IP181_FIN.doc

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cdH

centre démocrate Humaniste

CD&V

Christen-Democratisch en Vlaams

ECOLO

Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

Front National

Mouvement réformateur

N-VA

Nieuw-Vlaamse Alliantie

Parti socialiste

sp.a-spirit

Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht

Vlaams Belang

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

Abréviations dans la numérotation des publications :

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de

base et du n° consécutif

DOC 51 0000/000

Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer

QRVA

Questions et Réponses écrites

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

CRIV

version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV

voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)

CRABV

Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

CRABV

Beknopt Verslag (blauwe kaft)

CRIV

Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)

CRIV

Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

PLEN

séance plénière

PLEN

Plenum

COM

réunion de commission

COM

Commissievergadering

MOT

motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT

moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :

publications@laChambre.be

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :

publicaties@deKamer.be

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SOMMAIRE

INHOUD

Excusés

Berichten van verhindering

PROJETS ET PROPOSITIONS

ONTWERPEN EN VOORSTELLEN

Projet de loi apportant des modifications diverses
au Code d'instruction criminelle et au Code
judiciaire en vue d'améliorer les modes
d'investigation dans la lutte contre le terrorisme et
la criminalité grave et organisée (2055/1-7)

Wetsontwerp houdende diverse wijzigingen van
het Wetboek van Strafvordering en van het
Gerechtelijk Wetboek met het oog op de
verbetering van onderzoeksmethoden naar het
terrorisme en de zware en georganiseerde
criminaliteit (2055/1-7)

Reprise de la discussion générale

Hervatting van de algemene bespreking

Orateurs: Tony Van Parys, Bart Laeremans,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de la Justice, Marie Nagy, Thierry
Giet, président du groupe PS, Melchior
Wathelet, président du groupe cdH, Claude
Marinower, Alain Courtois, Hervé Hasquin,
Olivier Maingain, Alfons Borginon, président
du groupe VLD

Sprekers: Tony Van Parys, Bart Laeremans,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Justitie, Marie Nagy, Thierry
Giet, voorzitter van de PS-fractie, Melchior
Wathelet, voorzitter van de cdH-fractie,
Claude Marinower, Alain Courtois, Hervé
Hasquin, Olivier Maingain, Alfons
Borginon, voorzitter van de VLD-fractie

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

Agenda

VOTES NOMINATIFS

NAAMSTEMMINGEN

Amendements et articles réservés du projet de loi
apportant des modifications diverses au Code
d'instruction criminelle et au Code judiciaire en
vue d'améliorer les modes d'investigation dans la
lutte contre le terrorisme et la criminalité grave et
organisée (2055/1-7)

Aangehouden amendementen en artikelen van
het wetsontwerp houdende diverse wijzigingen
van het Wetboek van strafvordering en van het
Gerechtelijk Wetboek met het oog op de
verbetering van de onderzoeksmethoden in de
strijd tegen het terrorisme en de zware en
georganiseerde criminaliteit (nieuw opschrift)
(2055/1-7)

Orateurs: David Lavaux, Dirk Claes, Nahima
Lanjri, Melchior Wathelet, président du
groupe cdH

Sprekers: David Lavaux, Dirk Claes, Nahima
Lanjri, Melchior Wathelet, voorzitter van de
cdH-fractie

Ensemble du projet de loi apportant des
modifications diverses au Code d'instruction
criminelle et au Code judiciaire en vue d'améliorer
les modes d'investigation dans la lutte contre le
terrorisme et la criminalité grave et organisée
(2055/6)

Geheel van het wetsontwerp houdende diverse
wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering
en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op
de verbetering van de onderzoeksmethoden in de
strijd tegen het terrorisme en de zware en
georganiseerde criminaliteit (nieuw opschrift)
(2055/6)

DÉTAIL DES VOTES NOMINATIFS

DETAIL VAN DE NAAMSTEMMINGEN

NNEXE

IJLAGE

L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro CRIV 51 PLEN
181 annexe.

De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 51 PLEN 181
bijlage.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

SÉANCE PLÉNIÈRE

PLENUMVERGADERING

MARDI

DECEMBRE

2005

Après-midi

______

van

DINSDAG

DECEMBER

2005

Namiddag

______

La séance est ouverte à 14.20 heures par M. Herman De Croo, président.
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.

Ministre du gouvernement fédéral présente lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Laurette Onkelinx.

Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette
séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de
website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

Excusés
Berichten van verhindering

Bruno Van Grootenbrulle, Sophie Pécriaux, Dominique Tilmans pour raisons de santé / wegens ziekte;
Jean-Marc Delizée, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Stef Goris, en mission à l'étranger / met zending buitenslands.

Projets et propositions
Ontwerpen en voorstellen

01 Projet de loi apportant des modifications diverses au Code d'instruction criminelle et au Code

judiciaire en vue d'améliorer les modes d'investigation dans la lutte contre le terrorisme et la
criminalité grave et organisée (2055/1-7)

01 Wetsontwerp houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het

Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van onderzoeksmethoden naar het terrorisme en
de zware en georganiseerde criminaliteit (2055/1-7)

Reprise de la discussion générale
Hervatting van de algemene bespreking

La discussion générale est reprise.
De algemene bespreking is hervat.

Ik dank Paul Tant, die mij vanmorgen verving, toen wij mevrouw Wallström ontvangen hebben, vice-
voorzitter van de Europese Commissie.

Ik ga even de agenda na. De heer Malmendier heeft het verslag gegeven. De heren Wathelet, Muls, Giet
en Laeremans hebben vanochtend al het woord gevoerd. Nu staan nog ingeschreven: de heren Courtois,
Marinower, mevrouw Nagy, de heren Van Parys en Maingain.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Mijnheer Van Parys, u bent reeds aanwezig. U wenst wat later te spreken?

01.01 Tony Van Parys (CD&V): Ja.

De voorzitter: De andere ingeschreven sprekers zijn momenteel nog niet hier. Ik had de heer Marinower
verwittigd dat hij in het begin van de namiddag aan de beurt zou komen.

Ik zal straks ook een voorstel doen voor de regeling van de werkzaamheden voor morgen. Stilaan verkrijg
ik namelijk een consensus tussen de verschillende fractievoorzitters.

Nous avons des combattants, mais pas les bons! Ne sont ici que ceux qui parlèrent déjà.

Mijnheer Van Parys, ik weet dat u graag als laatste spreekt, maar mag ik u vragen nu uw betoog te
houden? Dat zou heel vriendelijk zijn. Op die manier helpt u de Kamer, mijnheer de commissievoorzitter, en
ik ben zeer tevreden dat u dat wilt doen.

01.02 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de

vice-eerste minister, collega's, eigenlijk had ik liever op het einde het
woord genomen. Dan had ik immers eerst de argumenten van de
andere collega's, vooral dan van de Franstalige collega's, grondig
kunnen beluisteren. Goed, we zullen het debat aangaan. Eerst en
vooral wil ik de verslaggever, de heer Malmendier, bedanken voor zijn
uitstekend verslag. Die dank zal hem wel worden bezorgd.

Mevrouw de minister, onze fractie is er een absoluut voorstander van
om onze politiediensten en parketten de nodige instrumenten te
geven om de strijd tegen het terrorisme op een efficiënte manier te
kunnen voeren. Ik denk dat we inderdaad rekening moeten houden
met de omstandigheden op heden, en de dossiers van de laatste
weken hebben nogmaals aangetoond dat we over een aantal
bijzondere opsporingsmethodes moeten kunnen beschikken. Vandaar
dat wij in principe gewonnen zijn voor deze bijzondere
opsporingsmethodes, maar natuurlijk onder bepaalde voorwaarden:
het zo belangrijke evenwicht tussen de efficiëntie, de rechten van de
mens en de rechten van de privacy. In een dergelijk belangrijk
ontwerp moet men dat evenwicht zoeken en vinden.

Om die reden is het bijzonder jammer dat we dit wetsontwerp hebben
moeten bespreken in de omstandigheden waarin dat is gebeurd. Ik
moet zeggen dat we daar fundamentele problemen mee hebben. U
weet dat het arrest van het Arbitragehof dateert van 21 december
2004, precies een jaar geleden.

In dat arrest was expliciet vermeld dat de artikelen die werden
vernietigd, moesten worden hersteld vóór 31 december 2005. Die
datum komt zeer snel naderbij. Het wetsontwerp werd in de Kamer
ingediend op 15 november 2005, dus iets meer dan een maand vóór
de bepalingen definitief moeten worden hersteld. Die tijdspanne laat
ons natuurlijk niet toe een grondige discussie te voeren die het
evenwicht vindt tussen de efficiëntie en de te vrijwaren rechten. Ik
deel de opvatting van de heer Wathelet, die hier met brio heeft
gezegd dat er nog zoveel onzekerheden zijn en er nog zoveel
kwesties waarover wij nog niet grondig hebben kunnen nadenken, dat
wij met het wetsontwerp een aantal rechtsonzekerheden creëren. Ik
kom daar straks op terug.

Die manier van werken indiening op 15 november en de verplichting

01.02 Tony Van Parys (CD&V):

J'aurais préféré être le dernier à
prendre la parole car je souhaitais
écouter d'abord les arguments de
mes collègues francophones,
surtout. Les circonstances sont
telles que je dois monter à la
tribune un peu plus tôt que prévu.

Le groupe politique du CD&V
entend bien sûr fournir aux
services de police et aux parquets
les outils nécessaires pour
combattre efficacement le
terrorisme. Une série de dossiers
ont clairement montré, ces
dernières semaines, que ces
services doivent pouvoir disposer
de méthodes particulières de
recherche. Cependant, il convient
de trouver à cet égard un équilibre
entre l'efficacité, d'une part, et le
respect des droits de l'homme en
général et le droit au respect de la
vie privée en particulier, d'autre
part.

La manière dont il a été débattu de
ce projet de loi au Parlement me
pose un problème fondamental.
L'arrêt rendu par la Cour
d'arbitrage le 21 décembre 2004
disposait que les articles annulés
devaient être réintégrés avant le
31 décembre 2005. Cependant, le
projet a été soumis à la Chambre
le 15 novembre, ce qui a empêché
la tenue d'un débat en profondeur.

Je me joins aux propos de
M. Wathelet quand il affirme que

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

om het te goed te keuren in Kamer en Senaat in de commissie en in
de plenaire vergadering vóór het einde van deze week; tenslotte is dat
de vervaldatum heeft aanzienlijke gevolgen gehad, mevrouw de
minister. Ten eerste hebben wij geen advies ten gronde gekregen van
de Raad van State. Het is een spoedadvies geweest. Bij een dergelijk
belangrijk ontwerp is het zeer belangrijk dat de Raad van State zich
kan uitspreken over het feit of het evenwicht in het ontwerp was
gevrijwaard. Wij hebben een spoedadvies gekregen en geen advies
ten gronde.

Ten tweede - dit is nog belangrijker in de materie -, wij hebben het
wetsontwerp besproken zonder advies van de commissie voor de
Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. Ik heb daarnet gezegd
wat de uitdagingen zijn, namelijk de efficiëntie tegenover de rechten
inzake de persoonlijke levenssfeer, omdat de maatregelen daarop
zeer sterk ingrijpen. Wij hebben het ontwerp behandeld zonder het
advies van de commissie, die ons daarover bij uitstek kon adviseren
en inlichten. Wij konden dan nog altijd onze verantwoordelijkheden
nemen.

Dit is bijzonder eigenaardig, want ten aanzien van het oorspronkelijk
wetsontwerp op de bijzondere opsporingsmethoden hadden we wel
een uitvoerig advies van de commissie voor de Bescherming van de
Persoonlijke Levenssfeer. Eigenlijk zouden we die commissie, collega
Giet, beter afschaffen, want als we hierover het advies van de
commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer
niet vragen, wanneer moeten we het dan eigenlijk wel nog doen?
Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat we die commissie afschaffen,
want ik vraag mij af wanneer we ze wel zouden moeten consulteren.

Een derde advies dat ontbrak, is het advies van de Hoge Raad voor
de Justitie. Ik moet u zeggen, mevrouw de minister, dat ik het
bijzonder moeilijk had toen u op mijn vraag naar dat advies
antwoordde dat de Hoge Raad voor de Justitie niet bevoegd is om
hierover advies te verlenen. Ik denk dat u dit toch nog eens moet
gaan uitleggen aan de Hoge Raad voor de Justitie. Gelukkig heeft de
Hoge Raad voor de Justitie dan zelf ambtshalve het initiatief genomen
om een advies te geven, dat we dan op de banken hebben gekregen,
maar dat natuurlijk geen element van de discussie is geweest.

Wat is het probleem? Het probleem is dat men in dit wetsontwerp
enerzijds het luik heeft waarin men herstelt wat door het Arbitragehof
was vernietigd, maar dat men van de gelegenheid gebruik
misschien zelfs een beetje misbruik heeft gemaakt om, gelet op de
snelle timing, zeer snel ook nog een aantal andere en nieuwe
initiatieven te nemen. Dit veroorzaakt tal van problemen.

Er zijn belangrijke discussiepunten, mevrouw de minister. Ze zijn hier
aangehaald. Ik ga ze niet in detail bespreken, maar drie punten zijn al
herhaaldelijk ter sprake gekomen, in de media, maar ook hier op het
spreekgestoelte. Ten eerste, de problematiek van de balies, het
tegensprekelijk debat of het gebrek aan tegenspraak in het debat voor
de kamer van inbeschuldigingstelling en de vertrouwelijkheid van het
dossier. Ten tweede, de problematiek van de journalisten, met name
de vraag of de wet op het bronnengeheim niet aangetast wordt door
dit wetsontwerp. Ten derde, de inkijkoperatie die mogelijk wordt op
een private plaats, zonder toestemming van de onderzoeksrechter, en
dit op elk moment. Dit zijn eigenlijk de drie punten waarover discussie

ce projet de loi génère l'insécurité
juridique. En effet, la précipitation
dans laquelle il a été traité a eu
pour conséquence que le Conseil
d'État n'a pu nous communiquer
qu'un avis urgent et pas, dès lors,
un avis sur le fond. La
Commission de la protection de la
vie privée n'a pas non plus rendu
d'avis, bien qu'elle l'ait fait pour le
projet initial. Si on ne demande
même pas l'avis d'une
commission qui possède, par
définition, l'expertise nécessaire
pour étudier un projet, ne vaudrait-
il pas mieux supprimer cette
commission?

Il manque également l'avis du
Conseil supérieur de la Justice
dont la ministre de la Justice
estime qu'il n'est pas compétent
en cette matière. Cette explication
ne me satisfait pas.
Heureusement que le Conseil
supérieur a rendu un avis d'office,
même s'il n'a jamais constitué un
élément du débat.

Le projet de loi rétablit la partie qui
avait fait l'objet d'une annulation
par la Cour d'arbitrage mais, vu
l'urgence, d'autres initiatives ont
encore été prises. Trois problèmes
se posent à cet égard: celui des
barreaux et de l'insuffisance de
procédures contradictoires devant
la chambre des mises en
accusation ainsi que de la
confidentialité du dossier, la
question de savoir si le projet de
loi porte atteinte au secret des
sources du journaliste et la
possibilité d'opérer, à tout
moment, un contrôle visuel discret
en un lieu privé sans l'autorisation
du juge d'instruction.

Bien que les méthodes de
recherche visent à protéger les
services de police et les
magistrats de parquet, tous les
problèmes énumérés aujourd'hui
risquent de tourner en batailles de
procédure jusque devant la Cour
de cassation. Une telle situation
empêchera de prononcer
rapidement des jugements dans

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

is ontstaan.

Mevrouw de minister, ik ga akkoord met de heer Wathelet. U gaf in de
verdediging, bij de mondelinge toelichting wel argumenten, maar ik
vrees dat de teksten onvoldoende rechtszekerheid bieden.

Het probleem met het wetsontwerp is naar mijn aanvoelen dat er een
bijzonder grote rechtsonzekerheid is ontstaan of bestaat, zonder
enige twijfel. Ik kan mij niet voorstellen dat de collega's Wathelet en
Maingain, die straks nog aan het woord komt, geen inzicht zouden
hebben in de materie en dat de argumenten die ze hier ontwikkelen,
met brio, van alle grond zouden zijn ontbloot.

Wat is het gevolg? Door de rechtsonzekerheid dreigen wij in een
situatie te komen waarbij wij weliswaar zoeken naar bescherming van
onze politiediensten en onze parketmagistraten bij het hanteren van
de opsporingsmethodes, maar waarbij wij eigenlijk het
tegenovergestelde effect zouden hebben, namelijk dat ze in een
nieuwe situatie van rechtsonzekerheid komen. Ik zou die op drie
punten willen situeren.

Ten eerste, naar aanleiding van de procedures voor de raadkamer en
de kamer van inbeschuldigingstelling vrees ik dat al de pijnpunten, die
vandaag aan bod zijn gekomen, procedureslagen zullen worden, tot in
Cassatie, die zullen verhinderen dat op die manier zeer snel in
belangrijke terrorismedossiers uitspraken zullen kunnen worden
geleverd. Dit zal aanleiding geven tot procedureslagen: het
vertrouwelijk dossier, het gebrek aan tegensprekelijkheid, het
gegeven dat bepaalde dossiers niet kunnen ingezien worden, het feit
dat men een inkijkoperatie doet zonder toestemming.

Mevrouw de minister, ten tweede, ook een belangrijk element is dat
de tegenstanders van het wetsontwerp, onder meer de Liga voor de
Rechten van de Mensen, zich ongetwijfeld opnieuw zullen voorzien bij
het Arbitragehof. Dat lijkt mij, gelet op de standpunten die zijn
ingenomen, onvermijdelijk.

Ten derde, ik vrees dat er ook procedures zullen worden opgestart bij
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Er ontstaat opnieuw
op drie niveaus rechtsonzekerheid over onderzoeken,
onderzoeksmethodes, vaststellingen en bewijselementen die worden
gebruikt in de belangrijkste dossiers die in dit land worden behandeld.
De juridische basis wordt op die manier in twijfel getrokken.

Mevrouw de minister, ik vrees dat u binnenkort opnieuw zult moeten
pleiten voor het Arbitragehof. Ik heb u in de commissie gezegd dat de
wijze waarop u het ontwerp met bravoure verdedigt en waarop u met
bravoure de argumenten hebt gevonden voor uw verdediging tegen
de Liga voor Mensenrechten, mij heeft doen besluiten dat uzelf
perfect geplaatst bent om het dossier voor het Arbitragehof te
verdedigen. Ik vermoed immers dat de Liga voor Mensenrechten
terzake ongetwijfeld een initiatief zal nemen.

des dossiers de terrorisme
importants. Les opposants ne
manqueront pas de saisir à
nouveau la Cour d'arbitrage et des
procédures seront en outre
intentées devant la Cour
européenne des droits de
l'homme. La ministre a
brillamment défendu ce projet en
commission et pourrait, qui sait,
être amenée à faire de même
devant la Cour d'arbitrage.

01.03 Bart Laeremans (Vlaams Belang): De minister heeft een heel

goede advocaat. Zij heeft heel goede betrekkingen met een goede
advocaat uit Brussel.

01.03 Bart Laeremans (Vlaams

Belang): La ministre connaît un
excellent avocat.

01.04 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer Laeremans, u neemt mij 01.04 Tony Van Parys (CD&V):

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

de woorden uit de mond. Ik meen dat het aangewezen zou zijn,
mevrouw de minister, gelet op uw dossierkennis en de wijze waarop u
de verdediging hebt opgenomen en in de contramine bent gegaan
tegen de Liga voor Mensenrechten, dat u zelf pleit. Ik vrees dat de
"geattitreerde" advocaat van het ministerie van Justitie, meester
Uyttendaele, onvoldoende onafhankelijk staat ten opzichte van de
tegenpartij, de Liga voor Mensenrechten. Ik heb wat dat betreft zeer
veel vertrouwen in de wijze waarop u het dossier in de commissie
hebt verdedigd. Ik denk dat het ook de goedkoopste oplossing zou
zijn voor het ministerie van Justitie als de minister zelf zou gaan
pleiten. Ik kom alleszins luisteren op het ogenblik dat het dossier voor
het Arbitragehof zal worden behandeld.

Alle gekheid op een stokje, er is het risico op procedureslagen voor
de onderzoeksgerechten. Men riskeert ook een nieuwe procedure
voor het Arbitragehof en het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens. Dat betekent dat wij ons hier op glad ijs begeven en dat
daardoor de rechtszekerheid, vooral op het vlak van de bescherming
van onze politiemensen, op de helling dreigt te komen.

Mevrouw de minister, eigenlijk is er maar een goede oplossing
geweest. Die zou erin hebben bestaan dat u, aangezien het vóór 31
december moet zijn afgerond, het ontwerp had gesplitst in de
artikelen die repareren wat het Arbitragehof heeft vernietigd, en de
artikelen waarmee u een nieuw initiatief wenst te nemen.

Dan zouden we de tijd gehad hebben om vóór de vervaldag de
aanpassingen te doen die nodig waren ingevolge het arrest van het
Arbitragehof. Dan hadden we rustig de andere initiatieven kunnen
nemen.

Ik ken de wijze waarop men te werk gaat. Het federaal parket en de
mensen van de politiediensten hebben u overtuigd gebruik te maken
van deze opportuniteit om snel een aantal initiatieven te nemen. Ik
begrijp hen, maar ik vrees dat de haast waarmee het is gebeurd
contraproductief zou kunnen zijn.

Mevrouw de minister, ik ben de mening toegedaan - en u mag mij dat
niet kwalijk nemen - dat in de hele discussie in de commissie voor de
Justitie in de Kamer de associatie tussen het federaal parket en de
minister van Justitie veel te groot was, bijna visueel merkbaar was. Ik
heb er altijd voor gepleit dat het federaal parket veel autonomer zou
moeten zijn van de uitvoerende macht. We hebben in dit dossier
vastgesteld dat er een totale associatie was tussen de minister van
Justitie en het federaal parket. Dat speelt u parten in de perceptie aan
Franstalige zijde. U wordt daar gepercipieerd als staande aan de kant
van het federaal parket, wat ook de hevige reacties verklaart van
onder meer de balies en de Liga voor de Rechten van de Mens.

Het is een gevolg van de perceptie van de in de commissie visueel
merkbare associatie van het federaal parket als medewerker van de
minister van Justitie en het gegeven dat het federaal parket heeft
gezegd dat zij de wet hebben gemaakt. Dit werd ook in de commissie
voor de Justitie gezegd. Het federaal parket heeft gezegd dat zij de
minister van Justitie om deze wet hebben gevraagd en hebben
gekregen.

Ik begrijp het federaal parket volkomen. Het parket heeft de

L'objectif poursuivi, à savoir la
protection des policiers, pourrait
bien être compromis. Il aurait fallu
scinder le projet en deux volets,
l'un satisfaisant vu l'échéance du
31 décembre 2005 à l'arrêt
d'annulation de la Cour d'arbitrage
et l'autre comportant de nouvelles
initiatives dont nous aurions pu
débattre sereinement par la suite.
Le parquet fédéral et les services
de police ont toutefois su
convaincre la ministre d'opter pour
la procédure actuelle. A terme
toutefois, cette précipitation
pourrait bien s'avérer contre-
productive.

Au cours de la discussion en
commission de la Justice de la
Chambre déjà, le lien entre le
parquet fédéral et le ministère de
la Justice a été largement mis en
exergue. Cette perception joue un
rôle important du

côté

francophone, comme en témoi-
gnent les réactions véhémentes
du barreau et de la Ligue des
droits de l'homme. Le parquet
fédéral a indiqué en commission
qu'il avait demandé et obtenu cette
loi. La commission de la Justice du
Sénat examine à son tour ce
projet de loi pour l'instant. Si elle
devait adopter un nouvel
amendement, le débat que nous
menons ici aura été sans objet. S'il
est vrai que nous sommes en
présence d'un projet voulu par la
ministre et auquel les partis de la
majorité n'ont d'autre choix que de
se résigner, purement et
simplement, alors le rôle du
Parlement se trouve vidé de sa
substance dans les faits car il
s'agit d'une matière cruciale. Plus
tard, on retiendra seulement, à la
lecture du compte rendu, que
nous avions mis la ministre en
garde contre, par exemple, le
risque de voir détruire des
éléments de preuve dans des
dossiers importants. C'est bien le
seul intérêt de ce débat, à présent
que nous savons comment
l'urgence est concrètement mise
en oeuvre.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

instrumenten nodig. Ik kan er zelfs voor een groot stuk inkomen, op
voorwaarde dat we de rechtszekerheid creëren zodat we zeker zijn
dat deze instrumenten goed kunnen functioneren en achteraf niet
kunnen worden betwist.

