarnet sprake was in het verslag, hiervoor
uitdrukkelijk had gewaarschuwd. Deze wettigheidcontrole door de
raadkamer hield het risico in dat informanten gevaar liepen voor hun
veiligheid en dat de hele informantenwerking op de helling zou
worden gezet. Het waren trouwens ook de verschillende
parketmagistraten en speurders die dat hadden meegedeeld.
Ondanks deze waarschuwing, had men desalniettemin dit artikel en
dit amendement ingevoerd. Collega Coveliers die de materie kent,
had dit ingezien. Hij had voorzien in een amendement waarbij de
informantenwerking buiten de wettigheidcontrole van de raadkamer
zou worden gehouden. Alleen was het zo dat op het einde van de
besprekingen collega Coveliers ertoe neigde dit amendement niet
langer te verdedigen.

Aan het einde van de besprekingen stonden wij voor een
verscheurende keuze, mijnheer de voorzitter van de commissie voor
de Justitie. Als CD&V-fractie hadden wij zeer duidelijk de dreiging en
de bedreiging zien komen. Wij wisten dat wanneer het artikel en het
amendement van de regering zouden worden aangenomen, het op
dat ogenblik het einde zou zijn van de informantenwerking. Wij
hebben daarom precies op de laatste zitting voor de stemmingen zo
bijzonder gefulmineerd tegen dit artikel en nog eens uitdrukkelijk
gewezen op hetgeen de procureurs-generaal en de speurders hadden
gezegd: levensbedreigend voor de informanten en een risico voor
het geheel van de informantenwerking in het bijzonder. Wij stonden
voor de keuze: ofwel zouden wij de regering en de meerderheid op
hun bek laten gaan, ofwel zouden wij een constructieve houding
aannemen. Wij hebben voor dit laatste gekozen. Wij hebben een
alternatieve meerderheid aangeboden en uitgelokt, met de liberalen.
Uiteindelijk heeft dit ervoor gezorgd dat wij via dit wetsontwerp
effectief kunnen beschikken over een efficiënte informantenwerking
zonder wettigheidcontrole vanwege de raadkamer op basis van een
wettelijke regeling. Deze alternatieve meerderheid moest de
mogelijkheid bieden effectief te doen wat men van ons verlangt.
02.08
Thierry Giet
(PS): Monsieur Van Parys décide s'il accepte
que je l'interrompe ou pas; je ne veux surtout pas le contrarier à cet
égard, et j`apprécie comme toujours ses interventions.

Vous venez de faire l'historique de la problématique de
l'amendement de M. Coveliers et vous mettez en avant la
02.08
Thierry Giet
(PS): U
schetst de historiek van het
amendement van de heer
Coveliers over de afscherming en
de veiligheid van de informanten.
Het amendement werd
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
problématique sans aucun doute importante de la sécurité des
informateurs. L'amendement de M. Coveliers a été voté. Par
conséquent, la chambre du Conseil n'exerce pas, dans le projet tel
que nous l'avons voté, de contrôle de l'utilisation des informateurs et
des indicateurs.

Pouvez-vous me dire en quoi le contrôle de la chambre du Conseil,
qui n'existe pas, est différent du contrôle de la juridiction de fond, qui
lui existera de toute façon?

Par conséquent, le risque que vous dénoncez se pose inévitablement
­ pour autant qu'il existe, mais cela, c'est un autre problème ­
devant la juridiction de fond pour n'importe quel dossier, à propos
des indicateurs, je dis bien. C'est tout ce que je voulais vous dire et
je vous laisse continuer.
aangenomen. In welk opzicht
verschilt de controle door de
raadkamer van die door de
feitenrechter? Het door u gelaakte
risico bestaat hoe dan ook voor de
feitenrechter, en wel voor elk
dossier.

02.09
Tony Van Parys
(CD&V): Het gevaar van het wetsontwerp,
het artikel en het amendement in kwestie schuilde in het feit dat men
een tweede voorafgaand moment van risico inbouwde, met name
aan het einde van het opsporingsonderzoek. Daarbij verplichtte men
de onderzoeksrechter verslag uit te brengen aan de raadkamer,
waardoor zowel de in verdenking gestelde als het criminele milieu ­
door het feit dat een dossier aan de raadkamer werd voorgesteld ­
wist dat er van informanten gebruik was gemaakt. Ik hoef maar te
citeren uit het advies van het college van procureurs-generaal,
mijnheer Giet. U bent immers goed geplaatst om een procureur-
generaal te begrijpen in zijn ongetwijfeld goede intenties. In dat
advies zegt het college dat, als die maatregel wordt doorgevoerd, het
criminele milieu, meer dan in zijn eigen verdediging, geïnteresseerd
zal zijn in de identificatie van de informant. Het milieu zou daar ook
zonder meer en vrij gemakkelijk in kunnen slagen.

Kunnen wij het risico nemen, om inzake de informantenwerking,
waarop de raadkamer op het ogenblik geen wettigheidscontrole
uitoefent, een procedure in te voeren waardoor, ten eerste, het leven
van de informant wordt bedreigd en, ten tweede, in het algemeen
niemand nog het risico zal durven te nemen om in belangrijke
dossiers informatie te verstrekken? Dat was de grote uitdaging van
het debat. De uitdaging was om de eis van de socialisten en de
groenen te counteren en toch de wettigheidscontrole in de tekst te
laten opnemen. Het is enkel omdat de oppositie die argumentatie
telkens opnieuw met overtuiging heeft herhaald, dat men uiteindelijk
bereid is gevonden om een alternatieve meerderheid te vormen, om
te voorkomen dat die bijzonder zware hypotheek op de
informantenwerking zou worden gelegd.

Ik ben ervan overtuigd dat de oppositie op die wijze een bijzonder
constructieve houding heeft aangenomen, waardoor een en ander is
voorkomen. Ten eerste ­ dat interesseert me minder ­ is voorkomen
dat de minister van Justitie op zijn bek is gegaan ten overstaan van
zijn procureurs-generaal, zijn speurders en zijn procureurs. Immers,
hij had hen verloochend door hun advies oorspronkelijk naast zich
neer te leggen. Onze constructieve houding heeft vooral tot gevolg
gehad dat we de informantenwerking hebben gered en daar ging het
eigenlijk over.

Ik ben ervan overtuigd dat het initiatief vanwege de oppositie een
belangrijk precedent is, collega's. Daar eindig ik mee. Ik stel immers
02.09
Tony Van Parys
(CD&V):
Le danger inhérent au projet de loi
est qu'on a créé un second risque
à la fin de l'information en
imposant au juge d'instruction de
faire rapport à la chambre du
conseil. Les procureurs généraux
ont lancé à cet égard une mise en
garde. L'opposition a adopté une
attitude constructive en
constituant une majorité rechange,
ce qui a permis de préserver le
recours aux indicateurs.

C'est un précédent important. Les
socialistes et les verts bloquent
d'importants dossiers relatifs à la
sécurité, à savoir les dossiers
concernant la criminalité de rue et
la délinquance juvénile. Pour la
première fois, les libéraux se sont
montrés disposés à tourner le veto
et à constituer avec nous une
majorité de rechange. Concernant
les informateurs, nous pourrons
ainsi mettre en place, sur une
base légale, une réglementation
acceptable.

Une majorité de rechange nous
permettra de régler deux
problèmes importants pour la
société: le droit sanctionnel de la
jeunesse et le régime des
repentis. Alors seulement,
l'existence d'une véritable
démocratie parlementaire et d'une
nouvelle culture politique sera
démontrée. Nous déposerons des
projets de loi sur chacun de ces
points.
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
vast dat de socialisten en de groenen sinds lang belangrijke
veiligheidsdossiers blokkeren. Ik denk aan de problematiek van de
straatcriminaliteit. Ik denk aan de problematiek van de
jeugdcriminaliteit. Telkens opnieuw stellen we vast dat we de
oplossingen voor belangrijke samenlevingsproblemen niet kunnen
uitwerken, omdat socialisten en groenen het verhinderen. Het
probleem was dat de minister van Justitie zich daar tot op heden
altijd bij heeft neergelegd. Hij heeft dat ook nu weer gedaan, via het
artikel en via het amendement, waardoor de informantenwerking
dreigde verloren te gaan. Stel u voor. Het precedent schuilt in het feit
dat de liberalen voor het eerst zijn ingegaan op ons uitdrukkelijk
verzoek, ons herhaald initiatief om met een alternatieve meerderheid
het veto van de socialisten en groenen te omzeilen. Het resultaat,
mevrouw Herzet, hebben we bereikt. We hebben het bereikt, omdat
we er via een parlementaire meerderheid in zijn geslaagd een
informantenwerking tot stand te brengen die behoorlijk is en die is
gestoeld op een wettelijke regeling.

Ik meen dat wij op dezelfde weg moeten voortgaan.

Mijnheer de minister, er is in dit Parlement een meerderheid voor het
jeugdsanctierecht en voor een spijtoptantenregeling. Dit is zonder
meer het geval. De tweespalt in dit Parlement doet zich voor op deze
lijn. Collega's, laten wij van deze meerderheid gebruikmaken zoals
wij nu hebben gedaan naar aanleiding van de informantenregeling.
Wij bieden, vanuit de CD&V-fractie opnieuw een alternatieve
meerderheid aan, die ons moet toelaten de fundamentele
samenlevingsproblemen op te lossen waarmee u en ik dagelijks in de
grote steden en in de gemeenten overal in Vlaanderen en Wallonië
worden geconfronteerd. De meerderheid bestaat. Laten we die
gebruiken. Wij bieden u aan om een alternatieve meerderheid te
vormen, ook voor het jeugdsanctierecht en voor de
spijtoptantenregeling, zoals we dit hebben gedaan naar aanleiding
van de informantenwerking in dit wetsontwerp.

Mevrouw Gerkens, dit is de echte parlementaire democratie. U hebt
in theorie vele keren over nieuwe politieke cultuur gesproken. Wat wij
hier hebben gedaan, is de echte parlementaire democratie. Een
meerderheid van het Parlement heeft zijn verantwoordelijkheid
genomen en heeft omzeild dat een minderheid zijn veto stelt ten
opzichte van essentiële, fundamentele oplossingen ten aanzien van
de samenlevingsproblemen.

Het is vanuit deze constructieve oppositie dat wij de feitelijke
meerderheid in dit Parlement oproepen om samen met ons die
samenlevingsproblemen op te lossen, ook inzake het
jeugdsanctierecht en de spijtoptantenregeling. Het is vanuit deze
optiek dat wij de informantenregeling mee hebben mogelijk gemaakt
en dat wij u voor uw verantwoordelijkheid plaatsen om samen ­ naar
aanleiding van een wetsvoorstel dat wij zullen indienen ­ dringend de
problematiek van de jeugdcriminaliteit en de problematiek van de
spijtoptanten op te lossen. Het is trouwens in deze geest dat wij dit
wetsontwerp op de bijzondere opsporingsmethoden zullen
goedkeuren.
Dans le même esprit d'opposition
constructive, nous approuverons
le projet de loi concernant les
méthodes particulières de
recherche.

02.10
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président, je
voudrais demander à M. Van Parys de quoi il se plaint réellement.
02.10
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Waarover klaagt
u? De waaier van bepalingen die
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
Depuis le début de cette législature, le champ d'application des
dispositions attentatoires au droit commun en matière de procédure
pénale n'a cessé de s'étendre.

Toutes les priorités, qui ont été mises en avant dans votre
programme électoral ainsi que d'autres d'ailleurs, ont été rencontrées
par cette majorité.

Je vous propose donc de faire une opposition alternative, c'est-à-dire
une opposition qui, de temps en temps, sur des sujets comme ceux-
là, ne vote pas pour ou fasse autre chose que s'abstenir.

Pour ma part, quand j'estime qu'un texte n'est pas bon, je vote
contre. Cela ne me fait pas que des amis, mais au moins je reste
conforme à mes idées. Faites la même chose et arrêtez de vous
plaindre.

Dans les faits, le PS, Ecolo, le MR et leurs amis néerlandophones
vous donnent tout le temps raison. La majorité alternative n'est pas
nécessaire puisqu'elle vote comme vous.
het gemeen recht met betrekking
tot de strafrechtspleging schenden
is in de huidige zittingsperiode
alleen maar groter geworden. Er is
dus ruimschoots op uw prioriteiten
ingegaan door de huidige
meerderheid. In plaats van u te
onthouden zou u beter een
alternatieve oppositie vormen om
niet voor dergelijke ontwerpen te
moeten stemmen.

Als een tekst niet goed is, stem ik
tegen en blijf ik consequent. U
zou hetzelfde moeten doen!

02.11
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik vrees dat
ik niet dezelfde opvatting genegen ben als de heer Decroly. De heer
Decroly moet toch beseffen dat nu wij, tegen de wil van socialisten
en groenen in, de informantenwerking mogelijk hebben gemaakt
zonder controle van de raadkamer, we voor twee nieuwe belangrijke
uitdagingen staan. Ik verwijs naar de aanpak van de
jeugdcriminaliteit, waar we opnieuw hebben moeten vaststellen dat
het voorontwerp van wet dat door de minister van Justitie was
uitgewerkt, opnieuw door de socialisten en de groenen in de
meerderheid wordt geblokkeerd. Wij zullen de jeugdcriminaliteit in de
steden en gemeenten pas dan kunnen aanpakken als wij hier
gebruikmaken van de meerderheid waarover wij kennelijk
beschikken. Het mooie precedent van dit ontwerp is dat we voor het
eerst van deze alternatieve meerderheid hebben kunnen
gebruikmaken. Dat wekt bij ons het perspectief dat wij dat in de
toekomst opnieuw zullen kunnen doen, niet omwille van het politieke
spel, maar omdat wij op die manier effectief samenlevingsproblemen
kunnen oplossen op basis van een reële en bezielde parlementaire
meerderheid die in dit halfrond aanwezig is.
02.11
Tony Van Parys
(CD&V):
Je ne partage pas l'analyse de M.
Decroly. Maintenant que nous
avons permis l'élaboration d'une
réglementation relative aux
informateurs, nous sommes face
à deux nouveaux défis: nous
devons, en effet, mettre à profit la
majorité de rechange pour
débloquer les dossiers du droit
sanctionnel de la jeunesse et du
régime des repentis.
02.12
Josy Arens
(cdH): Monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, le projet de loi qui nous est soumis a pour
objectif d'encadrer légalement le recours aux méthodes particulières
de recherche. Il s'inscrit dans le cadre de la lutte contre la criminalité
organisée.

De prime abord, nous sommes favorables à un tel projet de loi, ce
pour plusieurs raisons:

1. Les fonctionnaires de police qui, dans le cadre de leur fonction, ont
recours aux techniques spéciales de recherche doivent pouvoir
bénéficier d'une sécurité juridique et matérielle dans l'exercice de
leur mission. Il n'est pas normal que ceux-ci travaillent dans la
clandestinité, dans l'insécurité permanente et parfois même dans
l'inégalité.

2. L'adoption d'un cadre légal précis et contraignant permet non
02.12
Josy Arens
(cdH): Wij zijn
voorstander van een dergelijk
wetsontwerp, en wel om
verscheidene redenen.

Allereerst moeten politieagenten
die gebruik maken van bijzondere
opsporingsmethoden bij de
uitvoering van hun opdracht,
kunnen rekenen op materiële
veiligheid en rechtszekerheid. Ten
tweede zal de goedkeuring van
een nauwkeurig uitgetekend en
bindend wettelijk kader het
mogelijk maken de
rechtsgeldigheid van de
bewijsmiddelen die verzameld
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
seulement de poser la validité juridique des moyens de preuve
provenant du recours aux techniques spéciales de recherche, mais
également de faciliter l'accès au débat contradictoire en faveur des
juges et des avocats. On évite ainsi qu'à l'avenir, des personnes
ayant réellement commis des infractions pénales soient acquittées
parce qu'en l'absence de loi la question de la validité juridique de
certaines méthodes spéciales de recherche ne fut pas tranchée.

3. Il est nécessaire que les missions des uns et des autres soient
clarifiées. Nous pensons à la mission des magistrats de confiance,
mais également aux agents des services concernés qui opèrent les
contrôles de première ligne en ce qui concerne l'application des
méthodes particulières de recherche.

Les acteurs de terrain sont donc demandeurs d'une telle législation.

Par ailleurs, plusieurs commissions d'enquête parlementaire ont
montré la nécessité de prévoir un régime juridique adéquat aux
méthodes spéciales de recherche.

Dans un Etat démocratique, il n'est pas bon qu'une matière aussi
délicate, que celle qui nous préoccupe, soit réglementée par de
simples circulaires ministérielles.

Si l'on peut être d'accord avec le principe d'une telle législation, il ne
faut pas méconnaître les points délicats d'un tel projet. En effet, ce
projet de loi tend à réaliser un équilibre délicat entre, d'une part, une
lutte plus efficace contre la grande criminalité et la criminalité
organisée et, d'autre part, le respect des droits démocratiques
fondamentaux visés par le projet de loi (le droit à la vie privée, le
droit à un procès équitable et l'exercice des droits de la défense).

Chaque aspect de ce projet de loi est donc sensible. Pour certains
d'entre eux le cdH émet quelques réserves sur le texte tel qu'il nous
est soumis.

La légalité de la recherche proactive doit être envisagée avec la plus
grande prudence. Il faut mener une réflexion sérieuse sur ce qui
constitue le caractère régulateur d'une telle approche préventive de
la criminalité organisée.

Nous faisons référence au seuil infractionnel. Il s'agit de vérifier
concrètement si une proportionnalité existe entre le caractère intrusif
du moyen d'enquête envisagé au regard des droits fondamentaux
invoqués et le seuil infractionnel requis pour justifier le recours
proactif aux méthodes spéciales de recherches.

Le seuil correspondant à un an d'emprisonnement principal est
difficilement justifiable pour nous. Comme vous l'avez dit à plusieurs
reprises en commission, le recours aux méthodes spéciales de
recherche doit demeurer une exception et se limiter à lutter contre
les formes les plus graves de criminalité.

Ensuite, il importe également que la question de la responsabilité
pénale des fonctionnaires de police impliqués dans le déroulement
des méthodes particulières de recherche ne soit pas ignorée. Tant le
contrôle interne au sein des services de police concernés que le
contrôle exercé par le parquet et par la magistrature doivent garantir
werden met gebruikmaking van
bijzondere opsporingsmethoden,
hard te maken en het
tegensprekelijk debat ten voordele
van rechters en advocaten te
vergemakkelijken. Ten slotte
zullen de taken van de
vertrouwensmagistraten en van de
diensten die instaan voor de
eerstelijnscontrole van de
toepassing van de maatregelen
worden verduidelijkt.

De actoren in het veld dringen aan
op een dergelijke wetgeving,
waarvan de noodzaak ook
aangetoond werd door de
onderzoekscommissies.

Dat neemt niet weg dat het
evenwicht bewaard moet worden
tussen enerzijds de strijd tegen de
zware en de georganiseerde
criminaliteit en anderzijds de
eerbiediging van de
democratische grondrechten
waarop gedoeld wordt in het
wetsontwerp (recht op
bescherming van de privacy, recht
op een eerlijk proces en
uitoefening van de rechten van de
verdediging).

Er moet worden nagegaan of de
intrusie van de beoogde
opsporingsmethode wel in
verhouding staat tot de
aangehaalde fundamentele
rechten en de ter rechtvaardiging
van het proactief gebruik van
bijzondere opsporingsmethoden
vereiste zwaarwichtigheid van de
strafbare feiten. De aanwending
van bijzondere
opsporingsmethoden moet een
uitzondering blijven, en beperkt
worden tot de bestrijding van de
zwaarste vormen van criminaliteit.

De interne controle binnen de
betrokken politiediensten en de
controle door het parket en de
magistratuur moeten garanderen
dat de agenten de wettelijke
verplichtingen zullen nakomen.
Het is dan ook belangrijk dat een
minimale toegang tot de gegevens
van het onderzoek gewaarborgd
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
le respect par les agents des obligations fixées par la loi. Pour cela, il
importe qu'un accès minimum à l'information soit sauvegardé, sans
pour cela mettre en danger la sécurité des agents qui opèrent sur le
terrain.

Nous pensons que cette information ne peut être garantie que si un
délai assez bref sépare la commission de l'infraction par l'agent, de
la communication écrite par cet agent au procureur du Roi compétent
des faits entourant l'infraction commise par l'agent.

Par ailleurs, un débat sur la nature des infractions que les
fonctionnaires de police sont habilités à perpétrer doit avoir lieu.
Concernant cette question, le cdH s'oriente vers une approche
qualitative. A cet égard, nous estimons que la perpétration de
certaines infractions doit être interdite eu égard au respect des droits
démocratiques fondamentaux tels que visés par la Convention
européenne des droits de l'homme. C'est la raison pour laquelle nous
maintenons notre amendement ­ qui a été redéposé ­ prévoyant que
nul agent chargé d'appliquer quelque méthode ou technique
particulière de recherche ne peut attenter volontairement à l'intégrité
physique de quelque personne que ce soit. Cet amendement qui vise
simplement à insérer un nouvel alinéa entre les alinéas 2 et 3 à
l'article 47quinquies, § 2 est libellé comme suit: "En toute hypothèse,
toute atteinte volontaire à l'intégrité physique des personnes est
interdite". C'est à la demande de grands spécialistes du droit ­ et je
cite le professeur Bofflie ­ que nous avons déposé cet amendement.
J'espère que d'autres groupes politiques nous rejoindront dans le
courant de cette discussion.

Nous ne le revendiquons peut-être pas suffisamment aujourd'hui,
monsieur le président, monsieur le ministre, mais nous mettrons cet
amendement au vote de l'assemblée plénière demain.

Comme je l'ai déjà dit, la commission d'infractions par les
fonctionnaires de police impliqués dans les opérations de méthodes
particulières de recherche doit s'inscrire dans un cadre légal,
contraignant et inspiré par une approche qualitative. Recours doit
être fait à la protection de l'intégrité physique des personnes; à ce
titre, toute infraction volontaire contre les personnes doit être
interdite. Nous espérons que nous serons rejoints lors des votes à
propos de cet amendement.

Le projet de loi semble accorder une place prépondérante au
procureur du Roi dans le contrôle du déroulement des enquêtes
pénales qui impliquent le recours aux méthodes particulières de
recherche. Or, la loi Franchimont que nous avons votée sous la
précédente législature consacre la fonction de juge d'instruction
comme élément essentiel dans le déroulement des enquêtes
pénales.

Lorsque l'on examine le projet de loi, on assiste à un changement
d'orientation concernant le rôle du juge d'instruction dans l'avenir.
C'est au regard des atteintes que certaines méthodes spéciales de
recherche peuvent apporter à certains droits fondamentaux, que doit
porter la réflexion sur la répartition de compétences entre le
procureur du Roi et le juge d'instruction dans la mise en oeuvre des
techniques spéciales de recherche. Par ailleurs, il est essentiel que le
juge d'instruction dispose de suffisamment d'instruments pour qu'il
wordt.

De cdH heeft trouwens een
amendement ingediend waardoor
een agent die een bijzondere
opsporingsmethode of -techniek
moet gebruiken niet opzettelijk de
fysieke integriteit van een persoon
mag aantasten, rekening houdend
met het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens. Wij hopen
dat andere fracties dit
amendement tijdens de plenaire
vergadering zullen goedkeuren;

De bevoegdheidsverdeling tussen
de procureur des Konings en de
onderzoeksrechter bij de
toepassing van de bijzondere
onderzoeksmethodes moet ook
rekening houden met de inbreuk
op bepaalde grondrechten die die
methodes kunnen meebrengen.

De onderzoeksrechter zal dus
over de nodige middelen moeten
beschikken om voortdurend
toezicht uit te oefenen op de
tijdens het onderzoek
aangewende technieken.

Het is precies vanuit onze zorg de
feitenrechter bij de uitvoering van
zijn taak het Europees Verdrag
voor de rechten van de mens te
laten naleven, dat we een goed
evenwicht nastreven tussen het
vertrouwelijk dossier en het
procesdossier. Er zou dan ook
moeten worden verduidelijkt wat
gebeurt met de inlichtingen die via
bijzondere opsporingsmethodes
werden verkregen.

Wij zijn ten slotte tevreden dat het
probleem van het beroepsgeheim
werd opgelost via een aanpassing
van artikel 90 octies van het
Wetboek van Strafvordering,
inzake de bescherming tegen
telefoontap van de lokalen die
advocaten en artsen gebruiken
voor de uitoefening van hun
beroep.

Dit ontwerp is dus een stap in de
goede richting. Onze
amendementen strekken ertoe de
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
puisse exercer un contrôle permanent sur des techniques qui sont
exécutées dans le cadre de son instruction.

Nous estimons qu'il aurait fallu être plus précis quant au sort qui
devra être réservé aux renseignements recueillis par les services de
police compétents à la suite d'une méthode particulière de recherche.
L'existence de dossiers confidentiels concernant le recours aux trois
méthodes particulières de recherche doit être suffisamment
circonscrit dans la loi. S'inspirant de la jurisprudence de la Cour des
droits de l'homme, il s'avère que des compensations au niveau des
droits de la défense doivent intervenir pour l'inculpé.

Il doit avoir la possibilité de contester les informations contenues
dans de tels dossiers confidentiels. Notre souci d'assurer un équilibre
raisonnable entre le dossier confidentiel et le dossier de procédure
est guidé par notre préoccupation de faire en sorte que le juge de
fond puisse exercer son travail dans le respect des conditions
prescrites par la Convention européenne des droits de l'homme.

Sans éléments suffisamment convaincants dans le dossier de
procédure, nous risquons de voir aussi se profiler des possibilités
d'acquittement.

Enfin, nous ne pouvons qu'être satisfaits du fait que le ministre ait
résolu la question du secret professionnel, du moins en ce qui
concerne les avocats et les médecins, par le biais d'une adaptation
de l'article 90octies du Code d'instruction criminelle, qui est
d'application en ce qui concerne la protection des locaux
professionnels, des avocats et des médecins en matière d'écoutes
téléphoniques. A ce niveau, je souhaite que l'on ajoute les locaux
professionnels des psychologues et des assistants sociaux.