We bevinden ons vandaag in een zeer oncomfortabele situatie. Op dit
eigenste moment wordt dit wetsontwerp ook besproken in de
commissie voor de Justitie van de Senaat. Denkt u zich in dat men in
de Senaat een amendement aanneemt. Dat zou dan betekenen dat
deze bespreking zonder voorwerp en zinloos wordt omwille van het
feit dat we een tekst bespreken die eventueel nog zal worden
gewijzigd. Of denkt u zich in dat er in deze assemblee een
amendement zou worden aangenomen, dan is de Senaat aan het
discussiëren over een ontwerp dat niet meer actueel is.

Tenzij, en dat is het punt dat ik wou maken, hier de goede
besluitvorming die nodig is voor een dergelijk belangrijk ontwerp
onmogelijk wordt gemaakt omwille van het feit dat dit een ontwerp van
de minister is waarbij de meerderheidspartijen zich moeten
neerleggen en waar geen enkele ruimte bestaat voor discussie. Dit
zou voor een dergelijk belangrijk ontwerp niet het geval mogen zijn.

Mevrouw de minister, dit is de uitholling van de wijze waarop het
Parlement met dergelijke belangrijke wetsontwerpen moet omgaan.
Wij voeren hier nog een nummertje op om de indruk te wekken dat
het Parlement hier een belangrijke invloed heeft. Het enige nut is dat
men in het Integraal Verslag zal kunnen lezen dat wij de minister
hebben gewaarschuwd wanneer op een bepaald ogenblik in
belangrijke dossiers bewijselementen zullen worden vernietigd of
wanneer het Arbitragehof bepaalde artikelen nietig zal verklaren. Dan
zouden we kunnen zeggen dat we u daarvoor hadden gewaarschuwd.

Dat is eigenlijk de enige waarde van het debat nog op dit ogenblik,
wetend op welke wijze de hoogdringendheid eigenlijk is
georganiseerd.

Ik wil nog op twee punten ingaan die ten dele aan bod gekomen zijn
naar aanleiding van de bespreking.

Het eerste punt is: de controle door de kamer van
inbeschuldigingstelling, mevrouw de minister. Ik meen dat voor de
controle op de bijzondere opsporingsmethodes, die het Arbitragehof
gevraagd heeft, de kamer van inbeschuldigingstelling inderdaad het
geëigende orgaan is. Ik ben het daar volkomen mee eens. Ik schrijf
mij wat dat betreft in in het principe van het wetsontwerp. Maar ik
moet u zeggen dat ik mij grote zorgen maak over de flessenhals die
dreigt te ontstaan bij de KI, die een hele waaier aan opdrachten
gekregen heeft in het kader van de controle op het onderzoek en op
de onderzoeksmethodes.

Ik ben niet volledig in mijn opsomming. Ik heb u de inventaris eens
gevraagd. Misschien moeten wij die oefening toch nog eens
overdoen. Er is de klassieke opdracht van de regeling van de
procedure op het einde van het onderzoek. Er is de algemene
controlebevoegdheid van de kamer van inbeschuldigingstelling,
ingevolge artikelen 136 en 136bis. Er is de controle op de voorlopige
hechtenis, wanneer die er is. En nu gaan wij een vierde
controlebevoegdheid toewijzen, met name de controlebevoegdheid op

La Cour d'arbitrage désigne à
juste titre la chambre des mises
en accusation (CMA) comme
l'organe du contrôle des méthodes
particulières de recherche par
excellence. Mais la CMA pourrait
bien être victime d'un phénomène
d'engorgement.

En effet, ce projet confie une
quatrième mission de contrôle à la
chambre des mises en accusation,
à savoir le contrôle des méthodes
particulières de recherche. À force
d'organiser ces divers contrôles de
manière distincte, il ne sera plus
jamais possible de mener un
dossier important à bonne fin.
Dans ce cas, l'avocat général,
M. Schuermans, et le procureur
général, M. Dekkers, auront eu
raison de craindre que
d'interminables débats de
procédure empêchent de juger
des suspects dans d'importants
dossiers. C'est pourquoi je
préconise d'épurer les activités de
contrôle de la chambre des mises
en accusation. La procédure telle
que prévue dans le projet de loi
est hybride, car elle n'est pas
contradictoire. Les barreaux
pourraient y puiser un argument.
Soit la chambre des mises en
accusation obtient le droit de
contrôle et un débat entièrement
contradictoire est organisé, dans
le cadre duquel les éléments
techniques demeurent dans le
dossier confidentiel pour protéger
les informateurs; soit chaque
partie peut prendre l'initiative de
saisir la chambre des mises en
accusation, par exemple sur la
base de sa compétence de
contrôle générale. Dans ce cas il
n'y a pas de débat contradictoire,
les parties ne sont pas entendues
et la chambre des mises juge de la
légalité de la méthode de
recherche.

Deux possibilités se présentent
donc en réalité. Soit on opte pour
la compétence de contrôle
générale de la chambre des mises
en accusation, sans débat. Soit on
opte pour un débat contradictoire

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

de bijzondere opsporingsmethodes.

Mevrouw de minister, ik meen dat, als wij dat allemaal afzonderlijk
blijven organiseren, wij nooit meer een belangrijk dossier tot een goed
einde zullen kunnen brengen. Ik vrees dat op dat ogenblik advocaat-
generaal Schuermans en procureur-generaal Dekkers gelijk zullen
krijgen dat al die procedures aanleiding zullen kunnen geven tot
eindeloze debatten en dat wij uiteindelijk niet de opdracht vervullen
die de mensen van ons verwachten, met name dat op een bepaald
ogenblik verdachten kunnen worden berecht in belangrijke dossiers.

Ik pleit er niet voor dat er geen controle zou zijn door de kamer van
inbeschuldigingstelling, maar ik pleit ervoor dat een en ander zou
worden gezuiverd. Waarom zou het bijvoorbeeld niet mogelijk zijn
geweest in het kader van onderhavig wetsontwerp de controle op de
bijzondere opsporingsmethodes te doen naar aanleiding van de
regeling van de procedures?

Ik zeg u dat om de volgende aangelegenheid. De discussie die nu
wordt gevoerd over de procedure bij de kamer van
inbeschuldigingstelling, is ontstaan omdat de procedure zoals zij is
uitgewerkt in het wetsontwerp, eigenlijk tweeslachtig is. Het is geen
tegensprekelijke procedure, waar de partijen met elkaar
geconfronteerd worden. Het is een procedure waarbij elk afzonderlijk
wordt gehoord: de procureur-generaal, de burgerlijke partij, de
inverdenkinggestelde, en eventueel de politieofficier die de bijzondere
opsporingsmethodes heeft uitgevoerd. Die worden elk afzonderlijk
gehoord en er is geen confrontatie, er is geen tegenspraak, er is geen
zitting waar de verschillende argumenten met elkaar worden
geconfronteerd.

Vandaar natuurlijk ontstaat dan de discussie over het gebrek aan
tegensprekelijk debat waardoor, naar mijn aanvoelen, de balies wel
eens een argument zouden kunnen hebben om gelijk te halen in de
discussies die ze voeren, dan nog los van de discussie over het
vertrouwelijk dossier.

Volgens mij moet men de keuze maken. Enerzijds kan men de
controle toevertrouwen aan de KI en dan maakt men er een integraal
tegensprekelijk debat van waarbij, naar mijn aanvoelen, de technische
elementen van de informatie en van de onderzoeksmethodes
inderdaad in een vertrouwelijk dossier moeten blijven. Ik geloof
absoluut dat bijvoorbeeld het beschermen van de informanten, de
identiteit en de techniek op zich, niet het voorwerp moet zijn van het
debat. Dit is volgens mij absoluut noodzakelijk want als we dit niet
doen hebben geen enkele informant meer. Ik heb dus geen probleem
met een volledige tegensprekelijke procedure.

Hier hebt u echter een halfslachtige keuze gemaakt. De KI hoort
weliswaar de partij maar er is geen tegenspraak. Anderzijds kan men
de andere keuze nemen, die ook een mogelijkheid is en waar ik
eigenlijk geen probleem mee heb. Ik weet echter dat dit
bediscussieerbaar is. Men zegt dan dat elke partij het initiatief kan
nemen om de KI aan te spreken voor de controle van de bijzondere
opsporingsmethodes, bijvoorbeeld in het kader van artikel 136 en
136bis en dus de algemene controlebevoegdheid van de KI. Dan is er
zeker geen tegenspraak en de partijen worden zelfs niet gehoord. Het
dossier wordt overgemaakt en de KI oordeelt of de wettelijkheid van

englobant le dossier confidentiel
réduit au minimum.

Il aurait été utile, lors de l'examen
au Parlement, de tenter d'intégrer
le contrôle des méthodes
particulières de recherche dans
les procédures existantes. En
menant un débat plus approfondi,
nous aurions pu parer à la critique
selon laquelle les chambres des
mises en accusation seront le
théâtre de batailles procédurales
qui risquent de paralyser le cours
de la justice en nuisant à son
efficacité et à sa rapidité.

Le projet prévoit des juges
d'instruction fédéraux spécialisés
dans les dossiers de terrorisme. À
cet égard, je voudrais mettre en
garde contre une confiance
aveugle dans les juges
d'instruction. Nul n'est infaillible. Si
un juge d'instruction commet une
erreur, les conséquences peuvent
être désastreuses.

Les juges d'instruction spécialisés
n'ont de sens que s'il existe
également des juridictions
d'instruction spécialisées, car il est
impossible de garantir un contrôle
efficace sans cette condition. Les
juridictions d'instruction connais-
sent actuellement une telle
surcharge de travail que le
traitement des dossiers est en
passe de devenir une procédure
de routine au sein des chambres
du conseil et des chambres des
mises en accusation. En effet, il ne
leur est plus possible de travailler
minutieusement par manque de
moyens et de possibilités.

Le projet de loi prévoit un juge
d'instruction spécialisé par ressort,
avec un francophone et un
néerlandophone à Bruxelles. Il
faudrait donc trouver un total de
six spécialistes en terrorisme.
J'espère que nous les trouverons.
Il faudra prévoir toute une
formation. Selon la ministre, c'est
le Conseil supérieur de la Justice
qui assurerait ces formations. Y
trouve-t-on tellement de

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

de onderzoeksmethodes aanwezig is.

Het is eigenlijk een dubbele mogelijkheid. Ofwel neemt men
artikel 136 en 136bis, dus de algemene controlebevoegdheid van de
KI, zonder debat. Ofwel neemt men het tegensprekelijk debat in zijn
globaliteit met het vertrouwelijk dossier, gereduceerd tot het minimum
minimorum. Ik denk dat de balies daarvan te overtuigen moeten zijn.
Dit zou dan het voordeel hebben dat wij deze controle integreren in
wat al bestaat en dat we eigenlijk geen nieuwe procedure invoeren
naast de reeds bestaande, de algemene controle en de controle naar
aanleiding van de regeling van de procedure, desgevallend de
voorlopige hechtenis. Het zou heel nuttig zijn geweest als we dit in het
kader van de bespreking van dit wetsontwerp hadden kunnen doen
omdat we op die manier de procedure vereenvoudigd en versneld
zouden hebben. We konden dan de kritiek pareren die nu bestaat en
waarbij men zegt dat men voor die kamer van inbeschuldigingstelling
procedureslagen zal leveren tot in het oneindige en dat men nooit
binnen een redelijke termijn tot een uitspraak zal komen. Vandaar,
mevrouw de minister, dat het zeer interessant zou zijn geweest als we
het debat grondiger hadden kunnen voeren. Wij waren bereid om
daaromtrent alternatieven voor te stellen.

Ik kom tot een laatste punt. Het is in dit debat nog niet ter sprake
gekomen. Het gaat namelijk om de zogenaamde federale
gespecialiseerde onderzoeksrechters. Er is nog weinig over
gesproken. Ik begrijp natuurlijk dat de installatie van gespecialiseerde
onderzoeksrechters voor terrorisme een verleidelijk idee is. Ik kan
daar ook inkomen, ik denk dat het belangrijk is dat wij over
onderzoeksrechters beschikken die gespecialiseerd zijn in deze
materie en die dus ook federale bevoegdheid hebben. Ik wil alleen
toch enigszins waarschuwen voor dat blindelings vertrouwen in de
onderzoeksrechter dat blijkbaar bij velen bestaat. De
onderzoeksrechter als instituut is interessant, is belangrijk, is
onafhankelijk en onderzoekt à charge en à décharge. Collega's, er
zijn echter altijd mensen die falen en die kunnen falen.

In de mate dat de onderzoeksrechter faalt, ontstaat een enorm risico
omdat zijn macht en zijn bevoegdheid bijzonder groot zijn, net zoals
zijn onafhankelijkheid, waardoor er af en toe problemen kunnen
ontstaan. Kortom, ik heb geen probleem op zich met de
gespecialiseerde onderzoeksrechters, maar waarschuw wel voor een
blindelings vertrouwen. Er is evenwel meer. Als er gespecialiseerde
onderzoeksrechters zijn, mevrouw de minister, moeten we ook
beschikken over gespecialiseerde onderzoeksgerechten. Dan is de
controle pas efficiënt. We hebben reeds vele keren vastgesteld de
heer Marinower heeft er reeds op gewezen dat de
onderzoeksgerechten dermate overbelast zijn dat de behandeling van
de dossiers voor de raadkamers en de KI's bijna een
routineaangelegenheid is geworden omdat zij niet de middelen en
mogelijkheden hebben om dit grondig en ten gronde te doen. In de
hoorzitting in de commissie heeft procureur-generaal Schins er zeer
duidelijk op gewezen dat dit niet zal kunnen zonder bijkomende
middelen.

Mevrouw de minister, men heeft het in het wetsontwerp over minstens
een gespecialiseerde onderzoeksrechter per ressort. In Brussel moet
er altijd een Nederlandstalige en een Franstalige zijn. Ik vraag me af
of ons land over zes gespecialiseerde onderzoeksrechters inzake

spécialistes de la lutte contre le
terrorisme?

Reste également à savoir
pourquoi le doyen des juges
d'instruction de Bruxelles se verrait
confier, uniquement sur la base de
son ancienneté, la compétence de
répartir les dossiers de terrorisme
entre les différents juges
d'instruction. Ses décisions
seraient souveraines, il ne devrait
respecter aucun critère objectif et
ne devrait pas davantage se
justifier. Il désignerait non
seulement le juge d'instruction,
mais également la juridiction
d'instruction, le tribunal
correctionnel compétent et le juge
du fond. Il s'agit d'une position de
force absolument inouïe. Le grand
âge s'accompagne-t-il donc
toujours de la sagesse?

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

terrorisme beschikt. Met alle respect en dit doet geen afbreuk aan hun
kwaliteiten, in België evenwel beschikken over zes gespecialiseerde
onderzoeksrechters inzake terrorisme is niet niks. Ik hoop dat we ze
zullen vinden. Inzake deze specialisatie zal er nog heel wat moeten
geïnvesteerd worden. Op dit ogenblik is men alleen gespecialiseerd
omdat men geleidelijk aan door de praktijk ervaring opbouwt in een
dossier. In deze zin is in geen enkele opleiding voorzien. U hebt
gezegd dat de Hoge Raad voor de Justitie zich daarmee bezig zal
houden. Ik ga daarmee akkoord. In die Hoge Raad moet ik evenwel
nog de eerste tegenkomen die echt gespecialiseerd is in de materie
van de onderzoeksmethodes en de materie van het terrorisme. Dat
doet geen afbreuk aan de Hoge Raad voor de Justitie. We moeten
echter voorzichtig zijn met onze lof over de gespecialiseerde
onderzoeksrechter. We kunnen beter rustig blijven in een materie
waar de beheersing een absolute vereiste is.

Gespecialiseerde onderzoeksrechters, ja voor zover ze
gespecialiseerd zijn en voor zover men beschikt over
gespecialiseerde onderzoeksgerechten. Die hebben we niet. Wat de
gespecialiseerde onderzoeksrechters betreft, weet u mevrouw de
minister, dat ik een quasi allergisch probleem heb met de deken van
de onderzoeksrechters in Brussel die alleen door zijn anciënniteit de
uitermate belangrijke bevoegdheid krijgt om aan te duiden welke
onderzoeksrechter in een terrorismedossier zal worden aangesteld en
waarbij hij zich op geen enkel objectief criterium moet baseren. Hij is
het omdat hij de oudste is. Ik neem aan dat leeftijd garant kan staan
voor kwaliteit. Ik zou mezelf tegenspreken mocht dit niet het geval
zijn, maar er kunnen uitzonderingen zijn. Alleen omdat men oud is zou
men dus ook wijs zijn, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter: Dat is geen algemene regel.

Le président: Ce n'est pas une
règle générale!

01.05 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dat is het

punt dat ik wil maken.

De voorzitter: Ik maak het voor u.

01.06 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega's, de

consequenties zijn enorm. De oudste onderzoeksrechter van Brussel
- daar zal het gebeuren; voor degenen die geen vertrouwen hebben in
de justitie in de omgeving van Brussel is dit niet onbelangrijk - zal niet
alleen bepalen wie de onderzoeksrechter en het onderzoeksgerecht
zijn, maar hij zal ook de bevoegde correctionele rechtbank en rechter
ten gronde bepalen. Dat is een ongelooflijke machtspositie.

01.07 Laurette Onkelinx, ministre: Ce n'est pas le parquet fédéral

qui choisit son juge d'instruction.

01.07 Minister Laurette

Onkelinx: Het federaal parket
kiest de onderzoeksrechter niet.

01.08 Tony Van Parys (CD&V): Ja, dat weet ik. En u hebt gelijk. Ik

ga akkoord dat het het federaal parket niet mag zijn. Maar om dan te
zeggen dat het de deken van de onderzoeksrechter moet zijn...

Mevrouw de minister, stelt u zich voor dat men in staat zou kunnen
zijn om op een of andere manier vat te krijgen op de deken van de
onderzoeksrechters, dat hij zo oud is geworden dat hij beïnvloedbaar
wordt. Op dat ogenblik bepaalt hij het hele loop van het dossier. Ik zeg

01.08 Tony Van Parys (CD&V):

Le parquet fédéral ne convient
pas, mais le doyen constitue-t-il
dans ce cas la seule option? Il
peut déterminer à lui seul le
déroulement de l'ensemble de
l'instruction. Pourquoi ne désigne-
t-on pas tout simplement le juge

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

niet dat dat nu het geval is en ik besef de relativiteit van mijn
hypothese, maar in terrorismedossiers moeten wij in mechanismen
voorzien en ze invullen om dergelijke praktijken te voorkomen.

De deken van de onderzoeksrechter moet geen criterium aanduiden.
Hij moet alleen zeggen wie bevoegd is, zelfs zonder een reden te
vermelden, bijvoorbeeld omdat iemand meer gespecialiseerd is in
financiële dossiers dan in dossiers van georganiseerde criminaliteit.
Hij hoeft geen enkel criterium te geven, hij hoeft zich niet te
verantwoorden.

Er is, naar mijn aanvoelen, ook in geen enkel rechtsmiddel voorzien.

Ik vind dat dat een zwak element is. Het haalt natuurlijk het
wetsontwerp niet onderuit. Maar volgens mij moet er toch naar een
oplossing gezocht worden. Mijn voorstel bestaat erin de
onderzoeksrechter aan te stellen van het ressort waar de feiten zijn
gepleegd. Vermits er in elk ressort een gespecialiseerde
onderzoeksrechter is, is dat mogelijk. Dat zou al een objectieve basis
kunnen zijn waardoor de eenzijdige organisatie van afhandeling en
behandeling van dossiers minstens voorkomen kan worden. We
hebben situaties meegemaakt waar dat probleem toch wel bijzonder
delicaat lag.

Een laatste punt is het volgende. Het gaat om een bepaling die naar
mijn aanvoelen risico's inhoudt voor de procedure van de
gespecialiseerde onderzoeksrechter. Wat is er gebeurd? In het
wetsontwerp hebt u aan de gespecialiseerde onderzoeksrechter de
uitsluitende bevoegdheid gegeven om op te treden in
terrorismedossiers. In artikel 15 zegt u dat, als men geconfronteerd
wordt met feiten die te maken hebben met terrorisme, de federale
procureur het dossier moet bezorgen aan de deken, die het bezorgt
aan de gespecialiseerde onderzoeksrechter. Het is dus een
exclusieve, uitsluitende bevoegdheid van die onderzoeksrechters.
Welnu, ik denk dat wij voor een probleem dreigen te komen staan ten
gevolge van eventuele bevoegdheidsconflicten tussen de
gespecialiseerde onderzoeksrechters en de zogenaamde gewone
onderzoeksrechters. Wij hebben dat probleem ook besproken toen
we het hadden over het federaal parket. U zult zich dat herinneren.
Toen wij de federale procureur hebben geïnstalleerd, die ook
specifiek bevoegd is voor een welbepaalde materie en dus ook een
exclusieve bevoegdheid heeft, hebben we een amendement
goedgekeurd om te vermijden dat handige advocaten procedure-
incidenten en bevoegdheidsconflicten zouden opwerpen inzake de
bevoegdheid van de federale procureur enerzijds en van de procureur
des Konings of van de procureur-generaal anderzijds. Dat
amendement bepaalt dat er, in geval van bevoegdheidsproblemen
tussen de federale procureur en de procureur des Konings, geen
nietigheden opgeworpen kunnen worden.

Die bevoegdheidsconflicten kunnen dus geen aanleiding geven tot
onregelmatigheden in de procedure. Ik vrees dat we hier met identiek
hetzelfde probleem zitten. Die gespecialiseerde onderzoeksrechters
zijn bevoegd inzake terrorisme, de gewone onderzoeksrechters zijn
bevoegd inzake andere dossiers. Welnu, op het ogenblik dat er zich
een bevoegdheidsconflict voordoet, dan zou het wel eens goed
kunnen dat onderzoeksdaden die gesteld zijn door de niet-bevoegde
onderzoeksrechter nietig kunnen worden verklaard, of minstens het

d'instruction du ressort où se sont
produits les faits? Ainsi, chaque
dossier reposerait du moins déjà
sur une base objective.

Dans le cadre du projet, le juge
d'instruction spécialisé dispose de
la compétence exclusive
d'intervenir dans des dossiers liés
au terrorisme. Le procureur fédéral
doit transmettre tout dossier en la
matière au doyen, qui le
transmettra à son tour au juge
d'instruction spécialisé. Il peut en
résulter des conflits de
compétence. Par analogie avec le
projet relatif au parquet fédéral, il
conviendrait d'ajouter que les
conflits de compétence ne peuvent
donner lieu à des irrégularités
dans le cadre de la procédure. Les
actes d'instruction posés par un
juge incompétent, un juge
d'instruction `ordinaire,' ne peuvent
dans ce cas être déclarés nuls.
Cette possibilité existe dans le
cadre du présent projet et les
avocats ne manqueront pas d'y
recourir. Un conflit de compétence
se produira également souvent
dès lors qu'on peut tout à fait
imaginer qu'un acte a priori non
terroriste s'avère l'être néanmoins
ou inversement. Qu'advient-il par
ailleurs des actes d'instruction
posés par le `mauvais' juge
d'instruction?

Je conseille à la ministre de
présenter un amendement à ce
sujet. Je m'abstiendrai de le faire
moi-même pour ne pas ralentir la
procédure.

Ceci constitue vraiment un
problème fondamental qui
empêchera que des suspects
puissent être traduits rapidement
et efficacement devant le tribunal.
Une bonne administration aurait
requis que nous nous limitions
aujourd'hui à examiner les articles
rétablis après annulation par la
Cour d'arbitrage pour consacrer
ensuite un débat approfondi aux
autres méthodes.
Malheureusement, il n'en a pas
été ainsi.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

voorwerp zullen zijn van een betwisting voor de onderzoeksgerechten.
Daardoor krijgen we opnieuw een cascade van procedureslagen voor
de onderzoeksgerechten.

Vandaar dat ik u zou willen voorstellen om in deze tekst, net zoals wij
dat gedaan hebben voor de federale procureur, op te nemen dat
bevoegdheidsconflicten tussen de gespecialiseerde
onderzoeksrechter en de gewone onderzoeksrechter geen aanleiding
kunnen geven tot nietigheden. Dat is identiek hetzelfde artikel als het
artikel waarin wij hadden voorzien bij het federaal parket. Anders
zitten we immers met een probleem.

Ik geef een voorbeeld uit het buitenland: de brand in Londen. Men
gaat er bij de eerste vaststellingen vanuit dat het een ongeval is.
Achteraf stelt men in dit hypothetische voorbeeld echter vast dat
het mogelijkerwijze om een terroristische aanslag gaat. Wat gebeurt
er dan? Bij het ongeval wordt een gewone onderzoeksrechter
aangesteld. Hij is op de plaats van de feiten en stelt een aantal
onderzoeksdaden. Achteraf blijkt dan dat er aanleiding is om een
gespecialiseerde onderzoeksrechter aan te stellen. De vraag is dan:
wat is het lot van de daden die de gewone onderzoeksrechter heeft
gesteld?

Het omgekeerde kan ook: een feit wordt vastgesteld en het federaal
parket, dat graag de bijzondere opsporingsmethodes in dat dossier
mogelijk maakt, kwalificeert het als terrorisme. De gespecialiseerde
onderzoeksrechter wordt aangesteld en er worden een aantal
bijzondere onderzoeksmethodes gebruikt. Achteraf blijkt het dan niet
om terrorisme te gaan, maar om een misdrijf van gemeen recht. Dan
is de vraag: de daden die door de onderzoeksrechter zijn gesteld of
goedgekeurd in het kader van die bijzondere opsporingsmethodes,
zijn die rechtsgeldig of kunnen ze nietig worden verklaard indien
achteraf blijkt dat een gewone onderzoeksrechter had moeten worden
aangesteld?

Om dat te voorkomen, durf ik u aan te raden een amendement in te
dienen. Ik heb er een klaar, maar zal het niet doen omwille van het feit
dat u zelf perfect het initiatief kunt nemen. Bovendien wil ik de
bespreking niet vertragen. Het is net als met het federaal parket:
indien er bevoegdheidsconflicten dreigen te ontstaan, heeft dat geen
invloed op de regelmaat van de procedure. Het was trouwens de heer
Coveliers toen nog lid en fractievoorzitter van de VLD die destijds
bij de bespreking van het federaal parket dat amendement heeft
ingediend, dat ook werd goedgekeurd.

Hier dreigt opnieuw een fundamenteel probleem dat aanleiding kan
geven tot tal van incidenten. In de eerste plaats dreigen we op deze
wijze en dat gaat dan niet zozeer over de procedure ten aanzien
van de meest belangrijke dossiers, zoals die inzake terrorisme, niet in
staat te zijn om tijdig, snel en efficiënt de verdachten voor de
rechtbank te brengen zodat recht kan geschieden.

Het is in dit licht, mevrouw de vice-premier, dat ik deze tussenkomst
heb gehouden: helemaal niet met de bedoeling om wat dan ook te
vertragen of een niet-constructieve houding aan te nemen, maar om u
te wijzen op de fundamentele problemen die zich hier stellen wegens
de haast waarmee we dit hebben moeten behandelen. Goed bestuur
zou hebben verondersteld dat we hier vandaag de stemming hielden

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

over de artikelen die het Arbitragehof heeft vernietigd en die worden
gerepareerd, en dat we de discussie ten gronde over de andere
methodes rustig zouden kunnen voeren, met een kalender die wij
perfect hadden kunnen afspreken. Dan hadden wij met zekerheid
deze bijzondere opsporingsmethodes kunnen aanbieden aan onze
politiediensten, mits respect van alle rechten en zonder dat er
achteraf betwistingen hadden kunnen zijn. Het is jammer dat we dit
niet hebben kunnen doen.

Le président: Afin d'alterner les langues, je donne la parole à Mme Nagy.

01.09 Marie Nagy (ECOLO): Monsieur le président, madame la vice-

première ministre, chers collègues, deux questions peuvent se poser
au sujet de la discussion du projet de loi concernant les méthodes
particulières de recherche.

La première est d'ordre général et concerne la menace terroriste. Le
terrorisme constitue-t-il une menace pour notre pays, et faut-il le
combattre résolument? Ma réponse est oui, trois fois oui, bien sûr.
Mais si l'objectif principal du terrorisme est de mettre en danger notre
démocratie, il ne faut surtout pas que les outils que nous créons afin
de le contrer limitent de manière disproportionnée nos libertés
fondamentales.

La deuxième se pose comme suit: le projet de loi dont nous discutons
aujourd'hui va-t-il trop loin? La réponse est oui.

Madame la ministre, je vous ai dit que je ne doutais pas de votre
sincérité quand vous vous exprimiez sur le nécessaire équilibre à
préserver entre l'efficacité dans la lutte contre le terrorisme et le
maintien de nos garanties démocratiques. Mon a priori est toujours
favorable, mais je dois aussi constater, à l'issue des débats et
auditions en commission et des autres éléments livrés par l'actualité,
que les représentants de la police et du parquet - fédéral, notamment
-, dont mon collègue M. Van Parys a souligné la place très troublante
en commission, se sont approprié véritablement le projet comme si
c'étaient eux qui le portaient et le soutenaient franchement.

Toutefois, il faut aussi remarquer que le projet mobilise une
opposition fort inhabituelle, allant de la Ligue des droits de l'homme à
d'éminents juges d'instruction en passant par des membres des
barreaux. Maintenant, une pétition a été lancée et signée par des
centaines d'avocats, l'Association des avocats pour la démocratie - à
l'initiative de cette pétition -, l'Association générale des journalistes
professionnels, des professeurs de droit, et j'en passe.

01.09 Marie Nagy (ECOLO): Al is

het terrorisme er vooral op gericht
onze democratie in gevaar te
brengen, dan nog mogen de
instrumenten die we in het leven
roepen om het te bestrijden onze
fundamentele vrijheden niet op
onevenredige wijze beperken. Het
voorliggende ontwerp gaat te ver.
De vertegenwoordigers van politie
en parket, en meer bepaald van
het federaal parket, hebben zich
dit ontwerp op een verontrustende
wijze toegeëigend. Deze tekst lokt
overigens ongewoon veel protest
uit, zowel vanwege de "Ligue des
droits de l'homme", een aantal
eminente onderzoeksrechters als
vanwege een aantal leden van de
balie. Er werd een petitie gestart,
die onder meer ondertekend werd
door honderden advocaten, door
de Algemene Vereniging van
beroepsjournalisten in België en
door hoogleraren in de rechten.

01.10 Laurette Onkelinx, ministre: Madame, en 2003 déjà!

01.11 Marie Nagy (ECOLO): Y avait-il une pétition, madame, à cette

époque?

01.12 Laurette Onkelinx, ministre: Peu importe! Il y a eu la même

interrogation, le même débat de société en 2003.

01.12 Minister Laurette

Onkelinx: In 2003 heeft men zich
dezelfde vraag gesteld en heeft
hetzelfde maatschappelijk debat
plaatsgevonden.

01.13 Marie Nagy (ECOLO): Madame la ministre, se tromper est 01.13 Marie Nagy (ECOLO): Er

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

humain, mais persévérer dans l'erreur est diabolique. Ce n'est pas
une raison!

Une mobilisation a vu le jour, des arguments ont été échangés et
relayés dans la presse. Nous avons eu l'occasion d'en débattre en
commission. Même le Conseil supérieur de la Justice, qui nous a
transmis un avis d'initiative - nous avons eu une discussion sur le fait
que rien ne lui avait été demandé , s'interroge sur nombre de points
qui restent pour le moins sujets à interprétation.

A mon avis, il convient donc de prendre ces éléments en
considération et d'estimer comment les équilibres sont appréciés d'un
côté et de l'autre, tant par ceux qui mènent une action contre le
terrorisme que par les gardiens des garanties des libertés.

Aujourd'hui, même dans la presse, le procureur du Roi de Charleroi
indique que, je le cite: "la loi antiterroriste est virtuellement en sursis".
Il se demande si la procédure de contrôle secret sur le dossier
confidentiel passera la rampe de la Cour européenne des droits de
l'homme, en raison de la jurisprudence de cette Cour.

Face à toutes ces critiques, peu de modifications ont été apportées au
texte initialement déposé. De plus, la période durant laquelle nous
discutons ce texte, soit juste avant les vacances parlementaires et
avant la date du 1

janvier 2006 imposée par l'arrêt de la Cour

d'arbitrage pour les mesures qu'elle a partiellement annulées,
constitue un délai très court. Tout cela empêche d'étudier en
profondeur les interprétations et les questions en attente et de
trancher en connaissance de cause.

Force est de reconnaître que, malgré vos réponses et toute la
conviction que vous y mettez, les principales interrogations sur le
projet demeurent.

Ces interrogations portent sur la distinction opérée entre lieu privé et
domicile pour autoriser les contrôles visuels discrets, ainsi que
l'application de la loi sur le secret des sources, garanti aux
journalistes. Elles portent sur la question du dossier confidentiel relatif
aux MPR, donc à la garantie des droits de la défense qui doit être de
mise.

Elles portent aussi sur la possibilité pour les indicateurs de commettre
des infractions pour obtenir certaines informations. Je reviendrai
ultérieurement de manière plus approfondie sur ces points.

Comme d'autres l'ont déjà dit, le projet en discussion est une loi de
réparation. La loi du 6 janvier 2003, partiellement annulée par la Cour
d'arbitrage dans son arrêt 202 de 2004, avait, déjà à l'époque, suscité
de nombreuses remarques et critiques. Des amendements avaient
donc été déposés, y compris par mon groupe. L'arrêt de la Cour a
confirmé partiellement les analyses qui ont été faites à l'époque.

L'intitulé du projet en examen assure qu'il s'agit de lutter contre le
terrorisme et la criminalité grave et organisée. En réalité, à la suite de
l'annulation partielle par la Cour d'arbitrage, ce projet procède au
renforcement des certaines techniques policières. Toutefois, le texte
ne définit ni la notion de terrorisme, ni celle de criminalité grave et
organisée. Au contraire, il a pour vocation de s'appliquer à la

heeft een mobilisatie plaats-
gevonden. Wij hebben de
gelegenheid gehad om een en
ander in de commissie te
bespreken. Zelfs de Hoge Raad
voor Justitie plaatst vraagtekens
bij tal van punten die nog voor
interpretatie vatbaar zijn. De
procureur des Konings van
Charleroi vraagt zich af of de
procedure van de geheime
controle met betrekking tot het
vertrouwelijk dossier de toetsing
van het Europees Hof voor de
mensenrechten zal doorstaan.

Gelet op al die kritiek werden aan
de oorspronkelijke tekst maar
weinig verbeteringen aangebracht.
De opgelegde termijnen zijn kort
en beletten ons om met kennis
van zaken knopen door te hakken.

Er blijven nog tal van vraagtekens,
met name betreffende het
onderscheid tussen private plaats
en woning, alsook over de
toepassing van de wet op het
bronnengeheim. Dat geldt ook
voor de kwestie van het
vertrouwelijk dossier, en dus over
het garanderen van de rechten
van de verdediging, alsook voor de
mogelijkheid die aan de
informanten wordt gelaten om
strafbare feiten te plegen.

Het voorliggende ontwerp is een
reparatiewet van de wet van 2003.
Dit ontwerp beoogt de uitbreiding
van bepaalde politietechnieken.
Het definieert noch het begrip
terrorisme, noch dat van zware of
georganiseerde criminaliteit. Het is
bedoeld voor de opsporing van
daders van elke inbreuk die
strafbaar is met een gevangenis-
straf van een jaar. Het ontwerp
breidt het toepassingsgebied van
die methoden uit tot nieuwe feiten
zoals het geen gevolg geven aan
een hechtenisbriefje, ongeacht de
feiten en de uitgesproken straf.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

recherche des auteurs de toute infraction de nature à entraîner un
emprisonnement d'un an. Comme cela a été démontré en
commission, il ne s'agit donc pas seulement d'actes de terrorisme.

Le projet étend encore le champ d'application de ces méthodes à de
nouveaux faits comme le refus d'obtempérer à un billet d'écrou, ce
quels que soient les faits et la peine prononcée.

01.14 Laurette Onkelinx, ministre: Cela n'est pas vrai. (...)

01.14 Minister Laurette

Onkelinx: Dat is niet het geval.

01.15 Thierry Giet (PS): Monsieur le président, les propos tenus par

Mme Nagy sont contraires aux textes et notamment à un
amendement dont j'ai été l'instigateur. Je souhaite donc préciser que
le texte ne s'applique pas à l'ensemble des hypothèses selon
lesquelles quelqu'un tente de se soustraire à sa peine. Il faut remplir
les conditions pour l'application des mesures particulières de
recherche. C'est écrit noir sur blanc.

01.15 Thierry Giet (PS): Dat is in

strijd met de tekst en meer
bepaald in strijd met een
amendement dat ik heb ingediend.
De tekst is niet automatisch van
toepassing op iemand die probeert
zijn straf te ontlopen.

01.16 Marie Nagy (ECOLO): Monsieur Giet, lors des discussions en

commission, il est apparu qu'il y a l'interprétation donnée par les
représentants de la majorité qui découlait du texte déposé, et celle
donnée par le procureur général qui est un peu différente. Je veux
donc bien admettre qu'en modifiant le texte, il a été répondu à la
critique qui avait été émise. Si j'ai manqué de précision sur ce point, je
vous prie de bien vouloir m'en excuser.

Ces méthodes consistent faut-il le rappeler à infiltrer et à recourir
aux indicateurs. Les comptes et coffres bancaires de suspects
pourront également être observés à la simple demande du parquet.
Ce dernier pourra autoriser les services de police à pénétrer, à l'insu
des intéressés, dans les locaux professionnels, à l'exception des
cabinets médicaux et d'avocats, pour y effectuer des fouilles ou y
placer des micros et caméras de surveillance.

Ces méthodes d'enquête ont pour caractéristiques l'immixtion dans la
vie privée et l'usage de ruses policières. Qui plus est, la mise en
oeuvre déroge également aux principes généraux de la procédure
pénale, puisque les données y afférentes sont consignées dans le
dossier confidentiel.

La distinction prévue à l'article 6 entre lieu privé et domicile reste
problématique. Pour le contrôle visuel discret opéré dans un domicile,
l'autorisation d'un juge d'instruction est nécessaire, ce qui n'est pas le
cas des autres lieux privés, où ce contrôle peut être décidé par le
procureur du Roi sans intervention du juge d'instruction. Or, en
dissociant domicile et autre lieu privé, l'article 6 restreint la protection
prévue par l'article 8 de la Convention européenne des droits de
l'homme, qui protège le domicile et la vie privée, la notion de domicile
étant largement interprétée par la jurisprudence.

En outre, la limite entre le domicile ainsi que ses dépendances visées
à l'article 6 et les autres lieux privés est floue et donnera lieu à des
contestations. Nous l'avons déjà entendu exprimer par les différents
intervenants. La question du contrôle visuel est d'autant plus aiguë
qu'il est prévu qu'il pourra s'exercer à tout moment, au lieu de la
restriction habituelle entre 21 heures et 5 heures du matin, ce qui est
également contestable.

01.16 Marie Nagy (ECOLO): Ik

geef grif toe dat op die kritiek werd
ingegaan.

De methodes in kwestie bestaan
erin te infiltreren en een beroep te
doen op informanten. Verdachte
rekeningen en bankkluizen kunnen
op eenvoudig verzoek van het
parket eveneens onder toezicht
worden geplaatst. Het parket kan
de politiediensten toestemming
geven om, buiten medeweten van
de betrokkenen, bedrijfsruimten,
behalve dokterspraktijken en
advocatenkantoren, te betreden
om er huiszoekingen uit te voeren
of ze onder toezicht te plaatsen.

Die methoden, waarbij de politie
gebruik maakt van listen, vormen
een inbreuk op de privacy. Meer
nog, de tenuitvoerlegging ervan
wijkt eveneens af van de
strafrechtspleging.

Het in artikel 6 gemaakte
onderscheid tussen private plaats
en woning doet nog altijd
problemen rijzen. Bovendien is de
afbakening tussen de woning en
de andere private plaatsen vaag.
Daarom dien ik een amendement
in dat ertoe strekt tot de vroegere
situatie terug te keren. Ik zal
eveneens een amendement in
bijkomende orde indienen dat
ertoe strekt de woonplaats van
een journalist gelijk te schakelen

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Dès lors, je déposerai un amendement visant à supprimer cet article 6
ainsi qu'à modifier l'article 17 modifiant l'article 89ter, afin que l'on
revienne à la procédure antérieure nécessitant l'autorisation du juge
d'instruction pour pénétrer dans des lieux privés. Je dépose
également un amendement subsidiaire pour le cas où l'article 6 ne
serait pas supprimé. En effet, j'ai entendu les débats tant commission
qu'en séance plénière sur la notion évolutive du domicile. Au cas où
cet amendement ne serait pas retenu, j'ai prévu un amendement
subsidiaire visant à assimiler la résidence du journaliste à celle de
l'avocat et du médecin, lieux pour lesquels l'autorisation du juge
d'instruction est nécessaire.

Le dossier confidentiel relatif aux méthodes particulières de recherche
de l'observation et de l'infiltration telles que prévues aux articles 10 et
12 du projet est aussi un point qui pose problème. La méthode du
dossier confidentiel montre combien il est difficile de trouver un
équilibre entre le principe de l'égalité des armes dans le procès pénal,
qui implique la faculté pour la défense de prendre connaissance des
éléments de preuve retenus contre elle, et la nécessaire protection
des témoins et personnes qui ont participé aux méthodes particulières
de recherche.

Dès lors, il serait préférable de laisser au juge d'instruction la tâche de
décider, au moment de la clôture de l'instruction, ce qui, dans le
contexte d'une enquête, doit être maintenu confidentiel et ce qui peut
être versé dans le dossier répressif. Je dépose un amendement
visant à permettre au juge d'instruction de faire un examen de mise
en balance entre la nécessité de maintenir secrets certains éléments
et les droits de la défense.

Il faut, dans la mesure du possible, préserver le droit de contester la
légalité des méthodes particulières de recherche qui ont été
pratiquées à son encontre.

L'article 13 du projet qui prévoit la possibilité pour les indicateurs de
commettre des infractions. Je comprends bien que, pour des
indicateurs, le fait de refuser de commettre une infraction peut
compromettre leur rôle de surveillance des organisations criminelles.
Or, vu qu'il est difficile de remplacer ces indicateurs, étant donné les
connaissances "pointues" qu'ils doivent avoir de ces organisations, le
projet opte pour une solution qui leur permet de commettre des
infractions tout en gardant un pied dans ces organisations criminelles.
Cependant, l'autorisation pour des délinquants de commettre des
infractions pose beaucoup de problèmes, à la fois d'ordre éthique
mais également pratique, notamment en ce qui concerne leur contrôle
par la police et le risque d'escalade à la commission des infractions
autorisées.

Le projet de loi prévoit que six conditions doivent être remplies pour
que des indicateurs puissent commettre des infractions. Ces
infractions doivent être absolument nécessaires, elles doivent être
proportionnelles à l'intérêt; elles ne peuvent pas directement et
gravement porter atteinte à l'intégrité physique des personnes; elles
devront être portées préalablement à la connaissance du procureur
qui pourra les autoriser et qui, dans une décision écrite, devra
indiquer les infractions qui pourront être commises.

met die van een advocaat en van
een arts.

Ook de kwestie van het
vertrouwelijk dossier geeft
aanleiding tot problemen. Het zou
dan ook verkieslijk zijn om aan de
onderzoeksrechter te laten
beslissen, op het ogenblik dat het
onderzoek rond is, wat als
vertrouwelijk moet worden
beschouwd en wat bij het
strafdossier kan worden gevoegd.
Ik zal een amendement in die zin
indienen.

Het recht om de wettelijkheid van
de bijzondere onderzoeks-
methoden aan te vechten moet in
de mate van het mogelijke worden
gevrijwaard.

Wat artikel 13 van het ontwerp
betreft, mag duidelijk zijn dat,
indien de tipgevers weigeren een
strafbaar feit te begaan, zulks hun
rol in het gedrang kan brengen. De
toelating voor delinquenten om
strafbare feiten te plegen leidt
echter tot heel wat problemen,
zowel van ethische als van
praktische aard. Ook al bepaalt
het wetsontwerp zes voorwaarden
waaraan moet voldaan zijn voor de
tipgevers strafbare feiten mogen
plegen, dan nog lijkt het me
noodzakelijk elk strafbaar feit uit te
sluiten dat de fysieke integriteit
van een persoon in min of meer
ernstige mate, rechtstreeks of
onrechtstreeks, in het gedrang zou
kunnen brengen.

Onze stemming zal uiteraard
afhangen van het lot dat onze
amendementen te beurt zal vallen.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

La troisième condition pose problème car elle semble n'exclure que
les infractions susceptibles de porter atteinte directement et
gravement à l'intégrité physique des personnes. Il me semble
nécessaire d'exclure toute infraction susceptible de porter une
atteinte, quelle qu'elle soit, grave ou moins grave, directe ou indirecte,
à l'intégrité physique d'une personne.

Le sort réservé aux amendements que je dépose déterminera
évidemment le vote d'Ecolo.

Les modifications proposées par mon groupe sont: un meilleur
contrôle par le juge d'instruction avec un corollaire qui est le respect
de la loi sur le secret des sources, un meilleur exercice du
contradictoire dans le cadre du dossier confidentiel et enfin un
meilleur encadrement de la possibilité pour les indicateurs...

01.17 Thierry Giet (PS): Madame Nagy, si j'ai bien compris, vous

défendez la notion de domicile telle qu'elle est interprétée par la
jurisprudence, que ce soit de la Cour de cassation ou de la Cour
européenne des droits de l'homme. Je ne vois pas en quoi le texte
que nous allons voter remet en cause cette notion. On parle toujours
du domicile, c'est le même mot qui a été interprété jusqu'à présent
d'une façon extensive. On ne touche donc en rien au mot un certain
nombre de lettres mises ensemble -: "domicile". Par conséquent,
l'interprétation jurisprudentielle qui en a été donnée reste parfaitement
valable, hier, aujourd'hui et demain.

Je ne comprends donc pas très bien la problématique du mot
"domicile".

Comme d'autres membres, je suis évidemment sensible ne serait-
ce que professionnellement , à la problématique de l'égalité des
armes. Sur base de quoi un quidam va-t-il être condamné aujourd'hui
ou demain? Sur la base du dossier qui sera soumis au juge! Quel
sera le dossier soumis au juge? Exactement le même que celui qui
est soumis à la défense! Il n'y a donc pas de preuve en dessous du
bureau du juge qui ne soit pas accessible à la défense. Je n'aperçois
pas où se situe la rupture de l'égalité des armes!

Madame Nagy, vous n'aviez pas terminé, peut-être alliez vous
l'évoquer, mais vous omettez de parler du contrôle de la chambre des
mises en accusation qui est pourtant une garantie fondamentale qui
n'existait pas et pour cause, c'est la raison de notre présence
aujourd'hui dans la loi de 2003 que la majorité de l'époque avait
votée.

01.17 Thierry Giet (PS): U

verdedigt het begrip "woning"
zoals de rechtspraak dit omschrijft.
Op welke manier stelt de
voorliggende tekst dat begrip
echter ter discussie? Er wordt
niets gewijzigd aan het woord
"woning" en de interpretatie van de
rechtspraak blijft onverkort gelden!

Ik kom tot de argumenten met
betrekking tot de gelijke wapens.
Een persoon zal worden
veroordeeld op basis van het aan
de rechter voorgelegde dossier,
dat volledig identiek is aan het
dossier dat de verdediging wordt
voorgelegd. Ik zie dus niet in op
welke wijze dit een inbreuk zou
vormen op het beginsel van de
gelijke wapens.

U heeft het niet over het toezicht
door de kamer van inbeschuldi-
gingstelling, hoewel dit toezicht
een fundamentele waarborg biedt
die voorheen onbestaande was.

Le président: M. Wathelet désire intervenir dans ce débat. Comme nous sommes à l'aise, je n'ai pas
d'objection à ce qu'il prenne la parole.

01.18 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je vous

remercie. Je voudrais simplement revenir sur un élément soulevé par
M. Giet.

Le principe est effectivement qu'au moment du procès devant le juge
du fond, celui-ci dispose des mêmes arguments et éléments que
l'avocat de la défense. Néanmoins, lorsque la chambre des mises en
accusation connaît d'une méthode particulière de recherche dans le
cadre de l'information j'ai évoqué ce cas tout à l'heure , cela

01.18 Melchior Wathelet (cdH):

De feitenrechter beschikt
inderdaad over hetzelfde
bewijsmateriaal als de advocaat
van de verdediging. Een dossier in
verband met de wettigheid van de
bijzondere opsporingstechnieken
kan echter in het stadium van het
vooronderzoek aanhangig worden

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

pourrait poser problème.

Quel est-il? La chambre des mises en accusation est saisie durant la
phase d'information. Elle statue sur la méthode particulière de
recherche en vérifiant sa légalité, à savoir le respect des trois
éléments (technique, tactique et identité des personnes). Il se peut
qu'ultérieurement, dans le cadre du règlement de la procédure, en
appel de la chambre du conseil, le dossier revienne devant cette
même chambre des mises en accusation. Si tel est le cas, il est
important que les magistrats ayant siégé en chambre des mises en
accusation en vue de statuer sur les méthodes particulières de
recherche et qui ont donc eu accès, par définition, au dossier
confidentiel, ne soient pas les mêmes que ceux qui statuent au
moment du règlement de la procédure. C'est en ce sens que j'avais
déposé un amendement. Et j'aurais aimé obtenir des réponses à cet
égard.

gemaakt bij de kamer van
inbeschuldigingstelling waarna
dezelfde kamer in een later
stadium van de procedure
hetzelfde dossier behandelt maar
dan naar aanleiding van een
beroep tegen een beslissing van
de raadkamer.