En guise de conclusion, nous estimons que ce projet de loi constitue
un pas dans la bonne direction si l'on veut s'attaquer de manière plus
efficace à certaines formes de criminalité grave. Il n'empêche que,
par nature, son application se révèle délicate. C'est pourquoi notre
préoccupation a été le dépôt d'amendements en vue d'en circonscrire
l'application de la meilleure manière. Des balises supplémentaires
auraient pu être prévues dans la loi. De telles balises viseraient à
faire en sorte que les autorités chargées d'appliquer les méthodes
spéciales de recherche ne fassent pas autre chose que ce qui est
prévu dans le projet de loi. Autrement dit, nous disons "oui" à la
neutralisation de ce qui constitue une réelle menace pour la sécurité
de nos concitoyens mais nous disons "non" à une logique qui serait
de procéder, au travers de cette loi, à du pur renseignement, sans
perspectives judiciaires.
toepassing ervan, die, gezien het
onderwerp, delicaat is, duidelijk af
te bakenen.

Ja dus tegen het onschadelijk
maken van wat de veiligheid van
onze burgers in het gedrang
brengt; neen tegen het lukraak
verzamelen van inlichtingen
zonder gerechtelijk doel.

02.13
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik heb daarstraks al gezegd dat dit een bijzonder
belangrijk ontwerp is temeer omdat het ons confronteert met
fundamentele opties en fundamentele benaderingen in deze
maatschappij.

Tot degenen die menen dat vandaag de klassieke middelen
voldoende zijn in een maatschappij die wordt geconfronteerd met
fenomenen die niet meer binnen haar grenzen op te vangen en te
bestrijden zijn wil ik het volgende zeggen. Wanneer het criminogeen
effect internationaal wordt georganiseerd en moeilijk lokaliseerbaar
02.13
Fred Erdman
(SP.A): Ce
projet nous place devant des
choix fondamentaux. Les
méthodes classiques ne suffisent
plus dans une société confrontée
à des phénomènes qui relèvent de
la criminalité transfrontalière.

La garantie du respect des droits
de l'individu dans une société qui,
simultanément, se voit armée
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
wordt, wanneer meer en meer wordt aangedrongen ­ ook door
degenen die dit soort van wetgeving bekampen ­ op internationale
samenwerking, wanneer het gaat over de keuze tussen enerzijds, het
vrijwaren van de rechten van het individu in een maatschappij en
anderzijds, het mogelijk maken voor deze maatschappij om die
rechten te blijven vrijwaren, dan is men uiteindelijk gedwongen om
bepaalde opties te nemen waaraan men nochtans voorafgaandelijk
bepaalde voorwaarden moet koppelen.

Bij het aanhoren van procureur-generaal Schins in de commissie zijn
in zijn uiteenzetting zeer belangrijke elementen naar voren gekomen.
Ik ga uiteraard niet met alles akkoord en niet specifiek de visie van
de procureur-generaal zal mij leiden in de benadering van deze
problematiek. Hij zegde dat de wetgeving zeer duidelijk moest zijn en
niet voor interpretatie vatbaar, opdat de grenzen van wat mag en niet
mag, van wat kan en niet kan, van wat eventueel als
onaanvaardbaar zou worden beschouwd in het kader van een goede
rechtsbedeling en met eerbiediging van alle rechten van eenieder die
betrokken is in de procedures, duidelijk zouden zijn afgebakend.

Ik kom tot mijn tweede bemerking. In wat hier ter tafel ligt, zouden wij
een duidelijk onderscheid moeten maken ­ er is misschien wat
verwarring ontstaan bij de benadering van het geheel ­ tussen het
trachten te organiseren van gerechtelijke onderzoekssituaties die al
of niet een vervolging tot gevolg hebben en een stelsel van
inlichtingendiensten. We hebben misschien in het verleden ­
sommige politiediensten zijn daartoe nog altijd geneigd ­ wel eens
de evolutie gekend dat politiediensten zich op het niveau van
inlichtingendiensten gingen bewegen los van de finaliteit van de
inlichting en uiteindelijk bijna om de inlichting. Dit is natuurlijk niet de
opdracht van politiediensten. Daarvoor is in een andere wetgeving
voorzien. Daarom hebben we trouwens, in de wijsheid van de
wetgever, twee afzonderlijke begeleidingscommissies. Enerzijds, zijn
er de diensten die zich specifiek bezighouden met het inlichtingsluik,
de diensten die specifiek als opdracht hebben inlichtingen in te
winnen, ongeacht wat na de overheveling met die inlichtingen ook
moge gebeuren op politioneel of gerechtelijk vlak. Anderzijds, is er
het luik politiediensten in het kader van het gerechtelijk apparaat met
het oog op de specifieke taken die hen zijn toebedeeld.

In zijn geheel heeft dit ontwerp ons vanzelfsprekend voor moeilijke
keuzes gesteld, maar het schrijft zich in in de benaderingen die ik zo-
even heb geschetst.

Mijnheer Decroly, u hebt gelijk, dit is geen alleenstaand ontwerp. In
nog andere ontwerpen waren facetten vervat waarin wij het
gerechtelijk onderzoek of de vervolging specifiek hebben geregeld
wanneer het de bestrijding van zware criminaliteit betrof.

Thans komen tot het eerste heikele punt, namelijk wat het doel is van
dit soort van wetgeving. Tijdens de commissiebesprekingen heb ik op
een bepaald ogenblik gezegd dat men ideëel misschien een wetboek
van strafvordering moeten opstellen, wat ik het courante wetboek
van strafvordering zou noemen en een uitzonderlijk wetboek van
strafvordering dat specifiek ten aanzien van bepaalde misdrijven,
bepaalde regelingen zou treffen. Dit is natuurlijk niet zo eenvoudig
om de zeer simpele reden ­ dat is ook de reden geweest waarom het
zo moeilijk was op bepaalde punten beslissingen te treffen ­ dat men
pour garantir la préservation de
ces droits impose de choisir
certaines options, qui doivent
toutefois être assorties de
conditions.

Il est d'une importance cruciale
que la législation en matière de
méthodes particulières de
recherche soit claire et ne soit pas
sujette à interprétation. Il faut
délimiter clairement ce qui est
autorisé et ce qui ne l'est pas dans
le cadre d'une bonne
administration de la justice.
Il faut également distinguer
clairement les situations d'enquête
judiciaire du système des services
de renseignement. En effet, il ne
faut pas que les services de police
empiètent sur les missions des
services de renseignements,
comme cela a parfois été le cas
par le passé.

Une situation idéale voudrait qu'il
existe des codes d'instruction
criminelle courant et exceptionnel,
le second ne contenant que des
règlements spécifiques pour des
délits bien précis. C'est toutefois
impossible car, lorsqu'une
enquête judiciaire ou policière est
ouverte, on ignore encore où elle
conduira.
L'objectif principal de ce projet de
loi est de combattre des
phénomènes se produisant dans
la sphère criminelle qui minent les
valeurs démocratiques et
auxquels il doit être mis un terme.
La préservation des droits
individuels dans une société
armée est un exercice d'équilibre
difficile à réaliser.

Les discussions en commission
ont débouché sur de nombreux
ajouts au projet initial. Il a ainsi
été stipulé que seuls les services
de police désignés, et non pas
tous, pourront avoir recours aux
méthodes particulières de
recherche. Une liste de délits qui
pourraient être commis par des
membres des services de police a
également été insérée et la
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
bij het opstarten van een gerechtelijk onderzoek of een politieel
onderzoek niet weet waar men terechtkomt.

Destijds zegde ik al in een boutade dat de grens van één jaar,
waarbij men aanhoudingsbevelen mogelijk maakt in ons wetboek van
strafvordering, een illusie is omdat aanvankelijk de kwalificatie
dermate kan worden uitgebouwd dat het ene jaar altijd wordt bereikt,
weze het dat aan het einde van de rit blijkt dat de misdrijven
helemaal niet aan dat plafond zijn geraakt. Dat maakt de procedure
als dusdanig niet onontvankelijk.

Inderdaad, er zijn zeer moeilijke benaderingen en het hoofddoel ­ dat
is herhaaldelijk in de commissie gezegd ­ is de bestrijding van die
fenomenen in het kader van de criminaliteit die een ondergraven van
de democratische waarden in zich houden en die op een bepaalde
manier moeten kunnen gestopt worden.

Dat zoeken naar de rechten van het individu, enerzijds gevrijwaard in
een vrije maatschappij en, anderzijds, een maatschappij wapenen
om die rechten te blijven vrijwaren, is inderdaad de
evenwichtsoefening die we hebben moeten maken. Ik zeg niet dat we
daar volledig in geslaagd zijn. We hebben in ieder geval een poging
gedaan. Wie meent dat ­ ik heb al echo's in die zin opgevangen ­ de
tekst die uit de commissies is gekomen nog erger is dan de tekst die
oorspronkelijk door u, mijnheer de minister, was ingediend, nodig ik
in ieder geval uit alle werkzaamheden aandachtig te analyseren en
de teksten naast elkaar te leggen.

Ik zal niet ingaan op de technische aanpassingen en het omschrijven
van de juiste termen en principes. Ik stel alleen vast en ik som even
op wat dan toch zeer specifiek met het akkoord van de regering in
deze tekst is ingewerkt:

Ten eerste, men heeft altijd gezegd dat elke politiedienst nu op alle
mogelijke manieren bijzondere methodes zal kunnen toepassen. Dit
wordt de politiestaat bij uitzondering. Het is nu duidelijk omschreven
dat alleen die bepaalde politiediensten zullen worden aangewezen
om die specifieke taken waar te nemen.

Ten tweede, er is een duidelijke omschrijving gegeven van strafbare
feiten die door politieambtenaren zouden kunnen worden gepleegd
en dit specifiek met ­ een aanvulling waarvan sommigen de
noodzakelijkheid betwijfelen ­ het onderstrepen van de
proportionaliteit, namelijk geen feiten te plegen die erger zouden zijn
dan eventueel de feiten die men zou willen vervolgen.
Organisatorische maatregelen voor de veiligheid van
politieambtenaren werden genomen.

De procureurs-generaal werd geassocieerd aan de federale
procureur om specifieke voorstellen te doen in die zin.

Specifieke redenen van verschoning voor feiten gepleegd in dat
verband werden ingebouwd.

Wat de observatie betreft, werd een duidelijk onderscheid gemaakt ­
een zeer belangrijk punt ­ tussen twee fases in het
opsporingsonderzoek. Enerzijds is er de fameuze pro-actieve
recherche waarvan in de wet-Franchimont reeds sprake was. Het
proportionnalité a été soulignée.
Des mesures ont été prévues pour
protéger la sécurité des services
de police. Les procureurs
généraux et le procureur fédéral
ont collaboré pour formuler des
propositions. Des causes d'excuse
spécifiques ont également été
insérées. En outre, il a été
explicitement stipulé que la
recherche proactive ne pouvait
opérer au-delà de son champ
d'action et le secret professionnel
des avocats et des médecins a
été intégré au texte. La
commission s'est également
penchée sur les rôles distinctifs
joués par le juge d'instruction et le
procureur du Roi, la position du
premier en tant que facteur
indépendant au cours de l'enquête
judiciaire devant être maintenue.
Le thème du dossier confidentiel a
fait naître la confusion.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
terrein waarop pro-actieve recherche nodig is of kan zijn en
toegelaten is werd duidelijk afgebakend. Deze terreinafbakening
gebeurde niet voor het opsporingsonderzoek dat een ander facet en
een ruimer terrein heeft. Het onderscheid werd gemaakt en er is voor
gezorgd dat de pro-actieve recherche niet buiten haar grenzen kan
gaan.

Mijnheer Van Parys, ik kom straks terug op het fameuze undicies en
het amendement 11.

De regeling van het beroepsgeheim is volledig ingebouwd in de
wettekst, zowel voor de advocatuur als voor de geneesheren.

De onderscheiden rol tussen onderzoeksrechter en procureur des
Konings ­ n'en déplaise à M. Coveliers ­ wordt beklemtoond. De
onderzoeksrechter heeft een zeer specifieke rol. Hij heeft de leiding
van zijn onderzoek, hij zal de leiding behouden. Hij heeft toegang tot
het geheim dossier van de procureur des Konings. Geef hem zeker
niet de controle als dusdanig over de bijzondere
opsporingsmethodes. Met een dergelijke controlebevoegdheid is hij
immers niet langer de onafhankelijke magistraat die voor en tegen
moet onderzoeken en krijgt met een heel andere rechtsfiguur. Zolang
men de onderzoeksrechter als een onafhankelijke factor in het
gerechtelijk onderzoek wil behouden, moet men hem toelaten op een
bepaald ogenblik te stoppen, wijzigingen door te voeren en eventueel
een vordering aan de procureur-generaal te vragen. De
onderscheiden rol is duidelijk afgelijnd.

Wat het confidentieel dossier betreft, vrees ik dat velen verwarring
hebben geschapen en angsten hebben losgemaakt.
02.14
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur Erdman, je
souhaiterais vous interroger sur deux aspects que vous venez
d'évoquer.

Le premier concerne le rapport entre l'utilisation de méthodes
d'investigation proactive et les méthodes particulières de recherche.
Vous faites allusion à l'article 28bis, paragraphe 2, qui établit un lien
entre les deux. Or, je cite l'article 28bis en question: "Pour entamer
une enquête proactive, l'autorisation écrite et préalable du procureur
du Roi (...)" ­ il s'agit du ministère public en général ­ "est requise,
sans préjudice du respect des dispositions légales spécifiques
relatives aux techniques particulières de recherche". Mais
l'expression "sans préjudice" n'implique pas une mise en relation
aussi nette des deux sortes de mesures possibles. Au contraire, cette
expression permet même un régime spécifique et différencié entre,
d'une part, ce qui limite le recours à la proactivité et, d'autre part, ce
qui couvre le régime des méthodes particulières de recherche.

En vous entendant commenter cet article 28bis, c'est la première
question qui me vient à l'esprit.

Ma deuxième question a trait au pouvoir du juge d'instruction. Il s'agit
d'un vieux débat qui revient régulièrement depuis le début de la
législature. Mais si on lit l'article 14 du projet dont nous débattons ici,
qui est relatif à l'article 28 septies du code, le pouvoir du juge
d'instruction en sort-il indemne, comme vous semblez le prétendre,
ou est-il raboté?
02.14
Vincent Decroly
(indépendant): De heer Erdman
zinspeelt op artikel 28bis van het
Wetboek van strafvordering dat in
de memorie van toelichting
rechtvaardigt dat de proactieve en
de bijzondere
onderzoeksmethoden en
-
technieken worden
samengesomten. Maar de lezing
van dit artikel toont in tegendeel
aan dat deze juist kunnen worden
losgekoppeld.

De bevoegdheden van de
onderzoeksrechter, wiens
evocatierecht in het kader van het
mini-onderzoek is geregeld door
artikel 28, 7° van hetzelfde
Wetboek, lijken mij door artikel 14
van dit ontwerp te worden beknot..

CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25

Parce que l'article auquel je fais allusion est un article qui règle le
pouvoir d'évocation du juge d'instruction dans le scénario de la mini-
instruction. Tel est notamment le contenu de l'article 28 septies du
Code. Vous créez, par l'article 14 du projet dont nous débattons une
exception en disant que cet alinéa ne s'applique pas aux actes
d'instruction visés au 56
bis
et au 89
ter
.
Dans les faits, cela signifie que vous ôtez au juge d'instruction son
pouvoir d'évocation, c'est-à-dire cette espèce de pouvoir
d'autosaisine qu'il se voit reconnaître, dans le cas où, précisément,
dans le scénario que vous venez d'évoquer, il estime qu'il faut
s'arrêter ou qu'un supplément de contrôle est nécessaire. Le code, en
matière générale, permet au juge d'instruction de revendiquer un
contrôle beaucoup plus précis qu'un vague contrôle lointain et de
régularité sur ce qui se fait. Ce pouvoir, vous le lui retirez.

Donc, comment pouvez-vous dire que le juge reste le juge
d'instruction et ne pourra pas devenir le juge de l'instruction?
Comment pouvez-vous dire que son pouvoir, dans l'économie
générale des pouvoirs prévus par le Code d'instruction criminelle, est
intouché, alors que, par des dispositions aussi concrètes et précises
que celles prévues à l'article 14, il subit une érosion supplémentaire?
02.15
Fred Erdman
(SP.A): Monsieur Decroly, vous faites bien de
poser les deux questions.

En ce qui concerne la première qui porte sur l'article 28
bis,
celui-ci a
été introduit dans la loi Franchimont. A ce moment, nous étions
confrontés à certaines opérations de police. Rappelez-vous la
fameuse affaire « rebelle ». Aucune législation ne régissait les
recherches proactives entamées par des services de police, ce qu'un
juge d'instruction, lors des auditons, a appelé l'opération "fishing". On
allait voir ce qu'on allait voir et peut-être ces recherches allaient-elles
déboucher sur un élément positif. A l'époque, il n'existait aucune
réglementation concernant les méthodes de recherche. On avait
l'idée qu'il fallait pouvoir, dans le cadre de l'enquête menée par le
procureur du Roi, avoir une phase proactive.

Néanmoins, première considération, on a bien délimité le terrain
dans lequel une opération proactive pouvait avoir lieu, à savoir les
infractions prévues au 90
ter
. Rappelez-vous la loi sur les écoutes
établissant une liste relative à la grande criminalité. Je vous concède
que cette liste du 90
ter
a déjà connu pas mal d'extension depuis son
instauration. C'est la responsabilité du législateur d'avoir
effectivement considéré que certaines infractions qui, originellement,
n'y figuraient pas, ont été ajoutées, probablement sur la base de
l'expérience de l'un ou l'autre dossier qui avait engendré cette
problématique.

Nonobstant, aucune réglementation n'existait en ce qui concerne les
méthodes à employer. Donc, lorsque vous faites allusion à la
disposition de l'article 28
bis
, «sans préjudice», c'est parce qu'on avait
annoncé à ce moment-là la clarification légale de la situation en
matière de méthodes spéciales de police.

Dès lors, l'article 28bis n'est pas en contradiction avec notre texte.
02.15
Fred Erdman
: Artikel
28bis werd in de wet Franchimont
ingevoerd in een tijd waarin de
politie-operaties, zoals de
proactieve onderzoeken van het
type
fishing
waarvoor nog geen
wetgeving bestond, moesten
worden georganiseerd.

Tijdens een onderzoek van de
procureur des Konings is een
proactieve fase mogelijk.
Proactief onderzoek is beperkt tot
de misdrijven die in artikel 90ter
zijn beschreven. Deze lijst met
zware strafrechtelijke misdrijven
werd sedertdien herhaaldelijk
aangevuld.

De onderzoeksmethoden waren
dus niet gereglementeerd. De
bepaling "onverminderd", die werd
toegevoegd aan artikel 28bis, leidt
een duidelijke wetgeving op de
bijzonder politiemethodes in, wat
helemaal niet in strijd is met de
huidige tekst.

Het onderzoek van een procureur
des Konings bestaat uit twee
fasen. In de tweede fase is het
mogelijk om voor misdrijven
waarvoor een straf van een jaar
kan worden uitgesproken
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26

Deuxièmement, afin d'éviter toute discussion possible, nous avons
clairement déterminé que deux phases peuvent être distinguées
dans le cadre de l'enquête menée au niveau du procureur du Roi.

Si, dans la deuxième phase, pour certaines méthodes, effectivement,
le niveau d'un an de peine pouvait être accepté, l'observation par
exemple, en ce qui concerne la phase proactive où rien ne s'était
encore passé, on avait clairement tenu à ce que les balises
introduites par la loi Franchimont soient respectées. Dans cette
optique, nous avons, à deux reprises, si je ne m'abuse, effectivement
clarifié la situation.

Dès lors, le "sans préjudice" a été reconfirmé ici puisque nous
renvoyons à l'article 28bis en ce qui concerne les balises.

Venons-en à présent au pouvoir du juge d'instruction, à la mesure
dans laquelle celui-ci est éventuellement brimé dans son action.
Précisons que, durant toutes les enquêtes, nous ferons appel à un
juge d'instruction. Il s'agit peut-être d'une approche que certaines
personnes ont eue en disant que l'emploi de méthodes spéciales
nécessitait l'appel à un juge d'instruction. Cependant, ce n'est pas la
voie que nous avons choisie. Nous pouvons débattre sur l'opportunité
de le faire ou non. Néanmoins, il n'est pas évident de déterminer
que, dans chaque cas, il faudra effectivement charger un juge
d'instruction de l'enquête si des méthodes spéciales sont utilisées.

Par contre, il a été clarifié qu'à partir du moment où un juge
d'instruction intervient, ­ des dispositions nécessitant son
intervention, par exemple la perquisition ­, il a accès à tout
document possible, y compris au fameux dossier considéré comme
confidentiel et ce, afin, par exemple, de protéger les agents des
méthodes spéciales. Il est vrai qu'il n'est pas, à ce moment-là, partie
d'une enquête du fait que, dans d'autres situations, on ne fait pas
appel à lui.

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik kom terug op het confidentieel
dossier. Het is een belangrijke vaststelling dat men zich alleen te
verdedigen heeft voor de feiten die in het gerechtelijk dossier
daadwerkelijk ten laste worden gelegd. Alle elementen die niet in het
gerechtelijk dossier worden naar voren gebracht, zijn niet ten laste
aangevoerd en worden niet gebruikt als bewijsmateriaal. Er wordt
herhaaldelijk gesteld dat er processen-verbaal moeten worden
opgesteld als men bijzondere opsporingsmethodes gebruikt. Deze
processen-verbaal moeten ten laatste voor het afsluiten van het
gerechtelijk dossier worden ingebracht.

Mijnheer Van Parys, ik kom tot de "politieke benadering" van de
problematiek die u hebt aangekaart. Als er gewerkt wordt met
infiltranten is het duidelijk dat ten overstaan van verdachten en
betichten alleen die elementen die in het strafdossier worden
aangevoerd kunnen worden ten laste gelegd. Het ontwerp dat door
ons allemaal aanvaard werd stelt duidelijk dat de procureur des
Konings slechts kan gebruikmaken van elementen die hem langs
informantenwerking werden toevertrouwd in het dossier op
voorwaarde dat hij dat in een proces-verbaal verwerkt.
bepaalde onderzoeksmethodes
toe te passen. In de proactieve
fase moeten de bakens van de
wet Franchimont worden
gerespecteerd.

De bepaling "onverminderd",
namelijk de bakens waarnaar
artikel 28 bis verwijst, wordt door
deze tekst herbevestigd.

Tijdens het onderzoek wordt een
beroep gedaan op de
onderzoeksrechter, behalve als er
bijzondere methodes worden
toegepast.

De huidige tekst is echter
duidelijker: als hij wordt
ingeschakeld omdat de
omstandigheden het vereisen (bij
voorbeeld bij een huiszoeking)
heeft hij toegang tot alle
documenten, inclusief de
vertrouwelijke dossiers om de
agenten belast met de bijzondere
methodes te beschermen.

Sur le dossier confidentiel,
beaucoup de choses ont été dites.
Ce que l'on a souvent perdu de
vue dans cette discussion, c'est
qu'une personne ne doit se
justifier que pour les charges qui
sont avancées contre elle. Le
reste, c'est-à-dire tout ce qui n'a
pas été converti en PV, n'est pas
considéré comme matériel
probant. Les méthodes
particulières doivent être
converties en PV qui doivent être
rentrés avant la fin de l'enquête.

J'en arrive maintenant à ce que je
voudrais appeler l'approche
politique de M. Van Parys. Même
quand on travaille avec des
agents infiltrants, le même
principe s'applique: le procureur
doit convertir en PV tout ce qu'il
veut utiliser.
2.16
Tony Van Parys
(CD&V): Met uitzondering van de informanten 02.16
Tony Van Parys
(CD&V):
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
en dat is een belangrijke restrictie.

A l'exception des informateurs et
c'est une restriction importante.
02.17
Fred Erdman
(SP.A): Inderdaad, dat zijn de twee
voorwaarden waarbij een verantwoordelijkheid rust bij de procureur
des Konings. Ik blijf erbij dat de toetsing die men in het kader van de
procedure voor de raadkamer na afwerking van de procedure zou
hebben gedaan over de wettelijkheid van de middelen die werden
aangewend, evengoed kon werken ten overstaan van
informantenwerking.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik het advies van de procureurs-generaal
nogmaals en met veel aandacht heb gelezen. Ik kan me best
inbeelden dat men met betrekking tot het informantenbeheer vreest
dat bronnen zullen worden drooggelegd en dat eventueel personen in
gevaar zullen worden gebracht. U hebt zelf de reserve ingebouwd die
ervoor zorgt dat, zodra de procureur des Konings de beveiliging van
de informanten niet kan waarborgen, hij mogelijkerwijze niet van die
elementen zal gebruikmaken. Uiteindelijk werd na beraadslaging, na
discussie en na uw oproep een meerderheid gevonden om over het
fameuze amendement nr. 11 te stemmen, die de informantenwerking
niet als voorwaarde stelde om absoluut een procedure voor de
raadkamer te organiseren; en daarbij stemde de meerderheid niet
tegen een andere oppositie. Ik kan u best volgen wanneer u zegt dat
er een alternatieve meerderheid is, omdat u en de liberalen dat
hebben voorgesteld. De andere leden, behalve een, hebben zich
onthouden, omdat zij inderdaad de mening waren toegedaan dat het
niet veel meer bijbracht. Maar goed, de tekst is zoals hij is, en op dat
ogenblik zal men er wel gebruik van maken.