Het is van wezenlijk belang dat de
nodige waarborgen worden
ingebouwd opdat de rechters die
dan uitspraak doen, niet dezelfde
zijn als die welke bevoegd waren
voor het vertrouwelijk dossier over
de bijzondere opsporings-
technieken en die in het kader
daarvan eventueel kennis hadden
van bewijsmateriaal dat niet bij de
zaak werd gevoegd.

Le président: Madame Nagy, vos propos ont suscité des réactions de vos collègues. Monsieur Marinower,
vous avez la parole.

01.19 Claude Marinower (VLD): Mijnheer Wathelet, ik heb uw

opmerking vanochtend reeds gehoord. Een aantal mensen hier heeft
daar bijna spontaan op gereageerd door te onderstrepen dat het ons
de evidentie zelve lijkt dat de kamer van inbeschuldigingstelling, die
op een later moment te oordelen zal hebben over het onderzoek, over
het slot van het onderzoek, over de regeling van de procedure, in een
andere samenstelling zal zetelen dan de KI die geoordeeld heeft over
het specifieke aspect waarop u gealludeerd hebt.

Het leek, althans aan deze zijde, de evidentie zelve te zijn. Dat
gebeurt tegenwoordig ook in elk dossier. Vooraan in het dossier staat
een in te vullen lijst in verband met incompatibiliteit van magistraten,
bijvoorbeeld als die in de loop van het onderzoek van de rechtbank
eerste aanleg naar het hof beroep zou overgegaan zijn. Ons leek het
een evidentie, maar blijkbaar is dat voor u niet zo zeker.

01.19 Claude Marinower (VLD):

Il apparaît évident à mes yeux que
la chambre des mises en
accusation, qui doit évaluer la
procédure à la fin de l'instruction,
siège dans une autre composition
que celle qui a évalué les aspects
évoqués par M. Wathelet. Ces
incompatibilités sont désormais
également prises en
considération.

01.20 Marie Nagy (ECOLO): Monsieur le président, monsieur Giet,

toute la question qui nous préoccupe ainsi que tous ceux qui se sont
penchés sur le projet, est de déterminer la notion de "lieu
privé/public", c'est-à-dire une sphère dans laquelle on ne se trouve
pas entièrement dans le domicile, mais pourtant une sphère privée
protégée par la jurisprudence de la Cour européenne des droits de
l'homme, comme les hangars, box, etc.

Nous nous demandions s'il n'était pas préférable, pour définir
précisément les lieux privés, de déterminer clairement les endroits
précis et indiquer qu'il s'agit de hangars, de box, de tous endroits
impossibles à confondre avec des lieux de résidence ou se déroule
une activité privée.

Toute la discussion a donc porté sur la marge entre cette notion
nouvelle apparue dans la loi et ce qui constitue la sphère de la vie
privée, à laquelle il reste indispensable de garantir une protection. Si
vous me répondez ne pas voir le problème, je peux comprendre

01.20 Marie Nagy (ECOLO): De

manier waarop het begrip private
plaats wordt ingevuld, baart ons
zorgen. Het is de sfeer die door de
rechtspraak van het Europees Hof
voor de rechten van de mens
wordt beschermd. We geven er de
voorkeur aan dat de precieze
plaatsen nauwkeurig worden
omschreven om te voorkomen dat
er verwarring met woonplaats zou
ontstaan.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

puisque c'est l'objet de la discussion.

01.21 Thierry Giet (PS): Madame Nagy, je ne tiens pas à allonger la

discussion, mais j'estime que vous prenez le problème à l'envers.

Vous parlez de notion nouvelle; en réalité, l'important est que la notion
de domicile reste parfaitement identique. Cela signifie donc que la
protection jurisprudentielle accordée jusqu'à aujourd'hui restera aussi
la même. Ce qui est couvert actuellement par la Cour européenne
des droits de l'homme va le rester.

01.21 Thierry Giet (PS): U voert

het debat andersom. Aan het
begrip woning wordt niet geraakt.
De bescherming die de
rechtspraak, met inbegrip van die
van het Europees Hof voor de
rechten van de mens, thans biedt,
blijft behouden.

01.22 Marie Nagy (ECOLO): Monsieur Giet, le problème est

justement que nous cherchons à identifier des lieux. Il faut différencier
le moment où le policier, mettant en oeuvre les MPR, se rendra
compte qu'il s'agit d'un domicile, nécessitant l'appel à un juge pour
mener son contrôle visuel discret et le moment où il comprendra se
trouver dans un autre cas d'espèce, à savoir dans un lieu ne pouvant
pas être considéré exactement comme le domicile.

C'est tout le problème. Sans cette question, il n'y aurait pas de
discussion sur le projet, entre vous et moi, ni de questions posées par
les barreaux, par le Conseil supérieur de la Justice et tous les autres.
C'est un élément important.

Comme M. Wathelet l'a signalé, quand on reçoit dans la discussion
des exemples de box, de hangars ou de sites désaffectés, cela colle
parfaitement, mais le problème, c'est que cela ne figure pas dans la
loi. Je pense que la discussion porte sur cela.

01.22 Marie Nagy (ECOLO): Er

zullen problemen opduiken
wanneer de politieman die volgens
de bijzondere opsporings-
methodes te werk gaat, zal
moeten uitmaken of het om een
woning gaat dan wel om een
plaats die niet als een woning kan
worden beschouwd. In het eerste
geval zal hij beroep moeten doen
op een rechter om zijn
inkijkoperatie te kunnen uitvoeren.

Het ontwerp biedt geen antwoord
op dat probleem. Dat wordt nog
het best verduidelijkt door de
boxen waarover in de wet niet
wordt gesproken. We moeten met
elke dubbelzinnigheid komaf
maken.

01.23 Laurette Onkelinx, ministre: Nous avons donné des éléments

de réponse sur cet aspect.

01.24 Marie Nagy (ECOLO): Il faudrait ne pas garder d'ambiguïté

entre ce que vous avez appelé des lieux publics-privés ou privés-
publics, les lieux publics et le lieu du domicile. C'est un élément très
important de la discussion. La solution que je préconise consiste à
supprimer cette différence et à passer par le contrôle du juge
d'instruction. À ce stade, je n'ai pas compris non plus pourquoi on
refusait absolument de passer par le contrôle du juge d'instruction. On
avait d'abord invoqué les délais avant de se rendre compte que les
juges d'instruction voulaient bien aller rapidement. On a ensuite parlé
de proactivité, mais dans les cas de terrorisme dont nous parlons, un
juge d'instruction n'est-il pas saisi de l'affaire de toute façon? Ces
points semblent engendrer de sérieuses difficultés. Je préfère les
garanties que permet la suppression...

01.24 Marie Nagy (ECOLO): Ik

stel voor dat de onderzoeksrechter
een controle uitvoert. Ik begrijp
niet waarom mijn voorstel
geweigerd wordt aangezien men
altijd een onderzoeksrechter
inschakelt wanneer men vermoedt
dat het om een terroristische daad
gaat.

01.25 Laurette Onkelinx, ministre: (...) il s'agit de l'enquête qui doit

déterminer si oui ou non il existe des faits délictueux.

01.25

Minister

Laurette

Onkelinx: Vooraleer een beroep
wordt gedaan op de
onderzoeksrechter, wordt een
onderzoek gevoerd om te bepalen
of vervolging moet worden
ingesteld.

01.26 Marie Nagy (ECOLO): C'est là que réside le problème,

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

madame.

01.27 Laurette Onkelinx, ministre: Mais il n'y a pas de problème sur

ce point précis. Bon an mal an, en Belgique, un million de dossiers
sont soumis chaque année à l'information. Il y a beaucoup de
classements sans suite. C'est quand on recueille un nombre suffisant
d'informations pertinentes qu'on détermine si cela mérite une
instruction ou de mener une information jusqu'au bout.

01.27 Minister

Laurette

Onkelinx: Elk jaar wordt in België
voor één miljoen dossiers een
onderzoek ingesteld. Veel van die
dossiers worden geseponeerd.

01.28 Marie Nagy (ECOLO): Je ne vois pas quelle est la difficulté,

dans des questions aussi sensibles que celles-ci, à maintenir jusqu'au
bout le contrôle par le juge d'instruction. Aucun de vos arguments ne
m'a convaincue de cette nécessité de supprimer le contrôle par le
juge d'instruction.

01.28 Marie Nagy (ECOLO):

Waarom bent u dan tegen het
principe van een controle door de
onderzoeksrechter?

01.29 Laurette Onkelinx, ministre: Savez-vous que nous allons

beaucoup plus loin que la loi de 2003 dans la confiance au juge
d'instruction? Auparavant, avec le système de la mini-instruction, le
juge d'instruction intervenait à un moment donné puis se retirait du
jeu. Ici, le principe est le suivant: à partir du moment où il est saisi, le
juge d'instruction va travailler jusqu'au bout sur le dossier. Il n'y a
qu'une exception que vous devez accepter si vous me dites à chaque
point que vous êtes d'accord: on peut procéder en termes
d'information à une observation visuelle discrète dans ce fameux
hangar...

01.29 Minister

Laurette

Onkelinx: Wij vertrouwen veel
meer op de onderzoeksrechter
dan in de wet van 2003. En als
een procureur des Konings een
loods bezoekt zonder, ten
onrechte, de toelating van een
onderzoeksrechter te hebben
gevraagd, worden alle
bewijsstukken vernietigd.

01.30 Marie Nagy (ECOLO): Où est-il indiqué qu'il s'agisse d'un

hangar? Écrivez-le!

Pourquoi ne l'inscrivez-vous pas dans votre loi, au lieu de prétendre
qu'il s'agit de mesures générales? Ecrivez-le! Mais vous voulez
demander aux policiers des actions beaucoup plus vastes! Voilà la
vérité!

Le président: Madame Nagy, veuillez laisser Mme la ministre vous répondre!

01.31 Laurette Onkelinx, ministre: Madame Nagy, à certains

moments, le hangar en question ne pourra pas faire l'objet d'une
observation visuelle discrète sans l'intervention d'un juge d'instruction.
Tout dépend de la présence ou non d'éléments permettant d'établir si,
oui ou non, la correspondance concerne des activités privées. Si c'est
le cas, l'observation discrète ne sera pas possible.

01.32 Marie Nagy (ECOLO): Mais je reviens à ma question:

comment pouvez-vous le savoir? Ce n'est qu'en entrant dans le
hangar ou le box que l'on se rend compte de l'existence d'une
correspondance, d'un lit, etc. Comment pourriez-vous le savoir avant
d'entrer?

01.33 Laurette Onkelinx, ministre: Madame Nagy, si jamais un

procureur du Roi prend la responsabilité de pénétrer dans un hangar
sans passer par un juge d'instruction, et que cet endroit concerne des
activités d'ordre privé et qu'il y trouve de la correspondance, tous les
éléments de preuve qu'il aura recueillis seront annulés. Nous sommes
d'accord? Je dis bien: tous les éléments. Or, en termes de collecte de
preuves, comme vous le savez, ceci n'est pas neuf et ne provient pas
de ce projet de loi: l'observation visuelle discrète existe déjà depuis un
certain temps.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

01.34 Marie Nagy (ECOLO): Pourquoi n'acceptez-vous pas le

principe du contrôle par le juge?

Le président: Un instant! Chacune a le temps nécessaire pour parler après l'autre.

01.35 Laurette Onkelinx, ministre: Une question m'a été posée

pendant les discussions: oui ou non, dans le cas d'une observation
visuelle discrète, peut-on vérifier le contenu d'un ordinateur et, par ce
biais, recueillir des éléments de preuve? Peut-on fouiller un tiroir à
cette fin? L'observation visuelle discrète ne le permet pas - pour être
très claire. Je le dis et le répète: jamais un procureur du Roi, à moins
qu'il ne vise à ruiner l'efficacité de son action, ne prendra le risque de
confondre un domicile avec un lieu privé non accessible au public qui
n'est pas un domicile.

Quant à votre volonté d'établir une liste, je répète que c'est
impossible. Car un box peut parfois être considéré comme un
domicile selon la jurisprudence de la Cour de cassation et, à d'autres
moments, non. Donc, au lieu de travailler à partir d'une telle liste,
nous avons préféré nous fonder sur des critères respectant ladite
jurisprudence, visant à la protection absolue en Belgique du domicile
au sens large du terme.

01.35 Minister

Laurette

Onkelinx: De bewijsstukken die in
het kader van een inkijkoperatie
verzameld worden, mogen
geenszins gebruikt worden.
Bovendien zou geen enkele
procureur het wagen om woning
en private plaats te verwarren.

Overeenkomstig het arrest van het
Arbitragehof zal er volgens
bepaalde criteria gewerkt worden
en niet op basis van een lijst die
onmogelijk kan worden opgesteld.

01.36 Marie Nagy (ECOLO): Il ne s'agit pas d'établir ou non une

liste. Pour ma part, je souhaite que l'on supprime la possibilité de ne
pas devoir faire appel à un juge d'instruction pour autoriser ce
contrôle visuel discret. L'amendement que j'ai déposé va d'ailleurs
dans ce sens.

Lors de la discussion en commission, vous avez cité des exemples.
C'est la raison pour laquelle je me suis permise de faire une
suggestion. Ainsi, si vous souhaitez vraiment limiter la mesure à des
éléments extrêmement précis, pourquoi ne pas les lister? Tel n'est
pas votre choix. Vous avez expliqué pourquoi. Il ne m'appartient pas
de m'étendre sur le sujet. Cependant, je souhaite attirer votre
attention sur le fait que le risque est réel. Il n'est pas seulement
question de la validité ou non de l'enquête. Le problème réside surtout
dans le fait qu'un lieu de domicile pourrait faire l'objet, par erreur ou
non, d'un contrôle visuel discret, contrôle qui, selon la Cour
d'arbitrage, est assimilé à une perquisition et, ce faisant, doit être
soumis à l'autorisation du juge d'instruction.

J'en arrive au deuxième point. Monsieur Giet, il me semble qu'à
nouveau vous ne voyez pas la difficulté! Je m'explique. On a un
dossier secret qui contient les éléments évoqués lors de la discussion
relative à la technique tactique et le nom de celui qui a donné
l'information. Cependant, vous devez savoir que la défense ne
dispose pas de ces informations lors de la discussion contradictoire
avec le ministère public. C'est là que se situe la difficulté. On essaie
de trouver la meilleure manière de résoudre le problème. Une
proposition est faite dans le cadre du projet de loi. Elle ne nous
convient pas car il nous semble qu'elle ne permet pas une discussion
sur un pied d'égalité des uns et des autres.

Nous essayons de trouver une solution. C'est ainsi que l'amendement
que j'ai déposé vise à instaurer un meilleur encadrement de ce
dossier confidentiel et de l'exercice de la procédure de contradiction

01.36 Marie Nagy (ECOLO): Het

amendement dat ik heb ingediend
strekt ertoe de mogelijkheid te
schrappen geen beroep te moeten
doen op een onderzoeksrechter
om die inkijkoperaties toe te staan.

Het tweede punt van mijn betoog
betreft het bestaan van een
geheim dossier waarover de
verdediging niet zal beschikken op
het ogenblik van de
tegensprekelijke bespreking met
het openbaar ministerie. We
hebben dan ook een amendement
ingediend dat ertoe strekt het
vertrouwelijk dossier beter te
omkaderen en het tegensprekelijk
karakter van de procedure te
vrijwaren.

Tot slot moet de mogelijkheid voor
informanten om strafbare feiten te
plegen beter worden omlijnd.

Die wijzigingen zijn essentieel.
Zonder die wijzigingen zou dit
ontwerp onaanvaardbaar zijn en
zou de Ecolo-fractie het alleen
maar kunnen verwerpen.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

entre les parties. Il s'agit de déterminer comment respecter le principe
du secret pour certains éléments très limités mais qui ne le sont pas
en tant que tels dans le texte de loi. Des déclarations ont été faites en
commission, mais le texte qui nous est soumis ne stipule pas que le
dossier confidentiel comporte seulement ou essentiellement tel ou tel
élément.

Je termine par la possibilité pour les indicateurs de commettre des
infractions de manière mieux encadrée.

Ces modifications sont essentielles à nos yeux pour garantir l'équilibre
entre l'utilisation efficace des techniques policières spéciales en
matière de lutte contre le terrorisme et la grande criminalité et le
maintien de nos libertés fondamentales. Sans ces modifications, ce
projet reste pour nous inacceptable et nous le rejetterons.

01.37 Alain Courtois (MR): Monsieur le président, madame la

ministre, chers collègues, je suis extrêmement heureux de constater
l'incroyable défense dont jouissent les juges d'instruction. Napoléon
disait d'eux: "Ce sont les personnages les plus importants de l'Etat".
Je constate que c'est effectivement le cas puisqu'ils sont même
défendus par le mouvement Ecolo en Belgique. Il est exceptionnel
d'entendre une défense aussi sérieuse des magistrats instructeurs.

Madame la ministre, je voudrais revenir sur certains éléments de ces
dernières semaines qui ont attiré mon attention. J'ai lu et entendu
dans la presse écrite et audiovisuelle certains propos relatifs aux
méthodes particulières de recherche. Il semblerait qu'elles constituent
un élément négatif pour le projet de loi à l'examen aujourd'hui.

Il me semble utile de remettre certaines choses au point avant
d'aborder le fond de votre projet de loi.

D'abord, comme plusieurs intervenants l'ont rappelé à de nombreuses
reprises ce matin, il est nécessaire de maintenir l'équilibre difficile
entre les intérêts de l'Etat et les libertés et intérêts fondamentaux des
citoyens!

Rappelons tout de même que ces techniques spéciales d'enquête ont
reçu un cadre légal durant la précédente législature, alors qu'elles
étaient utilisées nous le savons depuis de nombreuses années
sur la base de circulaires ministérielles, oserions-nous dire,
confidentielles. A la demande de magistrats, il était bon d'aboutir à un
cadre légal. Déjà la loi du 6 janvier 2003 concernant les méthodes
particulières de recherche et quelques autres méthodes d'enquête
répondait à une exigence démocratique, à savoir définir une
réglementation légale stricte à propos de méthodes dont l'application
était susceptible de porter atteinte aux droits fondamentaux et aux
libertés fondamentales respect de la vie privée etc. ou aux
principes fondamentaux de la procédure pénale, tels que le principe
de la loyauté dans la collecte des moyens de preuve et les droits de la
défense.

Je le répète: il importe de souligner que les magistrats et les forces de
l'ordre étaient demandeurs d'un cadre légal clair leur permettant d'agir
en toute sécurité juridique. Ils avaient d'ailleurs rappelé que cette
sécurité juridique vaut tant pour les justiciables que pour les
magistrats et les enquêteurs, puisque sur ce point, chacun doit être

01.37 Alain Courtois (MR):

Sommige artikels in de media
doen uitschijnen dat voorliggend
ontwerp nieuwe bijzondere
opsporingsmethoden bevat, maar
dat klopt niet. In de eerste plaats
worden die bijzondere
opsporingstechnieken al lang
gebruikt op grond van twee
ministeriële omzendbrieven.
Bovendien kregen ze tijdens de
vorige zittingsperiode door de wet
van 6 januari 2003 een wettelijk
kader dat de fundamentele
vrijheden en de beginselen die
inherent zijn aan de strafrechts-
pleging streng respecteert. De
magistraten en de ordediensten
hebben om die afbakening
gevraagd om schendingen van de
democratie en de individuele
vrijheden te voorkomen.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

mis sur un pied d'égalité.

La loi de 2003 avait donc pour objectif d'éviter que les méthodes
particulières de recherche ne portent atteinte à la démocratie et aux
libertés individuelles. Il revenait au politique de faire la balance entre
les exigences de la lutte contre la criminalité organisée et le respect
des libertés et droits fondamentaux de chacun.

En 2003, on a donné un cadre légal aux méthodes particulières de
recherche et d'enquête comme l'interception, la saisie et l'ouverture
du courrier, la possibilité pour le procureur du Roi d'obtenir des
renseignements sur les comptes et les transactions bancaires,
l'observation, l'infiltration, le recours aux indicateurs, etc.

Quel contrôle? Ces méthodes font désormais l'objet d'un contrôle
effectué, selon le cas, par le procureur du Roi, par le procureur
fédéral et, au sein de chaque service judiciaire déconcentré, par un
officier chargé du contrôle permanent.

Monsieur le président, je serai peut-être un peu long, parce que je
relance la loi de 2003, mais il paraît que nous avons le temps!

01.38 Hervé Hasquin (MR): (...)

Le président: Le Parlement a toujours le temps qui lui convient!

01.39 Alain Courtois (MR): Il est pourtant nécessaire de revoir la loi

de 2003, monsieur Hasquin, par rapport à ce nouveau projet de loi.

Le président: Nous voterons vers 18 heures, monsieur Courtois. Je dois encore entendre MM. Marinower
et Maingain ainsi que la réponse du ministre.

01.40 Alain Courtois (MR): La loi de 2003 détermine les conditions

légales de la mise en oeuvre de l'observation, de l'infiltration, du
recours aux indicateurs, etc. Cette loi délimite les interventions et les
contrôles respectifs du procureur du Roi, du juge d'instruction et de la
chambre du conseil.

Elle règle les conditions auxquelles les services de police peuvent
être autorisés à pénétrer dans un lieu privé. Je le répète, l'objectif
poursuivi consistait à trouver cet équilibre délicat dont on a tant parlé
entre la sécurité publique et les libertés et droits fondamentaux
reconnus dans un Etat de droit.

Mais aujourd'hui, nous sommes dans une procédure de rattrapage
puisque le recours introduit devant la Cour d'arbitrage a permis à
cette dernière de réexaminer cette procédure établie par la loi de
2003.

Dans son arrêt du 21 décembre 2004, la Cour d'arbitrage a examiné
chaque technique spéciale d'enquête. D'emblée, elle souligne que la
lutte contre certaines formes de criminalité particulièrement graves ou
qui sont le fait d'organisations criminelles disposant de moyens
importants peut contraindre les autorités à mettre en oeuvre des
méthodes de recherche, qui ont pour nécessaire conséquence une
ingérence dans la vie privée et une atteinte à l'inviolabilité du domicile
des personnes qui font l'objet de ces enquêtes.

01.40 Alain Courtois (MR): Met

dit ontwerp wordt een inhaal-
operatie ingezet, in die zin dat het
Arbitragehof zich naar aanleiding
van een beroepschrift opnieuw
gebogen heeft over de in 2003
ingestelde procedure.

In zijn arrest van 21 december
2004 neemt het Arbitragehof elke
bijzondere onderzoeksmethode
onder de loep. Het Hof stelt dat
van de bijzondere opsporings-
methoden gebruikt gemaakt moet
worden met inachtneming van de
principes van proportionaliteit en
subsidiariteit. Het Arbitragehof
heeft weliswaar een aantal
bepalingen van de wet van 2003
vernietigd, maar het principe van
het gebruik van bijzondere
opsporingsmethoden an sich
veroordeelt het Hof niet.

Zonder het principe van de
bijzondere opsporingstechnieken

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Elle précise toutefois qu'il revient au législateur, sous le contrôle de la
Cour, de formuler les dispositions qui autorisent le recours à ces
méthodes de recherche, de manière telle que l'atteinte aux droits
fondamentaux qu'elle comporte soit limitée à ce qui est nécessaire
pour atteindre l'objectif décrit.

Les méthodes d'enquête suivantes ont fait l'objet d'un examen
approfondi de la Cour d'arbitrage: l'observation, l'infiltration, le recours
aux indicateurs, l'interception, l'ouverture et la prise de connaissance
du courrier, le contrôle visuel discret, l'écoute directe ainsi que la
collecte de données relatives aux comptes et transactions bancaires.
Chaque méthode a été jugée proportionnée à l'objectif poursuivi, eu
égard à leur champ d'application, aux garanties mises en place et aux
principes de proportionnalité et de subsidiarité.

Je fais l'impasse sur l'analyse par la Cour des méthodes
d'investigation pour que mon intervention ne soit pas trop longue.
Néanmoins, chers collègues, je pense que cela méritait d'être ramené
dans le débat pour que l'on saisisse bien l'objectif tel qu'il est décrit
dans le projet de loi qui vous est soumis. Il ne convient pas de saisir
l'occasion de ce projet pour remettre tout en question. La Cour
d'arbitrage a annulé quelques dispositions de la loi de 2003 mais n'a
certainement pas condamné le principe du recours aux méthodes
particulières de recherche.

Aujourd'hui, le parlement est à nouveau saisi de cette problématique
à la suite de l'arrêt de la Cour du 21 décembre 2004. Je le répète,
sans remettre en question le principe des méthodes particulières de
recherche, la Cour d'arbitrage nous oblige à revoir la loi de 2003 sur
trois points particuliers:
- la définition de la provocation policière;
- le recours au contrôle visuel discret;
- l'observation à l'aide de moyens techniques afin d'avoir une vue
dans une habitation dans le cadre de la mini-instruction et le contrôle
par un juge indépendant et impartial des méthodes particulières que
sont l'observation et l'infiltration.

Commençons par la provocation policière. La Cour d'arbitrage a
estimé que l'application de la définition restrictive de la loi de 2003 aux
méthodes particulières de recherche était source de discrimination.
En effet, si les méthodes ont été utilisées, la définition restrictive de la
provocation policière contenue dans la loi de 2003 est d'application.

Par contre, s'il n'a pas été fait usage de méthodes particulières, c'est
la définition large de la Cour de cassation qui est d'application. Le
prévenu poursuivi à la suite d'une information ou d'une instruction au
cours de laquelle des méthodes auraient été utilisées, connaîtrait une
situation ce qui est paradoxal moins favorable que celui poursuivi
à la suite d'une information ou d'une instruction dite classique.

Afin de répondre à l'arrêt de la Cour, le projet de loi reprend donc la
définition large de la Cour de cassation et la rend applicable, quelle
que soit l'application qui a été faite des méthodes particulières de
recherche.

Deuxièmement, restons clairs, pour ce qui concerne la mini-
instruction, la Cour d'arbitrage a estimé que le contrôle visuel discret
dans un domicile et l'observation effectuée à l'aide de moyens

op de helling te willen zetten,
noopt het Arbitragehof ons ertoe
de wet van 2003 op drie punten te
herzien.

Ten eerste, wanneer bijzondere
opsporingstechnieken worden
gebruikt, is het de restrictieve
omschrijving van de provocatie
door de politie die van toepassing
is terwijl wanneer die technieken
niet worden aangewend, het de
ruime omschrijving van het Hof
van Cassatie is die gehanteerd
wordt. Het Arbitragehof is dan ook
van mening dat de restrictieve
omschrijving van de wet van 2003
tot discriminaties leidt. Daarom
neemt het wetsontwerp de ruime
omschrijving van het Hof van
Cassatie over.

Ten tweede oordeelt het
Arbitragehof dat de inkijkoperatie
in een woning en de observatie
met technische hulpmiddelen
alleen kunnen worden toegelaten
als aan de voorwaarden voor een
huiszoeking en telefoontap is
voldaan. Om dezelfde redenen
meent het Hof dat die methodes
uit het toepassingsgebied van het
minionderzoek moeten worden
uitgesloten. Dat bepaalt ook het
voorliggende ontwerp.

Ten derde verduidelijkt het Hof dat
het recht om kennis te nemen van
alle bewijselementen van de
vervolgende partij niet absoluut is -
tegenstrijdige belangen, zoals de
nationale veiligheid en de
noodzaak om getuigen te
beschermen moeten tegen de
rechten van de beklaagde worden
afgewogen. De inbreuk op de
rechten van de verdediging is
alleen dan gerechtvaardigd
wanneer hij evenredig is met het
belang van de nagestreefde
doeleinden en wordt
gecompenseerd door een
procedure waarbij een
onafhankelijke en onpartijdige
rechter op de wettelijkheid van de
procedure kan toezien.

Het feit dat wij de anonimiteit

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

techniques, afin d'avoir une vue dans une habitation, sont des
mesures qui peuvent être comparées, en ce qui concerne l'ingérence
dans les droits garantissant la vie privée, à la perquisition et aux
écoutes et enregistrements des communications et
télécommunications privées. Donc, selon la Cour, ces mesures ne
peuvent être autorisées que dans les mêmes conditions que celles
qui prévalent en matière de perquisitions et d'écoutes téléphoniques.
Toujours selon la Cour, c'est la raison pour laquelle ces méthodes
doivent également être exclues du champ d'application de la mini-
instruction. C'est précisément ce que propose le projet qui est à
l'examen et en ce faisant, il renforce le contrôle à effectuer sur les
méthodes particulières de recherche.

Pour ce qui concerne le contrôle de la légalité, que reprochaient les
requérants qui ont introduit un recours auprès de la Cour d'arbitrage?
C'était l'inexistence d'un contrôle du juge d'instruction ou des
juridictions d'instruction sur la légalité des méthodes utilisées ainsi
que sur le manque d'accès des juridictions d'instruction au dossier
confidentiel.

Que nous dit la Cour d'arbitrage? Premièrement, au niveau du
principe, elle rappelle que les droits de la défense et le droit à un
procès équitable sont fondamentaux dans un Etat de droit. Le principe
de l'égalité des armes entre l'accusation et la défense, ainsi que le
caractère contradictoire du procès, y compris en ce qui concerne la
procédure, constituent des aspects fondamentaux du droit à un
procès équitable. Le droit à un procès pénal contradictoire implique,
pour l'accusation comme pour la défense, la faculté de prendre
connaissance des observations ou éléments de preuves produits par
l'autre partie, ainsi que de les discuter. Il en découle également
l'obligation pour l'autorité de poursuite de communiquer, en principe, à
la défense tous les éléments de preuves. Nous connaissons tous
cette procédure élémentaire. Toutefois, précise la Cour, le droit de
prendre connaissance de tous les éléments de preuves de la partie
poursuivante n'est pas absolu.

Dans certains procès pénaux, il peut exister des intérêts divergents,
tels que la sécurité nationale, la nécessité de protéger les témoins ou
de garder le secret sur les méthodes d'enquête, qui doivent être mis
en balance avec les droits du prévenu. Dans certains cas, il peut être
nécessaire de ne pas divulguer des éléments de preuve à cette partie
en vue de préserver les droits fondamentaux d'une autre personne ou
de garantir un intérêt général important.

La Cour précise immédiatement que l'ingérence dans les droits de la
défense ne peut toutefois être justifiée que si elle est strictement
proportionnée à l'importance des objectifs à atteindre et si elle est
compensée par une procédure permettant à un juge indépendant et
impartial de vérifier la légalité de la procédure. Elle renvoie à la
jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme et, plus
particulièrement aux fameux arrêts Edwards et Lewis contre
Royaume-Uni du 22 juillet 2003 et du 27 octobre 2004.

Elle précise ensuite que l'objectif d'assurer la protection de l'intégrité
physique des personnes participant aux méthodes particulières de
recherche est légitime et revêt une importance telle qu'il justifie que
leur anonymat vis-à-vis des parties au procès et du public soit
absolument garanti. La nécessité de garantir l'efficacité des méthodes

waarborgen van de mensen die
aan de BOM deelnemen, wordt
gerechtvaardigd door de noodzaak
om die mensen te beschermen.
Bepaalde methodes moeten
vertrouwelijk zijn om de doeltref-
fendheid ervan in de toekomst te
verzekeren. Het Hof is de mening
toegedaan dat de wet van 2003
niet optimaal heeft voorzien in het
inrichten van een controle van de
wettigheid van de BOM. Het is dus
enkel en alleen omdat die
bepalingen niet in zo'n controle
door een onafhankelijke en
onpartijdige rechter voorzien dat
het Hof ze heeft vernietigd. Die
bepalingen kunnen integraal
worden overgenomen als ze
worden aangevuld met de
aanwijzing van een onpartijdig
rechter die met de wettigheids-
controle wordt belast.

Daardoor versterkt het voorliggend
wetsontwerp de reeds bestaande
waarborgen evenals de wettelijk-
heidscontrole van de BOM. Het
openbaar ministerie zal de
verdachte dus maar kunnen
dagvaarden voor de correctionele
rechtbank nadat de kamer van
inbeschuldigingstelling uitspraak
heeft gedaan over de juiste
toepassing van die methoden. Het
ontwerp voorziet ook in de
mogelijkheid van een voorlopige
controle tijdens het onderzoek op
vordering van het openbaar
ministerie of ambtshalve, evenals
in de mogelijkheid voor de
feitenrechter de kamer van
inbeschuldigingstelling te belasten
met de wettelijkheidscontrole van
de observatie en de infiltratie als er
concrete elementen aan het licht
komen na de verplichte controle.
Er is in belangrijke procedurele
waarborgen voorzien in het kader
van de verplichte wettelijkheids-
controle.

Het wetsontwerp beantwoordt dus
aan de eis van het Arbitragehof
om de controle van het gebruik
van de BOM te versterken.

In de commissie hebben we ons

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

employées pour l'avenir en occultant certaines techniques peut aussi
justifier qu'elles possèdent un caractère confidentiel.

Les travaux préparatoires de la loi de 2003 montrent que le législateur
était conscient de la nécessité d'organiser un contrôle effectif de la
légalité des méthodes particulières de recherche et qu'il a entendu
confier ce contrôle aux juridictions d'instruction. Toutefois, la Cour
estime que cette intention est imparfaitement traduite dans la loi.

En effet, la Cour constate que le procureur du Roi qui a appliqué,
dans son enquête, des méthodes d'observation ou d'infiltration et qui
souhaite engager des poursuites, requiert le juge d'instruction, que
celui-ci fait rapport à la chambre du conseil, mais qu'il n'est pas
habilité à poser le moindre acte d'instruction d'office. Le juge
d'instruction ne peut mentionner le contenu du dossier confidentiel. La
chambre du conseil n'a pas d'accès direct au dossier confidentiel; elle
ne peut qu'y avoir un accès indirect, puisque le juge d'instruction ne
peut l'utiliser.

La Cour d'arbitrage poursuit son raisonnement en précisant que
l'impossibilité pour les juridictions d'instruction d'accéder au dossier
confidentiel les empêche d'exercer un contrôle effectif et complet de
la légalité des méthodes d'observation. Par conséquent, la Cour
annule les dispositions attaquées uniquement en ce qu'elles ne
prévoient pas que l'application des méthodes d'observation et
d'infiltration soit contrôlée par un juge indépendant et impartial.

La Cour ajoute immédiatement que les dispositions annulées pourront
être intégralement reprises, tant en ce qui concerne les méthodes
qu'elles organisent qu'en ce qui concerne la confidentialité qui les
entoure, pour autant que le législateur leur ajoute la désignation du
juge offrant toutes les garanties d'impartialité auquel sera confié le
contrôle de légalité.

Et c'est précisément ce qu'apporte le projet de loi et, ce faisant, il
renforce les garanties déjà mises en place ainsi que le contrôle de
légalité des méthodes particulières de recherche.

Comment? La chambre des mises en accusation, juridiction
composée de trois juges indépendants et impartiaux, sera amenée à
effectuer systématiquement un contrôle de légalité à l'issue de
l'information ou de l'instruction lorsque des méthodes particulières de
recherche auront été utilisées. Concrètement, cela revient à dire que
le ministère public ne pourra citer le suspect devant le tribunal
correctionnel que si la chambre des mises en accusation s'est
prononcée sur l'application régulière et correcte de ces méthodes.
J'ajoute qu'il est impensable qu'un magistrat puisse siéger sur le
même dossier dans deux juridictions différentes.

Le projet prévoit également, en plus de ce contrôle obligatoire, la
possibilité d'un contrôle provisoire dans le courant de l'instruction. Ce
contrôle à titre provisoire pourra être exercé sur réquisition du
ministère public ou d'office; par exemple, dans le cadre du contrôle
d'une détention préventive. En donnant la possibilité au ministère
public de saisir la chambre des mises en accusation, le projet lui
permet de savoir le plus rapidement possible si les méthodes utilisées
résistent réellement au contrôle judiciaire.

de vraag gesteld of de beperkte
toegang tot het vertrouwelijk
dossier en zijn inhoud geen
inbreuk vormden op de rechten
van de verdediging. Maar we
moeten meer klaarheid scheppen
over dat vertrouwelijk dossier. Alle
informatie die het open dossier
bevat, wordt meegedeeld. Opdat
een techniek van observatie of
infiltratie kan worden toegestaan,
moeten verscheidene bestand-
delen door de magistraat worden
beoordeeld: de proportionaliteit
(aanwezigheid van ernstige
aanwijzingen die de observatie of
de infiltratie rechtvaardigen); de
subsidiariteit (motieven waarom de
observatie of de infiltratie
noodzakelijk zijn voor het
achterhalen van de waarheid); de
identiteit van de persoon op wie
het onderzoek betrekking heeft; de
periode. Die vier bestanddelen
zitten thans reeds in alle dossiers.

De laatste twee punten zullen in
het vertrouwelijk dossier worden
opgenomen: het gaat om het
scenario (in geval van infiltratie) of
om de gebruikte technische
middelen (in het geval van
observatie) en om de identiteit van
de persoon die verantwoordelijk is
voor de uitvoering van de
observatie of de infiltratie.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

En outre, le projet prévoit la possibilité pour la juridiction de fond de
charger la chambre des mises en accusation de contrôler la légalité
de l'observation et de l'infiltration si des éléments concrets
apparaissent postérieurement au contrôle obligatoire.

Dans le cadre du contrôle de légalité obligatoire, des garanties
procédurales sont prévues. Il me semble important de les citer:
- le contrôle est confié à une chambre composée de trois juges;
- les conseillers composant la chambre des mises en accusation sont
habilités à consulter le dossier confidentiel;
- l'obligation d'entendre le ministère public, donc le magistrat qui a
ordonné les méthodes particulières de recherche;
- la défense a le droit de consulter le dossier répressif et doit être
entendue;
- la défense peut faire valoir ses arguments, déposer des conclusions
écrites auprès de la chambre des mises afin de préciser ses
questions et de faire connaître ses griefs;
- la possibilité d'entendre le juge d'instruction;
- la possibilité d'entendre l'officier de police judiciaire chargé
d'exécuter, de diriger, de rassembler, de coordonner l'exécution des
méthodes particulières de recherche;
- si elle l'estime nécessaire, la chambre des mises en accusation peut
charger un magistrat instructeur d'entendre les fonctionnaires de
police qui ont exécuté en personne, sur le terrain, les méthodes de
recherche et ce sous le statut de témoins anonymes. Elle peut même
décider d'être présente à l'audition ou d'y déléguer un de ses
membres.

En conclusion, ce qui est important, c'est qu'en prévoyant un contrôle
de légalité obligatoire à l'issue de l'information ou de l'instruction, un
contrôle de légalité provisoire, un contrôle de légalité supplémentaire
si des éléments concrets apparaissent au niveau des juridictions de
fond ainsi que l'accès au dossier confidentiel pour les conseillers
composant la chambre des mises en accusation, le projet de loi
répond donc à l'arrêt de la Cour qui exigeait un renforcement du
contrôle à prévoir en cas d'utilisation de méthodes particulières de
recherche.

Toutefois, il faut reconnaître que lors des discussions en commission,
on s'est légitimement demandé si l'accès limité au dossier confidentiel
et le contenu de celui-ci n'étaient pas de nature à violer les droits de la
défense et donc de mettre à mal le procès équitable. Chers collègues,
un peu de pratique vous ferait savoir qu'il faut démystifier le dossier
confidentiel. Ce dossier confidentiel dont on fait tant de cas
aujourd'hui, vous seriez surpris de savoir ce qu'il contient dans la
pratique.

Toutes les informations du dossier ouvert sont communiquées, bien
entendu. Pour qu'une observation ou une infiltration soit accordée, six
éléments constitutifs doivent être soumis à l'appréciation du magistrat.
Je vais les répéter encore pour que ce soit clair pour tout le monde:
- premièrement, l'exigence de proportionnalité, à savoir les indices
sérieux de l'infraction qui justifie l'observation ou l'infiltration;
- deuxièmement, l'exigence de subsidiarité, à savoir les motifs pour
lesquels l'observation ou l'infiltration sont indispensables ou
indispensables à la manifestation de la vérité;
- troisièmement, l'identité de la personne faisant l'objet de l'enquête;
- quatrièmement, la période.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Pour ceux qui pratiquent la procédure pénale, ces quatre éléments-là
se retrouvent dans tous les dossiers soumis à un magistrat, à un
avocat et consultables au greffe correctionnel.

Les deux derniers éléments font, eux, l'objet du fameux dossier
confidentiel. Quels sontils?

- Le scénario de l'infiltration ou les moyens techniques utilisés. Il est
évident qu'ils ne figureront pas dans un dossier ouvert.
- L'identité de la personne qui effectue l'observation ou l'infiltration.
Vous permettrez que l'on ne divulgue pas une telle information qui
mettrait en péril la sécurité de cette personne.

01.41 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je voudrais

apporter une précision.

La technique en tant que telle peut être mentionnée dans le dossier
transparent. L'exemple du micro a été évoqué en commission. Ce qui
n'y figure pas, c'est la technique de pose du micro: le lieu où il est
posé, la manière dont on écoute ainsi que les méthodes de filtrage.

01.41 Melchior Wathelet (cdH):

Een punt ter verduidelijking: de
gebruikte techniek, een micro
bijvoorbeeld, mag in het open
dossier worden vermeld. Wat niet
in het open dossier wordt
opgenomen is hoe en waar de
micro wordt geplaatst, hoe het
verhoor wordt georganiseerd en
op welke manier wordt
geïnfiltreerd.

01.42 Alain Courtois (MR): C'est la raison pour laquelle je parle de

"scénario" d'infiltration.

01.43 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président,

permettez-moi de préciser que la Cour d'arbitrage a repris, dans tous
les articles, ce que devait comprendre, méthode par méthode, le
dossier confidentiel.

01.43 Minister Laurette

Onkelinx: Het Arbitragehof heeft
in alle artikelen per methode
opgenomen welke elementen het
vertrouwelijk dossier moet
bevatten.

01.44 Alain Courtois (MR): C'est la raison pour laquelle les

magistrats sont les premiers à demander ce cadre légal.

Monsieur Wathelet, avez-vous terminé votre explication du dossier
confidentiel?

01.45 Melchior Wathelet (cdH): Ce n'est quand même pas moi qui

vais vous expliquer le fonctionnement d'un parquet; je n'ai pas votre
expérience, monsieur Courtois! Cependant, nous avons intérêt à ce
que tous les éléments du dossier confidentiel soient clairs. Chaque
mot doit être expliqué. En effet, le rapport est important puisque le
dossier confidentiel doit être défini sur la base du rapport.

01.45 Melchior Wathelet (cdH):

Alle elementen van het
vertrouwelijk dossier moeten
duidelijk zijn. Het verslag is
belangrijk, want het vertrouwelijk
dossier wordt op grond daarvan
gedefinieerd.

01.46 Alain Courtois (MR): Je note que sont également présents

dans le dossier ouvert, les procès verbaux des différentes phases de
l'exécution, de l'observation, de l'infiltration, mais sans qu'il soit fait
mention des éléments susceptibles de compromettre les moyens
techniques policiers utilisés ou la garantie de la sécurité, de
l'anonymat des fonctionnaires de police chargés de l'exécution, de
l'observation ou de l'infiltration ainsi que la confirmation écrite du
magistrat qui a autorisé le recours à la méthode.

01.46 Alain Courtois (MR): In

het open dossier bevinden zich
ook de pv's betreffende de
verschillende stadia van de
uitvoering, zonder de elementen
die van aard zijn de gebruikte
technieken, de veiligheid en de
anonimiteit van de politie-

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Soyons logiques, chers collègues! Les enquêteurs n'ont pas intérêt à
mettre trop d'éléments dans le dossier confidentiel et à ne pas en
mettre assez dans le dossier ouvert. En effet, tout ce qui se trouve
dans le dossier confidentiel ne peut être retenu comme preuve. Ils
n'ont donc aucun intérêt à charger exclusivement le dossier
confidentiel.

Concrètement, quel est le contenu de ce dossier confidentiel dont il
est si souvent fait état? L'autorisation dans sa version intégrale
d'observations ou d'infiltrations du procureur du Roi ou du juge
d'instruction, les décisions de modification, d'extension ou de
prolongation. La décision du procureur du Roi quant aux infractions
qui peuvent être commises par les services de police dans le cadre
d'une observation ou d'une infiltration, les rapports confidentiels sur
chaque phase de l'exécution de l'observation ou de l'infiltration et
dans lesquels figurent en outre, à titre exclusif, les éléments
susceptibles de compromettre les moyens techniques, les techniques
d'enquête policière utilisées ou la garantie de la sécurité, de
l'anonymat des indicateurs, des fonctionnaires de police chargés de
l'exécution de l'observation ou de l'infiltration.

Comme nous pouvons le constater, le dossier répressif est le principe
et le dossier confidentiel, l'exception. Il est à noter que la Cour
d'arbitrage n'a pas remis en question le principe du dossier
confidentiel mais a demandé qu'un juge impartial et indépendant soit
désigné afin de vérifier ce dossier confidentiel. C'est ce que fait le
projet de loi soumis à notre vote aujourd'hui.

Un dossier confidentiel n'existera que pour des méthodes
particulières d'enquête, d'observation, d'infiltration et de recours aux
indicateurs. En ce qui concerne les indicateurs, ce dossier vise
uniquement à sauvegarder leur anonymat. Pour toutes les autres
méthodes spéciales, aucun dossier confidentiel ne sera tenu. Tout se
retrouvera dans le dossier répressif accessible à l'ensemble des
parties. Il s'agit notamment je les cite à titre d'exemples du
contrôle visuel discret, de la collecte des données bancaires, des
écoutes directes, de l'interception du courrier, etc.

Une deuxième question posée en commission à juste titre
concerne la compatibilité du projet de loi avec la jurisprudence de la
Cour européenne des droits de l'homme et, plus particulièrement,
avec les arrêts cités précédemment, Edwards et Lewis contre le
Royaume-Uni. Cette question renvoie à la question de l'accès au
dossier confidentiel et à son contenu.

Je pense m'être suffisamment exprimé à ce propos mais se pose
également la question des effets de la décision de la chambre des
mises en accusation dans le cadre du contrôle de légalité des
méthodes d'observation et d'infiltration. Les effets de cette décision
peuvent être de deux natures. D'une part, la chambre des mises en
accusation estime, après examen du dossier répressif et du dossier
confidentiel, que la procédure qui lui est soumise est entachée d'une
irrégularité, d'une cause de nullité, d'une omission, d'une cause
d'irrecevabilité ou d'extinction de l'action publique. Le cas échéant,
elle peut prononcer la nullité de l'acte qui en est entaché et de tout ou
partie de la procédure ultérieure. Les pièces annulées sont écartées
du dossier.

ambtenaren in het gedrang te
brengen, alsook de schriftelijke
bevestiging van de magistraat die
de toelating tot het gebruik van de
methode heeft gegeven.

Laten we logisch blijven! De
onderzoekers hebben er geen
belang bij te veel elementen in het
vertrouwelijk dossier te stoppen,
want die elementen kunnen niet
als bewijs worden aangevoerd.

Welke elementen bevat het
vertrouwelijk dossier? De toelating
van de procureur des Konings of
de onderzoeksrechter voor het
gebruik van observatie of infiltratie,
de beslissingen tot wijziging,
uitbreiding of verlenging van de
maatregel, de beslissing
betreffende de strafbare feiten die
in het kader van een observatie of
een infiltratie mogen worden
begaan, de vertrouwelijke
verslagen over elke fase van de
uitvoering en de elementen die
van aard zijn de gebruikte
onderzoekstechnieken, de
veiligheid en de anonimiteit van de
tipgevers of de politieambtenaren
die voor de operatie
verantwoordelijk zijn, in het
gedrang te brengen.

Het strafdossier is de regel en het
vertrouwelijk dossier de
uitzondering. Het Arbitragehof
heeft het principe niet ter discussie
gesteld maar heeft gevraagd dat
een onpartijdige en onafhankelijke
rechter zou worden aangeduid om
dat dossier te onderzoeken.

Wat de informanten betreft, strekt
het vertrouwelijk dossier ertoe hun
anonimiteit te waarborgen. Alle
gegevens in verband met de
andere bijzondere methoden
zullen voor alle partijen
toegankelijk zijn: de inkijkoperatie,
het inzamelen van bankgegevens,
het direct meeluisteren, het
onderscheppen van briefwisseling.

In de commissie werd ook de
vraag gesteld of het ontwerp wel
verenigbaar is met de rechtspraak

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

D'autre part, la chambre des mises en accusation estime que les
méthodes particulières de recherche de l'observation et de l'infiltration
utilisées répondent aux conditions légales et que la procédure est
régulière. Toutefois, en cas de rejet par la chambre des mises en
accusation d'un moyen soulevé par la défense, ce moyen peut être à
nouveau développé par la défense devant le tribunal de première
instance et devant la cour d'appel. Le cas échéant, il peut même être
admis par ces juridictions de jugement. Soulignons ce fait pour ceux
qui estiment qu'il n'y a pas la procédure impartiale demandée par la
Cour d'arbitrage.