Mijnheer de voorzitter, ik heb nog één opmerking en een bede aan u
en aan de Kamer. Op een bepaald ogenblik hebben wij over de
fameuze amendementen-Vandermeersch gestemd.
Onderzoeksrechter Vandermeersch heeft immers gezegd dat er
telkens over "beschikkingen" en "ordonnances" wordt gesproken,
hoewel dat de onderzoeksrechter toekomt. De procureur des Konings
neemt geen "ordonnances". We hebben dat dan gewijzigd in
"décisions", in het Frans. Wij hebben dat echter niet gewijzigd in het
Nederlands. Dus is er nu een Nederlandse tekst met "beschikkingen",
oorspronkelijk "ordonnances", terwijl die "ordonnances" werden
gewijzigd in "décisions". Vermits iedereen ermee akkoord gaat die
"ordonnances" te wijzigen in "décisions", stel ik voor die "décisions" in
het Nederlands als "beslissingen" te vertalen, zoals het moet. Dat
levert immers een correcte benadering op. Die opmerking werd
gemaakt door de diensten.
02.17
Fred Erdman
(SP.A): La
légalité des moyens peut tout
autant valoir pour les
informateurs. Le procureur du Roi
ne doit normalement recourir à
ces méthodes que s'il est certain
que la sécurité de ses
informateurs est garantie.

L'amendement n°11 exclut la
réglementation relative aux
informateurs de ce projet. La
prétendue majorité de rechange
constituée par le VLD et le CD&V
n'en est pas vraiment une car les
autres membres se sont abstenus,
à une exception près.

J'ai encore une petite objection à
formuler à l'égard des
amendements Vandermeersch.
Dans le texte français, le mot
«ordonnances» a été remplacé
par «décisions». La version
néerlandaise du texte a conservé
le mot
beschikkingen
. Il serait dès
lors logique de remplacer ce
terme par
beslissingen'

Enfin, je tiens à faire observer que
tout ce qui est décrit aujourd'hui
dans le projet est déjà appliqué
par le biais de circulaires. Jusqu'à
présent, les intéressés n'avaient
aucun droit et l'origine des
informations était bien souvent
obscure. Ce projet permet de
clarifier la situation. Le texte
définit des limites claires: ce qui
est permis et ce qui ne l'est pas
est désormais clairement précisé.
C'est dans cet esprit que nous
approuverons le projet.
De
voorzitter
: In orde.
02.18
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik kom tot een laatste bedenking.

Hopelijk zijn wij verlost van die wazige situatie, waarbij alles dat in dit
ontwerp wordt omschreven, vandaag wordt toegepast op basis van
rondzendbrieven. Er werden geen rechten gecreëerd voor wie erbij
betrokken is. Men kon zich op geen enkele manier verweren en met
betrekking tot bepaalde aspecten van dit ontwerp vond men in het
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
dossier zelfs geen spoor van de herkomst van bepaalde inlichtingen.
Ik heb altijd de volgende boutade gebruikt. Er zijn veel punten in een
dossier, waarbij men zich telkens afvraagt wat er achter het punt
staat: "Ik ontken alles. Punt. Nu zal ik bekennen". Wat zit er in dat
punt? In een dossier staat even veel informatie die "uit welingelichte
bron" komt. Dagelijks vinden we dat in processen-verbaal. Laten we
hopen dat met deze regeling wij ten minste uit die wazige structuur
geraken, waarbij de doelmatigheid beperkt blijft in vergelijking met de
doelstelling en in genen dele naar andere benaderingen wordt
afgewend.

Trouwens, op dat punt is toch getracht in de tekst zeer duidelijke
bakens vast te leggen. Wat de rechten betreft die in deze in het
gedrang komen, zullen degenen die daarover moeten oordelen te
gelegener tijd ook duidelijk de bakens uitzetten. In die geest zullen
wij deze tekst goedkeuren.
02.19
Martine Dardenne
(ECOLO-AGALEV): Monsieur le président,
monsieur le ministre, chers collègues, je tiens tout d'abord à
remercier les rapporteurs et les services, qui ont fourni un travail
considérable pour arriver à nous remettre le rapport de nos travaux.
D'aucuns le considèrent un peu tardif, mais vu l'ampleur de la tâche,
je suis d'avis qu'il convient de le saluer.

Il me paraît intéressant, au moment de la discussion de ce projet
dont on peut dire qu'il suscite la controverse, de revenir au deuxième
rapport intermédiaire de la commission d'enquête sur la criminalité
organisée en Belgique. Ce rapport était précisément consacré aux
techniques spéciales d'enquête ­ on n'avait à l'époque pas encore
fait la subtile distinction entre méthode et technique, et à leur
utilisation.

Je vais donc me référer à certains éléments de ce rapport pour
essayer d'étayer et de cadrer mes principales remarques car je ne
ferai pas le tour de la question. C'est difficile d'être exhaustif dans ce
genre de dossier.

D'emblée, en relevant les critiques que suscitait l'absence de base
légale, le rapport de la commission d'enquête relevait ce qui suit: "Le
débat démocratique sur les sacrifices que notre société est prête à
consentir au regard des libertés individuelles pour mener la lutte
contre la criminalité organisée n'a pas eu lieu. La question de savoir
pour quels types d'infractions on est prêt à restreindre les libertés
individuelles, à quelles conditions et moyennant quelles garanties,
n'a jamais été posée dans un débat parlementaire".

A cela, nous pouvons répondre aujourd'hui que nous légiférons et
qu'une base légale va enfin être donnée à des pratiques qui, jusque
là, sont utilisées et uniquement réglementées via des circulaires
ministérielles, qu'elles datent de 1990 ou 1992. Comme mes
collègues, je pense en effet qu'il est nécessaire, au regard des
atteintes à la vie privée et au principe du respect des droits de
l'homme et des libertés fondamentales que ces méthodes peuvent
entraîner, de les encadrer précisément, à quelles conditions et sous
quel contrôle, et de déterminer avec la plus grande rigueur pour
quels types d'infractions on est prêt à restreindre nos libertés
individuelles, comme l'indiquait le rapport, donc de légiférer.
02.19
Martine Dardenne
(ECOLO-AGALEV): Het leek me
interessant het tweede tussentijds
verslag van de
onderzoekscommissie dat meer
bepaald aan de bijzondere
onderzoeksmethoden en de
toepassing ervan is gewijd, te
raadplegen. Het democratisch
debat over de offers die onze
maatschappij bereid is te brengen,
heeft niet plaatsgevonden.

Wij kunnen antwoorden dat we
praktijken die al gangbaar zijn op
grond van een ministeriële
circulaire van 1992 vandaag een
wettelijke grondslag verlenen.

In verband met het respect voor
de fundamentele vrijheden,
diende een kader te worden
uitgetekend en diende te worden
uitgemaakt voor welk misdrijf men
bereid is die vrijheid aan banden
te leggen. Het resultaat geeft niet
volledig voldoening.

De wettelijke regels die we
opstellen moeten het beginsel van
de wettigheid in aanmerking
nemen. Het
proportionaliteitsbeginsel doet de
dubbele vraag rijzen vanaf
wanneer en voor welk soort
strafbare feiten een bijzondere
onderzoeksmethode mag worden
aangewend. Dit wetsontwerp trekt
geen duidelijke lijn tussen de
gerechtelijke opdracht en het
inwinnen van informatie. Artikel
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
Je ne suis toutefois pas sûre que la méthode adoptée, discussion en
intercabinets et en kern avant toute autre discussion, ait vraiment
favorisé le débat parlementaire démocratique que la commission
d'enquête appelait de ses voeux. Même si, en commission, nous
avons pu prolonger les débats et améliorer sensiblement les textes, il
me reste une série d'insatisfactions quant au résultat, surtout si je le
compare avec les principes fondamentaux énoncés dans le même
rapport de la commission d'enquête, comme les conditions liées à la
mise en oeuvre de ces techniques, notamment celui de
proportionnalité et de subsidiarité, pour autant que l'on puisse
considérer que le fait de légiférer rencontre le principe de légalité.

A propos du principe de proportionnalité, je reprends ce que disait la
commission d'enquête: "Il doit s'agir d'un crime ou d'un délit, soit
grave, soit organisé au sens où il est commis dans le cadre de
l'activité criminelle d'un groupe d'individus. L'application du principe
de proportionnalité pose la double question de savoir à partir de quel
moment on peut recourir à une technique spéciale d'enquête et pour
quels types d'infractions on peut y recourir".

"La mise en oeuvre d'une technique spéciale présuppose-t-elle
l'existence de données objectives? Seule une réponse positive
permet de vérifier que la méthode choisie est bien proportionnée à
l'objectif poursuivi. Il faut disposer d'une information suffisante quant
à l'existence ou la préparation d'une infraction ou permettant de
supposer que des personnes déterminées ont des activités illégales
ou sont sur le point de commettre des infractions. Il faut veiller à ce
que la technique spéciale d'enquête ne devienne pas une technique
de collecte d'informations".

À propos de cette dernière remarque et de cette possible confusion
entre la mission judiciaire, consistant à rechercher les auteurs
d'infractions, et la collecte d'informations qui relève du
renseignement, je signale qu'à mon sens, l'article 47ter, paragraphe
1
ier,
du projet tel qu'il nous est proposé n'est pas encore suffisamment
précis bien qu'il ait été amendé. L'essentiel de l'amendement que
j'avais proposé n'a pas été repris. Il visait à indiquer que la
recherche, la collecte, le traitement de données doivent se faire en
vue de poursuivre les auteurs. Pour moi, il ne s`agit pas de deux
éléments distincts comme c'est le cas dans le texte: «Les méthodes
sont mises en oeuvre, premièrement, en vue de poursuivre les
auteurs des délits et, deuxièmement, en vue de rechercher et de
collecter des données». La recherche, la collecte, le traitement des
données ne peuvent avoir qu'une finalité judiciaire précise, faute de
quoi nous risquons d'ouvrir la porte à toutes sortes de dérives
comme, par exemple, celle évoquée par M. Erdman dans le cadre
d'une opération restée célèbre, l'opération Rebelle, consistant à
ficher et inventorier toute une catégorie de la population.

Le principe de proportionnalité, selon la commission d'enquête,
demande aussi pour quel type d'infractions on peut recourir à ces
méthodes. D'après l'exposé des motifs, l'objectif de la loi en projet
est de lutter contre la grande criminalité. Pourtant, le champ
d'application du présent projet s'étend à pratiquement toutes les
infractions, dès lors que sont visées toutes celles qui sont
susceptibles d'entraîner une peine d'emprisonnement d'un an et plus,
c'est-à-dire toutes les infractions prévues par le code pénal à
l'exclusion des seules contraventions et de quelques délits comme
47ter § 1 is nog niet voldoende
precies en de essentie van mijn
amendement werd niet
overgenomen. Voorts geldt het
toepassingsgebied van de wet
voor bijna alle strafbare feiten.
Ook dat gebrek aan precisie valt
te betreuren.

De bepaling die het telefonisch
afluisteren regelt verwijst naar
artikel 114 van de wet van 21
maart 1991 dat zelf naar artikel
111 verwijst... Deze hele reeks
verwijzingen kan gevaarlijk
blijken. Het wettelijkheidsbeginsel
wordt zelf met voeten getreden. Ik
had liever gehad dat men een
beperkende opsomming van de
misdrijven had gegeven.

In de memorie van toelichting
staat dat de subsidiariteit inhoudt
dat de technieken zo ingrijpend
zijn dat er moet nagekeken
worden of hetzelfde resultaat niet
kan worden verkregen door
andere opsporingsmiddelen. Dat
beginsel wordt echter enkel
vermeld in verband met de
infiltratie. Moet ik daaruit afleiden
dat het alleen op die bijzondere
methode van toepassing is?

Het wetsontwerp holt trouwens de
prerogatieven van de
onderzoeksrechters uit en deelt de
procureurs des Konings een
centrale rol toe. De procureur des
Konings maakt deel uit van het
openbaar ministerie, de
onderzoeksrechter van zijn kant
onderzoekt zowel bezwarende
elementen als elementen ten
gunste. Dankzij de scheiding der
machten biedt de
onderzoeksrechter waarborgen op
onafhankelijkheid. Wij krijgen hier
te maken met een verschuiving
die barsten doet ontstaan in de
scheiding der machten en die een
overwicht van de uitvoerende op
de rechterlijke macht mogelijk
maakt. Ik zeg niet dat dat ook echt
zal gebeuren, wel dat de nieuwe
organisatie dat mogelijk maakt.

Wij hebben het ontwerp op een
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
l'abandon de famille, l'empoisonnement de chevaux ou le vol
d'essence. Je regrette que nous n'ayons pas pu préciser davantage
le champ d'application de ces méthodes.

Un autre problème lié pour moi à cette question du champ
d'application reste le renvoi systématique à l'article 90ter du code
d'instruction criminelle. Cette disposition qui réglemente les écoutes
téléphoniques renvoie déjà elle-même, notamment à l'article 114 de
la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises
publiques économiques, article 114 qui lui-même renvoie à l'article
111 de la même loi qui sanctionne toute communication portant
atteinte au respect des lois. Cet exemple qui n'est pas de moi ­ je
n'en suis pas capable, je l'ai emprunté à la note du SAD ­ montre
combien ce renvoi en cascade peut s'avérer dangereux dans une
législation puisqu'il suffit de modifier un élément de la chaîne pour
que des conséquences involontaires apparaissent à l'un ou l'autre
bout de la chaîne. Ainsi, chaque fois qu'on modifiera le 90ter, le
champ d `application de la présente loi se trouvera élargi.

Rencontre-t-on là encore le principe de la proportionnalité? Je pense
qu'on est en droit de s'interroger. Le principe de légalité est lui-même
malmené puisque le texte légal manque de la rigueur et de la
précision voulues. Je ne dirai même rien ici de la notion de
proactivité pour laquelle j'ai toujours eu les plus grandes réticences.
Ceux qui siégeaient en même temps que moi au Sénat s'en
souviendront.

Toujours à propos du champ d'application, j'aurais de loin préféré,
comme le suggère d`ailleurs la commission d`enquête dans son
rapport intermédiaire, que nous procédions à une énumération
limitative des infractions pour lesquelles les méthodes spéciales
pourraient être utilisées, en tenant compte du fait que le seul taux de
la peine est un critère insuffisant ­ je lis les conclusions de la
commission d'enquête ­ qu'il faut tenir compte du caractère organisé
des auteurs, de la répétition des faits ou de leur relation avec
d'autres.

Voilà pour le principe de proportionnalité.

A propos du principe de subsidiarité, l'énoncé des motifs du projet de
loi que nous évoquons aujourd'hui indique que: "la subsidiarité
implique que les méthodes particulières de recherche sont de nature
tellement intrusive qu'il convient dès lors de vérifier si le même
résultat ne peut être obtenu par d'autres moyens de recherche." Il
s'agit là de l'énoncé général du principe car j'avoue que la suite du
chapitre à ce propos me paraît peu claire. Cela dit, je ne retrouve
l'énoncé de ce principe ni dans la définition de la notion, ni dans les
conditions générales pour l'usage des méthodes particulières. La
seule mention de ce principe est faite dans l'article 47octies, §2 qui
traite de l'infiltration. Dois-je en déduire que le principe de
subsidiarité ne s'applique qu'à cette méthode particulière?

Par ailleurs, selon moi, le projet de loi met en place une érosion des
prérogatives des juges d'instruction pour consacrer le rôle central des
procureurs du Roi, notamment dans le contrôle des méthodes
particulières de recherche. Ne croyez pas que je fasse une fixation
sur le juge d'instruction ou sur le procureur du Roi ou que j'aie une
confiance absolue en les juges d'instruction et une méfiance très
aantal punten kunnen verbeteren.
Toch is het zo er geen echt
tegensprekelijk debat kan worden
gevoerd over bewijzen die in het
geheim werden ingewonnen,
zodat deze door de feitenrechter
zouden kunnen worden
verworpen. In dat geval schiet
men dus zijn doel voorbij. Ik kan
het gebrek aan duidelijkheid en
helderheid van de voorgelegde
tekst alleen maar betreuren.

CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
forte à l'égard des procureurs du Roi. Pour moi, telle n'est pas la
question. Il ne s'agit en rien d'un problème de personne. Mais
permettez-moi quelques considérations d'ordre structurel ou
d'analyse institutionnelle. En effet, dans leurs fonctions respectives,
le procureur du Roi et le juge d'instruction occupent des positions
différentes. Ainsi, le procureur du Roi représente le ministère public
et est partie à la cause, le juge d'instruction instruit à charge et à
décharge. Le parquet ­ ou le ministère public ­ dépend directement
du ministre de la Justice, et donc du pouvoir exécutif. Le juge
d'instruction, quant à lui, fait partie du pouvoir judiciaire, séparé du
pouvoir exécutif.

De par la définition même de sa fonction et la séparation des
pouvoirs, le juge d'instruction, non pas en tant qu'individu mais en
tant que titulaire d'une fonction, présente des garanties
"systémiques" d'impartialité et d'indépendance, nécessaires au
principe de loyauté dans la recherche de la preuve et à la
sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales.

Or, le projet espère, en évinçant et en instrumentalisant le juge
d'instruction, un glissement qui, pour moi, fissure la séparation des
pouvoirs et permet une certaine mainmise de l'exécutif sur le pouvoir
judiciaire. Je ne prétends pas que c'est ce que l'on fait aujourd'hui, ni
même que c'est ce qui va se faire. Mais je vous mets en garde: l'on
met en place l'organisation qui le permettrait, ce qui me semble
dangereux pour la démocratie.

Certes, nous avons pu, au cours de nos travaux, apporter quelques
améliorations au projet. Certaines sont de pure forme, mais d'autres
sont plus significatives quant au fond, comme par exemple la
consécration de mesures particulières, lorsque les techniques
particulières de recherche concernent des médecins et des avocats
ou des personnes soumises à l'obligation de respect du secret
professionnel. Ce serait un comble évidemment!

Nous avons également introduit une précision concernant les délits
qui peuvent être commis par les policiers, souslignant le respect du
principe de proportionnalité, et l'exigence de l'établissement d'un
procès-verbal à chaque étape de la mise en oeuvre des techniques
particulières.

Ainsi qu'il a déjà été souligné, le juge de fond pourra toujours, en fin
de procédure, marquer sa réticence quant au non-respect du principe
de loyauté dans la recherche de la preuve. Mais finalement,
légiférons-nous pour obtenir cet effet? Pour aboutir, comme l'a dit le
juge Vandermeersch, à ce que des preuves récoltées dans le secret
et qui ne pourront faire l'objet d'un réel débat contradictoire,
notamment quant à la façon dont elles ont été obtenues, soient
disqualifiées par des juridictions de fond et conduisent à un
acquittement technique?

Dans ce cas aussi, on aura raté l'objectif de lutter contre la
criminalité organisée.

Je ne peux donc que regretter le manque d'honnêteté et de précision
dans le texte qui nous est proposé. Monsieur Erdman, vous avez
d'ailleurs attiré l'attention sur les propos du procureur de Gand,
M. Schilz, selon lequel une grande précision et une grande clarté
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
sont nécessaires si l'on veut que le principe de légalité soit respecté.
Selon moi, ce n'est pas le cas.
02.20
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, het ontwerp dat wij vandaag bespreken is een erg
belangrijk ontwerp. Ik verwijs daarvoor naar de verschillende
onderzoekscommissies die het Parlement reeds heeft gekend, waarin
telkens op de noodzaak van het legifereren in verband met
bijzondere opsporingsmethoden is gewezen.

Ik wil de minister van Justitie overigens feliciteren voor de
standvastigheid en vastberadenheid waarmee hij het ontwerp heeft
begeleid in de moeilijke tocht naar de plenaire vergadering van de
Kamer.

Het ontwerp is vooral ook belangrijk ­ dat bleek ook uit de discussies
en de uiteenzettingen van daarnet ­ omdat precies in deze vorm van
legifereren een aantal pijnpunten worden blootgelegd over de
toekomstige manier waarop men zal moeten proberen de
gemeenschap te beschermen tegen normovertreders ­ ik bedoel dus
wel bescherming tegen die organisaties en die normovertredingen
die erg maatschappijaantastend zijn ­ vooral omdat dat gelijktijdig
zal moeten gebeuren met het optreden tegen de veel voorkomende
criminaliteit die voor de publieke opinie wellicht een veel grotere
impact heeft dan de georganiseerde misdaad. Ik ben er mij terdege
van bewust dat het afrukken van een handtas voor zeer veel mensen
­ misschien wel terecht ­ veel moeilijker aanvaardbaar is dan een
gigantische organisatie die miljarden kan winnen dankzij zeer fijn
uitgewerkte criminele activiteiten.

Daarom is het ook interessant ­ ik zal u daarmee niet lang
lastigvallen ­ eens een aantal voorspellingen of vooruitzichten te
lezen. Men heeft dat lange tijd alleen in de economie gedaan, nu
doet men dat gelukkig ook in de criminologie. Aan de hand van de
evolutie van de maatschappij wordt nagegaan hoe de maatschappij
er bijvoorbeeld in 2010 zal uitzien en hoe erop zal moeten worden
ingespeeld om de criminaliteit die dan zal heersen, te kunnen
beheersen. Op enkele rare uitzonderingen na, denk ik wel dat
iedereen het ermee eens is dat wij een strijd tegen de criminaliteit
hoe dan ook verliezen als het gaat over de beheersing van de
criminaliteit.

Er is een zeer interessante studie gemaakt, vóór de recente
verkiezingen in Nederland, door drie hoogleraren, twee mannen en
een vrouw. Professor G. Bruinsma, professor H. van de Bunt en
professor I. Marshall Haen hebben verkenningen naar de
kennisvragen over de misdaad en misdaadbestrijding in 2010 op
papier gezet. Zij verwijzen trouwens naar een Engelse studie terzake.
Ook in België hebben sommige criminologen zich daaraan gewijd. Ik
verwijs naar T. Peters en J. Goethals, die onder de titel "Criminologie
en de geïntegreerde strafrechtswetenschappen: een bericht uit
Leuven" in "Delikt en Delinkwent" al in 1997 daarover eigenlijk al een
aantal elementen naar voren hebben gebracht.

Uit die studies wil ik kort twee citaten naar voren brengen. Ten
eerste, de Nederlanders zeggen: "De bestrijding van criminaliteit is
door de toenemende betrokkenheid van niet-strafrechtelijke diensten
onderdeel geworden van een algemener beleid om onveiligheid te
02.20
Hugo Coveliers
(VLD): Ce
projet sur les méthodes
particulières de recherche revêt
une importance toute particulière
dans le cadre de la lutte contre la
criminalité moderne. La
détermination avec laquelle le
ministre Verwilghen a défendu ce
projet mérite des éloges. En
réalisant ce travail législatif, nous
anticipons les formes futures de
transgression de la norme. Il
faudra toutefois lutter non
seulement contre les grandes
organisations criminelles mais
également contre les petits
contrevenants. Ainsi, le fait de se
faire arracher son sac est bien
plus choquant pour le citoyen
moyen que les actes commis par
les organisations criminelles qui
n'auront qu'un faible impact direct
sur sa vie.

En nous basant sur l'évolution de
la société, nous devons essayer
de prévoir les nouvelles formes
que prendra la criminalité à
l'avenir, afin de pouvoir maîtriser
ce phénomène. Trois professeurs
néerlandais ont ainsi réalisé une
étude prévisionnelle sur la
criminalité en 2010. En Belgique
également, une étude a été
effectuée sur le même sujet en
1997 par des criminologues de
Louvain, MM.
Peeters et
Goethals. Ces études soulignent
que la lutte contre la criminalité
n'appartient pas exclusivement à
la police et à la justice. Il ne faut
pas aller à la recherche d'auteurs
mais d'organisations, car si l'on
touche à ces dernières, les
auteurs seront automatiquement
poursuivis. Il faut concevoir la
criminologie comme une forme
particulière de considérer les
choses, d'englober dans un même
regard les faits commis et la
législation en vigueur. Je vous
renvoie également au "Panel for
Crime Prevention" qui réalise des
études analogues au Royaume-
Uni. Il importe donc réellement de
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33
beteugelen.

Bestrijding van criminaliteit is geen exclusieve taak voor politie en
justitie. De betrokkenheid van vele anderen met specifieke
invalshoeken en belangen zal belangrijke nieuwe inzichten
voortbrengen over de preventie en de bestrijding van criminaliteit".

Dit is ook voor deze materie van het allergrootste belang. Al te vaak
wordt immers uitgegaan van de idee dat men daders zoekt. Neen,
men zoekt naar organisaties en niet specifiek naar daders. Men moet
zoeken naar de organisaties teneinde die te kunnen vatten. Indien
men daders voor de rechtbank kan brengen ­ wat uiteraard de
bedoeling is ­ zo veel te beter. Peeters en Goethals zeggen: " De
criminologie draagt in zich een specifieke aanpak of manier van
kijken, interpreteren en duiden die niet samenvalt met een puur
sociaal-wetenschappelijke analyse of met een puur normatieve,
ethische of juridische. In het criminologische kijken zitten feiten en
normen met elkaar vervlochten".

Waarom dit als aanloop naar de wet op de bijzondere
opsporingsmethodes? Welnu, indien men dit ontwerp bekijkt op de
manier waarop men verouderde maar nog steeds bestaande vormen
van criminaliteit bekijkt, die ook moeten worden beheerst, dan zal
men opmerkingen maken zoals wij die hebben gehoord van
vertegenwoordigers van bepaalde liga's die eigenlijk totaal uit hun
context zijn gerukt en deze teksten foutief interpreteren. Ik verwijs
naar het Crime Prevention Panel in het Verenigd Koninkrijk dat
hierover een aantal bijzonder belangrijke opmerkingen heeft
gemaakt.

Het is dus van het allergrootste belang dat wij trachten deze vorm
van criminaliteit, de georganiseerde misdaad, te vatten.
suivre de près l'évolution des
formes de criminalité et de la
criminalité organisée.

Néanmoins, si l'on analyse ce
projet de loi à la lumière de
conceptions dépassées en matière
de criminologie et de criminalité,
on risque d'aboutir à une
interprétation erronée de celui-ci,
comme c'est le cas de certaines
ligues.