Outre cette possibilité d'invoquer à nouveau ce moyen au stade du
jugement sur le fond de l'affaire, les garanties procédurales
applicables lors du contrôle de légalité effectué par la chambre des
mises en accusation sont également de nature à garantir un procès
équitable. Il est vrai que le juge du fond n'aura pas accès au dossier
confidentiel. Il ne peut en être autrement. En effet, le juge du fond ne
peut pas se prononcer sur la base d'informations dont il a pris
connaissance et qui n'ont pas été communiquées à la défense.

Avant de terminer, je voudrais reprendre les innovations du projet.

van het Europees Hof voor de
rechten van de mens, en meer in
het bijzonder met de arresten
Edwards en Lewis tegen het
Verenigd Koninkrijk. Het is de
vraag naar de inzage in het
vertrouwelijk dossier en zijn
inhoud.

Een andere vraag betreft de
gevolgen van de beslissing van de
kamer van inbeschuldigingstelling
in het kader van de controle op de
wettigheid van de observatie- of
infiltratietechnieken. Ofwel
oordeelt ze dat de procedure
onregelmatig is en spreekt ze de
vernietiging uit van de
onregelmatige handeling en van
een deel of het geheel van de
rechtspleging. Ofwel oordeelt ze
dat de gebruikte technieken aan
de wettelijke voorwaarden voldoen
en dat de rechtspleging regelmatig
is. Als een middel van de
verdediging wordt verworpen, kan
dat opnieuw worden ingeroepen
voor de rechtbank van eerste
aanleg en het hof van beroep. Ik
wil degenen die menen dat de
onpartijdige rechtspleging waarop
het Arbitragehof heeft
aangedrongen, niet in het ontwerp
vervat zit, hier toch even op wijzen.

Dankzij de procedurele garanties
bij de wettigheidscontrole is een
billijk proces mogelijk. De
bodemrechter krijgt inderdaad
geen inzage in het vertrouwelijk
dossier, want hij kan geen
uitspraak doen op grond van
informatie die niet aan de
verdediging werd meegedeeld.

Le président: Monsieur Courtois, vous avez largement utilisé votre temps de parole mais nous vous
écoutons avec intérêt.

01.47 Alain Courtois (MR): Monsieur le président, je voudrais

reprendre les innovations du projet par rapport à ce qui avait été
demandé par la Cour d'arbitrage.

01.47 Alain Courtois (MR): Met

dit ontwerp wordt niet alleen
ingespeeld op de opmerkingen
van het Arbitragehof, er worden
ook een aantal nieuwigheden
ingevoerd.

01.48 Tony Van Parys (CD&V): (...)

01.49 Alain Courtois (MR): Dat klopt, mijnheer Van Parys.

01.49 Alain Courtois (MR):

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Premièrement, il y a la création de la fonction de juge d'instruction
fédéral spécialisé dans la lutte contre le terrorisme.

(...): (...)

Allereerst wordt de functie van
federaal onderzoeksrechter,
gespecialiseerd in
terrorismebestrijding, in het leven
geroepen, ...

01.50 Alain Courtois (MR): Non. Mais c'est la qualité, ici.

Le MR a toujours approuvé la création de cette fonction. Nous avons
besoin de spécialistes pour traiter les dossiers liés au terrorisme. En
effet, comme l'a souligné dans son audition le juge d'instruction
Fransen, compte tenu de la spécificité de ce type de criminalité,
seules l'expérience et la connaissance de ces phénomènes, acquises
au travers du traitement de nombreux dossiers, sont de nature à
permettre un travail efficace du magistrat instructeur spécialisé. La
spécialisation entraînera donc une meilleure connaissance du milieu
criminel et une meilleure expertise en la matière.

En outre, je pense que l'institution d'un magistrat spécialisé en
matière de terrorisme doit lui permettre de nouer de meilleurs
contacts au niveau international, ce qui est de nature à engendrer une
meilleure connaissance des dossiers, surtout dans les rapports
nationaux et internationaux.

Deuxièmement, il y a les nouvelles possibilités afin de répondre aux
besoins issus de la pratique.

Je pointerai notamment la collecte par le procureur du Roi de
données concernant des comptes et des transactions bancaires.
Cette mesure était déjà consacrée dans la loi de 2003. La nouveauté
est la possibilité donnée au parquet de geler un compte bancaire
faisant l'objet d'une consultation pour un délai de trois jours dans
l'attente d'une saisie éventuelle. Le projet de loi procède également à
l'élargissement de la notion de compte bancaire à l'ensemble de
produits financiers tels que coffres bancaires, portefeuilles de titres,
cautions d'assurances-vie, etc.

Ces propositions paraissent conformes à la jurisprudence de la Cour
d'arbitrage et répondent à un réel besoin dans la lutte actuelle contre
le financement du terrorisme international.

Troisièmement, l'utilisation de matériel photographique dans le cadre
d'observations.

La ministre propose que l'utilisation d'un appareil pour la prise de
photographies ne soit plus considérée comme une utilisation d'un
moyen d'observation technique. A l'heure actuelle, l'utilisation de
matériel photographique classique nécessite l'autorisation d'un
magistrat. J'estime également que la loi actuelle alourdit inutilement le
travail de la police dans ce cas. Toutefois, si l'objectif est d'obtenir
c'est le cas de le dire une vue dans une habitation, j'estime qu'il est
impératif de prévoir l'autorisation d'un magistrat et plus
particulièrement d'un magistrat instructeur; c'est ce que fait
précisément le projet de loi qui nous est soumis.

Quatrièmement, l'autorisation pour les indicateurs de commettre des
infractions.

01.50 Alain Courtois (MR): ...

wat de MR altijd heeft
voorgestaan. Zoals rechter
Fransen onderstreepte kan alleen
efficiënt werk geleverd worden
door mensen met ervaring en
terreinkennis. Een betere kennis
van het milieu en een grotere
expertise zullen mogelijk worden
dankzij specialisatie.

Die magistraat zal ook betere
contacten kunnen aanknopen op
internationaal niveau, waardoor hij
een grotere dossierkennis kan
opbouwen, vooral via nationale en
internationale betrekkingen.

Er komen ook meer
mogelijkheden om aan praktische
bekommernissen tegemoet te
komen, zoals de mogelijkheid voor
de procureur des Konings om
gegevens in te zamelen over
rekeningen en bankverrichtingen.
Die maatregel stond al in de wet
van 2003 vervat, maar daar komt
nu de mogelijkheid bij om een
bankrekening drie dagen lang te
blokkeren in afwachting van een
eventueel beslag. Het begrip
"bankrekening" wordt tevens
uitgebreid tot alle financiële
producten. Die voorstellen stroken
met de rechtspraak van het
Arbitragehof en voldoen aan de
behoeften inzake
terrorismebestrijding.

Voorts is er het gebruik van
fotomateriaal voor observaties.
Momenteel is daar de toestem-
ming van een magistraat voor
nodig, wat het werk van de politie
nodeloos omslachtig maakt. Als
het evenwel gaat om observatie-
operaties om zicht te verwerven in
een woning, moet in de
toestemming van een
onderzoeksmagistraat worden
voorzien, en dat doet dit
wetsontwerp ook.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Sur ce point, je voudrais répondre aux personnes qui ont laissé
entendre dans la presse que les indicateurs pourraient être autorisés
à commettre des infractions sans conditions ou sans limites précises.
Ce n'est pas correct. Encore une fois, voyons les choses
pratiquement. L'objectif principal de cette disposition est de couvrir le
magistrat. La pratique montre que, dans certaines enquêtes
importantes et sensibles en matière de terrorisme et de grand
banditisme, le procureur du Roi est souvent confronté au choix délicat
consistant à autoriser un indicateur, sous certaines conditions bien
définies, à participer aux actes criminels commis dans ce milieu, afin
de maintenir sa position d'information.

Que peut faire un indicateur, qui est souvent issu du milieu criminel ou
qui y est lié, pour pouvoir se maintenir dans cette position? La
pratique, vous le savez, désigne le procureur du Roi pour prendre
cette décision délicate. Le projet de loi a pour objectif de lui donner le
cadre juridique, la sécurité juridique nécessaire lorsqu'il prend de
telles décisions. Le procureur du Roi aura la possibilité, dans des
conditions très strictes, d'autoriser un indicateur à commettre des
infractions. Je souligne cependant que celles-ci doivent
nécessairement être proportionnelles à l'intérêt de maintenir la
position d'information de l'indicateur et ne peuvent, en aucun cas,
porter directement et gravement atteinte à l'intégrité physique des
personnes.

En outre, et c'est capital, ces indicateurs ne bénéficieront pas d'une
excuse ou d'une cause légale d'excuse. Ils pourraient donc, à la
limite, être poursuivis ultérieurement.

Donc, comme nous pouvons le constater, il ne s'agit pas d'un blanc-
seing accordé aux indicateurs. Il est vrai que si les conditions ont été
respectées par l'indicateur, il y a un engagement moral de la part du
procureur du Roi de ne pas entamer des poursuites; cela n'est pas
neuf. Mais si l'indicateur ne respecte pas sa promesse ou va trop loin,
le cas échéant, il pourrait être poursuivi. Par ailleurs, cet engagement
moral n'empêche pas que les victimes éventuelles puissent se
constituer partie civile.

Il est à noter qu'à l'heure actuelle, les magistrats du ministère public
prennent déjà leurs responsabilités en accordant une priorité à la
sécurité publique. En d'autres termes, ce projet de loi - eu égard à cet
élément nouveau relatif aux indicateurs - vise essentiellement à offrir
aux magistrats le cadre et la sécurité juridiques auxquels ils ont droit.

Troisièmement, j'en viens à la mise en oeuvre de méthodes
particulières de recherche dans le cadre de l'exécution d'une peine.
Actuellement, dans une telle situation, aucune méthode particulière
de recherche ne peut être employée. Lorsqu'un détenu condamné
parvient à s'évader de prison sans commettre d'infraction dans le
contexte de son évasion, il n'est pas possible de recourir aux
méthodes particulières de recherche. Le projet de loi vise à résoudre
cette difficulté. Lors des travaux en commission, mon groupe a eu
l'occasion de souligner le manque de clarté de cette disposition. Il
n'est fait référence ni à l'infraction pour laquelle le fugitif a été
condamné ni à la peine prononcée. En quelque sorte, cela revient à
dire que toute personne qui se soustrait à l'exécution de sa peine
d'emprisonnement pourrait faire l'objet de méthodes particulières de
recherche. Un amendement à été adopté en commission afin de

Het is niet waar dat informanten
zomaar onvoorwaardelijk of
onbeperkt strafbare feiten mogen
plegen. In de praktijk staat de
procureur des Konings vaak voor
de moeilijke keuze om een
informant al dan niet toestemming
te geven deel te nemen aan de
misdrijven die in het milieu worden
gepleegd om zijn positie van
informant te kunnen behouden.
Deze tekst is bedoeld om de
magistraat die in dit kader handelt
te dekken.

De procureur des Konings kan een
informant toestemming geven om
strafbare feiten te plegen. Die
strafbare feiten moeten in
verhouding staan tot het belang
van de informatie die de informant
kan inwinnen en mogen in geen
geval rechtstreekse of ernstige
schendingen van de fysieke
integriteit van personen omvatten.
De informanten kunnen die
toestemming niet als wettig
excuus inroepen. Desnoods
zouden ze later dus kunnen
worden vervolgd.

Op dit ogenblik mag in het kader
van de strafuitvoering geen
gebruik worden gemaakt van
bijzondere onderzoeksmethoden.
In de commissie werd een
amendement goedgekeurd, dat
verduidelijkt dat bij het aanwenden
van die methoden bepaalde
voorwaarden op het vlak van
toepassing en vorm zullen worden
nageleefd.

Wat de inkijkoperatie in een
private omgeving betreft, strekt de
ontworpen bepaling ertoe de
procureur des Konings de
mogelijkheid te bieden de
politiediensten te allen tijde te
machtigen zo een inkijkoperatie uit
te voeren op een private plaats.
Daarbij moeten het
proportionaliteits- en het
subsidiariteitsbeginsel worden
nageleefd. Volgens de ontworpen
tekst moet onder private plaats
worden verstaan de plaats die

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

préciser que ces méthodes, utilisées dans ce cadre, vont respecter
les conditions d'application, de forme et de procédure prévues par la
loi.

Quatrièmement, j'évoquerai le contrôle visuel discret dans un lieu
privé. La disposition en projet vise à permettre au procureur du Roi
d'autoriser les services de police à procéder à un contrôle visuel
discret à tout moment dans un lieu privé. Cette autorisation ne peut
être accordée que si les faits punissables constitueraient un délit visé
à l'article 90 ter §§ 2 à 4 du Code d'instruction criminelle ou seraient
commis dans le cadre d'une organisation criminelle. Il s'agit donc,
comme j'y ai déjà fait allusion, de l'exigence de proportionnalité. Cette
mesure ne peut être autorisée que si les autres moyens
d'investigation ne semblent pas suffire à la manifestation de la vérité.
Il s'agit par conséquent du fameux principe de subsidiarité.

Puis, il y a eu la discussion au sujet du lieu privé. Selon le texte en
projet, il faut entendre par "lieu privé": "un lieu qui n'est manifestement
pas un domicile, une dépendance propre et enclose ou le local utilisé
à des fins professionnelles d'un avocat ou d'un médecin".

La question de savoir si la définition de la notion de domicile est
conforme à la jurisprudence de la Cour européenne des droits de
l'homme s'est évidemment immédiatement posée, notamment pour
ce qui concerne les locaux professionnels.

Il est vrai que la Cour européenne des droits de l'homme part du
principe que certains locaux professionnels ou commerciaux
bénéficient du droit de la protection de la vie privée du domicile. Dans
l'arrêt Niemietz, la Cour considère: "Plus généralement, interpréter les
mots "vie privée" et "domicile" comme incluant certains activités ou
locaux professionnels répondrait à l'objet et au but essentiels de
l'article 8: prémunir l'individu contre des ingérences arbitraires des
pouvoirs publics." Toutefois, la Cour précise: "Les Etats contractants
ne s'en trouveraient pas indûment bridés, car ils conserveraient, dans
la mesure autorisée par le §2 de l'article 8, leur droit d'ingérence et
celui-ci pourrait fort bien aller plus loin pour des activités ou locaux
professionnels ou commerciaux que dans d'autres cas".

Concrètement, tous les lieux professionnels ne doivent pas être
protégés au sens de l'article 8. En effet, il s'agit de certains lieux, de
certaines activités à vocation professionnelle et commerciale et dans
certaines circonstances précises.

L'interprétation large de la Cour européenne des droits de l'homme ne
signifie pas qu'il faille accorder au domicile et au lieu professionnel le
même degré de protection juridique. Ainsi, on peut déduire de cette
jurisprudence que tous les locaux commerciaux professionnels ne
doivent pas être systématiquement considérés comme entrant dans
la notion de domicile. Une protection particulière est accordée aux
locaux utilisés par les médecins et les avocats. Evidemment, qu'en
est-il des syndicats, des partis politiques ou des bureaux de rédaction
de presse?

Pour répondre à cette question, la ministre a évoqué un arrêt de la
Cour de cassation du 19 février 2002 qui dit: "Il y a lieu d'entendre par
domicile, au sens de l'article 15 de la Constitution, le lieu, en ce
compris les dépendances propres y encloses, occupé par une

kennelijk geen woning is, geen
door een woning omsloten eigen
aanhorigheid en geen lokaal
aangewend voor beroeps-
doeleinden of de woonplaats van
een advocaat of een arts.

De ruime uitlegging van het
Europees hof voor de rechten van
de mens betekent niet dat aan de
woonplaats en aan de plaats die
voor beroepsdoeleinden wordt
gebruikt, dezelfde graad van
juridische bescherming moet
worden verleend. De door artsen
en advocaten gebruikte lokalen
genieten een bijzonder
bescherming. Hoe staat het echter
met vakbonden, politieke partijen
of persredacties? De minister
verwees naar een arrest van het
Hof van Cassatie van 19 februari
2002 dat inhoudt dat de procureur
des Konings geen inkijkoperatie
mag bevelen in de zetel van een
partij, een vakbond of een
redactie.

Ik geef toe dat de draagwijdte van
het arrest nog altijd een aantal
vragen oproept. Ik hoop dat de
minister ons zal geruststellen,
meer bepaald wat de journalisten
betreft. Wat houdt zo'n
inkijkoperatie in dat verband
concreet in?

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

personne en vue d'y établir sa demeure ou sa résidence réelle et où
elle a le droit, à ce titre, au respect de son intimité, de sa tranquillité et
plus généralement de sa vie privée".

"L'article 8, alinéa 1er de la Cour européenne des droits de l'homme
et des libertés fondamentales reconnaît à toute personne le droit au
respect de sa vie privée et familiale, de son domicile et de sa
correspondance. Le droit reconnu par l'article 8, alinéa 1er comprend
aussi les espaces professionnels, pour autant que les activités qui y
sont développées revêtent un caractère privé ou qu'une
correspondance confidentielle y soit conservée. Ce n'est qu'à cette
condition que ces espaces professionnels sont également protégés
par l'article 15 de la Constitution".

Selon la ministre, cet arrêt implique que le siège d'un parti, d'un
syndicat ou d'un bureau de rédaction ne pourrait pas faire l'objet d'un
contrôle visuel discret par le procureur du Roi.

Je reconnais que des interrogations subsistent quant à la portée de
cet arrêt. Pouvons-nous le considérer comme un arrêt de principe? La
ministre va nous rassurer, je l'espère, et nous assurer que les
journalistes ne perdent pas le bénéfice des garanties offertes par la loi
récente sur la protection des sources.

Madame la ministre, afin d'en finir avec un certain fantasme en cette
matière, pourriez-vous expliquer en quoi consiste concrètement un
contrôle visuel discret? Est-ce exact de le considérer comme une
fouille en règle?

Le président: Vous pourriez peut-être conclure. Vous parlez déjà depuis 45 minutes.

01.51 Laurette Onkelinx, ministre: (...)

Le président: Oui, mais quand M. Courtois est parti...

01.52 Alain Courtois (MR): J'ai bientôt terminé, monsieur le

président: j'en arrive à ma conclusion. Je n'ai pas respecté mon
temps de parole?

Le président: Si, largement.

01.53 Alain Courtois (MR): En conclusion, monsieur le président, le

projet de loi n'est pas un texte intégrant dans notre droit positif les
méthodes particulières de recherche, comme certains ont voulu le
présenter. Ces méthodes trouvent leur fondement légal dans la loi de
2003 soumise à l'examen approfondi de la Cour d'arbitrage et celle-ci
a considéré que les méthodes prévues par cette loi n'étaient pas
disproportionnées par rapport à l'objectif visé, à savoir lutter contre la
criminalité organisée.

En outre, le projet de loi constitue une réponse qu'il fallait apporter
rapidement à l'arrêt de la Cour d'arbitrage. Le projet de loi a précisé
davantage les conditions dans lesquelles certaines méthodes
spéciales d'enquête peuvent être utilisées tout en améliorant le
contrôle dans le cadre de l'information ou de l'instruction ainsi que le
contrôle juridictionnel, contrairement à ce qu'on peut lire ou entendre
chez certains.

01.53 Alain Courtois (MR): Met

dit wetsontwerp worden de
bijzondere opsporingsmethoden
niet in ons positief recht ingebed,
zoals sommigen het hebben laten
uitschijnen. De wettelijke
grondslag voor die methoden staat
immers al vervat in de wet van
2003, die het Arbitragehof grondig
doorgelicht heeft, en het Hof heeft
geoordeeld dat de methoden die
bij die wet worden ingevoerd, niet
onevenredig zijn aan de
doelstelling van de wetgever. Met
dit ontwerp wordt aan de
opmerkingen van het Arbitragehof
tegemoet gekomen.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Récemment, Guy Haarscher, professeur de philosophie du droit,
expliquait qu'on pouvait isoler deux attitudes extrêmes face au
terrorisme. La première consiste à soutenir sans trop de scrupule
l'idée que face au terrorisme, il faut donner aux forces de police des
pouvoirs renforcés sans écouter les belles âmes dénonçant le danger
de telles mesures pour les droits de l'homme. De l'autre côté, il y a
ceux qui crient au fascisme dès qu'on renforce les pouvoirs de police.
Ils ne tiennent pas assez compte de la nécessité de protéger le
citoyen d'attaques particulièrement cyniques visant délibérément les
civils innocents. Ces deux attitudes, le tout répressif et le tout aux
libertés, sont unilatérales. Ce philosophe du droit nous invite à
reconnaître la responsabilité du gouvernement dans la protection de
base de nos citoyens contre une criminalité politique sans limites et à
le soutenir dans cette entreprise. Mais ce soutien doit s'accompagner
d'une vigilance critique quant aux dérives possibles. Mais ne nous y
trompons pas: l'ennemi, c'est d'abord le terrorisme, pas la police!

Notre démocratie est en danger. Les ennemis de la démocratie ont
des moyens largement supérieurs aux nôtres. Qu'on se le dise. Notre
avenir est de stopper tous ceux qui, avec des moyens exagérés, avec
des armes dont nous ne disposons pas, mettent en péril les valeurs et
le respect de notre démocratie.

Het weze duidelijk dat de regering
verantwoordelijk is voor de basis-
bescherming van de bevolking
tegen een grenzeloze politieke
criminaliteit. Maar die steun moet
gepaard gaan met een kritische
alertheid op mogelijke uitwassen.
Want we mogen ons natuurlijk niet
van vijand vergissen: we moeten
het terrorisme te lijf gaan, niet de
politie.

We moeten diegenen die de
waarden van en het respect voor
onze democratie in gevaar
brengen, tegenhouden.

01.54 Claude Marinower (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de

minister, collega's, mijnheer Courtois, wij weten nu ook voor de
toekomst dat het begrip tijd een rekbaar begrip is.

(...): (...).

01.55 Claude Marinower (VLD): Het was rekbaar. Geen probleem.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, wij hebben hier
al heel veel gehoord over de inleiding van het debat inzake de wet op
de bijzondere opsporingsmethodes.

Bij de voorbereiding van mijn uiteenzetting las ik een editoriale
bijdrage. Ik wil u een aantal zinnen daaruit niet onthouden. Het was
een editoriaal stuk in een Franstalige krant. Het resumeert echter zo
goed waarover het in casu gaat. Het sluit ook nauw aan bij wat de
heer Courtois op het einde van zijn betoog heeft gezegd. Sta mij dus
toe een paar zinnen uit het stuk te citeren: "La lutte contre le
terrorisme justifie que tout soit mis en oeuvre pour contenir ce fléau
d'abord et l'éradiquer ensuite. Cela implique une grande détermination
politique, un grand consensus entre tous les représentants de la
Nation, une concertation positive sur le plan international et la mise en
oeuvre des moyens qu'impose la lutte contre la gangrène de ce début
de millénaire.

Notre sécurité, notre liberté, notre démocratie sont à ce prix. Il faut
accepter que des dispositions spécifiques soient mises en place, que
des instruments d'investigation exceptionnels soient mis à la
disposition de ceux qui sont chargés de faire régner l'ordre pour notre
sécurité.

Trop d'images insupportables, trop de massacres d'innocents, trop de
brutalité aveugle ont occupé nos colonnes et celles d'autres journaux
pour qu'on se refuse d'admettre que nous sommes confrontés à une
situation exceptionnelle qui peut justifier des moyens d'exception."

01.55 Claude Marinower (VLD) :

Alors que je préparais mon
intervention, j'ai lu un article
d'opinion dans "L'Echo" de
vendredi dernier.

Het komt erop neer dat we te
maken hebben met een
uitzonderlijke toestand, die het
gebruik van uitzonderlijke
middelen kan rechtvaardigen.

Les interviews relayées dans la
presse francophone ont également
fait apparaître des contradictions
frappantes entre les déclarations
faites le 3 décembre par l'ancien
juge d'instruction Vandermeersch
et celles faites aujourd'hui par
l'ancien juge d'instruction De
Valkeneer, actuellement procureur
à Charleroi. Depuis le 3 décembre,
des adaptations ont bien encore
été apportées en commission.

Mme Nagy a également fait
référence à l'interview de M. De
Valkeneer, en citant bien entendu
un morceau choisi.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Dit is het begin van een editoriaal in L'Echo van vorige vrijdag.
Interessant is ook een aantal interviews, waarvan er vrij veel zijn
afgenomen, vooral door de Franstalige pers. Als je dan de interviews
van oud-onderzoeksrechter Vandermeersch uit Brussel van 3
december legt naast het vandaag verschenen interview met de heer
De Valkeneer, nu procureur in Charleroi, maar vroeger
onderzoeksrechter in Brussel, dan zijn de tegenstellingen wel
interessant. Daarbij rijst de vraag of de stelling van oud-
onderzoeksrechter Vandermeersch vandaag, na het debat in de
commissie en het aanbrengen van aanpassingen, nog altijd dezelfde
is als degene die hij op 3 december verdedigde.