De
voorzitter
: Mijnheer Coveliers, de heer Decroly wil u onderbreken.
02.21
Hugo Coveliers
(VLD): Met alle plezier, mijnheer de
voorzitter.
02.22
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président, je sais
qu'après le "snelrecht", nous en sommes arrivés au "snelwet".
Cependant, je voudrais demander à M.Coveliers d'être plus modéré
lorsqu'il émet des critiques au sujet des ligues des droits de l'homme
et d'être moins dédaigneux à leur égard.

Souvenez-vous que ce sont les-mêmes ligues qui, avec d'autres
associations du monde judiciaire, avaient attiré l'attention de notre
parlement sur les risques et les dangers que comportait le projet sur
la comparution immédiate. Il a fallu non pas que le parlement
s'autorégule, vu la forme d'emballement qui lui est devenue
coutumière depuis lors, mais que le pouvoir judiciaire mette
personnellement fin à certains excès et finisse par annuler l'essentiel
des dispositions les plus significatives de ce projet de loi, qui avait
été adopté ici à une large majorité.

A votre place, monsieur Coveliers ­ je me permets de vous faire la
remarque car vous avez été un ardent promoteur de ce projet de loi
­, je serais un peu moins critique avec ceux qui tirent parfois la
02.22
Vincent Decroly
(indépendant): Na het
snelrecht
worden we vandaag
geconfronteerd met de
snelwet
. U
kan uw kritiek op de bemerkingen
van de liga's voor de
mensenrechten beter matigen.
Diezelfde liga's en verenigingen
uit de gerechtelijke wereld hebben
het Parlement namelijk gewezen
op de gevaren van het ontwerp
betreffende de onmiddellijke
verschijning. Niet het Parlement
heeft aan "autoregulering"
gedaan, mijnheer Coveliers: het
slaat wel vaker op hol. Het was
integendeel de rechterlijke macht
die de belangrijkste significante
bepalingen diende te annuleren
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
sonnette d'alarme avec quelques mois d'avance sur la réalité qui
s'impose par la suite.
van het snelrecht waarvan uzelf
een vurig pleitbezorger was en dat
door onze assemblee met een
ruime meerderheid werd
aangenomen. Een beetje meer
respect voor hen die met enkele
maanden voorsprong de alarmbel
luiden, zou niet misstaan.
02.23
Hugo Coveliers
(VLD): Collega Decroly, ik apprecieer dat u
moeite doet om standpunten te verdedigen die naar mijn gevoelen,
en u hebt het recht van mening te verschillen, ietwat voorbijgestreefd
zijn. Ik kom daar trouwens zo dadelijk op terug.

Ik denk dat wij een duidelijk evenwicht moeten zoeken en mevrouw
Dardenne heeft terecht verwezen naar het verslag van de Senaat,
dat ik uiteraard ken. Mijnheer Decroly, als overtuigd liberaal, wat u
waarschijnlijk momenteel niet bent, ga ik ervan uit dat het de
kerntaak van de overheid is te proberen ieder individu zoveel
mogelijk vrijheid te geven. Ik ben evenwel niet naïef en ik weet dat
een aantal individuen van de gegeven vrijheden misbruik zullen
maken. Ik vraag aan de overheid te zoeken naar de juiste balans
tussen de vrijheden die men afneemt ­ wanneer men vrijheden
afneemt van criminelen neemt men ze uiteraard ook af van niet-
criminele burgers, trouwens men is niet gans zijn leven crimineel ­
en de restanten van vrijheden die men moet garanderen.

Daarom zeg ik: als ik vrij wens te zijn, wil ik vrij de straat op kunnen
gaan. Ik wil er ook zeker van zijn dat criminele bendes opgespoord
worden. Ik vind het dan enigszins overdreven dat een kwart van het
bruto nationaal product door de georganiseerde misdaad in het
parallelle circuit wordt weggesluisd. Er moeten daarom aangepaste,
moderne middelen voorhanden zijn om die vorm van misdaad te
counteren. Uiteraard moeten die middelen goed worden
gecontroleerd. Ik heb mijn ideeën over die controle. Ik zal u ook
dadelijk mijn visie op de onderzoeksrechter en de rechter van het
onderzoek meedelen. Ik besef dat ik op dat punt niet word gesteund,
maar ik bemerk toch een evolutie in de goede richting, niet alleen in
België, maar ook in andere Europese landen. Ik zie die evolutie ook
in het Europese corpus iuris, waarin duidelijk sprake is van
le juge
des libertés
en niet van de onderzoeksrechter.

Bij georganiseerde misdaad is er geen sprake meer van spontane
delicten. De oorzaak van de misdaad is niet te vinden in een vorm
van sociale achterstelling ­ die nog wel bestaat, maar niet hier. Men
maakt hier na planning op een georganiseerde wijze misbruik van
alle mogelijke wettelijke middelen met het doel illegale winsten te
genereren. Men tast het democratische stelsel bijzonder erg aan.
Tegen die vorm van misdaad moeten aangepaste methodes worden
ingezet die op een degelijke manier worden gecontroleerd. Ik
respecteer dat u een andere mening hebt; ik prijs mij echter gelukkig
dat niet heel velen uw mening delen. Deze wet biedt naar mijn
mening een zeer goede mogelijkheid om tegen de georganiseerde
misdaad in het verweer te gaan.

De traditionele techniek van het verhoor na de feiten heeft geen
effect. Het sporenonderzoek heeft geen effect, gezien het
georganiseerde karakter van de misdaad. Ik vermeld het voorbeeld
02.23
Hugo Coveliers
(VLD):
Cette conception est quelque peu
dépassée. Nous devons tenter
d'atteindre un équilibre. En tant
que libéral, je suis convaincu que
la tâche principale des pouvoirs
publics consiste à conférer un
maximum de liberté à chaque
individu. Je ne suis évidemment
pas naïf: certains citoyens
abuseront de cette liberté pour
commettre des délits. Il faut dès
lors chercher le juste équilibre
entre la privation de liberté et la
garantie de liberté. Je tiens à
m'assurer que je puis me déplacer
en rue en toute sécurité. Nous
devons toutefois être conscients
du fait qu'un quart du produit
national brut est détourné par la
maffia. Il faut intervenir à
l'encontre de la criminalité
organisée qui utilise de manière
abusive et délibérée des moyens
légaux et, par la même, ronge
l'ensemble de la société.

Je vois que votre avis diffère du
mien, mais cette loi offre la
possibilité d'enregistrer une
avancée significative sur le plan
de la lutte contre la criminalité. Je
songe à cet égard aux
constatations de la première
commission d'enquête sur les
tueurs du Brabant wallon qui ont
mis en évidence que la recherche
d'indices, l'audition de témoins et
la recherche de documents
constituent des méthodes de
recherche dépassées qui se
révèlent souvent déficientes. Pour
les faits de grande ampleur, il faut
recourir à des méthodes de
recherche modernes. Les
nouvelles méthodes revêtent un
caractère secret, précisément
pour empêcher que les criminels
sachent qu'ils font l'objet d'une
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35
van de eerste Bendecommissie. In de tweede Bendecommissie
waren de sporen dwaalsporen, waarin zelfs gerenommeerde
journalisten tuinden. Pas jaren later kon men dat zien. Ik denk aan de
overval op de supermarkt van Colruyt, de diefstal van de flessen
champagne en de toen gepleegde moorden. Die diefstallen waren
louter dwaalsporen.

Ik kom tot het gebruik van getuigen. Er zijn meestal geen getuigen.
Wij moeten wetten goedkeuren zodat anonieme getuigenissen
mogelijk worden. Anders worden de getuigen geliquideerd. Wij
hebben een wet goedgekeurd om getuigen te beschermen en
eventueel een andere woonplaats te geven. Wij doen dat omdat die
organisaties weten dat werken met getuigen één van de klassieke
onderzoeksmethoden was. Men moet ook niet rekenen op
documenten om een onderzoek te voeren.

De aanpassing van de opsporingsmethoden is bijgevolg
aangewezen. Die nieuwe manier van opsporen zal zijn aangepast
aan de moderne criminaliteit. De vereiste van de subsidiariteit en de
proportionaliteit komt daaruit voort. Men stelt duidelijk dat, indien
andere middelen mogelijk zijn, men die moet gebruiken. Indien het
over relatief kleine feiten gaat, moet men niet de grote middelen
inzetten en met het spreekwoordelijke kanon op een mug schieten.
Het specifieke en het nieuwe van deze methodes is dat ze een
heimelijk karakter hebben. Zonder dat heimelijke karakter kan men
natuurlijk niets doen tegen een organisatie die op voorhand de
maatregelen van de politie programmeert. Wanneer men telkens
afwacht tot er een feit is gepleegd, weet de persoon die in een
organisatie het feit heeft geprogrammeerd wat men zal ondernemen.
Op die manier verliest men altijd. Het resultaat is dat men in een
maatschappij zal leven waarin heel wat misdrijven niet meer opgelost
raken. Rond die misdrijven worden dan fantasieën gevormd, die
wereldwijd worden gevoed. Doordat deze zaken niet worden
opgelost, ondermijnt men in feite het democratische karakter van een
samenleving.

Het heimelijke karakter van de onderzoeksmethoden ís eigenlijk niet
nieuw. In een recent verleden heb ik in deze Kamer een wetsvoorstel
ingediend waarin die technieken beschreven stonden. Het was een
wettelijke vertaling van de toen bestaande rondzendbrief.

Ik zal nooit vergeten dat de toenmalige minister van Justitie, de heer
Wathelet, weliswaar in het Frans, toen zei: "de wonden zijn nog te
vers". Nadien, bij de bespreking van de wet op het politieambt ­ wat
oorspronkelijk de politiefunctie heette, een veel betere benaming
volgens mij ­ in de Kamer, toen de heer Tobback minister van
Binnenlandse Zaken was, werd 's avonds laat een amendement
ingediend. De heer Tobback heeft toen gezegd dat het amendement
moest worden ingetrokken en dat het later zou worden geregeld. Hij
zei verder dat we gelijk hadden en dat dit geregeld moest worden.
Op dat ogenblik zouden we het er echter niet doorgekregen hebben.
Hij had gelijk, we kregen het er toen niet door. Ik heb het
wetsvoorstel dan ook aangehouden maar heb verder niet
aangedrongen.

Mijnheer Decroly, ik was hiermee trouwens niet de eerste en u zult
dat zeker interessant vinden. In Frankrijk is er ook een beweging om
de politie wat te ordenen. Tijdens een discussie over de vroegere
enquête.

En définitive, tout ceci n'est pas
neuf. En son temps, j'ai déposé
dans cette Chambre une
proposition de loi décrivant ces
méthodes et inspirée par une
circulaire relative à cette matière.
M. Wathelet, ministre de la
Justice de l'époque, m'avait dit
que les plaies n'étaient pas encore
cicatrisées. Le ministre Tobback,
lui aussi, m'avait donné raison au
cours des débats au sujet de la loi
sur la fonction de police mais,
selon lui, j'arrivais trop tôt. La
question a donc longtemps été
reportée, bien que certaines de
ces méthodes existaient déjà au
XVIIIème siècle à Paris.

17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
politie stelde men vast dat in 1720 het Bureau de Sûreté de Paris
deze methode eigenlijk al mutatis mutandis toepaste. Dit is dus niet
nieuw. Wij hebben het nu nodig en ik hoop dat we het nu ook kunnen
gaan toepassen.
02.24
Thierry Giet
(PS): (...) existe depuis 1920. Si on a pris ces
mesures à l'époque, on ne peut pas vraiment dire que cela a arrangé
les choses.
02.24
Thierry Giet
(PS): Die
maatregelen dateren van 1920.
Ze werden destijds genomen maar
ze hebben niet alles opgelost.
02.25
Hugo Coveliers
(VLD): Ik denk dat u zich daar vergist. Als we
kijken welke omwenteling men in de tweede helft van de achttiende
eeuw heeft gekregen op basis van de mogelijkheden, meen ik dat dit
een goed voorbeeld is om te zeggen om nu mutatis mutandis deze
zaken toe te passen.

Ik zal het verder niet meer hebben over de inhoud van deze tekst,
omdat daarover lang genoeg werd gediscussieerd. Ik meen dat het
een goed idee is om te spreken van opsporingsmethoden waarbij
informantenbeheer, observatie ­ met de opmerking die de heer
Erdman daarover heeft gemaakt ­ en infiltratie naar voren worden
gebracht. Nadien wordt dan uitgeweid over technieken zoals
inkijkoperaties, postvang, het opnemen van gesprekken en andere
elementen. U moet eens nagaan hoeveel artikelen van deze wet
controlemaatregelen inhouden. Men moet dit doen en men moet dat
doen, er moet een PV worden opgesteld die weliswaar met de
geheimhouding van de informant in het dossier moet komen. Dat
moet men maar eens vergelijken met de beperkingen die men de
crimineel oplegt. Vergelijk dit eens met het afnemen van de vrijheid
in het kader van het rechercheren naar organisaties die er specifiek
door hun contrastrategieën voor zorgen dat zij buiten schot blijven
via de originele, oude methodes. Welnu, ik meen dat de weegschaal
duidelijk niet doorslaat. De maatschappij heeft ook recht op
bescherming. De rechten van de mens zijn heilig en men mag
daaraan op geen enkele manier afbreuk doen. Het begrip de mens
omvat echter ook de anderen, de mensen die niet betrokken zijn bij
deze feiten. Ook zij hebben recht op bescherming. Zij moeten op een
vrije manier kunnen leven. Dat kan alleen als men degenen die
hiervan misbruik willen maken probeert te vinden.
02.25
Hugo Coveliers
(VLD): Je
voudrais parler aussi d'équilibre et
de rapports. De nombreux articles
de cette loi comportent des
dispositions relatives au contrôle
des instances judiciaires et
policières. Il faut les considérer à
la lumière de la liberté dont
jouissent les criminels auxquels ils
sont confrontés. La société a droit
à une protection.

02.26
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer Coveliers, ik kan u volgen en
ik heb trouwens zelf gezegd dat het zoeken naar dat evenwicht het
moeilijkste is. Ik kan echter niet aanvaarden ­ misschien is dat een
lapsus van uwentwege ­ dat u de waarborgen, controle-elementen,
bakens en beperkingen die in deze wet zijn opgesomd gaat
vergelijken met wat u de vrijheden noemt die aan criminelen worden
gegeven. Ik meen dat men dit eigenlijk vanuit een ander oogpunt
moet beoordelen. Men moet vertrekken vanuit het vermoeden van
onschuld van eenieder. Ondanks de proportionaliteit en ondanks de
eventuele subsidiariteit die hier is ingebouwd moet men in ieder
geval het feit in aanmerking nemen dat men een evenwicht moet
zoeken tussen de rechten van het individu ­ wie het ook is en tot hij
of zij veroordeeld is ­ en de middelen die men een maatschappij
geeft om diezelfde rechten voor eenieder te vrijwaren. Dat is het
evenwicht dat men moet zoeken. Ik meen dus dat het een lapsus van
uwentwege was toen u het had over het grote aantal beperkingen en
voorschriften die procureurs en politiemensen werden opgelegd
02.26
Fred Erdman
(SP.A): Je
n'admets pas la manière dont
vous présentez les choses. Dans
un Etat de droit, le point de départ
est la présomption d'innocence.
Le seul équilibre important qui doit
être sauvegardé est l'équilibre
entre les droits d'un individu et le
droit de la société à sauvegarder,
par tous les moyens, les mêmes
droits pour chaque individu.

CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
terwijl criminelen van alles kunnen doen. Als u bedoelt dat men
middelen moet zoeken om de activiteiten van die criminelen te
kunnen bestrijden, dan kan ik u volgen. Het is echter niet de balans
zoals u die stelde die belangrijk is, belangrijk is de balans tussen de
rechten van ieder individu en de middelen die men een maatschappij
moet geven. Ik meen dat we de terminologie van het gewapend
bestuur ooit eens ergens hebben gehoord. Men moet de
maatschappij op een bepaalde manier wapenen om diezelfde
rechten voor eenieder te waarborgen.
02.27
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, het was mijn
bedoeling duidelijk te maken dat de controle op de politiediensten en
het openbaar ministerie in verhouding moet staan tot de beperking
van de vrijheden die voor alle burgers, dus ook voor de
normovertreders, gelden. Op dat vlak moet de balans een zeker
evenwicht vertonen. Vrijheden worden aan iedereen toegekend. In
een democratie kan men de normovertreders niet meer of minder
vrijheden toekennen.

Collega Erdman, het is wel van belang dat rekening wordt gehouden
met de recherche naar de organisaties. Lange tijd heeft men zich
gericht op de buitgerichte recherche. Dit is een belangrijk aspect.
Men tracht de buit te lokaliseren en ze in beslag te nemen.
Vervolgens werd gezegd dat men ook het financiële aspect moet
onderzoeken. Ik meen dat nu duidelijk wordt dat het onderzoek zich
nu moet richten op de organisaties. Op dat moment is er sprake van
een ander evenwicht. Bij een onderzoek naar een organisatie zal
men immers niet met dezelfde beperkingen moeten afrekenen omdat
daar niet onmiddellijk sprake is van een individu maar wel een
criminele organisatie. Het is daarbij vooral van belang niet alleen de
laagste pion, die het misdrijf uitvoert, te pakken. In de nieuwe,
horizontale criminaliteitsstructuur is het immers de bedoeling heel de
organisatie aan te pakken en niet alleen de top of de basis. Volgens
mij kan trouwens objectief worden vastgesteld dat de federale politie
op dit ogenblik daarin is geslaagd in een aantal zaken. Er zijn
voorbeelden waarbij men via criminaliteitsanalyse erin is geslaagd
hele bendes op te rollen en niet langer 1 of 2 ondergeschikten.

Mijnheer de voorzitter, ik zal op deze problematiek nog terugkomen
omdat volgens mij de figuur van de onderzoeksrechter haaks op
deze aanpak staat. Ik ben het volledig eens met collega Dardenne
die zegt dat de onderzoeksrechter een onafhankelijk magistraat moet
zijn. Vergeet de illusie dat de onderzoeksrechter zal bepalen welke
politiedienst wat kan doen. De onderzoeksrechter en de procureur
sturen de politie op juridisch vlak. Op dat moment is er sprake van
vooroordelen omdat men de zaak nu eenmaal wil oplossen. Om die
reden is het bijzonder interessant dat men ter bescherming van de
individuele burger over een onafhankelijke, zittende magistraat
beschikt die niet rechtstreeks in het onderzoek is betrokken maar die,
zoals de Ermittelungsrichter in Duitsland en de rechter-commissaris
in Nederland, tegen het openbaar ministerie zegt dat men te ver
gaat. Als er onvoldoende elementen zijn om een bepaalde methode
toe te passen, zal dit dan ook worden verboden. Volgens mij is het
echter onmogelijk dat deze inschatting moet gebeuren door iemand
die zelf in het onderzoek betrokken is. Het is misschien een
karikatuur maar toen men vroeger een stroper oppakte, kon dit wel
maar in de huidige criminaliteitsbestrijding lijkt mij dit onmogelijk. De
figuur van de juge des libertés ­ ik vind de term zoals die in het
02.27
Hugo Coveliers
(VLD):
J'ai simplement voulu dire que les
moyens mis à la disposition du
ministère public et de la police
doivent être proportionnels aux
droits de la société et du criminel.

Les recherches financières et
axées sur le butin doivent être
muées en recherches destinées à
dépister des organisations et des
structures. Il n'est ici nullement
question d'un individu ni, par
conséquent, d'un équilibre entre
les droits d'un individu et ceux de
la société. L'objectif principal est
de démanteler des organisations
et non pas d'arrêter des
exécutants. A cet égard, le rôle du
juge d'instruction constitue un
problème particulier. D'une part, il
doit être indépendant et d'autre
part, il doit collaborer avec la
police et le procureur et ne peut
donc que devenir partial.

En l'occurrence, je préconise le
terme de "juge des libertés": un
magistrat assis qui n'est pas
associé à l'enquête mais qui peut
juger librement de la pertinence
de certains actes d'instructions et
qui agit en toute indépendance
par rapport au ministère public.
Un juge qui protège les libertés.

M. Van Parys a également
évoqué mon amendement à
l'article n° 47
undecies
. Cet
amendement a été suggéré par le
Collège des procureurs généraux
et nous savions qu'il serait adopté.
Une concertation a été organisée
à ce sujet avant le vote. En
l'absence de cet amendement, la
gestion des indicateurs s'avérerait
en effet difficile, voire impossible.
L'article 47, qui énonce de
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
Europese corpus juris voorkomt trouwens schitterend ­ is een rechter
die de vrijheden beschermt, die los staat van het onderzoek en
daarom ook niet kan worden beïnvloed door de procureur. Als zittend
magistraat zal hij kunnen beslissen over bijvoorbeeld het al dan niet
uitvoeren van een huiszoeking in een bepaalde zaak.

Collega Van Parys heeft het lang gehad over het artikel 47undecies.
Het amendement dat ik op dit artikel heb ingediend, werd mij eerlijk
gezegd ingegeven door een hoorzitting van het College van
procureurs-generaal. Ik wist uit het overleg dat tussen de
verschillende meerderheidsfracties heeft plaatsgevonden vóór de
stemming dat dit amendement zou worden goedgekeurd.

Collega Erdman heeft terecht gezegd dat, op een collega na, men
niet tegen dit amendement heeft gestemd, maar dat men zich heeft
onthouden op basis van een aantal elementen. Dit amendement
werd echter goedgekeurd. CD&V en ook het Vlaams Blok hebben dat
mee goedgekeurd. CD&V heeft dit dus mee goedgekeurd, en terecht.
Ik geloof dus ook dat informantenbeheer moeilijker zou zijn
geworden, zij het misschien niet onmogelijk. Daar is de kritiek van de
heer Van Parys, die vanuit zijn positie misschien wat is aangedikt,
fundamenteel juist. Vandaar ook het voorstel. Ik ben zeer blij dat dit
uiteindelijk in de wet is gekomen.

Men moet ook eens naar de structuur van de wet zien. Het artikel 47
undecies is wel een kolos wat controle betreft. Dat moet men eens
duidelijk zeggen. Als men dat weteconomisch bekijkt, zit dat daar
ergens te paard. Dat komt daar eigenlijk niets bij doen. Plots staat
daar een artikel bij. In de afweging stoort mij dat niet zo erg, maar
het stoorde mij wel dat informantenbeheer daarbij stond omdat men
toch ook uit de praktijk weet dat dit totaal onmogelijk was.
nombreuses mesures de contrôle,
s'est cependant transformé en une
sorte de colosse législatif.
02.28
Tony Van Parys
(CD&V): Ik deel natuurlijk het standpunt dat
het artikel 47 undecies een kolos is, die de hele problematiek op de
helling zette. Met het oog op de objectiviteit van de weergave van de
debatten wilde ik het volgende toch nog in het midden brengen.

Ik herinner mij nog perfect de discussie toen de regering het
amendement indiende waarin men bepaalt dat de raadkamer ten
volle de wettigheidcontrole heeft en dat dit gebeurt op basis van
artikel 127, de toevoeging die men had opgenomen in paragraaf 1
van undecies. Ik heb de regering toen gevraagd of dit amendement
samen moest gelezen worden met het amendement Coveliers. De
minister heeft toen heel uitdrukkelijk verklaard dat dit niet het geval
was. Dit staat ook in het verslag. Ik herinner mij nog levendig de
verklaring van de voorzitter van de commissie nadat ik nog eens had
gewezen op de problemen die door het College van procureurs-
generaal waren weergegeven ten aanzien van de dreiging voor de
werking met informanten. De voorzitter van de commissie nam dan
een standpunt in dat heel duidelijk de tekst van het wetsontwerp en
het amendement verdedigde. Het is alleen door de vasthoudendheid
van de CD&V-fractie dat dit amendement overeind is gebleven. Dit is
de realiteit.

De liberalen moeten weten wat zij willen. Ofwel zoeken zij
bondgenoten om een aantal fundamentele samenlevingsproblemen
op te lossen, ofwel zoeken zij die niet. De waarheid in dezen is dat,
als daar niet de steun en het stemgedrag van de CD&V-fractie waren
02.28
Tony Van Parys
(CD&V):
Cet article est effectivement d'une
longueur démesurée. Mais je me
souviens des discussions qu'il a
suscitées. Le gouvernement a
présenté un amendement
concernant la chambre du conseil.
Lorsque j'ai demandé si cet
amendement devait être lu
conjointement avec l'amendement
de M. Coveliers, le ministre a
répondu par la négative. C'est
grâce à la seule ténacité du CD&V
que l'amendement a pu être
maintenu. Cet épisode est
clairement relaté dans le rapport.
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
geweest, op dat ogenblik het artikel en het amendement van de
regering geen stand zouden hebben gehouden. Dan hebt u natuurlijk
gelijk te zeggen dat wij op dat ogenblik voor een kolos van een
artikel stonden, dat elke serieuze informantenwerking onmogelijk
maakte. Dit is de realiteit der dingen zoals weergegeven in het
verslag. Ik roep trouwens de rapporteurs, voor zo ver aanwezig, tot
getuige.
02.29
Hugo Coveliers
(VLD): De historische versie van de feiten
die de heer Van Parys geeft, is juist. Hij heeft inderdaad namens
CD&V tamelijk sterke steun aan mijn amendement gegeven. Ik zou
natuurlijk kunnen zeggen dat, als het amendement er niet was
geweest, men het niet had kunnen steunen. Ik verheug mij erover dat
dit amendement gerealiseerd werd, want ik denk dat de
informantenwerking daardoor inderdaad gemakkelijker en beter zal
verlopen en minder zal worden gestoord.

Daar zijn we het over eens.
02.29
Hugo Coveliers
(VLD): M.
Van Parys a correctement résumé
les faits. Le CD&V s'est en effet
proposé de soutenir mon
amendement et a ainsi contribué
à améliorer la réglementation
concernant les informateurs.

02.30
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer de voorzitter van de Kamer, ik
kom even terug op die "kolos". We mogen niet uit het oog verliezen
dat er over dit artikel oorspronkelijk een advies werd gevraagd van
de voorzitter van de KI. Uiteindelijk moeten wij ons nu baseren op de
verslagen die het college, de GP en de federale procureur zullen
overmaken over het gebruik van die methodes. Daaruit moeten we
onze eigen conclusies trekken en we zullen onze
verantwoordelijkheid terzake moeten opnemen. Men heeft het niet
uitdrukkelijk over `statistisch materiaal'. Nee, er is tezelfdertijd
toelichting gevraagd over de toepassing van die methodes. Het is
dus wel essentieel dat we onszelf in die wet hebben opgelegd onze
verantwoordelijkheid op te nemen bij de beoordeling.
02.30
Fred Erdman
(SP.A): Cet
article est devenu un colosse en
raison des modifications et des
ajouts nécessaires qui à l'avenir
permettront une meilleure
application de la loi. Le Collège
des procureurs généraux évaluera
comment ce « colosse » sera
appliqué.

02.31
Tony Van Parys
(CD&V): Dat is natuurlijk juist maar men
moet het ene niet met het andere vermengen. Het ene gaat over de
controle op het individuele dossier, het andere gaat over een
rijkscontrole. Ik ben het eens met de voorzitter van de commissie als
hij zegt dat dit is ingevoerd ­ terecht volgens mij ­ in plaats van het
advies van de voorzitter van de Kamer van Inbeschuldigingstelling.
Mijnheer de voorzitter, ik wil u wel aan deze uiteenzetting herinneren,
wanneer de een of andere fractie zal vragen om deze verslagen te
bespreken nadat ze zijn ingediend. Ik vraag me af welke
belangstelling er op dat ogenblik in de commissie voor de Justitie zal
zijn voor dergelijke dingen. We hebben al zoveel verslagen opgelegd
gekregen, waar uiteindelijk geen enkele aandacht aan is besteed.
Laten wij echter uitgaan van de goede intenties van de collega's. Dat
moet ook de bedoeling zijn.
02.31
Tony Van Parys
(CD&V):
C'est exact mais le contrôle dans
un dossier individuel n'est pas la
même chose qu'un contrôle
politique.

02.32
Hugo Coveliers
(VLD): Mijnheer de voorzitter, misschien
wordt de term "kolos" een beetje verkeerd gebruikt maar kijk ook
eens naar de economie van de wet. Die onderverdeling 6 staat daar
inderdaad een beetje eigenaardig. Die had ook ergens anders
kunnen staan. Uiteindelijk gaat hoofdstuk 3 over "Andere
onderzoeksmethodes" en daarin wordt er niet meer over gesproken.
Bovendien wordt er in ieder artikel op zijn beurt nog eens over
controlemaatregelen gesproken. Dus, mijnheer Van Parys, indien de
Kamer deze discussie niet zou voeren ­ wat uiteraard niet zal
gebeuren ­ dan is er nog altijd de garantie op de individuele controle
02.32
Hugo Coveliers
(VLD): Le
mot « colosse » est sans doute
exagéré mais je soutiens que la
sous-section six est un défaut
dans l'économie de la loi.

Le projet devra être régulièrement
corrigé en fonction des besoins de
la société.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
40
in de verschillende artikelen. Voeg daar de algemene controle op de
politiediensten aan toe en de controle die het college van procureurs-
generaal uitoefent op de kwaliteit van de parketten. Er is dus
voldoende controle aanwezig maar we zullen inderdaad onze
verantwoordelijkheid moeten opnemen en dat bespreken.

Ik wil eindigen met een laatste opmerking. Diegenen die denken dat
we met dit wetsontwerp het nec plus ultra hebben van de
opsporingsmethodes, vergissen zich. We zullen regelmatig moeten
bijsturen en evalueren. Waar heeft de maatschappij nood aan? Waar
moet die maatschappij worden beschermd? Wat is er teveel? Er
kunnen immers ook maatregelen te veel zijn. Dat zullen we
regelmatig moeten evalueren. We zullen regelmatig de moed
moeten hebben om sommige dingen af te schaffen. Ik heb dat ooit
eens geprobeerd in de Senaat met de duivenbond en dat heeft vier
jaar aangesleept en toen bestond hij nog, want er waren blijkbaar te
veel belangen mee gemoeid. Ik vind het een grote prestatie van de
minister van Justitie dat hij deze tekst tot hier heeft geloodst. We
zullen deze tekst ook bijzonder goed kunnen gebruiken bij het
beheersen van de criminaliteit, met alle controlemogelijkheden die
erbij horen en met het vooruitzicht dat we hem vroeg of laat opnieuw
zullen moeten aanpassen. Wij zullen deze tekst dus met veel
overtuiging goedkeuren.
C'est une grande prestation du
ministre de la Justice que d'avoir
déposé le texte ici. C'est un projet
important pour la maîtrise de la
criminalité.

02.33
Thierry Giet
(PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, la nécessité de lutter contre la criminalité
organisée ne fait de doute pour personne.

Même si, compte tenu de l'évolution de la criminalité, il importe que
la démocratie se défende en recourant, le cas échéant, à de
nouvelles méthodes d'investigation ­ qui sont d'ailleurs utilisées
actuellement sur la base de simples circulaires ministérielles ­ il n'est
pas sain, dans un Etat de droit, de ne pas préciser les règles
permettant de rencontrer deux objectifs fondamentaux mais parfois
antinomiques: le respect du droit et des libertés individuelles et la
sécurité collective.

Le groupe socialiste estime que le projet visant à conférer une base
légale à certaines méthodes d'enquête constitue une démarche
positive car nous sommes convaincus de la nécessité de mettre fin à
une situation hypocrite et nous y souscrivons pleinement. Au moins
deux commissions d'enquête parlementaire avaient d'ailleurs, à
plusieurs reprises, insisté sur cette nécessité de l'instauration d'un
cadre légal.

De fait, il est indéniable que l'absence de réglementation a engendré,
dans les services de police, un comportement en marge ou à la
limite du tolérable.

L'équilibre ­ mot que je viens d'entendre prononcer par plusieurs ­
entre respect de la vie privée et des droits individuels d'une part, et,
d'autre part, efficacité, est toujours précaire. Si, au stade actuel,
l'équilibre recherché a, selon moi, été amélioré sinon atteint (je laisse
toutefois à chacun le soin d'en juger), il faudra s'attacher à le
retrouver dans la réalité et à veiller à ce qu'il soit maintenu dans le
temps.

Ainsi, lors de la mise en oeuvre, une attention toute particulière devra
02.33
Thierry Giet
(PS): In een
rechtstaat is het niet gezond de
regels niet te omschrijven die de
mogelijkheid bieden aan twee
fundamentele maar soms
antinomische doelstellingen
tegemoet te komen: de
eerbiediging van het recht en van
de individuele vrijheden en de
collectieve veiligheid. De PS is
van oordeel dat het ontwerp dat
ertoe strekt een wettelijke basis te
geven aan bepaalde
opsporingstechnieken een
positieve stap is. Binnen de
politiediensten heeft de
afwezigheid van regeling tot
gedragingen geleid die nauwelijks
te verdragen waren.

Het evenwicht tussen het recht op
privacy en de doelmatigheid is
altijd broos. Men moet dat
evenwicht verwezenlijken en in
stand houden.

Zo zal inzonderheid aandacht
moeten worden besteed aan
bepaalde technieken die de
fundamentele rechten kunnen
aantasten. Wij stellen met
genoegen vast dat het gebruik
van die technieken onderworpen
blijft aan de toestemming van een
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
41
être consacrée à certaines méthodes (contrôle visuel discret,
observation dans une habitation, ouverture du courrier) susceptibles
de porter atteinte à un certain nombre de droits fondamentaux. C'est
pourquoi nous sommes satisfaits de constater que l'emploi de telles
méthodes reste soumis à l'autorisation d'un juge d'instruction, garant
des droits individuels, et reste soumis, comme il se doit, au contrôle
de la chambre du conseil.

Notons que le travail parlementaire a sensiblement amélioré le texte
initial par des discussions intenses et créatrices émanant de
l'ensemble des groupes politiques démocratiques. Je voudrais
simplement épingler, comme d'autres l'ont fait ici, les nouvelles
dispositions sur la problématique du secret professionnel des avocats
et des médecins, dispositions qui étaient totalement absentes du
texte qui nous était proposé.

Soulignons aussi la problématique du dossier confidentiel dont on a
beaucoup parlé et qui ­ comme je l'ai déjà dit et redit ­ est le cheval
de Troie des méthodes particulières de recherche par rapport à un
bon aboutissement des poursuites. Ce dossier confidentiel me paraît,
dans l'état actuel du texte, mieux défini qu'il ne l'était auparavant; en
effet, ce qui était auparavant prévu était la possibilité de rédiger un
procès-verbal alors que le texte actuel prévoit l'obligation de rédiger
un procès-verbal, c'est-à-dire un document figurant en définitive dans
le dossier répressif soumis à la contradiction des parties.

Enfin, rappelons également que le contrôle de légalité a, à mon sens,
été amélioré.

En effet, tout d'abord, il instaure cette fois clairement, en faisant
référence à l'article 127 du code d'instruction criminelle, un débat
devant la Chambre du conseil, débat contradictoire permettant
l'application de la loi qui a réformé la procédure pénale, notamment
en ce qui concerne la demande de devoirs complémentaires et la
possibilité, de droit commun, pour la Chambre du conseil, de
renvoyer le dossier au parquet, avec certaines questions.

Le contrôle de légalité est également amélioré dans la mesure où la
possibilité pour le juge du fond de soulever des moyens d'ordre
public reste inscrite dans notre Code d'instruction criminelle.

En outre, il n'a pas été inutile ­ nous l'avions d'ailleurs demandé ­
d'auditionner les personnes de terrain afin de connaître les difficultés
d'application pratique des circulaires. Par ailleurs, même si cela n'a
pas été fait officiellement, nous savons que la plupart des
commissaires ont eu l'occasion de rencontrer certains groupes
extérieurs, tels que, par exemple, la Ligue des droits de l'homme.

Le texte, tel qu'amendé, et les arbitrages intervenus peuvent paraître
suffisants mais je ne peux toutefois m'empêcher d'insister sur la
nécessité de veiller à une certaine transparence quant aux méthodes
utilisées afin d'éviter tout abus et tout glissement préjudiciable. Il
convient que les méthodes et techniques particulières soient utilisées
dans les cas exceptionnels et il faut opérer une distinction entre la
grande et la petite criminalité dans leur application.

A cet égard, monsieur le ministre, il me paraît tomber sous le sens
qu'une directive du collège des procureurs généraux devrait
onderzoeksrechter.

Het parlementair werk heeft de
oorspronkelijke tekst verbeterd,
met nieuwe bepalingen over het
beroepsgeheim van advocaten en
artsen, de omkering van de
vroegere redenering over het
vertrouwelijk dossier ­ wat een
verplichting meebrengt een
proces-verbaal op te maken dat
aan het repressief dossier moet
worden toegevoegd ­ en de
verbeteringen aan de
wettelijkheidscontrole, met name
wat de rol van de raadkamer
betreft.

De hoorzittingen en de
ontmoetingen met bepaalde
groeperingen die niet rechtstreeks
met deze aangelegenheid te
maken hebben, hadden hun nut.

De geamendeerde tekst en de
keuzes die werden gemaakt
schenken me voldoening. Ik wil
echter benadrukken dat de
gebruikte methodes transparant
moeten zijn en dat ze slechts in
uitzonderlijke gevallen mogen
worden aangewend. We moeten
daarbij een onderscheid maken
tussen grote en kleine
criminaliteit. De procureurs-
generaal zouden dan ook snel een
richtlijn moeten uitvaardigen om
te verduidelijken dat deze
methodes enkel kunnen worden
toegepast wanneer het over zware
criminaliteit gaat.

17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
42
rapidement intervenir à l'attention des procureurs du Roi, quant à
l'utilisation des méthodes particulières de recherche et à leur champ
d'application, étant entendu qu'il me paraît que dans l'ensemble de
nos débats, c'est la criminalité organisée et la criminalité grave qui
ont été retenues comme champ d'application.
02.34
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zou naar
aanleiding van deze belangrijke uiteenzetting van collega Giet enige
verduidelijking willen vragen. Als ik het goed heb begrepen, vraagt
de PS aan de minister van Justitie om ­ eens deze wet is
totstandgekomen ­ een rondzendbrief op te stellen vanwege het
College van procureurs-generaal aan de verschillende parketten
volgens dewelke men deze wet in eerste instantie moet toepassen op
de georganiseerde en zware criminaliteit. Heb ik de heer Giet in die
zin goed begrepen?
02.34
Tony Van Parys
(CD&V):
Le PS demande-t-il au ministre de
la Justice d'appliquer la loi en
première instance à la grande
criminalité organisée par le biais
d'une circulaire du Collège des
procureurs généraux adressée
aux parquets?
02.35
Thierry Giet
(PS): Dans le texte que nous allons voter
figurent des dispositions précises qui font référence à l'article 90 ter
et aux articles 324 bis et suivants. Fondamentalement, ces
dispositions ne nous posent pas de difficultés.

Par contre, le problème se pose lorsqu'on dit que cela s'applique à
des infractions qui sont punies d'une peine de prison d'un an ou plus.
Nous nous sommes expliqués sur cette frontière en relation avec
Schengen et sur la limite autorisée pour délivrer un mandat d'arrêt. Il
est clair que cela permettrait que des infractions, qui
fondamentalement ne font pas partie de ce qu'il est convenu
d'appeler la criminalité organisée et la criminalité grave, se voient
appliquer des méthodes particulières de recherche. Puisque notre
intention est de réserver ces méthodes particulières de recherche à
la criminalité organisée et à la criminalité grave, il faut le préciser
dans une directive du collège des procureurs généraux.
02.35
Thierry Giet
(PS): De PS-
fractie plaatst vraagtekens bij de
toepassing van die maatregelen
voor straffen van één jaar of
meer. In het licht van het
Schengen-akkoord zou dat willen
zeggen dat strafbare feiten die
niet onder de noemer zware
criminaliteit vallen, in het
toepassingsgebied van de wet
zouden kunnen liggen.

Er moet een duidelijke richtlijn
komen van de procureurs-
generaal: de bijzondere
opsporingsmethoden mogen
uitsluitend gebruikt worden voor
de zware en georganiseerde
misdaad.
02.36
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wens met
het oog op het verslag heel duidelijk te zeggen dat men hier de
aanleiding aan het creëren is om het toepassingsgebied van de wet
bij wijze van rondzendbrief te beperken ten opzichte van de tekst van
de wet zelf. De wet zelf zegt dat een aantal bijzondere
opsporingsmethoden mogelijk zijn voor misdrijven waarop een
gevangenisstraf staat van meer dan 1 jaar. Als het standpunt van de
PS erin zou bestaan om bij wijze van rondzendbrief ook voor deze
bepaling het toepassingsgebied van de wet te beperken tot de
georganiseerde en zware criminaliteit, dan voel ik reeds wat het
manoeuvre is. Ik was al enigszins ongerust na het betoog van de
groenen in dit debat. Het blijkt nogmaals dat men nog altijd niet goed
heeft verteerd dat deze wet een ruimer toepassingsgebied heeft dan
artikel 90ter en de georganiseerde criminaliteit.

Men heeft het gegeven dat er geen wettigheidcontrole meer is vanuit
de raadkamer op bijvoorbeeld de informantenwerking niet goed
verteerd. Ik zal niet aanvaarden ­ en daar moeten wij vanuit het
Parlement op toezien ­ dat er via een of andere wijze, bijvoorbeeld
via een rondzendbrief, aan het toepassingsgebied van de wet. wordt
getornd. Dit kan onder geen enkel beding. Het zal de wet en alleen
02.36
Tony Van Parys
(CD&V):
Aux termes de la loi, les méthodes
particulières de recherche peuvent
s'appliquer à tous les délits, pour
autant que ces derniers
s'assortissent d'une peine d'au
moins un an de privation de
liberté. Manifestement, le PS n'a
pas encore bien digéré le fait que
le champ d'application de cette loi
soit plus étendu que celui de
l'article 90
ter
et qu'aucun contrôle
ne soit effectué par la chambre du
conseil, notamment en ce qui
concerne le recours aux
informateurs.

En aucun cas, le champ
d'application de cette loi ne pourra
être modifié par une circulaire. Je
pressens dès à présent la réaction
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
43
de wet zijn die het toepassingsgebied zal bepalen. Enige restrictie of
interpretatie of beperking via rondzendbrieven zal dus niet kunnen.
Als het de bedoeling is om op deze wijze toch weer aan deze wet te
ontsnappen of om ze een bepaalde richting te geven dan doen we
het beter via de rondzendbrief zoals ze nu is. Ik voel de socialisten
en de groenen in deze alweer aankomen.
du PS et des verts.

02.37
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, de uiteenzetting
van de heer Van Parys verbaast mij tenzij ze politiek kan worden
geïnterpreteerd. Ik heb daarjuist samen met de heer Coveliers toch
zeer duidelijk beklemtoond dat alles wat die wet toelaat moet worden
gezien in het kader van het principe van proportionaliteit en
subsidiariteit. Wanneer u zelfs bepaalde toepassingsgebieden in
deze wet voor bepaalde methoden koppelt aan dat jaar strafbaarheid
dan is zulks nog steeds gekoppeld aan de inhoud van die wet en dan
tornt men in geen geval aan de wet en aan de principes van
proportionaliteit en subsidiariteit. Ik heb trouwens de heer Coveliers
op zijn manier horen zeggen: "Ge wenst toch niet de middelen te
hebben om dit voor alles en nog wat te gaan toepassen?".
02.37
Fred Erdman
(SP.A): Je
m'étonne des propos de M. Van
Parys, à moins qu'il s'agisse d'une
interprétation purement politique.
M. Coveliers et moi-même avons
tout de même souligné que tout
ce que le projet permet doit rester
dans les limites des principes de
la proportionnalité et de la
subsidiarité. Cela vaut donc aussi
pour la définition du champ
d'application d'une mesure. Si une
méthode donnée est autorisée
pour tous les faits passibles d'au
moins un an d'emprisonnement,
elle est également subordonnée
au respect de ces principes. On
ne peut tout de même pas vouloir
mettre les méthodes de recherche
particulières en oeuvre pour tout et
n'importe quoi.
02.38
Bart Laeremans
(VLAAMS BLOK): Er is nog een zeer groot
verschil tussen hetgeen de heer Erdman hier zegt en hetgeen de
heer Giet liet verstaan in verband met de rondzendbrieven. Een
rondzendbrief zou het de facto onmogelijk maken dat men deze wet
gaat inroepen voor andere zaken dan die welke met de
georganiseerde misdaad te maken hebben Het is heel duidelijk dat
de minister in dit dossier of in deze kwestie stelling moet nemen. Ten
laatste straks, met het antwoord op de verschillende vragen,
verwacht ik dat de minister van Justitie duidelijk zegt of er een...

(...)

Ja, een rondzendbrief kan zeker contra legem zijn, mijnheer de
minister. We hebben het in andere zaken ook al meegemaakt dat
een rondzendbrief contra legem kan zijn. Ik hoop dat u daarover
straks duidelijkheid schept en de heer Giet op zijn plaats zet.
02.38
Bart Laeremans
(VLAAMS
BLOK): Les interprétations de
MM. Erdman et Giet divergent. Le
ministre devra prendre attitude, au
plus tard lorsqu'il répondra aux
questions formulées dans le cadre
de la discussion générale.
L'expérience a montré qu'une
circulaire peut être
contra legem.

02.39
Tony Van Parys
(CD&V): Het is evident dat een
rondzendbrief niet contra legem kan zijn. Als de rondzendbrief wordt
geformuleerd zoals de heer Giet dat doet, dan is hij contra legem.
Dan wil ik vragen aan de minister van Justitie dat hij uitdrukkelijk
bevestigt dat het toepassingsgebied het toepassingsgebied is van de
wet en niet het toepassingsgebied zoals collega Giet het vraagt, via
een rondzendbrief die de parketten aan handen en voeten zou
binden.
02.39
Tony Van Parys
(CD&V):
Il est évident qu'une circulaire ne
peut pas être
contra legem
. Mais
elle le devient selon
l'interprétation de M. Giet. Il
appartient au ministre de
présenter une solution. Je
souhaite que les choses soient
tirées au clair.
02.40
Thierry Giet
(PS): Je constate que M. Van Parys discute sur 02.40
Thierry Giet
(PS):
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
44
des intentions, ce qui devient difficile à un moment donné.

Je rappelle que nous avons voté, sous la précédente législature, une
loi sur le collège des procureurs généraux qui permet très clairement
de prendre des directives en matière de politique criminelle. En votre
qualité d'ancien ministre de la Justice, monsieur Van Parys, vous
savez très bien que mener une politique criminelle signifie faire un
choix entre l'application de plusieurs lois ou le champ d'application
d'une loi. C'est le quotidien d'un substitut, d'un procureur, d'un avocat
général, d'un procureur général et d'un procureur fédéral. Cela ne
signifie pas ne pas appliquer la loi. C'est simplement faire des choix,
parce que le ministère public ne peut appliquer des lois à toutes les
situations, à tout moment et à chaque instant. Cette loi sur le collège
des procureurs généraux, vous l'avez voulue tout comme moi,
puisque je l'ai aussi votée. Fondamentalement, ce n'est que
l'application de la politique criminelle et nous savons qu'elle est
indispensable.
Mijnheer Van Parys, als er wetten
niet worden toegepast omdat we
keuzen moeten maken, dan wil
dat nog niet zeggen dat wij tegen
de wet gekant zijn, dat weet u
goed genoeg, maar dan komt dat
door het fundamentele
onvermogen om die strafbare
feiten samen te vervolgen. Ik stel
vast dat men eensgezind verklaart
de georganiseerde en de zware
criminaliteit te willen aanpakken:
gewapende overvallen,
diefstallen, agressie, drugshandel,
autozwendel, mensenhandel. Ik
zie niet in wat er nu fundamenteel
verandert ten opzichte van de
huidige aanpak van het
strafbeleid. Ik vind het jammer dat
u mij ertoe noopt hier open deuren
in te trappen.
02.41
Tony Van Parys
(CD&V): Mais pas contre la loi!
02.42
Thierry Giet
(PS): Bien entendu, pas contre la loi, monsieur
Van Parys! Vous savez bien que si des lois ne sont pas appliquées
parce que nous devons faire des choix, cela ne veut pas dire pour
autant que nous sommes contre la loi mais c'est parce qu'il y a une
incapacité fondamentale de poursuivre l'ensemble des infractions. Je
regrette de devoir rappeler des évidences devant pratiquement tous
les membres de la commission de la Justice.

Dans le cadre de nos travaux en commission, je constate la volonté
unanime, d'ailleurs exprimée dans l'exposé des motifs du
gouvernement, de lutter contre la criminalité organisée et contre la
criminalité grave. Je voudrais également rappeler les chiffres que le
ministre nous a livrés en commission pour que nous nous rendions
compte de la réalité des méthodes particulières de recherche
aujourd'hui.

En 2001, 1149 demandes ont été introduites, dont 512 concernaient
uniquement un appui technique. Lorsque je me réfère à la liste des
infractions qui ont nécessité cette application, nous nous trouvons
très clairement dans la criminalité organisée et la criminalité grave,
les trafics de drogue, les attaques à main armée, les vols, les
agressions, les trafics de voitures, la traite des êtres humains, etc..
Vous trouverez tout cela dans le rapport.

Fondamentalement, où est le problème et qu'est-ce que cela change
par rapport à la politique criminelle telle que déterminée
actuellement?
02.43
Vincent Decroly
(indépendant): Monsieur le président, je suis
étonné d'entendre M. Giet nous expliquer que, d'une certaine
manière, on pourrait défaire, au niveau du pouvoir judiciaire, au
niveau de l'ordre judiciaire, ce que le parlement aurait fait. Je trouve
extraordinaire d'entendre régulièrement ici des gens frustrés ­ je les
02.43
Vincent Decroly
(onafhankelijke): Ik hoor de heer
Giet betogen dat het knoeiwerk
van het Parlement op gerechtelijk
niveau ongedaan zou kunnen
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
45
comprends ­ de la tournure prise par certains compromis en
commission parlementaire, nous dire que par le biais du rapport des
travaux parlementaires, et maintenant d'une directive, nous allons
pouvoir récupérer la sauce que nous aurons laissé mal prendre lors
de notre action parlementaire.

Je trouve cela pitoyable. M. Giet sait quand même très bien que sa
proposition de directive n'aura pas davantage de force juridique par
rapport à la limitation du champ d'application d'une loi comme celle-
ci qu'une carte blanche qu'il publierait dans un quotidien, même à
très grand tirage, de notre pays.

Je constate que, finalement, la nuance qu'il a apportée quant à son
adhésion personnelle au texte, en indiquant qu'à ses yeux, son
champ d'application n'aurait dû porter que sur le 90
ter
et le 324
bis
,
signe, en toutes lettres et noir sur blanc, l'échec de ceux qui se disent
progressistes dans la limitation des dégâts d'une telle législation.
Voilà ce que M. Giet est occupé à nous avouer. Et qu'il ne nous fasse
pas croire ­ car on gesticule beaucoup et dans les mois prochains,
cela va augmenter et embellir sur les bancs dits de gauche de cette
assemblée ­ que par des directives, il sera possible de réparer les
dégâts qu'il laisse faire pour l'instant au parlement. Ces dégâts sont
d'autant plus inquiétants à mon sens qu'ils manifestent, en plus des
dangers de cette législation, qui comme Mme Dardenne l'a rappelé
tout à l'heure, créent un glissement de pouvoir supplémentaire du
pouvoir judiciaire vers le pouvoir exécutif, et montrent ­ M. Giet en
témoigne par le type d'argumentation qu'il vient de développer ­ un
glissement du pouvoir législatif, au sens de pouvoir parlementaire,
vers le pouvoir judiciaire! En effet, il semble que le parlement peut
délirer en toute quiétude, y compris à la vitesse grand V, comme lors
de l'examen d'un projet de loi aussi important.