Ik hoorde collega Nagy citeren uit het interview met de heer De
Valkeneer. U citeerde een deel. Sta mij toe te zeggen: "Morceau
choisi". Sta mij toe uit het interview met de heer De Valkeneer een
ander stuk, een ander "morceau choisi" te citeren.

01.56 Laurette Onkelinx, ministre: C'est ce qu'il ne faut pas faire

dans le cadre d'une information: en effet, là, l'ensemble des morceaux
enregistrés doit se trouver dans le dossier répressif.

01.57 Claude Marinower (VLD): Mevrouw de minister, ik zal ingaan

op uw nauwelijks verholen suggestie.

01.58 Marie Nagy (ECOLO): Vous allez sans doute faire référence

au début de la carte blanche. Mais dans ce cas, vous pouvez citer
tous les éditoriaux!

Le président: Il ne s'agit pas ici d'une revue de presse!

01.59 Marie Nagy (ECOLO): Vous pouvez citer tous les éditoriaux

de la presse francophone qui ne vont pas dans le même sens que
l'éditorial de "L'Echo".

Un débat a eu lieu dans la presse avec des prises de position
critiques, des arguments que j'estime, pour ma part, valables et que
l'on peut avancer pour appuyer une thèse ou une autre. Je ne vois
pas en quoi votre démarche est plus digne que la mienne.

01.59 Marie Nagy (ECOLO): Dan

kan u ook alle Franstalige
perscommentatoren vermelden
die er anders over denken. In de
media werd een ruim debat
gevoerd en er werd waardevolle
kritiek geleverd. Ik zie niet in in
welk opzicht uw benadering beter
zou zijn dan de mijne.

Le président: Madame, la seule publication qu'il conviendra de lire après ce débat, c'est le Moniteur belge.

01.60 Marie Nagy (ECOLO): Vous pensez qu'un avis sera donné?

Le président: Il y aura une loi!

01.61 Claude Marinower (VLD): Het was zeker niet mijn bedoeling,

mevrouw Nagy, om een persoverzicht te geven. U hebt specifiek uit
het interview dat vandaag is verschenen, van de heer De Valkeneer
geciteerd en u hebt precies dat deel geciteerd dat uw betoog diende.
Ik meen dat het dan maar logisch is dat ik uit hetzelfde interview een
passage haal die mijn betoog dient. Ik citeer onmiddellijk ook de bron,
u hebt dat ook gedaan. Het is een interview dat vandaag is
verschenen. Volgens mij is dit relevanter omdat het interview werd
afgenomen nadat de debatten in de commissie werden gesloten.

Ik wil alleen maar daaruit halen dat, onder anderen, de heer De

01.61 Claude Marinower (VLD):

Mon but n'est pas de vous
présenter une revue de presse
mais Mme Nagy a cité l'interview
que M. De Valkeneer a accordée
après les débats de commission et
qui est donc plus pertinent, en
particulier la partie de cette
interview qui servait sa thèse. Mais
moi, je vais en citer une autre
partie...

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Valkeneer, oud-onderzoeksrechter in Brussel, die, als ik mij niet
vergis, een onderzoek heeft geleid dat is uitgemond in een van de
terrorismeprocessen in Brussel, het volgende zegt, en ik citeer: "Je
suis assez surpris de constater à quel point le projet actuel est critiqué
alors qu'il présente de plus grandes garanties que le texte initial".

Ik ben tamelijk verbaasd over de
kritiek op het huidige ontwerp dat
nochtans meer waarborgen biedt
dan de oorspronkelijke tekst.

Hij heeft ook nog uitspraken met betrekking tot de controle door de
kamer van inbeschuldigingstelling gedaan. Ik kom daar straks op
terug.

De wet op de bijzondere opsporingsmethodes, die oorspronkelijk
dateert van januari 2003, was slechts een wettelijke bevestiging van
hetgeen reeds tien jaar eerder in de praktijk toegepast werd en zich
door allerlei omstandigheden in de grijze zone bevond. Er werden in
ons land reeds jaren bijzondere opsporingstechnieken gebruikt door
de opsporingsapparaten, met name politie en openbaar ministerie, op
basis van twee circulaires van 1990 en 1992.

De wettelijke grond was eigenlijk maar drijfzand en onvoldoende wat
de rechtsbescherming en rechtszekerheid van alle betrokkenen
betrof. De toets van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
had niet echt doorstaan kunnen worden. Vroeger was het idee dat
dergelijke methodes niet in het strafrecht hoorden. Wij vinden reeds in
1720 gelijkaardige methodes die door het bureau de sûreté in Parijs
toegepast werden.

De noodzaak van het creëren van een wetgeving in de strijd tegen de
georganiseerde misdaad is hoogstnoodzakelijk om verschillende
redenen. België is, hoe men het ook draait of keert, niet hét
aantrekkelijkste land, maar wel een zeer aantrekkelijk land voor de
georganiseerde door zijn centrale ligging in Europa en de bekendheid
als gastheer van verschillende Europese en internationale instellingen
gepaard gaande met de relatieve economische welvaart.

De efficiënte aanpak van de georganiseerde criminaliteit impliceert
een proactieve recherche, anders zou men zich niet kunnen
toespitsen op een crimineel samenwerkingsverband of de criminele
organisatie.

Bij de klassieke gewone opsporingsmethode houdt men gewoonlijk
slechts rekening met de dader die verantwoordelijk is voor de
welbepaalde daden, die men opspoort en berecht. Binnen de
criminele organisatie bevindt die geviseerde persoon zich regelmatig
slechts op het laagste niveau en zeker in de lagere regionen waardoor
de leiders alvast in vele gevallen buiten schot blijven. De traditionele
vormen van opsporing gaan ook nog te veel uit van het feit dat de
normovertreder individueel handelt en slechts toevallig zou overgaan
tot bendevorming.

Jaarverslagen tonen in ruime mate aan dat de georganiseerde
criminaliteit in ons land voet aan de grond heeft gekregen. In 2000 zijn
er 223 onderzoeken geweest naar criminele organisaties, minder dan
het jaar daarvoor, maar dat kan door verscheidene redenen uitgelegd
worden, onder meer door een betere contrastrategie. 1.577
verdachten waren in 2000 betrokken bij onderzoeken met betrekking
tot georganiseerde misdaad.

Zeer recent zijn in de kamercommissie voor de Justitie cijfers

Il a également fait des déclarations
à propos de la chambre des mises
en accusation.

La loi concernant les méthodes
particulières de recherche, qui
date initialement de 2003, a
conféré un cadre légal à la mise
en oeuvre de ces techniques que
la police et le ministère public
utilisent déjà depuis les circulaires
de 1990 et de 1992. Une base
légale s'imposait pour garantir la
sécurité juridique des intéressés et
pour passer l'épreuve de la Cour
européenne des droits de
l'homme.

Cette loi était indispensable en
raison de l'intérêt que revêt la
Belgique pour la criminalité
organisée eu égard à sa situation
centrale, à sa prospérité et à sa
fonction de pays hôte des
institutions européennes et
internationales. L'approche à
l'égard de cette forme de
criminalité requiert une recherche
proactive qui permette de se
concentrer sur les organisations
criminelles. Les méthodes
classiques d'investigation ne
tiennent généralement compte que
de l'auteur lui-même, les chefs de
bande n'étant souvent pas
inquiétés. Il ressort de rapports
annuels que la criminalité
organisée a pris racine dans notre
pays. Ces dernières années, les
méthodes particulières de
recherche sont en moyenne
utilisées dans environ 1.000 cas
par an. Elles l'ont été dans 1.123
cas en 2001, alors que la loi
n'existait pas encore, et dans 907
cas en 2004.

Dans différents pays et dans les
forums internationaux, une
attention accrue est portée à la
lutte contre la criminalité
organisée, ce qui mène progres-

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

bekendgemaakt door de federale politie, directie Gerechtelijke
Organisaties. Daaruit blijkt dat het aantal dossiers met gebruik van
een bijzondere opsporingsmethode de voorbije jaren steeds rond
1.000 ligt. In 2001 bijvoorbeeld, toen er nog geen wettelijk kader
bestond, waren het er 1.123. In 2004 waren het er 907.

De verhoogde aandacht voor de strijd tegen de georganiseerde
criminaliteit zien we in verschillende landen opduiken en ook op
internationale fora. Steeds meer landen zien in de georganiseerde
misdaad een bedreiging van de gevestigde samenleving. Dergelijke
bekommernis zorgt ervoor dat er een zekere toenadering te
bespeuren is in de verschillende normeringsstelsels in de Europese
landen. Onder meer in Aanbeveling 11 van de Raad van Europa van
2001 worden de staten aangemoedigd tot het opnemen in de
onderscheiden nationale wetgevingen van bijzondere
opsporingsmethodes. Ook in de Europese Unie is er het Actieplan ter
bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Daarnaast werd in
Nederland, naar aanleiding van de resultaten van de commissie-Van
Traa, de vaststelling gemaakt dat de wetgever te weinig expliciete
wettelijke regels had opgesteld inzake de opsporing. Zowel wetgever
als rechter namen daardoor te gemakkelijk aan dat de algemene
opsporingsbevoegdheid en de algemene rechtsbeginselen de
bijzondere opsporingsmethoden normeerden. Inmiddels is in deze
lacune verandering gebracht door een nieuwe wet die op 26
november 1998 in Nederland door de Tweede Kamer werd
aangenomen en in februari 2000 in werking is getreden.

Over die bijzondere opsporingstechnieken is reeds ontzettend veel
gezegd en geschreven. Omzendbrieven regelden reeds bijzondere
opsporingstechnieken die zijn ontstaan uit fenomenen als groot
banditisme en hormonen. Het tweede tussentijdse verslag van de
parlementaire onderzoekscommissie Georganiseerde Misdaad stelde
reeds in 1998 voor om de bijzondere opsporingstechnieken wettelijk
te regelen. De noodzaak aan een dergelijke regeling bestond
trouwens al langer. In 2001 kwamen bijvoorbeeld 1.149 aanvragen
binnen in verband met bijzondere technieken. Dit wijst toch op de
nood op het terrein.

Wat dit wetsontwerp betreft, kan het volgende gezegd worden.
Centraal in de discussie over de zogenaamde bijzondere
opsporingsmethodewet is de eerbiediging van de rechten van
verdediging, of meer concreet de voldoende eerbiediging ervan. Het
Arbitragehof heeft in dat verband een aantal artikelen vernietigd
omdat in een aantal gevallen de rechten van verdediging niet volledig
konden worden gegarandeerd. De meeste problemen bestonden dan
ook in de creatie van het vertrouwelijk dossier. Het is belangrijk om
nog eens te herhalen, collega Courtois heeft dat ook gedaan, dat het
Arbitragehof de noodzaak inziet van de bijzondere
opsporingsmethoden. Het Arbitragehof vermeldt onder meer, ik citeer:
"De wetgever vermocht te oordelen dat het, teneinde bepaalde
ernstige vormen van criminaliteit te bestrijden, noodzakelijk was om
de aanwending van de bijzondere opsporingsmethoden, en andere
methoden die in mindere mate een inbreuk betekenen op de
grondrechten, toe te staan vanaf het stadium van het
opsporingsonderzoek."

Het vertrouwelijk dossier as such blijkt in dat opzicht niet het probleem
te zijn. Het Arbitragehof stemt zelfs in met het principe van het

sivement à un rapprochement des
différents régimes normatifs. C'est
ainsi que par la recommandation
11/2001, le Conseil de l'Europe
encourage les États membres
européens à élaborer une loi sur
les méthodes particulières de
recherche. Déjà en 1998, la
commission d'enquête sur la
criminalité organisée a estimé
qu'une telle loi était nécessaire et,
en 2001, 1.149 demandes
relatives à l'utilisation de
techniques particulières ont été
introduites.

Le respect des droits de la
défense occupe bien sûr une
position centrale. La création du
dossier confidentiel constitue le
principal écueil. La Cour
d'arbitrage discerne clairement la
nécessité d'une loi sur les
méthodes particulières de
recherche, mais elle a été
contrainte d'annuler une série
d'articles parce que les droits de la
défense étaient menacés.

Le dossier confidentiel ne pose
pas de problème en tant que tel
devant la Cour d'arbitrage. En
effet, certains éléments doivent
parfois impérativement rester
secrets pour le prévenu, par
exemple dans le cadre de la
sécurité nationale. La Cour
d'arbitrage a toutefois demandé
que le contrôle soit assuré par un
juge indépendant et impartial.

En vertu de ce projet de loi, ce rôle
est confié à la chambre des mises
en accusation. Lors des audiences
au Sénat, le barreau n'a pas
immédiatement proposé une autre
solution. Les objections formulées
par M. Van Parys portaient sur le
risque d'engorgement de la
chambre des mises en accusation,
alors que M. Wathelet a souligné
qu'au fil de l'enquête, cette
chambre est informée tant du
dossier confidentiel que de la
décision sur le fond.

constitution d'un nouvel organe est
toutefois complexe et le ministère
public, le juge d'instruction et la

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

vertrouwelijk dossier.

In punt 37, 6°, wordt over dat aspect geschreven en ik citeer: "Het
recht om kennis te nemen van alle bewijselementen van de
vervolgende partij, is niet absoluut. In sommige, strafrechtelijke
procedures kunnen tegenstrijdige belangen aanwezig zijn, zoals
nationale veiligheid, de noodzaak om getuigen te beschermen of
onderzoeksmethoden geheim te houden, die dienen te worden
afgewogen tegen de rechten van de beklaagde. In sommige gevallen
kan het noodzakelijk zijn om bepaalde bewijselementen geheim te
houden voor die partij, teneinde fundamentele rechten van andere
personen of een behartenswaardig, algemeen belang te vrijwaren."

Het Arbitragehof eiste dat een en ander zou worden gecompenseerd
door een procedure die een onafhankelijke en onpartijdige rechter in
staat zou stellen de wettigheid van de procedure te onderzoeken. In
het ontwerp wordt in die rol voorzien. Ze is namelijk voor de kamer
van inbeschuldigingstelling, die, zoals de heer Van Parys in
herinnering heeft gebracht, reeds verscheidene controlefuncties heeft.
Daardoor heeft ze op dat vlak zeker ook de vereiste expertise.

Een andere optie was er in dat verband nog niet. Ik meen trouwens te
hebben begrepen uit de hoorzittingen die vorige vrijdag door de
Senaat werden gehouden, dat, wanneer de vraag werd gesteld aan
de advocatuur welk alternatief in deze materie dan wel werd
voorgesteld, er niet onmiddellijk een alternatief was voorgesteld.

Mijnheer Van Parys, ik meen trouwens te hebben begrepen dat uw
kritiek, die u vandaag over dat punt verwoordde, veel meer de
flessenhals betrof die de kamer van inbeschuldigingstelling riskeert te
treffen. De heer Wathelet uitte over dat specifieke aspect de kritiek
dat de kamer van inbeschuldigingstelling in de loop van het onderzoek
tegelijk kennis zou hebben van het vertrouwelijk dossier en later van
de beslissingen ten gronde.

Het zal moeten blijken, maar een nieuw orgaan lijkt me in voorliggend
dossier ingewikkeld en moeilijk te vinden. Het openbaar ministerie
bevoegd maken, is helemaal niet mogelijk, aangezien zij betrokken
partij is. De onderzoeksrechter is de persoon die de bijzondere
opsporingsmethoden toepast. De raadkamer omvat collega's van de
onderzoeksrechter. We zitten daarmee ook op een hoger niveau.

Wij menen dat de gekozen oplossing de meest werkbare is. Daarbij
dient immers de vraag voor ogen te worden gehouden of de
onderzoekers via een wettelijke regeling aan het criminele milieu niet
te veel dreigen prijs te geven van hun strategie. Het is in se al een
heel moeilijke evenwichtsoefening die op dat vlak zal moeten worden
doorgevoerd.

Over het begrip domicilie, huis, home de heer Maingain zal er straks
nog heel uitvoerig op ingaan; ik wil hem dat plezier dus zeker niet
ontnemen werd in de commissie een debat gevoerd.

Wie het verslag van de debatten in de commissie erop naslaat, zal
hebben vastgesteld dat onze fractie bij monde van de
commissievoorzitter bij het begin van de debatten een zeer uitvoerige
uiteenzetting heeft gehouden. Daarbij werd de nadruk gelegd op een
aantal punten, waaronder de niet voldoende definiëring van het begrip

chambre du conseil sont associés
à l'enquête. Nous pensons que la
solution la plus praticable est
choisie.

Un long débat de commission a
été consacré aux notions de
domicile, de maison et de "home".
Il s'agit en tout état de cause d'une
terminologie en constante
évolution.

Pas plus tard que vendredi
dernier, le Prof. Van den Wijngaert
disait encore qu'il fallait trouver un
équilibre subtil entre, d'une part,
les sacro-saints droits de la
défense et le respect d'un certain
nombre de normes et de
dispositions, et, d'autre part, la
nécessité urgente de pouvoir
mener l'enquête pénale avec les
meilleures chances de réussite.

La Cour d'arbitrage n'a pas réduit
à néant les principales dispositions
de la loi sur les MPR. Elle n'a
annulé que certaines dispositions
ayant trait essentiellement au
contrôle.

Par conséquent, la seule chose
que nous pouvons déplorer, c'est
le temps limité dont nous avons
disposé pour mener ce débat.

La recherche de méthodes
permettant de combattre
efficacement des formes
particulières de criminalité, dans le
respect des droits et des libertés,
constitue toujours un exercice
d'équilibre. Ce projet tente de
rétablir l'équilibre que ne
garantissait pas toujours la loi de
janvier 2003 qui créait un cadre
légal et définissait déjà les grands
principes. Les méthodes
particulières de recherche
constituent des règles d'exception
et peuvent uniquement être
appliquées lorsqu'il est satisfait à
des conditions très strictes. Nul ne
peut douter de la nécessité de ces
méthodes dans le cadre
d'investigations policières
modernes: elles constituent un mal
nécessaire.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

woning, de tegenstelling tussen het begrip zoals omschreven in het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 8, en zoals
bij ons. Wij kunnen en zullen het er allen over eens zijn dat het
alleszins over een evolutieve term, een evolutieve terminologie en een
evolutief karakter ervan gaat.

In die zin meen ik namens mijn fractie te kunnen en mogen zeggen
dat de vragen die namens mijn fractie werden geformuleerd bij de
aanvang van het debat, hangende of lopende het debat een antwoord
hebben gekregen. Met de antwoorden die wij hebben gekregen,
kunnen wij vrede nemen. Het is trouwens interessant vast te stellen
dat niet later dan vorige zondag een niet onbelangrijk personage als
professor Van den Wijngaert met betrekking tot deze bijzondere
opsporingsmethoden zei dat in dezen, zoals steeds, een delicaat
evenwicht zal moeten worden gevonden tussen aan de ene kant de
heilige rechten van de verdediging, het respect voor een aantal
normen en het respect voor een aantal voorzieningen, en daar
tegenover de dringende noodzaak een aantal onderzoeken te kunnen
voeren met de grootste kans op succes.

Ik wil er nogmaals aan herinneren dat het Arbitragehof het idee van
de bijzondere opsporingsmethoden uit de wet zelf niet heeft
vernietigd. Op zich blijven de meest ingrijpende punten van de BOM-
wet overeind. Slechts een aantal bepalingen werd vernietigd, en
voornamelijk degene die betrekking hadden op wie controle kan
uitoefenen en hoe die controle kan worden uitgeoefend. Als wij dan al
iets kunnen betreuren, mevrouw de minister dat hebben wij ook al in
de commissie gezegd dan dat er niet heel veel tijd is geweest om
heel dat debat te voeren. Daar zullen ongetwijfeld redenen voor
geweest zijn, met name ten overstaan van de tijdslimiet van 31
december en de deadline die voor ons lag.

Onze fractie kan het volgende besluiten. In de strijd tegen de
bijzondere vormen van criminaliteit zoals georganiseerde misdaad en
terrorisme, zal het steeds een zoektocht zijn ik heb het reeds
gezegd - naar een evenwicht tussen de efficiënte bestrijding van die
criminaliteit en het terrorisme en anderzijds het vrijwaren van de
rechten en vrijheden van de mensen, zoals daar zijn de rechten van
de verdediging. Het zal altijd balanceren op het slappe koord blijven.
De bijzondere opsporingsmethoden bestaan al lange tijd en zijn
noodzakelijk: ik verwijs alleen maar naar de cijfers om dit aan te
tonen. De wet van januari 2003 heeft ervoor gezorgd dat de praktijken
een wettelijk kader kregen, waardoor de rechtszekerheid voor iedere
betrokkene toegenomen is. Ook het Arbitragehof heeft ingezien dat
specifieke methodes noodzakelijk zijn en heeft dat ook met zoveel
woorden gezegd. Ik heb reeds verwezen naar een aantal passages uit
het genoemde arrest.

Alleen stelde het hof dat dit evenwicht in de oorspronkelijke wet nog
niet volledig voorhanden was. In dat verband kan worden verwezen
dat heb ik al gedaan naar de discussie rond het vertrouwelijke
dossier.

Het ontwerp dat thans voorligt, poogt ons inziens ook het evenwicht,
dat op sommige plaatsen niet of onvoldoende aanwezig was, te
herstellen. Dit ontwerp voorziet, wat betreft de bijzondere
opsporingsmethoden, in niets nieuws. De grote principes werden
immers reeds bij het vorige wetgevende initiatief goedgekeurd door

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

een grote meerderheid. Steeds, zelfs al gaan een aantal bepalingen
vrij ver, zal men voor ogen moeten houden dat het over een
uitzonderingsregeling gaat, die gekoppeld wordt aan hele reeks
stringent te vervullen voorwaarden, waarbij niet zomaar een of andere
techniek kan worden toegepast door om het even wie. Om
georganiseerde criminaliteit en aanverwanten kordaat en efficiënt aan
te pakken, zijn uitzonderingsmaatregelen nodig en zullen
uitzonderingsmaatregelen nodig zijn. Niemand mag en moet twijfelen
aan de noodzaak van een modern recherchemanagement en het feit
dat de bijzondere opsporingsmethoden in dezen een noodzakelijk
kwaad zijn.

Le président: Le dernier orateur est M. Maingain. Ensuite, Mme la vice-première ministre interviendra.
Nous arriverons ainsi à l'heure prévue pour le vote. Je remercie encore M. le vice-président Tant qui m'a
bien aidé ce matin.

01.62 Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, madame la

vice-première ministre, chers collègues, beaucoup a été dit au cours
de cette journée. Je tiens d'abord à saluer le travail qui a été fait en
commission de la Justice, sous la conduite de notre président. En
effet, l'examen approfondi de ce projet de loi en commission de la
Justice a permis de répondre à un certain nombre d'interrogations. De
plus, si l'on veut être intellectuellement honnête, ce projet de loi ne
mérite sans doute ni un excès d'enthousiasme ni un excès d'indignité
mais il n'en demeure pas moins qu'il recèle des incertitudes juridiques
qui le rendent fragile sous certains aspects, et je vais les aborder.

Au préalable, je tiens à émettre deux remarques. L'efficacité de la
lutte contre le terrorisme est souvent évoquée pour recourir à des
méthodes exceptionnelles et personne ne nie la nécessité de recourir
à ces méthodes. Elles sont justifiées et d'ailleurs, le débat ne porte
pas sur la pertinence du dispositif introduit par la loi de 2003 que sont
les mesures particulières de recherche. En effet, plus d'un orateur l'a
souligné, les méthodes particulières de recherche ont été validées par
la jurisprudence de la Cour d'arbitrage. Or, ce qui honore un Etat de
droit est bien entendu de veiller à lutter contre le terrorisme ou la
criminalité grave et organisée avec des méthodes qui sont soumises
à un contrôle strict. A mon sens, c'est là que réside le coeur du débat!

Ma deuxième remarque est fondée sur la considération de Christian
De Valkeneer au "Journal des tribunaux", lorsqu'il dit: "Outre le
problème de la loyauté, les méthodes particulières de recherche
soulèvent celui du secret dans l'administration de la preuve et se
heurtent ainsi au respect du principe du contradictoire. La procédure
pénale moderne s'est en effet construite autour du paradigme de la
transparence des preuves et de leur recueil. Les droits de la défense
et le respect du procès équitable commandent, en conséquence, que
le prévenu ou l'accusé ait connaissance non seulement des éléments
retenus à sa charge mais, en outre, qu'il ne soit pas tenu dans
l'ignorance de la manière dont ceux-ci ont été rassemblés.". Voilà ce
qui me semble être l'essentiel de notre réflexion dans le débat qui
nous occupe.