Peu importe. On compte sur le ministère public ou sur les magistrats
pour ne pas user ou abuser de toutes les latitudes que leur ouvre
cette législation, qui a un champ d'application par trop étendu.

M. Giet a évoqué le travail quotidien du Collège des procureurs
généraux. Je trouve, quant à moi, que le travail quotidien des
parlementaires n'a pas été correctement accompli.
worden gemaakt, en ik vind dat
een meelijwekkend schouwspel. Ik
vind het ongelooflijk dat mensen
die duidelijk gefrustreerd zijn door
de wending die bepaalde
compromissen in de
parlementaire commissie
genomen hebben, ons vertellen
dat we bijvoorbeeld door middel
van een richtlijn de saus zouden
kunnen redden die wij
parlementsleden hebben laten
schiften. Er wordt druk
gegesticuleerd.

De nuance die de heer Giet bij het
toepassingsgebied heeft gemaakt,
betekent het falen van degenen
die zich progressisten noemen
omdat zij de schade van een
dergelijke wetgeving willen
beperken. Richtlijnen kunnen
geen schade herstellen die men in
het Parlement heeft veroorzaakt.
Er vindt een verschuiving plaats
van de wetgevende macht in de
parlementaire betekenis van het
woord naar de rechterlijke macht.
Naar het schijnt heeft dit
Parlement zijn rol niet echt
vervuld.

02.44
Tony Van Parys
(CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal even
terugkomen op de uiteenzetting van de heer Giet. De heer Giet zal
zich herinneren dat mevrouw De Rouck, de eerste substituut van
Gent, op een bepaald ogenblik in de hoorzittingen een zeer duidelijk
en scherp betoog heeft gehouden. Zij stelde dat, in de mate dat wij
ons zouden beperken tot artikel 90ter of tot de georganiseerde en de
zware criminaliteit en wij ons niet zouden houden aan het
toepassingsgebied van sommige opsporingstechnieken voor die
misdrijven met een gevangenisstraf van meer dan één jaar, we een
stap achteruit zullen zetten ten opzichte van de huidige situatie.

Mevrouw De Rouck heeft gezegd dat die opsporingsmethodes
noodzakelijk zijn voor het verhandelen van wapens, voor
valsmunterij, voor het dealen van drugs, voor autozwendel, voor
valsheid in geschrifte, voor diefstal met braak en voor garagediefstal.

Als de interpretatie die de heer Giet via de rondzendbrief wil
uitlokken, is wat hij bedoelt, dan zal men ten opzichte van de huidige
02.44
Tony Van Parys
(CD&V):
Lors de l'audition, Mme De Rouck,
premier substitut, s'est exprimée
en termes très clairs. Si le projet
est limité à l'article 90 ou
exclusivement à la grande
criminalité organisée, et si donc le
champ d'application ne recouvre
pas tous les faits punissables
d'une peine d'emprisonnement
d'au moins un an, il s'agit d'un
recul par rapport à la situation
existante. Les méthodes
particulières de recherche peuvent
en effet être actuellement mises
en oeuvre pour lutter contre le
trafic d'armes, le faux
monnayage, le trafic de voitures,
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
46
situatie voor deze misdrijven de bijzondere opsporingstechnieken die
mogelijk zijn voor misdrijven met een gevangenisstraf van meer dan
één jaar, niet meer kunnen toepassen.

Ik verwijs zeer duidelijk naar het betoog van mevrouw De Rouck, die
als vertrouwensmagistraat met deze materie bezig is. Men moet dus
weten wat men doet. Het is zeer duidelijk dat men hier beetje bij
beetje, een poging doet om binnen te halen wat men in de
bespreking niet heeft bereikt omwille van het feit dat anderen het wel
mogelijk hebben gemaakt.
le trafic de drogue, les vols avec
effraction ou le vol dans les
garages.

M. Giet souhaiterait restreindre ce
champ d'application par la voie
d'une circulaire. Il semble qu'on
veuille engranger ainsi ce qui n'a
pas été obtenu lors de l'examen
du projet en commission.
02.45
Thierry Giet
(PS): Monsieur Decroly, je veux bien admettre
que nous baignons dans l'illusion que toutes les lois pénales que
nous votons sont appliquées au jour le jour et sans aucun problème
par les parquets. Mais je crois que vous faites fi de toute la
problématique de la politique criminelle qui fait pourtant partie de nos
débats à un rythme quasi quotidien.

La politique ciblée, c'est opérer des choix concernant les buts à
poursuivre. Et nous pouvons voter autant de lois créant de nouveaux
articles du Code pénal que nous voulons, tant que le système restera
celui que nous connaissons actuellement, il faudra faire des choix et
il y aura des lois qui ne seront pas appliquées quotidiennement par
les parquets, parce qu'ils sont dans l'impossibilité matérielle de le
faire. C'est tout ce que j'ai voulu indiquer.

Et lorsque l'on vote la loi sur le Collège des procureurs généraux et
que l'on donne la possibilité à ce dernier d'édicter des directives, des
politiques criminelles qui, contrairement à ce que vous pourriez
croire, ont un pouvoir, une force obligatoire vis-à-vis des parquets,
cela démontre clairement que ce parlement est conscient de ce qu'il
fallait faire des choix en matière de politique criminelle. Et les
procureurs généraux ont leur mot à dire dans cette politique
criminelle. C'est, à mon sens, une excellente chose que le pouvoir
exécutif, contrôlé par le pouvoir législatif, puisse indiquer quelles
sont les priorités en matière de poursuites.

Cela étant, je crois que nous devons aussi être conscients que la
lutte contre la criminalité organisée ne passe pas uniquement par des
textes de loi. Elle nécessite un travail policier et judiciaire sérieux.
Par conséquent, comme toute loi dans ce domaine, nous savons que
sa bonne application dépendra de la sagesse, au sens large, avec
laquelle les magistrats pourront l'appliquer.

Monsieur le ministre, le groupe socialiste votera ce projet dans la
mesure où il met fin à la sournoiserie de la clandestinité, en insistant
sur le fait que cette réforme devra être soutenue par un budget
approprié et par le développement de programmes de formation
spécifique, non seulement à l'attention des policiers chargés de
l'utilisation des techniques spéciales, mais également et surtout à
l'attention des magistrats du parquet et du siège chargés de les
encadrer et de les surveiller. N'oublions pas que le contrôle de
légalité leur est confié et, comme je l'ai déjà dit en commission, c'est
fondamentalement le coeur du projet qui nous est soumis. D'ailleurs,
la commission d'enquête sur la criminalité organisée avait clairement
mis l'accent sur ce point et j'ai souhaité la citer abondamment dans le
rapport. Le procureur du roi et le juge d'instruction, lors de la mise en
02.45
Thierry Giet
(PS): U houdt
geen rekening met de
problematiek van het strafbeleid
dat bepaalde keuzes impliceert.
Wetten worden niet toegepast
door materiële onmogelijkheid. De
wet verleent de procureurs-
generaal bepaalde
bevoegdheden.

Het Parlement
mag
vanzelfsprekend niet vergeten zijn
politieke controle uit te oefenen.
Ook ons democratisch evenwicht
staat ter discussie.

Wij moeten keuzes maken, wij
moeten onze
verantwoordelijkheden op ons
nemen.

CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
47
oeuvre, la chambre du conseil, la chambre des mises en accusation
et le juge du fond dans la suite du dossier ont une mission essentielle
de contrôle.

Monsieur le ministre, votre responsabilité à cet égard est de renforcer
la capacité de ces magistrats d'être à même de contrôler les services
de police. Je crois que vous manqueriez à vos devoirs les plus
élémentaires en n'y veillant pas. Le respect de la démocratie est à ce
prix, à savoir l'instauration de contre-pouvoirs efficaces. Si nous
approuvons ce projet, il est en même temps clair qu'on ne peut être
totalement rassuré quant à la bonne application automatique d'un
texte de loi. Le parlement, via le rapport du collège des procureurs
généraux, ne devra pas omettre d'exercer ce contrôle politique.
Aussi, suis-je pour ma part quelque peu étonné que certains estiment
parfois que ces considérations sur les difficultés d'application d'une
loi ou le souci que l'on peut avoir quant au respect des libertés et des
droits individuels, sont hors débat alors qu'à mon sens, en cette
matière, rien n'est définitif. Prendre des risques à cet égard nécessite
effectivement que l'on en débatte et que l'on trouve des garde-fous
suffisants. Le groupe socialiste tient à souligner que ce qui est aussi
en débat en matière de criminalité organisée, en matière de
délinquance économique et financière, c'est notre équilibre
démocratique car ce sont des criminalités qui taraudent nos
fondements démocratiques. Nous devons, par conséquent, y être
attentifs, lutter contre ceux-ci et nous donner les moyens de le faire.
Il faut faire des choix, il faut trouver un équilibre ­ et je reviens à ce
mot, c'est notre responsabilité ­ en écoutant les avis de tous, bien
entendu, mais en définitive, il faut prendre ses responsabilités et
c'est ce que nous ferons.
02.46
Bert Schoofs
(VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik zal mijn uiteenzetting aanvatten
met te stellen dat in feite praktisch reeds alles gezegd is en ik zal mij
dan ook beperken tot het politiek statement dat het Vlaams Blok
wenst te maken met betrekking tot de bijzondere
opsporingsmethodes.

Het betoog van de heer Giet, wat hij vanop het spreekgestoelte heeft
verkondigd, verontrust mij toch enigszins. Ik ben dus benieuwd naar
het antwoord van de minister van Justitie op de vraag of er een
rondzendbrief moet komen. Mijns inziens is dat zeker nog niet nodig
en moet men eerst de bijzondere opsporingsmethoden rustig hun
gang laten gaan en op het werkveld een toepassing zien krijgen op
alle domeinen waarvoor zij kunnen worden aangewend. Na verloop
van tijd kan eventueel een evaluatie worden gemaakt, waarna de
minister het beleid eventueel via een rondzendbrief zou kunnen
bijsturen. Hic et nunc, nog vóór deze wet is goedgekeurd, een
rondzendbrief naar de parketten sturen, vind ik enigszins een
verkeerd signaal.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, toch wil ik het
belang van dit wetsontwerp onderstrepen. Wat dat betreft sluit ik mij
aan bij de vorige sprekers.

De bijzondere opsporingsmethoden en andere onderzoeksmethoden
zijn wellicht de meest spectaculaire en tot de verbeelding sprekende.
Men ageert immers op het terrein, meer dan ooit in de onderwereld
zelf. Dat is niet zonder gevaar voor de politiediensten. Dit
02.46
Bert Schoofs
(VLAAMS
BLOK): L'intervention de M. Giet
m'inquiète. Une circulaire est-elle
encore nécessaire à présent que
la loi est adoptée? Ce serait
émettre un signal erroné. Il me
paraît plus adéquat de mettre
d'abord en oeuvre les méthodes
particulières de recherche avant
de les évaluer et d'apporter les
corrections requises par la voie de
circulaires.

Ce projet de loi revêt une
importance considérable. Les
méthodes particulières de
recherche et les autres méthodes
frappent l'imagination. Elles
impliquent un risque pour les
policiers concernés, qui sont
amenés à évoluer dans le milieu
criminel. La police et le parquet
disposent d'une plus grande
liberté de manoeuvre et la sécurité
juridique des agents sur le terrain
s'en trouve renforcée. Le ministre
de la Justice n'a toutefois pas
encore réalisé les objectifs qui
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
48
wetsontwerp is onmiskenbaar een vernieuwing en verfijning van het
instrumentarium in het opsporings- en vervolgingsbeleid omdat het
de armslag van politie en parket vergroot. Met de omzetting van de
rondzendbrieven in een wet die vooral de georganiseerde misdaad
maar niet alleen deze misdrijven naar de keel probeert te grijpen zal
er voor de mensen op het terrein veel minder schroom en veel meer
durf, zekerheid en rechtszekerheid komen om op te treden.

Na de lofbetuigingen over het wetsontwerp herhaal ik echter eens te
meer en beklemtoon ik opnieuw dat het justitiebeleid op
strafrechtelijk vlak van minister Verwilghen nog ver van af is. Er
moet een spijtoptantenregeling komen. Deze spijtoptantenregeling
zal het koninginnenstuk vormen van de aanpak van de
georganiseerde misdaad. Alleen met deze spijtoptantenregeling
kunnen we voldoende efficiënt de georganiseerde misdaad te lijf
gaan.

Ik verheug me dat het Vlaams Blok mee gezorgd heeft voor de
alternatieve meerderheid. Ik ben eveneens verheugd omdat die
krachten die in het verleden er steeds in geslaagd zijn de
goedgekeurde wetten inzake criminaliteit en georganiseerde
criminaliteit uit te hollen en de uitvoering ervan op het terrein in
gevaar te brengen, ditmaal hun slag niet hebben thuisgehaald. Het
Vlaams Blok is tevreden deelachtig te kunnen zijn aan de zoete
vreugde van de klinkende overwinning van de oppositie samen met
de VLD in een wisselmeerderheid. Mijn fractie verheugt zich erop dat
dit wetsontwerp dat wij zullen goedkeuren wet zal worden.
avaient été définis dans le
domaine de la politique pénale. Il
faut encore mettre en place le
régime des repentis, qui constitue
pour la police le chapitre le plus
important. Nous disposerons alors
d'un véritable instrument pour
infiltrer le monde du crime.

Le Vlaams Blok a contribué à la
majorité de rechange nécessaire à
l'adoption de ce projet. Nous
savourons la joie de l'avoir
emporté sur ceux qui cherchent
systématiquement à saboter la
lutte contre la criminalité.

02.47
Anne Barzin
(MR): Merci, monsieur le président. Monsieur le
ministre, chers collègues, le projet qui se trouve sur nos bancs
aujourd'hui est le résultat d'un long travail. Depuis de nombreuses
années, nous réclamions la définition d'une réglementation légale
stricte en ce qui concerne les méthodes particulières de recherche.
Jusqu'à ce jour, les méthodes n'ont été appliquées sur le terrain que
sur la base de deux circulaires ministérielles datant d'une dizaine
d'années. Or, nous le savons tous, le recours aux méthodes
particulières de recherche n'est pas sans susciter des difficultés.

Ces méthodes sont en effet particulières à plus d'un titre. Leur
application est susceptible de porter atteinte aux libertés et droits
fondamentaux tels que le droit au respect de la vie privée. Ces
méthodes sont également de nature à mettre à mal certains principes
fondamentaux de la procédure pénale tel que le principe de loyauté
dans la collecte des moyens de preuve. Dans la mesure où les
méthodes particulières de recherche concernent directement les
libertés individuelles et les droits de la défense, il revient au
législateur, je dirais même, le législateur a l'obligation de donner à
ces méthodes un cadre légal. Les articles 12 et 22 de la Constitution
nous imposent de prévoir une réglementation légale pour ces
méthodes particulières de recherche, et je me permets de les citer:
"Nul ne peut être poursuivi que dans les cas prévus par la loi, et dans
la forme qu'elle prescrit" et "Chacun a droit au respect de sa vie
privée et familiale, sauf dans les cas et conditions fixés par la loi".

En donnant une base légale aux méthodes particulières de
recherche, le projet de loi concrétise les recommandations de
diverses commissions d'enquête parlementaires. Ces différentes
commissions avaient admis que le recours à ces méthodes
02.47
Anne Barzin
(MR): Het
voorliggend ontwerp is het
resultaat van een werk van lange
adem. We wilden al jaren een
strikte wettelijke regeling voor de
BOM (Bijzondere
Opsporingsmethodes). Die
methodes zijn inderdaad in meer
dan één opzicht speciaal. De
toepassing ervan kan de
fundamentele vrijheden en
rechten alsook bepaalde principes
van de strafvordering aantasten.
De wetgever heeft dan ook de
verplichting om aan die methodes
een wettelijk kader te geven.
Doordat het voorliggend
wetsontwerp deze wettelijke basis
geeft aan de BOM, voert het de
aanbevelingen uit van diverse
parlementaire
onderzoekscommissies die
hebben erkend dat het beroep op
die methodes onontbeerlijk is in
de strijd tegen de georganiseerde
misdaad. Voordat het in de Kamer
werd ingediend, was dit ontwerp
het voorwerp van talrijke debatten
binnen de regering, en de
commissie voor de justitie heeft
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
49
particulières d'investigation est indispensable dans la lutte contre la
criminalité organisée. Dans le deuxième rapport intermédiaire
consacré notamment à l'utilisation de techniques spéciales
d'enquête, la commission parlementaire chargée d'enquêter sur la
criminalité organisée en Belgique écrivait: "La criminalité évolue et,
aux délits `'plutôt spontanés'' viennent s'ajouter les agissements
d'entreprises criminelles puissamment organisées et soutenues, avec
la conséquence que la police classique ne permet plus de protéger la
société contre les formes complexes de criminalité. La nécessité de
recourir aux techniques spéciales d'enquête est indéniable mais ces
méthodes font peser sur les services de police une très lourde
responsabilité, car il est à craindre qu'elles constituent une menace
pour l'ordre juridique démocratique. Lorsque l'enquête répressive
classique ne suffit plus, il y a lieu de prendre des précautions légales
quant aux procédures et au contenu afin d'éviter que ces méthodes
ne portent atteinte à l'ordre juridique démocratique et aux libertés
individuelles."

Avant d'être déposé à la Chambre, ce projet a fait l'objet de
nombreux débats au niveau du gouvernement. Une dizaine de
réunions intercabinets se sont tenues afin de concilier les points de
vue. Le Conseil des ministres s'est penché à plusieurs reprises sur
les dispositions en projet. La commission de la Justice a, quant à
elle, poursuivi ce travail en affinant les dispositions en projet et en
précisant certaines notions qui méritaient effectivement de l'être. La
commission de la Justice a pris le temps de la réflexion et a procédé
à l'audition des personnes qui seront chargées d`appliquer et de
contrôler les méthodes particulières de recherche. Les représentants
du ministère public et des forces de l'ordre nous ont longuement
expliqué dans quelles circonstances ils appliquaient les méthodes
particulières de recherche, quelles étaient les procédures à suivre
quels étaient les contrôles effectués par la hiérarchie et les
magistrats.

A ceux-là, je réponds qu'un vol d'armes militaires a été résolu et que
cinq organisations criminelles actives à partir de Bruxelles ont été
démantelées grâce à l'application de méthodes particulières de
recherche et ce en l'espace de quelques semaines.

Ce faisant, nos magistrats et nos forces de police ont évité que des
bandes organisées ne commettent les hold-up qu'elles étaient
occupées de préparer.

D'autres critiques ont évidemment été invoquées à l'encontre de la
version initiale du projet. Ces critiques ont fait l'objet de débats
approfondis qui ont permis d'améliorer le texte sur différents points.

Les conditions d'application des méthodes particulières de recherche
dans un cadre proactif ont été précisées. Il est désormais renvoyé à
l'article 28bis, §2 du Code d'instruction criminelle. Cela signifie que
les conditions à remplir pour pouvoir mener une enquête proactive
s'imposeront aux méthodes particulières de recherche appliquées de
manière proactive. Par conséquent, l'application de MPR dans un
contexte proactif ne pourra être possible que pour les infractions
relevant de la criminalité organisée ou visée à l'article 90ter du Code
d'instruction criminelle.

Par ailleurs, un amendement du gouvernement précise également
dat werk voortgezet waarbij zij de
ontwerpbepalingen heeft verfijnd
en bepaalde begrippen nader
heeft omschreven.

Aan de wetgever werd duidelijk
gevraagd dat de wet die
voorbereid wordt in vergelijking
met wat op basis van de twee
ministeriële rondzendbrieven
gebeurde geen achteruitgang zou
betekenen.
De originele versie van het
ontwerp moest het hoofd aan veel
kritiek bieden waarvan sommige
gegrond waren en andere niet. De
commissie voor Justitie probeerde
een constructief antwoord op de
meest relevante kritiek te geven
en toch de doeltreffendheid van
de voorgestelde maatregelen te
garanderen.

De toepassingsvoorwaarden van
de BOM in een pro-actief kader
zijn verduidelijkt via de verwijzing
naar artikel 28bis § 2 van het
Wetboek van de strafvordering.

Een ander verwijt was dat de tekst
het principe van het verbod op
politionele aanzetting niet bevat
en dat hij politieambtenaren
toestaat strafbare feiten te plegen.
Dat is onjuist: het verbod op
politionele aanzetting is
uitdrukkelijk bepaald in artikel
47quater van het ontwerp
overeenkomstig de rechtspraak
van het Hof van cassatie.

Bovendien stelt het ontwerp het
beginsel dat het de
politieambtenaar, belast met de
uitvoering van de bijzondere
opsporingsmethoden, verboden is
in het kader van zijn opdracht
strafbare feiten te plegen. De tekst
voorziet weliswaar in een
vrijstelling van straf, maar enkel in
duidelijk omschreven
omstandigheden en met dien
verstande dat de door de
politieambtenaar gepleegde
strafbare feiten evenredig moeten
zijn met die waarvoor de
methoden worden aangewend.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
50
que la suspicion raisonnable ne suffit pas, il faudra des indices
sérieux que des infractions vont être commises ou ont été commises
pour pouvoir recourir à ces méthodes.

On a encore reproché au texte de ne pas contenir le principe de
l'interdiction de la provocation policière et d'autoriser sans limite les
policiers à commettre des infractions. C'est totalement faux et il me
semble irresponsable de véhiculer de telles idées. L'interdiction de la
provocation policière est explicitement inscrite à l'article 47quater en
projet et ce conformément à la jurisprudence de la Cour de
Cassation.

En outre, le projet de loi pose clairement le principe selon lequel il
est interdit au fonctionnaire de police chargé d'exécuter des MPR de
commettre des infractions dans le cadre de sa mission. Il est vrai que
le texte prévoit une possibilité d'exemption de peine, mais cette
exemption ne pourra être accordée que dans des conditions bien
déterminées. Une exemption de peine sera possible pour le policier
qui, dans le cadre de sa mission et avec l'accord du procureur du
Roi, commet une infraction absolument nécessaire. Le projet de loi
initial prévoyait déjà que cette infraction devait être absolument
nécessaire à la réussite de la mission ou à la sécurité des personnes
impliquées dans l'opération.

Afin de traduire sans équivoque le principe de la proportionnalité, un
amendement de la majorité a précisé que cette infraction ne pourra
être plus grave que les infractions pour lesquelles les méthodes
particulières de recherche sont mises en oeuvre. Une proportionnalité
devra donc exister entre l'infraction commise par le policier et les
infractions investiguées.

L'amendement prévoit encore que l'infraction commise par le policier
devra être proportionnelle à l'objectif visé. Cela signifie que la
proportionnalité devra également exister entre la gravité de
l'infraction commise par le policier et la nécessité d'assurer la
réussite de la mission ou la sécurité des personnes impliquées dans
l'infraction.

Ainsi, à ceux qui prétendent que le projet de loi donne un blanc seing
aux policiers leur donnant l'autorisation de commettre sans limite des
infractions, je leur réponds qu'ils se trompent et qu'ils ont une lecture
erronée du projet de loi.

Un certain nombre de critiques visaient également la constitution
d'un dossier confidentiel. Selon certains, l'existence de ce dossier
fermé viole le droit à un procès équitable. La nature confidentielle de
ce dossier ne permettrait pas à la partie poursuivie par le procureur
du Roi de préparer valablement sa défense.

Effectivement, on était en droit de s'interroger sur le contenu concret
de ce dossier confidentiel et de craindre que les informations les plus
significatives permettant aux juridictions d'instruction et de fond
d'exercer leur contrôle ne se retrouvent dans ce dossier fermé. Cette
crainte a été levée par un amendement du gouvernement.

L'officier de police dirigeant l'opération fera effectivement des
rapports confidentiels au procureur du Roi mais cet officier dressera
également des procès-verbaux à chaque phase de l'exécution de
Er was ook kritiek op het opstellen
van een vertrouwelijk dossier
waarvan het bestaan het recht op
een eerlijk proces zou schenden.
Die vrees werd weggenomen door
een amendement van de regering
dat de verplichting invoert in elke
fase van de uitvoering van de
operatie processen-verbaal op te
stellen.

Er werden ook verbeteringen
aangebracht met betrekking tot
het beheer van de informanten
door het invoeren van een aantal
waarborgen en controles.

Een ander punt van kritiek had
betrekking op het aanwenden van
bijzondere opsporingsmethoden in
lokalen die worden gebruikt voor
beroepsdoeleinden of met
betrekking tot het kantoor van een
advocaat of de praktijk van een
dokter. Wat dat betreft werd het
ontwerp grondig verbeterd.

Voortaan zal een machtiging van
de onderzoeksrechter nodig zijn
telkens men toezicht wil houden
op lokalen gebruikt voor
beroepsdoeleinden of op de
woning van een advocaat of
dokter die verdacht wordt van een
inbreuk op artikel 90 ter van het
Wetboek van Strafvordering of
van een misdrijf in het kader van
een misdaadorganisatie.

De gebruikte begrippen zouden
moeten worden verduidelijkt om
de rechtszekerheid van
magistraten en politiediensten te
waarborgen.

Het wetsontwerp leeft dus het
proportionaliteitsbeginsel na en
omschrijft voor welk soort
misdrijven bijzondere
opsporingsmethoden kunnen
worden aangewend. Daarnaast
bepaalt het ook duidelijk de
respectieve bevoegdheden van
politie, procureur des Konings en
onderzoeksrechter. Op bijzondere
opsporingsmethodes kan enkel
een beroep worden gedaan met
naleving van het
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
51
l'opération. Ces procès-verbaux ne mentionneront aucun élément
susceptible de compromettre les moyens techniques et les
techniques d'enquête policière utilisés. Ces procès-verbaux ne
mentionneront pas non plus des éléments susceptibles de
compromettre la sécurité et l'anonymat de l'indicateur et des
fonctionnaires de police chargés de l'exécution des méthodes
particulières de recherche. Ces éléments ne figureront que dans le
dossier confidentiel. En effet, il est impensable d'imaginer de mener
une enquête nécessitant l'application de méthodes particulières de
recherche en révélant l'identité des agents infiltrants et les détails
des techniques utilisées.

Des améliorations ont également été apportées au niveau de la
gestion des indicateurs. Le projet de loi organise le recours aux
indicateurs en l'assortissant d'un nombre de garanties et de
contrôles. Toutefois, un aspect de la problématique n'était toujours
pas résolu par le projet de loi. En effet, s'il apparaît que les
informations fournies par un indicateur sont farfelues ou ne sont pas
dignes de confiance, le procureur du Roi doit avoir la possibilité
d'interdire formellement aux forces de police de continuer à travailler
sur certaines informations fournies par un indicateur. Un
amendement du gouvernement a réglé cette question.

Une autre critique fondamentale qui avait été formulée concernait
plus spécifiquement l'application de certaines méthodes particulières
de recherche sur des locaux utilisés à des fins professionnelles ou la
résidence d'un avocat ou d'un médecin. Le projet de loi initial ne
prévoyait aucune réserve, aucune limitation au niveau du respect du
secret professionnel. Sur ce point, le projet de loi a été
fondamentalement amélioré.

Désormais, une observation, une infiltration ou un contrôle visuel
discret qui porte sur des locaux utilisés à des fins professionnelles ou
la résidence d'un avocat ou d'un médecin ne peut être effectué
qu'avec l'autorisation d'un juge d'instruction. Condition
supplémentaire, le médecin ou l'avocat doit être soupçonné d'avoir
commis une infraction visée à l'article 90ter du Code d'instruction
criminelle ou une infraction dans le cadre d'une organisation
criminelle. Ces méthodes pourront également être utilisées si des
faits précis laissent présumer que des tiers soupçonnés d'avoir
commis une des infractions que je viens de citer utilisent des locaux
et la résidence du médecin ou de l'avocat. Le texte précise encore
que ces mesures ne peuvent être exécutées sans que le bâtonnier ou
le représentant de l'ordre provincial des médecins, selon le cas, soit
averti.

Comme vous l'avez constaté, chers collègues, un certain nombre
d'adaptations ont été apportées au texte initial. J'en citerai quelques-
unes aujourd'hui.

Il était nécessaire de clarifier les notions utilisées, au risque de ne
pas rencontrer l'un des objectifs principaux de ce projet de loi, à
savoir assurer la sécurité juridique de nos magistrats et de nos
enquêteurs dans la lutte qu'ils mènent contre la criminalité grave et
organisée. L'utilisation de notions floues ou de concepts juridiques
aux contours imprécis n'aurait pu s'avérer que contre-productive.

Pour conclure, ce projet de loi détermine les méthodes particulières
subsidiariteitsprincipe; de
gerechtelijke en politionele
overheden zullen moeten nagaan
of die bijzondere methodes
terecht werden aangewend.

De tekst bepaalt in welke
omstandigheden politiebeambten
bij de uitvoering van hun opdracht
inbreuken zullen mogen begaan;
het verbod op uitlokking blijft
gehandhaafd. Het ontwerp
probeert ten slotte een evenwicht
te vinden om de rechten van de
verdediging en het recht op een
billijk proces te vrijwaren, waarbij
ook de veiligheid en de
anonimiteit van de
politiebeambten worden
verzekerd.

De MR-fractie zal dus voor het
wetsontwerp stemmen, zoals het
in commissie werd gewijzigd.


17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
52
de recherche qui pourront être utilisées par les autorités judiciaires et
policières. Cet excellent projet respecte le principe de la
proportionnalité en déterminant la nature des infractions pour la
recherche desquelles les méthodes particulières de recherche
pourront être mises en oeuvre.

La réglementation proposée détermine clairement les pouvoirs
respectifs de la police, du procureur du Roi et du juge d'instruction.
Le recours aux méthodes particulières de recherche est soumis au
principe de subsidiarité. Il reviendra aux autorités judiciaires et
policières de vérifier si le même résultat ne peut pas être obtenu par
d'autres moyens de recherche.

Le texte en projet détermine les conditions auxquelles les
fonctionnaires de police seront autorisés à commettre des infractions
dans le cadre de leur mission et maintient le principe de l'interdiction
de la provocation policière.

Enfin, la réglementation proposée tente de trouver un juste équilibre
afin de sauvegarder les droits de la défense et le droit à un procès
équitable, tout en veillant à garantir la sécurité et l'anonymat des
fonctionnaires de police.

Nous pouvons donc apaiser les craintes qui avaient été formulées
par certains. La commission de la Justice a pris le temps de la
réflexion. Elle a examiné en profondeur les dispositions en projet.
Elle a procédé à l'audition de magistrats et de policiers qui appliquent
déjà ces méthodes particulières à l'heure actuelle et qui seront
appelés à appliquer le texte que nous nous apprêtons à voter. Elle a
apporté une série de modifications visant à préciser la portée du
texte et à en combler les lacunes.

Pour ces différentes raisons, monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, le groupe MR soutiendra le projet du
ministre de la Justice, tel qu'il a été modifié en commission.
02.48
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil de twee rapporteurs
op mijn beurt van harte bedanken voor hun rapport en de tijd die zij
erin hebben gestoken.

Het ontwerp dat wij hier vandaag bespreken past in de context van
de bestrijding van de georganiseerde misdaad. In het regeerakkoord
van 1999 nam deze regering zich voor de strijd tegen deze vorm van
criminaliteit als een prioriteit te beschouwen. Ook voor ons, groenen,
is dat een belangrijke prioriteit waaraan wij onze volledige
medewerking hebben gegeven en voort zullen geven, omdat deze
kwaal niet thuishoort in een democratische samenleving.

In het wetsontwerp wordt aan de bijzondere opsporingsmethoden een
wettelijke basis gegeven. Dat is een aanzienlijke en noodzakelijke
verbetering tegenover de huidige praktijk, waarbij schimmige
rondzendbrieven die bij het publiek niet gekend zijn, een
schijnlegitimiteit verlenen aan het gebruik van deze technieken en
waarbij elke democratische en juridische controle ver te zoeken is.
Een reglementering drong zich ook op vanuit het standpunt van de
rechten van de verdediging. Positief in het wetsontwerp is dat de
uitlokking of de provocatie verboden blijft. Dat wordt expliciet
02.48
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Ce projet
porte sur la lutte contre le crime
organisé. Il s'agit d'une priorité
pour les verts également. Le
projet offre une base légale aux
méthodes particulières de
recherche, ce qui mènerait à la
disparition du système des
circulaires peu consistantes qui
confèrent un simulacre de
légitimité. Une réglementation
s'imposait également en ce qui
concerne les droits de la défense.
Nous nous réjouissons que la
provocation et l'incitation restent
interdites.

CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
53
vermeld in artikel 47ter, conform de jurisprudentie van het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.
02.49
Vincent Decroly
(indépendant): MadameTalhaoui, vous allez
beaucoup trop loin! Lorsque vous dites que la provocation policière
est explicitement interdite, si j'ai bien compris l'interprétation, vous
dites exactement le contraire de ce qui est. Elle n'est explicitement
pas interdite. La provocation policière, si elle était explicitement
interdite, apparaîtrait en toutes lettres à l'article 47
quater
en projet.
Je vous mets au défi dans cet article qui ne contient pourtant que
sept lignes de me trouver les mots "provocation" et "policière". Vous
pouvez dire tout ce que vous voulez, mais dire que la provocation
policière est interdite, je suis désolé!
02.49
Vincent Decroly
(onafhankelijke): U overschrijdt de
grenzen van het fatsoen. Uw
verklaringen stroken niet met de
realiteit. In artikel 47
quater
daag
ik u uit de woorden "provocatie"
en "politie-" te vinden!

02.50
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Mijnheer Decroly,
zoals ik daarnet heb gezegd, heb ik de garantie van het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens, dat verklaart dat provocatie en
uitlokking door politie niet mogen.
02.51
Hugo Coveliers
(VLD): Wat de heer Decroly zegt, is onjuist.
Artikel 47quater bepaalt: "Een politieambtenaar mag bij de
tenuitvoerlegging van een bijzondere opsporingsmethode een
verdachte niet brengen tot andere strafbare feiten dan deze waarop
diens opzet reeds tevoren was gericht". Zoals mevrouw Talhaoui
zegt, is dat conform de rechtspraak van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens.
02.51
Hugo Coveliers
(VLD): Je
renvoie à cet effet à l'article
47
quater
qui interdit à un
fonctionnaire de provoquer une
infraction.

02.52
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): En ik heb de garantie
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erbij.

Het is ook belangrijk dat de burgerinfiltratie er niet in voorkomt,
wegens het gevaar dat eraan is verbonden.

Collega's, het debat over de bijzondere opsporingsmethoden leidt
tegelijkertijd de discussie in over de eerbiediging van sommige
fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op de
eerbiediging van het privé-leven. Onder meer de observatie, de
inkijkoperatie, het direct afluisteren, het onderscheppen en het lezen
van post dringen in het privé-leven door. Het andere principe zijn de
rechten van de verdediging, de equality of arms. Met andere
woorden, het gaat om het delicate evenwicht tussen de
noodwendigheden van een efficiënte misdaadbestrijding waarbij de
samenleving moet beschikken over een gewapend bestuur, enerzijds
en het respect voor fundamentele rechten in een democratische
samenleving, anderzijds.

Daarom is de groene fractie op haar hoede wanneer het gaat om een
inperking of uitholling van deze rechten, ook al gaat het om de
efficiëntie van misdaadbestrijding. Deze rechten zijn zo
fundamenteel dat inbreuken daarop in een proportionele verhouding
moeten staan tegenover het beoogde doel, met name de aanpak van
de georganiseerde misdaad en de controle daarop door een
onafhankelijke instantie. Het verleden heeft ons immers geleerd dat
verschillende ontsporingen mogelijk zijn. Ik verwijs onder meer naar
de zaak-Othello en de zaak van commandant François, die blijkbaar
in een van de Bendecommissies naar voren is gekomen.
02.52
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): J'en ai
également obtenu la confirmation
de la CEDH.

Ce débat ouvre également la
discussion sur le respect de
certains droits et libertés et en
particulier le droit au respect de la
vie privée. Il s'agit d'un équilibre
délicat entre les conséquences
inévitables d'une lutte efficace
contre la criminalité et le respect
des droits fondamentaux en
démocratie. Les infractions à ces
droits doivent être
proportionnelles à l'objectif visé, à
savoir la lutte contre la criminalité.
Par le passé, cette question a déjà
donné lieu à des dérapages. Nous
avons dès lors estimé que les faits
punissables qu'un fonctionnaire de
police commettrait au cours de sa
mission ou pour lesquels le
procureur doit délivrer une
autorisation, ne pouvaient
dépasser en gravité les faits que
l'on tente de découvrir par les
méthodes particulières de
recherche. Nous tenons une fois
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
54
Nog in het kader van de proportionaliteit en wegens het uitzonderlijk
karakter van de bijzonder opsporingsmethode, vonden wij dat de
strafbare feiten die een politieambtenaar tijdens een opdracht zou
begaan of waarvoor de procureur een machtiging zou verlenen, niet
ernstiger mochten zijn dan de feiten die men via opsporing met de
bijzondere opsporingsmethode probeert te achterhalen, zodat de
evenredigheid met het beoogde doel telkens als maatstaf voor ogen
dient te worden gehouden.

Vandaar dat wij een amendement hebben ingediend omdat wij
vonden dat de tekst zelf, waarin sprake is van "strikt noodzakelijk",
toch niet voldoende duidelijk was.

Ondanks de verbeteringen aan de oorspronkelijke tekst en de
verduidelijkingen in de commissie voor de Justitie, waartoe de
hoorzittingen althans voor mij, zonder praktijkervaring, zeker hebben
bijgedragen, willen wij nogmaals de uitzonderlijkheid en de
particulariteit van de BOM beklemtonen. Een wetenschappelijke
onderbouw van dat ontwerp is niet gebeurd, maar ware hier
misschien wel op zijn plaats geweest, al was het alleen maar om de
efficiëntie ervan aan te tonen. Ik kan u al aankondigen dat daarover
aan de universiteit van Antwerpen blijkbaar een doctoraatstudie
verdedigd zal worden.

Het ontwerp spreekt in zijn memorie van toelichting over de aanpak
van de zware criminaliteit, het zware banditisme en misdaden tegen
de menselijkheid als het gaat om het toepassingsveld van die
technieken. Nochtans kan er twijfel ontstaan over het
toepassingsgebied omdat de drempel voor de uitvoering van
sommige BOM's mijns inziens betrekkelijk laag is. Ik heb het dan
over het criterium van de correctionele gevangenisstraf van meer
dan één jaar of het gebruik van sommige BOM's zonder dat er een
drempel is voorzien of bepaalde categorieën van misdrijven worden
genoemd. Ik ben mij ervan bewust dat die drempel het resultaat is
van een compromis, namelijk de verwijzing naar onze voorlopige
hechteniswet of naar een internationaal engagement, zoals artikel 40
van het Schengen-verdrag over de termijn voor uitlevering. Toch kan
ik mij niet van de indruk ontdoen dat wij ons daarmee op een hellend
vlak bevinden en dat er dus enige waakzaamheid geboden is om niet
in misbruiken te vervallen. Daarom hebben heel wat collega's ook in
de commissievergadering gehamerd op het begrippenpaar dat er in
die context alleen iets gedaan mag worden bij "serieuze
aanwijzingen".

Ik wil graag twee grondrechten naar voren schuiven, namelijk de
privacy en de rechten van de verdediging, waarop ik kort
commentaar zal leveren.

Al de maatregelen waarin in het wetsontwerp wordt voorzien, grijpen,
de ene al wat meer dan de andere, diep in het privé-leven van
burgers in. In ons strafrecht is het de onderzoeksrechter die toeziet
op mogelijke inbreuken daarop als onafhankelijke instantie. In het
ontwerp komt hij bij sommige onderzoeksmethoden voor om een
machtiging te verlenen, maar bij de andere onderzoeksmethoden is
dat alleen de procureur des Konings, waardoor er wat de juridische
controle betreft, eigenlijk een verschuiving ontstaat van de
onderzoeksrechter naar de procureur des Konings op de eerbiediging
van het recht op privacy. Wij hadden liever gezien dat de
encore à mettre l'accent sur la
spécificité et la particularité de ces
méthodes. Ce projet aurait peut-
être dû faire l'objet de davantage
d'études scientifiques préalables.
Prochainement, l'université
d'Anvers publiera une thèse de
doctorat à ce sujet.

L'exposé des motifs dit que le
champ d'application de ces
méthodes recouvre la grande
criminalité et les crimes contre
l'humanité. Mais le seuil à partir
duquel on peut faire exécuter
certaines méthodes particulières
de recherche est relativement
bas. Je songe par exemple au
critère de la peine
d'emprisonnement correctionnelle
d'un an ou à l'absence de seuil
pour certains délits. Un tel seuil
est évidemment toujours le
résultat d'un compromis et, donc,
une certaine vigilance est requise.
C'est aussi la raison pour laquelle
certains collègues ont attiré
l'attention sur le couple de notions
« indices sérieux ».

Les méthodes dont il est question
dans ce projet portent plus ou
moins atteinte à la vie privée des
citoyens. Dans ce projet, le
contrôle du respect de la vie
privée glisse dans un certain
nombre de cas du juge
d'instruction vers le procureur.
Nous aurions préféré autre chose,
notamment que, conformément à
l'esprit de Franchimont, le droit de
contrôle soit laissé au juge
d'instruction.

S'agissant des droits de la
défense, nous sommes dans un
contexte où le dossier confidentiel
n'est pas accessible à la défense
ni au juge du fond. Cela pourrait
compromettre le débat
contradictoire. Par ailleurs, le juge
du fond pourrait annuler le procès
pour cause d'abus de méthodes
particulières de recherche et
même prononcer un acquittement
technique.

CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
55
onderzoeksrechter, conform Franchimont, de behoeder zou zijn
gebleven voor alle BOM's die een inbreuk betekenen op het recht op
eerbiediging van het privé-leven.

Het tweede grondprincipe zijn de rechten van de verdediging. Wat de
rechten van de verdediging betreft, zitten we in de context van de
BOM met het vertrouwelijk dossier, een vervelend maar noodzakelijk
kwaad omdat de fysieke integriteit van politiefunctionarissen
beschermd moet worden. Het is een vertrouwelijk dossier waarin alle
vertrouwelijke verslagen worden opgenomen en dat niet toegankelijk
is voor de verdediging noch voor de feitenrechter. Zelfs de
onderzoeksrechter heeft geen vat op het vertrouwelijk dossier omdat
hij de elementen daarin opgenomen, niet mag gebruiken. Onze
bezorgdheid blijft in die zin bestaan dat het recht op een
tegensprekelijk debat wel eens in het gedrang zou kunnen komen
omdat de verdediging niet alle stukken of informatie heeft of kent. De
andere kant van de medaille bestaat erin dat de feitenrechter wel
eens het proces ongedaan kan maken omwille van onregelmatig
gebruik van een BOM en zelfs eventueel een technische vrijspraak
kan uitspreken.
02.53
Fred Erdman
(SP.A): Mijnheer de voorzitter, mevrouw
Talhaoui, ik zou toch definitief duidelijk willen reageren tegen de
bewering dat de rechten van de verdediging in het gedrang worden
gebracht door het vertrouwelijk dossier. Dit is niet waar. Met
betrekking tot het vertrouwelijk dossier kan men niet argumenteren
dat de rechten van de verdediging worden in het gedrang gebracht,
want de elementen die erin vervat zijn en die niet zouden zijn
omgezet in een proces-verbaal toegevoegd aan het dossier, kunnen
niet ten uwen laste worden aangevoerd. Ze zijn als dusdanig geen
bewijsmateriaal. Het enige bewijsmateriaal vloeit voort uit de
elementen die zich in het gerechtelijk dossier bevinden. Die
elementen van het vertrouwelijk dossier die de procureur des
Konings tegenover u wil aanwenden, moet hij laten omzetten in een
proces-verbaal dat bij het strafdossier moet worden gevoegd ­ dit
staat herhaaldelijk in de tekst ­ voor het afsluiten ervan.

Zoals ik ook in de commissie heb gedaan, wijs ik er tevens op dat in
de huidige omstandigheden niemand de procureur des Konings kan
dwingen om elementen die eventueel te zijner kennis werden
gebracht of waarvan hij kennis heeft uit andere dossiers, toe te
voegen aan een dossier. Hij beslist over de bewijsvoering en men
kan alleen zelf elementen aanvoeren in het kader van de
procesvoering. Dit is vaststaande rechtspraak van het Hof van
Cassatie. Het is natuurlijk altijd vervelend te weten dat er iets geheim
over u en mij bij iemand berust. Liever over mij, over u kan men
moeilijk geheime zaken bewaren.
02.53
Fred Erdman
(SP.A): Le
dossier confidentiel ne met pas en
péril les droits de la défense. Les
éléments qui ne figurent pas dans
le procès-verbal ne peuvent
jamais être retenus à charge et ne
constituent pas des preuves. Le
dossier judiciaire est le seul
élément à être pris en
considération. Dans le contexte
actuel, nul ne peut contraindre le
procureur à verser des éléments
au dossier. Le juge décide seul.
La Cour de cassation s'est
également prononcée dans ce
sens. Le dat juridique n'est
envisageable que sur la base du
dossier judiciaire.
02.54
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Hij weet meer dan ik.
02.54
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Je ne partage
pas votre analyse.
02.55
Fred Erdman
(SP.A): U bent een open boek. In die
omstandigheden is er geen probleem. In alle ernst, dit is altijd
vervelend, maar u moet dit plaatsen in de context van het juridisch
debat. Het juridisch debat wordt gevoerd op basis van wat zich in het
strafdossier bevindt.
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
56
02.56
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Het is juist dat
vervelende dat misschien maakt dat de rechten van de verdediging
toch wel eens ....
02.57 Minister
Marc Verwilghen
: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik
wil een klein voorbeeldje geven. Op een bepaald ogenblik weet men
dat iemand zich van de ene naar de andere plaats heeft begeven om
een misdrijf te begaan. Wat in het proces-verbaal zal staan, zal zijn
dat men hem in actie heeft gezien van dat moment tot dat moment.
Wat niet in het dossier zal zitten, is dat een politieman opgesteld was
op de eerste verdieping van het gebouw ertegenover, met
toestemming van de eigenaar, en dat hij met een verrekijker een en
ander heeft vastgesteld. Dat zal er niet in staan en het hoeft er ook
niet in te staan. Het essentiële is dat men zich moet verdedigen op
feiten en die kunnen alleen maar onderwerp zijn van de discussie als
ze ook in het proces-verbaal zijn opgenomen, dat integraal deel
uitmaakt van het dossier.
02.57
Marc Verwilghen
ministre: Le procès-verbal ne
mentionne que les faits pertinents.
Les informations relatives à
l'identité de l'agent de police, à
l'endroit d'où il observait et aux
moyens mis à sa disposition n'y
figureront pas.

02.58
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Dan vormen de
infiltranten hierop toch een uitzondering?
02.58
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Une
exception est donc instaurée pour
les
infiltrants
.
02.59
Hugo Coveliers
(VLD): Bij de infiltrantenwerking zal het er
per definitie niet in worden opgenomen. Men zal er melding van
maken dat men weet wat er gebeurt, maar men gaat niet vermelden
dat de heer Jef Janssens dat heeft gezegd, want dan zal hij het maar
eenmaal kunnen zeggen.
02.59
Hugo Coveliers
(VLD): Il
le faut. Sinon, l'
infiltrant
ne
pourrait plus travailler.

02.60
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Ik dank u voor de
toelichting. Wat de informanten betreft wilde ik ook nog onderstrepen
dat hoewel er een nationaal en lokaal informantenbeheer is om de
credibiliteit van informanten na te gaan, men niet kan ontkennen dat
dezelfde gelijkheid van wapens toch eventueel in het gedrang kan
komen.

Mijnheer de minister, in verband met de uitgestelde tussenkomst had
ik u nog een vraag in verband met mensenhandel willen stellen.
Geldt deze uitgestelde tussenkomst ook als politiefunctionarissen
geconfronteerd worden met mensenhandel waarbij men een vracht
heeft gedetecteerd waarin mensen zitten. Gaat men die dan gewoon
laten passeren ­ ik breng het Dover-drama in herinnering ­ of geldt
dit uitstel enkel voor goederen of zaken? In het geval van
mensenhandel, zou ik mij toch niet echt op mijn gemak voelen.
02.60
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Malgré
l'existence d'une gestion nationale
et locale des
infiltrants
destinée à
vérifier leur crédibilité, la défense
ne lutte pas à armes égales en
cas de poursuites.

Je m'interroge également sur
l'intervention différée. La mesure
s'applique-t-elle également en cas
de traite d'êtres humains ou ne
concerne-t-elle que les biens et
les affaires? Je songe très
précisément au drame de
Douvres.
02.61 Minister
Marc Verwilghen
: Mijnheer de voorzitter, het
voorbeeld van mevrouw Talhaoui werd behandeld door de procureur-
generaal van Gent himself. Hij heeft een zaak behandeld waarin op
een bepaald ogenblik werd gevraagd om een bijzondere
opsporingstechniek te mogen toepassen. Slachtoffers van
mensenhandel zouden vanuit een Belgische haven vertrekken. Men
zou wachten tot de territoriale wateren waren verlaten om dan toe te
slaan. De procureur-generaal heeft terecht geweigerd. Hij heeft ook
de voorwaarden daarvoor toegelicht. Dat is de echte toepassing van
de proportionaliteit en de subsidiariteit. Met mensen speelt men niet.
02.61
Marc Verwilghen
,
ministre: Lorsqu'il peut être
question de traite d'êtres humains
et qu'une demande d'intervention
différée est formulée, par exemple
pour n'intervenir qu'en dehors des
eaux territoriales, cette demande
est refusée. Il n'est pas question
de mettre des vies humaines en
jeu.
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
57
Dat moge duidelijk zijn. Naar aanleiding van het door u
geformuleerde voorbeeld wil ik dat verduidelijken.
02.62
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Ik wou het gewoon
zeker weten. In het drama van Dover wordt immers hoe langer hoe
meer duidelijk dat er blijkbaar wel een of andere vorm van
uitgestelde "tussenkomst" heeft plaatsgevonden. Daarom richtte ik
mijn vraag tot u.

Ik wil concluderen. Bijzondere opsporingsmethodes dienen enkel te
worden gebruikt voor georganiseerde criminaliteit en zeker niet
alleen om gegevens over personen te verzamelen en op te slaan. No
fishing, zei de heer Vandermeersch. Geen operatie Rebel, alstublieft.
In een democratische samenleving kunnen de fundamentele rechten
en vrijheden, zoals het recht op de privacy en de rechten van de
verdediging, niet zo maar beperkt worden of het voorwerp uitmaken
van een inbreuk. Zelfs research management kan niet eindeloos
doorgedreven worden zonder juridische controle.

Ik denk dat dit ontwerp, indien het wet wordt, vroeg of laat de toetsing
door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg
zal moeten doorstaan. Wij zullen dan meteen weten waar wij staan.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik voor mijn
part zal mijn verantwoordelijkheid opnemen, maar niet zonder een
gezonde dosis waakzaamheid en terughoudendheid.
02.62
Fauzaya Talhaoui
(AGALEV-ECOLO): Il n'empêche
que subsiste le doute qu'une
intervention différée pourrait
expliquer le drame de Douvres.

J'en arrive à ma conclusion.
L'utilisation des méthodes
particulières de recherche ne se
justifie que pour la grande
criminalité organisée. Dans une
démocratie, on ne peut limiter
aussi facilement le droit à la vie
privée et les droits de la défense.
Tôt ou tard, ce projet sera
d'ailleurs examiné à Strasbourg.
Nous prendrons nos
responsabilités, mais avec une
vigilance et une retenue de bon
aloi.

De
voorzitter
: De vergadering is gesloten.
La séance est levée.

De vergadering wordt gesloten om 17.50 uur. Volgende vergadering woensdag 17 juli 2002 om 18.00 uur.
La séance est levée à 17.50 heures. Prochaine séance mercredi 17 juillet 2002 à 18.00 heures.


17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
58
BIJLAGE
ANNEXE
PLENUMVERGADERING
SÉANCE PLÉNIÈRE
WOENSDAG 17 JULI 2002
MERCREDI 17 JUILLET 2002
INTERNE BESLUITEN
DECISIONS INTERNES
INTERPELLATIEVERZOEKEN
DEMANDES D'INTERPELLATION
Ingekomen
Demandes
1. de heer Hans Bonte tot de vice-eerste minister
en minister van Mobiliteit en Vervoer over "de
spoorontsluiting van de luchthaven van Zaventem
en de bouw van een TGV-terminal te Schaarbeek".
1. M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "le
désenclavement ferroviaire de l'aéroport de
Zaventem et la construction d'un terminal TGV à
Schaerbeek".
(nr. 1354 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 1354 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
2. de heer Bart Laeremans tot de vice-eerste
minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over
"de problematiek van de nachtvluchten en de
aansluiting van de luchthaven van Zaventem op
het HST-netwerk".
2. M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et
ministre de la Mobilité et des Transports sur "la
problématique des vols de nuit et le raccordement
de l'aéroport de Zaventem au réseau TGV".
(nr. 1355 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
(n° 1355 ­ renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques)
VOORSTELLEN
PROPOSITIONS
Toelating tot drukken
Autorisation d'impression
1 Wetsvoorstel (de heren Claude Eerdekens,
Thierry Giet en Charles Janssens) tot wijziging van
de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de
kansspelinrichtingen en de bescherming van de
spelers (nr. 1920/1).
1. Proposition de loi (MM. Claude Eerdekens,
Thierry Giet et Charles Janssens) visant à modifier
la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les
établissements de jeux de hasard et la protection
des joueurs (n° 1920/1).
2. Wetsvoorstel (de heer Luc Goutry en mevrouw
Greta D'hondt) ter verbetering van de toepassing
van de onderhoudsplicht bij opname van ouderen
in een rusthuis (nr. 1938/1).
2. Proposition de loi (M. Luc Goutry et Mme Greta
D'hondt) visant à améliorer l'application de
l'obligation alimentaire en cas d'admission de
parents en maison de repos (n° 1938/1).
3. Wetsvoorstel (mevrouw Yolande Avontroodt) tot
wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976
betreffende de Openbare Centra voor
Maatschappelijk Welzijn met het oog op het
instellen van een uniforme regeling inzake de
onderhoudsplicht van kinderen bij de opname van
bejaarden in een rusthuis (nr. 1939/1).
3. Proposition de loi (Mme Yolande Avontroodt)
modifiant la loi du 8 juillet 1976 organique des
centres publics d'aide sociale en vue d'instaurer
une réglementation uniforme en matière
d'obligation alimentaire des enfants en cas
d'admission de personnes âgées dans une maison
de repos (n° 1939/1).
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
59
4. Wetsvoorstel (de heer Thierry Giet) tot wijziging
van de wet van 8 december 1992 tot bescherming
van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van
de verwerking van persoonsgegevens en van de
wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en
organisatie van een Kruispuntbank van de sociale
zekerheid tot aanpassing van de status van de
Commissie voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer en tot uitbreiding van haar
bevoegdheden (nr. 1940/1).
4. Proposition de loi (M. Thierry Giet) modifiant la
loi du 8 decembre 1992 relative à la protection de
la vie privée à l'égard des traitements de données
à caractère personnel et la loi du 15 janvier 1990
relative à l'institution et à l'organisation d'une
banque carrefour de la sécurité sociale en vue
d'aménager le statut et d'étendre les compétences
de la Commission de la protection de la vie privée
(n° 1940/1).
5. Wetsvoorstel (mevrouw Els Haegeman) tot
wijziging van het Gerechtelijk Wetboek tot
veralgemening van het
verzoekschrift op
tegenspraak, (nr. 1941/1).
5. Proposition de loi (Mme Els Haegeman)
modifiant le Code judiciaire en vue de généraliser
le recours à la requête contradictoire (n° 1941/1).
6. Wetsvoorstel (mevrouw Els Haegeman en de
heren Frederik Erdman en Peter Vanvelthoven) tot
wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, wat de
instaatstelling en het beraad betreft (nr. 1942/1).
6. Proposition de loi (Mme Els Haegeman et MM.
Frederik Erdman et Peter Vanvelthoven) modifiant
le Code judiciaire en ce qui concerne la mise en
état et le délibéré (n° 1942/1).
7. Voorstel van resolutie (de heren Danny Pieters,
Richard Fournaux en Georges Lenssen en de
dames Maggie De Block en Trees Pieters)
betreffende de krachtlijnen die ten grondslag
dienen te liggen van het langetermijnperspectief
van de hervorming van het sociaal statuut der
zelfstandigen (nr. 1943/1).
7. Proposition de résolution (MM. Danny Pieters,
Richard Fournaux et Georges Lenssens et Mmes
Maggie De Block et Trees Pieters) relative aux
lignes directrices devant servir de base, dans une
perspective à long terme, à la réforme du statut
social des travailleurs indépendants (n° 1943/1).
MEDEDELINGEN
COMMUNICATIONS
COMMISSIES
COMMISSIONS
Verslagen
Rapports
Volgende verslagen werden ingediend:
Les rapports suivants ont été déposés:
namens de commissie voor de Vervolgingen,
au nom de la commission des Poursuites,
- door de heer Claude Eerdekens, over
vervolgingen ten laste van een lid van de Kamer
van volksvertegenwoordigers (nr. 1946/1);
- par M. Claude Eerdekens, sur les poursuites à
charge d'un membre de la Chambre des
représentants (n° 1946/1);
namens de commissie voor de Justitie,
au nom de la commission de la Justice,
- door de heer Bart Somers, over het wetsontwerp
tot wijziging van artikelen 308 en 309 van het
Gerechtelijk Wetboek (nr. 1482/2);
- par M. Bart Somers, sur le projet de loi modifiant
les articles 308 et 309 du Code judiciaire
(n° 1482/2);
namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken,
de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt,
au nom de la commission de l'Intérieur, des Affaires
générales et de la Fonction publique,
- door de heer Pieter De Crem, over:
- par M. Pieter De Crem, sur:
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
60
. het wetsvoorstel van de heren Hugo Coveliers,
Claude Eerdekens, Daniel Bacquelaine, Dirk Van
der Maelen, mevrouw Muriel Gerkens en de heer
Jef Tavernier tot wijziging van het kieswetboek, de
wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de
controle van de verkiezingsuitgaven voor de
verkiezingen van de federale Kamers, de
financiering en de open boekhouding van de
politieke partijen, de wet van 11 april 1994 tot
organisatie van de geautomatiseerde stemming,
evenals de wet van 3 juli 1971 tot indeling van de
leden van de wetgevende Kamer in taalgroepen en
houdende diverse bepalingen betreffende de
Cultuurraden voor de Nederlandse
Cultuurgemeenschap en voor de Franse
Cultuurgemeenschap (nr. 1806/8);
. la proposition de loi de MM. Hugo Coveliers,
Claude Eerdekens, Daniel Bacquelaine, Dirk Van
der Maelen, Mme Muriel Gerkens et M. Jef
Tavernier modifiant le code électoral, la loi du
4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle
des dépenses électorales engagées pour les
élections des chambres fédérales, ainsi qu'au
financement et à la comptabilité ouverte des partis
politiques, la loi du 11 avril 1994 organisant le vote
automatisé, ainsi que la loi du 3 juillet 1971 relative
à la répartition des membres des chambres
législatives en groupes linguistiques et portant
diverses dispositions relatives aux conseils
culturels pour la communauté culturelle française
et pour la communauté culturelle néerlandaise
(n° 1806/8);
. het wetsvoorstel van de heren Hugo Coveliers,
Claude Eerdekens, Daniel Bacquelaine, Dirk Van
der Maelen, mevrouw Muriel Gerkens en de heer
Jef Tavernier tot wijziging van de wet van
23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het
Europees Parlement en de wet van 19 mei 1994
betreffende de verkiezingsuitgaven voor de
verkiezing van het Europees Parlement
(nr. 1807/4);
. la proposition de loi de MM. Hugo Coveliers,
Claude Eerdekens, Daniel Bacquelaine, Dirk Van
der Maelen, Mme Muriel Gerkens et M. Jef
Tavernier modifiant la loi du 23 mars 1989 relative
à l'élection du Parlement européen et la loi du
19 mai 1994 relative à la limitation et au contrôle
des dépenses électorales engagées pour l'élection
du Parlement européen (n° 1807/4);
. het wetsvoorstel van de heren Gerolf Annemans,
Bart Laeremans et Filip De Man tot wijziging van
het Kieswetboek (nr. 406/2);
. la proposition de loi de MM. Gerolf Annemans,
Bart Laeremans et Filip De Man modifiant le Code
électoral (n
°
406/2);
. het wetsvoorstel van de heer Pierre Lano tot
wijziging van de bij het Kieswetboek gevoegde
tabel houdende indeling van het grondgebied in
kieskringen (nr. 1876/2).
. la proposition de loi de M. Pierre Lano modifiant
le tableau portant répartition du territoire en
circonscriptions électorales, annexé au Code
électoral (n
°
1876/2).
SENAAT
SENAT
Overgezonden wetsontwerpen
Projets de loi transmis
Bij brieven van 16 juli 2002 zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, de
volgende niet-geëvoceerde wetsontwerpen:
Par messages du 16 juillet 2002, le Sénat
transmet, en vue de la sanction royale, les projets
de loi suivants; le Sénat ne les ayant pas évoqués:
- wetsontwerp tot aanvulling van artikel 33, § 1,
eerste lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende
de voorlopige hechtenis (nr. 641/3);
- projet de loi complétant l'article 33, § 1er, alinéa
1er, de la loi du 20 juillet 1990 relative à la
détention préventive (n° 641/3);
- wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 556 en
559 van het Strafwetboek teneinde de gelijkstelling
van krankzinnigen of razenden met woeste dieren
op te heffen (nr. 1408/3).
- projet de loi modifiant les articles 556 et 559 du
Code pénal en vue d'abroger l'assimilation des fous
ou furieux aux animaux féroces (n° 1408/3).
Ter kennisgeving
Pour information
Aangenomen wetsontwerp
Projet de loi adopté
Bij brief van 10 juli 2002 zendt de Senaat het
wetsontwerp over tot wijziging van de artikelen 9 en
12.6 van de pachtwet (nr. 1945/1), zoals hij het in
vergadering van die datum heeft aangenomen.
Par message du 10 juillet 2002, le Sénat transmet,
tel qu'il l'a adopté en séance de cette date, le projet
de loi modifiant les articles 9 et 12.6 de la loi sur le
bail à ferme (n° 1945/1).
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
61
Overeenkomstig artikel 81 van de Grondwet neemt
de Kamer een beslissing binnen een termijn die
60 dagen niet te boven mag gaan.
Conformément à l'article 81 de la Constitution, la
Chambre se prononce dans un délai ne pouvant
dépasser 60 jours.
Verzonden naar de commissie
voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs,
de nationale wetenschappelijke en culturele
Instellingen, de Middenstand en de Landbouw
Renvoi à la commission de l'Economie, de la
Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture
Evocatie
Evocation
Bij brieven van 15 juli 2002 deelt de Senaat mee
dat op 15 juli 2002, met toepassing van artikel 78
van de Grondwet, tot evocatie is overgegaan van
de volgende wetsontwerpen:
Par messages du 15 juillet 2002, le Sénat informe
de la mise en oeuvre, en application de l'article 78
de la Constitution, le 15 juillet 2002, de l'évocation
des projets de loi suivants:
- wetsontwerp betreffende de rechten van de
patiënt (nr. 1642/15);
- ontwerp van programmawet (nr. 1823/40).
- projet de loi relatif aux droits du patient
(n° 1642/15);
- projet de loi-programme (n° 1823/40).
Ter kennisgeving
Pour information
Bij brieven van 15 juli 2002 deelt de Senaat mee
dat op 15 juli 2002, met toepassing van artikel 78
van de Grondwet, tot evocatie is overgegaan van
de volgende wetsontwerpen:
Par messages du 15 juillet 2002, le Sénat informe
de la mise en oeuvre, en application de l'article 78
de la Constitution, le 15 juillet 2002, de l'évocation
des projets de loi suivants:
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
21 december 1998 betreffende de veiligheid bij
voetbalwedstrijden (nr. 1729/9);
- projet de loi modifiant la loi du 21 décembre 1998
relative à la sécurité lors des matches de football
(n° 1729/9);
- wetsontwerp tot het verlenen van de titel van
advocaat-generaal aan het lid van het openbaar
ministerie dat België in de Eurojust-eenheid
vertegenwoordigt en tot regeling van zijn financiële
toestand (nr. 1700/5).
- projet de loi attribuant le titre d'avocat général au
membre du ministère public représentant la
Belgique au sein de l'unité Eurojust et réglant sa
situation financière (n° 1700/5).
Ter kennisgeving
Pour information
REGERING
GOUVERNEMENT
Ingediende wetsontwerpen
Dépôt de projets de loi
De regering heeft volgende wetsontwerpen
ingediend:
Le gouvernement a déposé les projets de loi
suivants:
- wetsontwerp houdende wijziging van de artikelen
53quater, 53quinquies, 53sexies
en 55 van het
Wetboek van de belasting over de toegevoegde
waarde (nr. 1947/1) (aangelegenheid zoals bedoeld
in artikel 78 van de Grondwet) waarvoor de
spoedbehandeling door de regering werd gevraagd
bij toepassing van artikel 80 van de Grondwet;
- projet de loi portant modification des articles
53quater, 53quinquies, 53sexies
et 55 du Code de la
taxe sur la valeur ajoutée (n° 1947/1) (matière visée
à l'article 78 de la Constitution) pour lequel
l'urgence a été demandée par le gouvernement
conformément à l'article 80 de la Constitution;
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
62
- wetsontwerp betreffende de uitvoering van de
Aanvullende Overeenkomst, ondertekend te
Singapore op 10 december 1996, tot wijziging van de
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk
België en de Regering van de Republiek Singapore
tot het vermijden van dubbele belasting inzake
belastingen naar het inkomen, ondertekend te
Singapore op 8 februari 1972 (nr. 1956/1)
(aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet);
- projet de loi relatif à l'exécution de la Convention
additionnelle, signée à Singapour le
10 décembre 1996, modifiant la Convention entre le
Gouvernement du Royaume de Belgique et le
Gouvernement de la République de Singapour
tendant à éviter la double imposition en matière
d'impôts sur le revenu, signée à Singapour le
8 février 1972 (n° 1956/1)
(matière visée à
l'article 78 de la Constitution);
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
- wetsontwerp betreffende de tenuitvoerlegging van
de overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de
Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van
dubbele belasting en tot het voorkomen van het
ontgaan van belasting inzake belastingen naar het
inkomen en naar het vermogen, en van het protocol,
ondertekend te Washington op 30 september 1996
(nr. 1957/1) (aangelegenheid zoals bedoeld in
artikel 78 van de Grondwet).
- projet de loi relatif à l'exécution de l'accord entre le
Royaume de Belgique et les Emirats Arabes Unis
tendant à éviter la double imposition et à prévenir
l'évasion fiscale en matière d'impôts sur le revenu et
sur la fortune, et du protocole, signés à Washington le
30 septembre 1996 (n° 1957/1) (matière visée à
l'article 78 de la Constitution).
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
Verslag
Rapport
Bij brief van 15 juli 2001 zenden de vice-eerste
minister en minister van Buitenlandse Zaken en de
minister toegevoegd aan de minister van
Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw,
overeenkomstig artikel 14 van de wet van
5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en
doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor
militair gebruik dienstig materieel en daaraan
verbonden technologie, het verslag voor het
jaar 2001 over.
Par lettre du 15 juillet 2001, le vice-premier
ministre et ministre des Affaires étrangères et la
ministre adjointe au ministre des Affaires
étrangères, chargée de l'Agriculture, transmettent,
conformément à l'article 14 de la loi du 5 août 1991
relative à l'importation, à l'exportation et au transit
d'armes, de munitions et de matériel devant servir
spécialement à un usage militaire et de la
technologie y afférente, le rapport pour l'année
2001.
Ter beschikking gesteld van de Kamerleden en
verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse
Betrekkingen
Mis à la disposition des membres de la Chambre et
renvoi à la commission des Relations extérieures
ARBITRAGEHOF
COUR D'ARBITRAGE
Beroepen tot vernietiging
Recours en annulation
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
En application de l'article 76 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
- het beroep tot vernietiging van de artikelen 42 en
49 van de programmawet van 30 december 2001,
ingesteld door de Algemene Pharmaceutische
Bond; de beschikking tot verlenging van de termijn
voor het indienen van een memorie;
- le recours en annulation des articles 42 et 49 de
la loi-programme du 30 décembre 2001, introduit
par l'Association pharmaceutique belge;
l'ordonnance de prorogation du délai pour
l'introduction d'un mémoire;
(rolnummer: 2453)
(n° du rôle: 2453)
CRIV 50
PLEN 257
17/07/2002
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
63
- de beroepen tot vernietiging:
. van de artikelen 116, 117, 131 en 168, 13
de
en
15
de
streepje, van de programmawet van
30 december 2001,
. geheel of gedeeltelijk, van deel XII van het
koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling
van de rechtspositie van het personeel van de
politiediensten, bekrachtigd bij artikel 131 van de
programmawet van 30 december 2001,
. geheel of gedeeltelijk, van de wet van
26 april 2002 houdende de essentiële elementen
van het statuut van de personeelsleden van de
politiediensten en houdende diverse andere
bepalingen met betrekking tot de politiediensten,
. van artikel IV.1.7 van voormeld koninklijk besluit
van 30 maart 2001, bekrachtigd bij artikel 136 van
voormelde wet van 26 april 2002,
ingesteld door J.-Y. Stevens en anderen, de VZW
Syndicaat van de Belgische Politie en anderen, T.
Leroy en J. Warnimont, R. Piccart, E. Dhont en
anderen, L. Tack en anderen, B. Wauters, J.-P.
Pistral, P. Piret, C. Neyrinck en anderen, J.
Devolder, J.-M. Beirnaert, F. Maes, J. Berckmans,
P. Liégeois, V. Burnay, M. Brasseur, J.-M. Rocks
en A. Massin, F. Arce en anderen, V. Hendrick, N.
Creemers en anderen, P. Hubeau, J.-P. Delval, A.
Bodson, S. Debras en anderen, en de Algemene
Centrale der Openbare Diensten;
de beschikking tot samenvoeging van de zaken
met rolnummers 2455 en 2456, de beschikking tot
samenvoeging van de zaken met rolnummers
2463, 2464, 2467, 2468, 2469, 2470, 2471, 2473,
2474, 2475, 2477, 2478, 2479, 2481, 2482, 2483,
2486, 2488, 2489, 2490, 2491, 2492, 2493, 2494
en 2495 met de reeds samengevoegde zaken
nrs. 2455 et 2456, de beschikking tot verlenging
van de termijn voor het indienen van een memorie.
- les recours en annulation:
. des articles 116, 117, 131 et 168, 13
e
et 15
e
tirets,
de la loi-programme du 30 décembre 2001,

. totale ou partielle de la partie XII de l'arrêté royal
du 30 mars 2001, portant la position juridique du
personnel des services de police, confirmée par
l'article 131 de la loi-programme du
30 décembre 2001,
. totale ou partielle de la loi du 26 avril 2002
relative aux éléments essentiels du statut des
membres du personnel des services de police et
portant diverses autres dispositions relatives aux
services de police,

. de l'article IV.1.7 de l'arrêté royal du
30 mars 2001 précité, confirmé par l'article 136 de
la loi du 26 avril 2002 précitée,
introduits par J.-Y. Stevens et autres, l'ASBL
Syndicat de la police belge et autres, T. Leroy et J.
Warnimont, R. Piccart, E. Dhont et autres, L. Tack
et autres, B. Wauters, J.-P. Pistral, P. Piret, C.
Neyrinck et autres, J. Devolder, J.-M. Beirnaert, F.
Maes, J. Berckmans, P. Liégeois, V. Burnay, M.
Brasseur, J.-M. Rocks et A. Massin, F. Arce et
autres, V. Hendrick, N. Creemers et autres, P.
Hubeau, J.-P. Delval, A. Bodson, S. Debras et
autres, et la Centrale générale des services
publics;

l'ordonnance de jonction des affaires portant les
numéros 2455 et 2456, l'ordonnance de jonction
des affaires portant les numéros 2463, 2464, 2467,
2468, 2469, 2470, 2471, 2473, 2474, 2475, 2477,
2478, 2479, 2481, 2482, 2483, 2486, 2488, 2489,
2490, 2491, 2492, 2493, 2494 et 2495 avec les
affaires déjà jointes portant les numéros 2455 et
2456, l'ordonnance de prorogation du délai pour
l'introduction d'un mémoire.
(rolnummers: 2455, 2456, 2463, 2464, 2467, 2468,
2469, 2470, 2471, 2473, 2474, 2475, 2477, 2478,
2479, 2481, 2482, 2483, 2486, 2488, 2489, 2490,
2491, 2492, 2493, 2494 en 2495)
(n
os
du rôle: 2455, 2456, 2463, 2464, 2467, 2468,
2469, 2470, 2471, 2473, 2474, 2475, 2477, 2478,
2479, 2481, 2482, 2483, 2486, 2488, 2489, 2490,
2491, 2492, 2493, 2494 et 2495)
Ter kennisgeving
Pour information
Prejudiciële vragen
Questions préjudicielles
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
En application de l'article 77 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
- de prejudiciële vraag betreffende artikel 319, § 3,
van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de
rechtbank van eerste aanleg te Luik bij arrest van
26 april 2002 inzake F. Techy tegen S. Metselaar;
de beschikking tot verlenging van de termijn voor
het indienen van een memorie;
- la question préjudicielle relative à l'article 319, §
3, du Code civil, posée par le tribunal de première
instance de Liège par arrêt du 26 avril 2002 en
cause de F. Techy contre S. Metselaar;
l'ordonnance de prorogation du délai pour
l'introduction d'un mémoire;
17/07/2002
CRIV 50
PLEN 257
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2001
2002
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
64
(rolnummer: 2433)
(n° du rôle: 2433)
- de prejudiciële vragen betreffende artikel 56 van
het decreet van de Vlaamse Raad van 19
december 1998 houdende bepalingen tot
begeleiding van de begroting 1999 (schade aan het
wegdek door gewichtsoverschrijding), gesteld door
de politierechtbank te Gent bij vonnis van 23 april
2002 inzake het openbaar ministerie tegen J.
D'Halluin, G. Scherrens en de NV Voeders
Scherrens; de beschikking tot verlenging van de
termijn voor het indienen van een memorie
- les questions préjudicielles concernant l'article 56
du décret du Conseil flamand du 19 décembre
1998 contenant diverses mesures
d'accompagnement du budget 1999 (aménagement
du territoire), posées par le tribunal de police de
Gand par jugement du 23 avril 2002 en cause du
ministère public contre J. D'Halluin, G. Scherrens
et la SA "Voeders Scherrens"; l'ordonnance de
prorogation du délai pour l'introduction d'un
mémoire
(rolnummer : 2443)
(n° du rôle : 2443)
- de prejudiciële vraag betreffende artikel 46 van
het decreet van de Vlaamse Raad van 19
december 1998 houdende bepalingen tot
begeleiding van de begroting 1999 (ruimtelijke
ordening), gesteld door het hof van beroep te
Brussel bij arrest van 14 mei 2002 inzake M. Van
Noten en A. Simkens tegen het Vlaams Gewest; de
beschikking tot verlenging voor het indienen van
een memorie
- la question préjudicielle concernant l'article 46 du
décret du Conseil flamand du 19 décembre 1999
contenant diverses mesures d'accompagnement du
budget 1999 (aménagement du territoire), posée
par la cour d'appel de Bruxelles par arrêt du 14 mai
2002 en cause de M. Van Noten et A. Simkens
contre la Région flamande; l'ordonnance de
prorogation du délai pour l'introduction d'un
mémoire
(rolnummer: 2445)
(n° du rôle: 2445)
Ter kennisgeving
Pour information
JAARVERSLAGEN
RAPPORTS ANNUELS
Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der
Zelfstandigen
Institut national d'assurances sociales pour travailleurs
indépendants
Het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen
der Zelfstandigen heeft het jaarverslag 2001 "Het
sociaal statuut in beweging" alsmede het
activiteitenverslag 2001 van het Rijksinstituut voor
de Sociale Verzekering der Zelfstandigen
overgezonden.
L'Institut national d'assurances sociales pour
travailleurs indépendants a transmis le rapport
annuel 2001 "Le statut social en mouvement" ainsi
que le rapport d'activités 2001 de l'Institut national
d'assurances sociales pour travailleurs
indépendants.
Verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken
Renvoi à la commission des Affaires sociales
Rentenfonds
Fonds des rentes
Bij brief van 12 juli 2002 zendt de secretaris van
het Rentenfonds het jaarverslag van het
Rentenfonds betreffende de verrichtingen van het
jaar 2001 over.
Par lettre du 12 juillet 2002, la secrétaire du Fonds
des Rentes transmet le rapport annuel des Fonds
des Rentes sur les opérations de l'année 2001.
Rondgedeeld
Distribution