01.62 Olivier Maingain (MR):

Vooreerst wil ik mijn tevredenheid
uitspreken over het werk dat de
commissie voor de Justitie heeft
geleverd.

Het voorliggende ontwerp stemt
ons niet overenthousiast maar
roept ook geen echte tegenstand
op. We moeten echter wel
erkennen dat het rechts-
onzekerheid in het leven roept.
Maar eerst wil ik twee
opmerkingen maken.

Ten eerste, dit debat gaat niet over
de gegrondheid van de regeling
die de wet van 2003 heeft
ingevoerd, maar over de noodzaak
om het terrorisme of de zware en
georganiseerde misdaad te
bestrijden met technieken die aan
een strenge controle worden
onderworpen!

Met mijn tweede opmerking sluit ik
me aan bij de heer Christian De
Valkeneer die in "Le Journal des
tribunaux" schreef dat de
bijzondere opsporingsmethoden
het probleem van het geheim bij
de bewijsvoering aan de orde
stellen en zodoende strijdig zijn
met het beginsel van de
tegenspraak.

01.63 Laurette Onkelinx, ministre: Ce n'est pas une nouveauté dans

le projet soumis à notre réflexion. Cela faisait déjà partie de la loi
votée en 2003 et cela a été soutenu par la Cour d'arbitrage qui admet
le principe du dossier confidentiel.

01.63 Minister Laurette

Onkelinx: Dat is geen
nieuwigheid! Dat maakt al deel uit
van de wet van 2003. Het
Arbitragehof, dat het principe van

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

het vertrouwelijk dossier
aanvaardt, staat daar achter.

01.64 Olivier Maingain (MR): Tout à fait et vous verrez que mon

intervention portera sur deux nouveaux aspects de votre projet de loi.
J'ai bien dit que je ne mettais pas en cause le principe même des
mesures particulières de recherche et le cadre légal qui leur a été
donné. Mais je mets en cause deux aspects très précis, novateurs
dans votre projet.

Le premier aspect tout à fait novateur, c'est l'article 6: il donne le
pouvoir aux parquets d'autoriser, en certaines circonstances et sous
certaines conditions, la pénétration dans un lieu privé. Voilà qui est
novateur et qui ne se trouvait pas dans la loi de 2003.

Comprenons-nous bien. Une fois de plus, il n'y a aucune raison de
suspicion généralisée comme quoi tous les magistrats du parquet
seraient tentés d'autoriser ce que la loi ne permet pas. Il reste les
dérapages éventuels, et c'est en cela que consiste le travail du
législateur: comment prévenir des situations qui ne feraient pas l'objet
d'un respect strict de la loi?

Je rappelle aussi, pour qu'on se comprenne bien, que le projet de loi
n'a pas pour but unique de lutter contre le terrorisme; il ne suffit pas
d'invoquer la lutte contre le terrorisme dans ce projet de loi pour le
justifier. Ce projet permet aussi de mettre en oeuvre des méthodes
particulières de recherche ou des méthodes d'investigation telles que
prévues dans cet article 6 pour des infractions qui peuvent être sans
rapport ni avec le terrorisme ni avec la criminalité grave et organisée;
ce que tout un chacun doit pouvoir admettre. Certes, des faits graves
sur le plan pénal, comme le vol avec violence, la destruction de
récolte délit déjà un peu moins grave pour lequel le magistrat
n'autorisera pas des méthodes particulières de recherche sous peine
de tourner un nouveau numéro des "Gendarmes de Saint Tropez" ,
mais fondamentalement une panoplie de délits qui peuvent faire
l'objet de l'utilisation des mesures prévues dans ce projet de loi et qui
ne sont donc pas uniquement des délits en rapport avec la lutte
contre le terrorisme ou la criminalité grave et organisée.

Or que permet l'article 6? Il permet au procureur du Roi, en certaines
circonstances, et même de manière purement verbale, d'autoriser la
pénétration dans un lieu privé s'il existe des indices que des faits
faisant l'objet d'une répression pénale pourraient être constatés en ce
lieu.

Prenons une hypothèse précise, qui est une nouveauté: ce n'est plus
le seul juge d'instruction qui peut le faire, mais il peut encore le faire
puisque le pouvoir est concurrent. Le procureur reçoit de la part
d'enquêteurs une information parfois très brève. Par exemple, ceux-ci
pensent que, dans tel lieu privé, qu'ils reconnaissent ne pas être un
domicile, ils pourraient constater des faits justifiant leur introduction
dans les lieux. Mais, par définition, les enquêteurs ne savent pas ce
qu'ils vont trouver. Ils pénètrent dans les lieux et ne constatent pas les
faits. Dans cette hypothèse, il n'y aura pas de poursuite pénale
puisqu'il n'y a pas de fait punissable.

La personne propriétaire des lieux, suivant la notion juridique au sens
le plus large, sera-t-elle informée? Quels seront ses moyens de

01.64 Olivier Maingain (MR):

Dat klopt, maar het ontwerp bevat
twee nieuwigheden en die wil ik ter
discussie stellen.

Ten eerste machtigt artikel 6 de
parketten ertoe de toestemming te
geven om een private plaats te
betreden. Ik koester helemaal
geen argwaan ten aanzien van de
parketmagistraten, maar toch
moet ik beklemtonen dat een
dergelijke bepaling eventueel tot
uitwassen kan leiden die moeten
worden voorkomen.

Ik herinner er tevens aan dat het
wetsontwerp niet enkel betrekking
heeft op de strijd tegen het
terrorisme; het maakt het immers
eveneens mogelijk bijzondere
opsporingsmethoden aan te
wenden voor misdrijven die geen
verband houden met terrorisme of
met zware en georganiseerde
criminaliteit. De onderzoeksrechter
kan voortaan niet meer als enige
toestemming geven om een
private plaats te betreden,
aangezien artikel 6 de procureur
des Konings er eveneens toe
machtigt zulks te doen, als er
aanwijzingen zijn dat op die plaats
strafbare feiten worden gepleegd
die een misdrijf uitmaken.

Indien de onderzoekers de
procureur de toelating vragen om
een private plaats te betreden en
ze geen enkel feit vaststellen dat
hun aanwezigheid daar
rechtvaardigt, komt er geen
strafrechtelijke vervolging. Zal de
eigenaar in dat geval op de hoogte
worden gebracht? Over welke
rechtsmiddelen beschikt hij
wanneer naar aanleiding van dat
bezoek, waarvan hij niet op de
hoogte was, andere feiten werden
vastgesteld die later worden
aangevoerd, maar waarvan
betrokkene niet op de hoogte werd
gebracht op het ogenblik van de
door het parket toegelaten
betreding van de woning? Hoe

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

recours si, à l'occasion de cette visite faite à son insu, on a constaté
d'autres faits qui ont permis aux services de police de trouver une
information utile sur la personne, qui sera exploitée ultérieurement
sans que cette dernière n'en ait été informée au moment de l'intrusion
autorisée par le parquet? Où est le contrôle?

wordt het toezicht georganiseerd?

01.65 Laurette Onkelinx, ministre: C'est déjà le cas actuellement.

01.65 Minister Laurette

Onkelinx: Dat gebeurt nu al.

01.66 Olivier Maingain (MR): Non, ce n'est pas le cas actuellement!

C'est le juge d'instruction qui doit autoriser cette intrusion. Or, toute
une procédure est prévue pour le contrôle du travail du juge
d'instruction. Dans ce cas, le parquet pourra fermer les yeux et pourra
même décider qu'il n'y a pas lieu de poursuivre.

01.66 Olivier Maingain (MR):

Dat klopt niet. Nu is het de
onderzoeksrechter die de
betreding van de woning moet
toelaten ...

01.67 Laurette Onkelinx, ministre: (...)

01.68 Olivier Maingain (MR): Mais si le juge d'instruction n'en est

pas informé!

01.69 Laurette Onkelinx, ministre: (...) Il peut arriver qu'il y ait des

classements sans suite (...).

01.70 Olivier Maingain (MR): Oui, mais au terme d'une procédure!

La procédure prévoit que si le juge d'instruction a autorisé, comme le
stipule l'article 89ter du Code d'instruction criminelle, la pénétration
dans un lieu privé qui n'est pas un domicile, vous en serez informée,
parce que vous avez connaissance du dossier d'instruction au terme
de la procédure. En revanche, au terme de l'information, vous n'en
aurez jamais connaissance! Si le parquet ne demande pas des
poursuites pénales, vous êtes tenue dans l'ignorance d'une atteinte à
la protection de la vie privée. Qu'on le veuille ou non, il y a atteinte à la
protection de la vie privée dès qu'il y pénétration dans un lieu privé! Et
vous n'en saurez rien! Les autres informations éventuellement
recueillies par les services de police dans un lieu privé resteront
secrètes. Où est le contrôle?

01.70 Olivier Maingain (MR):

...en bestaat er een procedure die
het werk van de
onderzoeksrechter controleert en
die bepaalt dat de eigenaar van
een private plaats die geen woning
is en waar een betreding zou
hebben plaatsgevonden daarvan
moet worden geïnformeerd. Indien
het parket echter geen
strafrechtelijke vervolging vordert,
zal die eigenaar niet op de hoogte
worden gebracht van die inbreuk
op de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer. We
vragen ons dus terecht af hoe het
toezicht wordt uitgeoefend.

01.71 Alfons Borginon (VLD): Mijnheer Maingain, ik wil heel kort het

volgende zeggen, want ik was eigenlijk niet van plan tussenbeide te
komen.

Het probleem dat u schetst, bestaat natuurlijk ook wanneer er een
techniek gebruikt zou worden die zelfs helemaal niet geregeld wordt in
de wet. Daar zou men ook niets van weten. Kortom, men kan niet
voorkomen met onderhavige wetgeving dat er af en toe technieken
zouden kunnen worden gebruikt waar men niets van weet. Ik meen
dat dat meer een kwestie is van de controle in het algemeen op de
werking van de politiediensten, enerzijds, en anderzijds, de controle
via de hiërarchie in de magistratuur op de wijze waarop men de zaken
organiseert. Maar men kan nooit beletten dat men iets wat men niet
weet, niet weet.

01.71 Alfons Borginon (VLD):

Le problème se pose aussi lors de
la mise en oeuvre d'une technique
qui n'est pas réglée en vertu de la
loi. On ne peut y échapper. D'où
l'importance du contrôle des
services de police et du contrôle
hiérarchique au sein de la
magistrature.

01.72 Olivier Maingain (MR): Il est bien entendu que, lorsqu'il y a

une totale illégalité de la part des services de police, il faut multiplier

01.72 Olivier Maingain (MR):

Het spreekt vanzelf dat in geval

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

les procédures de contrôle, monsieur Borginon!

C'est la raison pour laquelle je n'ai pas compris qu'on ait refusé
d'organiser un contrôle, même a posteriori. Le parquet a cette
compétence. Ce n'est pas mon choix en termes d'attribution de
compétences dans la magistrature. Nous donnons cette compétence
au parquet. Je me suis d'ailleurs demandé pourquoi on ne la donnait
pas uniquement au parquet fédéral. On prétend lutter contre le
terrorisme mais on la donne à tous les parquets du Royaume.

Pourquoi n'a-t-on pas organisé une procédure complète de contrôle?
Dès le moment où le parquet autorise, je considère qu'une autorité
judiciaire distincte de celle du parquet doit procéder au contrôle de la
mesure ordonnée par le parquet. C'est cela l'équilibre dans les droits.
Ce n'est pas l'autorité qui ordonne qui doit contrôler. On sait bien que
quand il y a un juge d'instruction, le déroulement de la procédure est
différent de celui que l'on connaît quand seul le parquet mène
l'information. C'est tout ce que je demandais et cela ne se retrouve
pas dans le projet de loi.

Je dis que c'est cela la garantie pour le citoyen qui n'a rien à se
reprocher de se voir un jour donner l'information qu'on est entré à son
insu dans un lieu dont il est propriétaire. Ce n'est quand même pas
peu de choses d'entrer dans un lieu privé à l'insu du propriétaire!
C'est une atteinte au respect de la vie privée qui demande que des
mécanismes de contrôle complets soient mis en place. Voilà ce que
je demandais en commission mais on n'a pas répondu à ma
demande!

Il y a des avancées substantielles dans ce projet de loi par rapport
aux mécanismes beaucoup plus lacunaires prévus dans la loi de
2003. Je ne prétendrai donc jamais que cette loi est un recul net par
rapport à celle de 2003. Il y a des avancées mais il y a aussi des
aspects critiquables.

Vous avez confié, et je puis vous comprendre, à la chambre des
mises en accusation, la compétence de contrôler les méthodes
particulières de recherche, particulièrement l'infiltration et
l'observation. Vous avez considéré que c'était une garantie: il s'agit
d'une chambre à trois juges, composée de magistrats bien formés et
ayant une bonne expertise de l'instruction, de l'information judiciaire. Il
est donc vrai que la chambre des mises en accusation est un choix
judicieux.

Mais je n'arrive pas à vous rejoindre sur le fait que vous ne permettiez
pas, devant la chambre des mises en accusation, en laissant la
faculté d'appréciation à son magistrat ce qui est une garantie
supplémentaire que le débat contradictoire puisse s'organiser toutes
parties réunies, ministère public et défense. La loi dit clairement que
vous souhaitez que soient entendus successivement le ministère
public et la défense. Dans certaines circonstances, je ne vois pas
pourquoi la chambre des mises en accusation ne pourrait pas
considérer qu'il y a lieu de permettre aux uns et aux autres de se
trouver réunis pour débattre, non pas du contenu du dossier
confidentiel mais de la légalité des conditions ...

van onwettelijkheid in hoofde van
de politiediensten, de
controleprocedures geïntensiveerd
moeten worden. Daarom begrijp ik
niet dat sommigen niet willen dat
een controle wordt uitgevoerd,
zelfs achteraf. Waarom geen
volledige controleprocedure
organiseren? Het parket is
gemachtigd om toestemming te
verlenen voor de maatregel en een
afzonderlijke gerechtelijke
instantie moet de bevolen
maatregel controleren.

De controle over de wettigheid van
de BOM aan de kamer van
inbeschuldigingstelling toever-
trouwen is een verantwoorde
keuze en betekent een echte
vooruitgang ten opzichte van de
gebrekkige wet van 2003. Maar
waarom laat u niet toe dat voor de
kamer van inbeschuldigingstelling
een tegenstrijdig debat over de
wettelijkheid van de omstandig-
heden van zo'n controle tussen
alle betrokken partijen openbaar
ministerie en verdediging kan
plaatsvinden, waarbij een en ander
aan het oordeel van de
magistraten wordt overgelaten?

01.73 Laurette Onkelinx, ministre: (...)

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

01.74 Olivier Maingain (MR): Je parle de la chambre des mises en

accusation. Je ne parle pas du règlement de procédure mais du
contrôle des mesures particulières de recherche, c'est-à-dire devant
la chambre des mises en accusation avant même d'aller devant la
chambre du conseil. Je n'arrive pas à comprendre pourquoi, dans ce
cas-là, puisque c'est la chambre des mises en accusation qui va vider
l'appréciation quant à la légalité de la mise en oeuvre des mesures
particulières de recherche ...

01.74 Olivier Maingain (MR):

Enkel de kamer van
inbeschuldigingstelling zal toegang
krijgen tot het vertrouwelijke
dossier.

01.75 Laurette Onkelinx, ministre: (...)

01.76 Olivier Maingain (MR): Bien entendu que vous pourrez les

remettre en cause par la suite! Reste que seule la chambre des
mises en accusation dispose du dossier confidentiel! Seule la
chambre des mises en accusation peut vérifier, sur la base (...)

01.77 Laurette Onkelinx, ministre: (...) dossier confidentiel (...) des

éléments qui ne peuvent pas être en dehors du dossier contradictoire!

Pour le reste, l'important n'est pas de connaître le nom de la personne
qui a passé son studio au crible, ce n'est pas de savoir si le micro a
été placé dans la lampe ou dans la soucoupe, mais de savoir si oui ou
non, les principes de subsidiarité et de proportionnalité ont été
respectés et, à ce niveau, le débat sera évidemment contradictoire!

01.77 Minister Laurette

Onkelinx: Wat werkelijk
interessant is, is te weten of de
subsidiariteits- en
proportionaliteitsbeginselen
werden gerespecteerd, en daar
precies zal het debat
tegensprekelijk zijn.

01.78 Olivier Maingain (MR): Il sera contradictoire, d'accord. Reste

que pour apprécier le respect des principes de subsidiarité et de
proportionnalité et des autres conditions légales, le fait d'avoir
connaissance du contenu du dossier confidentiel est également utile!

Par ailleurs, cette appréciation est effectuée par la chambre des
mises en accusation. J'admets qu'elle se déroule à huis clos mais il
faut alors admettre que, dans certains cas, la défense puisse
demander un débat contradictoire devant la chambre des mises en
accusation, en présence du ministère public, et qu'elle puisse
interroger ce dernier sur la motivation qui l'a conduite à opter pour la
mise en oeuvre de telles mesures particulières de recherche. Or le
projet de loi ne le permet pas! Je n'arrive pas à comprendre pourquoi
cette faculté est refusée à la défense!

01.78 Olivier Maingain (MR): De

verdediging moet een
tegensprekelijk debat kunnen
vragen in aanwezigheid van het
openbaar ministerie en moet in
staat worden gesteld het openbaar
ministerie te ondervragen over de
motivering die het ertoe geleid
heeft te kiezen voor de toepassing
van dergelijke bijzondere
opsporingsmethoden. Welnu, het
wetsontwerp laat dat niet toe!

01.79 Laurette Onkelinx, ministre: (...)

Le président: Madame la ministre, veuillez utiliser le micro. On ne vous entend pas.

01.80 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Maingain, peut-être

désirez-vous que la défense soit avertie, dans le cadre de dossiers
plus graves, qu'une observation a lieu? Peut-être êtes-vous désireux
d'obtenir un débat contradictoire sur ce point? A quoi servent alors
ces méthodes particulières de recherche?

01.80 Minister Laurette

Onkelinx: Wilt u dat de
verdediging wordt verwittigd, in het
kader van ernstigere dossiers, dat
er een observatie aan de gang is?

01.81 Olivier Maingain (MR): Mais pas du tout!

01.82 Laurette Onkelinx, ministre: Allez jusqu'au bout de votre

logique!

01.83 Olivier Maingain (MR): Mais je vais jusqu'au bout! On se

retrouve devant la chambre des mises en accusation lorsque

01.83 Olivier Maingain (MR):

Neen, het debat moet plaatsvinden

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

l'information est terminée et avant qu'il y ait citation directe! On passe
devant cette chambre avant le renvoi devant le juge de fond, avant
même le règlement de la procédure, lorsqu'il y a un débat sur la
légalité! Le débat contradictoire pourrait se faire à ce moment-là et je
ne comprends pas pourquoi vous le refusez.

Je rejoins l'analyse de M. De Valkeneer, publiée dans "Le Soir"
d'aujourd'hui. Dans son article paru dans le "Journal des tribunaux", il
avait donné l'avertissement suivant: "Attention! Contrôle par une
juridiction indépendante et impartiale est une chose; contrôle
unilatéral risque d'être censuré par la Cour européenne des droits de
l'homme".

als het onderzoek is beëindigd.
Zoals de heer De Valkeneer het
zegt in de krant "Le Soir", dreigt
een eenzijdige controle te worden
afgewezen door het Europees Hof
voor de rechten van de mens.

01.84 Laurette Onkelinx, ministre: La Cour d'arbitrage affirme qu'il

est compréhensible que certains éléments soient exclus du débat
contradictoire.

01.85 Olivier Maingain (MR): La Cour d'arbitrage dit que certains

éléments peuvent être exclus mais elle n'interdit pas pour autant que,
le cas échéant et c'est la chambre des mises en accusation qui
appréciera , certains éléments soient soumis au débat
contradictoire.

Etant donné l'évolution de la jurisprudence de la Cour européenne
des droits de l'homme, M. De Valkeneer a raison de nous mettre en
garde. Cette jurisprudence est postérieure à la loi de 2003. Le
législateur de 2003 ne pouvait donc pas la connaître au moment où il
a légiféré. Cette jurisprudence est quasiment concomitante à l'arrêt de
la Cour d'arbitrage.

L'arrêt de la Cour européenne des droits de l'homme qui date
d'octobre 2004, indique qu'il faut prêter attention au fait que la
défense doit pouvoir, même pour des mesures particulières de
recherche, connaître des conditions de légalité et soutenir le débat
contradictoire devant une juridiction indépendante et impartiale. Je
regrette que cette faculté ne soit pas ouverte devant la chambre des
mises en accusation. Pourtant, il serait utile d'en débattre devant
celle-ci puisque les débats s'y tiennent à huis clos. Si l'on craint des
fuites en audience publique, vous ne courez pas ce risque devant la
chambre des mises en accusation.

01.85 Olivier Maingain (MR): De

rechtspraak van het Europees Hof
voor de rechten van de mens, die
trouwens dagtekent van na de wet
van 2003, eist dat de verdediging
op de hoogte is van de BOM. Een
tegensprekelijk debat zou nuttig
zijn. De verdediging moet de
mogelijkheid worden geboden,
zelfs voor de BOM, de wettigheids-
voorwaarden te kennen en het
tegensprekelijk debat voor een
onpartijdige en onafhankelijke
jurisdictie te voeren.

01.86 Laurette Onkelinx, ministre: Quand les avocats ont été

interrogés par la commission du Sénat, ils ont dit que tous les
éléments qui seraient portés à leur connaissance le seraient par là-
même à celle de leurs clients. Ils ont ajouté: "Notre mission est
d'informer complètement nos clients. A aucun moment, nous ne
pourrions leur cacher de tels éléments.". Ce point est donc clair.

Ensuite, ils ont dit comprendre la confidentialité du dossier et n'ont
pas demandé pas à connaître la source humaine, la technique et la
tactique. Il leur a alors été posé cette question: "Puisque vous êtes
d'accord avec l'existence d'un dossier confidentiel, qui est nécessaire
étant donné que l'avocat communique l'ensemble des éléments à son
client, et vu que vous avez demandé un débat contradictoire,
comment conciliez-vous ce principe du débat contradictoire avec
celui, nécessaire, de la confidentialité du dossier?" Ils n'y ont pas
répondu. En fait, si: ils ont répondu qu'au Royaume-Uni, on essayait
de concilier ces deux principes autrement.

01.86 Minister Laurette

Onkelinx: De advocaten die
daaromtrent in de senaats-
commissie werden ondervraagd,
konden geen antwoord geven op
de vraag hoe het tegensprekelijk
debat met het vertrouwelijk
karakter van het dossier kan
worden verzoend.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

01.87 Olivier Maingain (MR): Avec des avocats de référence.

01.88 Laurette Onkelinx, ministre: Ce sont des avocats spécifiques

qui en sont chargés. La Cour d'arbitrage nous dit clairement que cela
doit être soumis au contrôle d'un juge impartial et indépendant.
Ensuite, au Royaume Uni, ces avocats sont payés par l'Etat pour ce
faire.

01.89 Olivier Maingain (MR): Nous avons déjà eu ce débat en

commission et nous n'arriverons pas à nous comprendre. Ma
demande vise moins à permettre aux avocats de prendre
connaissance du dossier confidentiel. De même, je ne demande pas
que l'avocat soit informé du nom de l'indicateur ou de l'informateur, ni
de l'identité de l'agent infiltrant. Ce n'est pas de cela qu'il s'agit! Je
demande seulement que, puisque le débat sur la légalité des mesures
de protection peut se dérouler devant la chambre des mises en
accusation, il puisse avoir lieu en réunissant toutes les parties. Or,
pour le moment, votre projet de loi oblige la chambre des mises en
accusation à entendre séparément et successivement le ministère
public et la défense. Voilà mon problème!

Je n'ai jamais déclaré que je défendais le point de vue des avocats
les plus exigeants qui vont jusqu'à vouloir connaître le dossier
confidentiel; cela ne me semble jamais avoir été la requête des
barreaux. Tout simplement, le débat contradictoire, qui est un principe
rappelé par la Cour européenne des droits de l'homme, y compris
pour la vérification de la légalité des mesures particulières de
recherche, doit se tenir en présentant toutes les parties devant le
même juge. Ainsi, il pourra y avoir un débat confrontant les points de
vue. C'est cette exigence qui n'est pas satisfaite.

En conclusion, et cela vous mettra du baume au coeur, je suis plus
enclin à vous rejoindre en ce qui concerne la protection des sources
des journalistes. Il faut peut-être compléter le texte de la loi du 7 avril
2005, bien que la disposition de l'article 5, si j'ai bonne mémoire,
suffise à prévenir tout risque d'atteinte à la loi sur la protection des
sources des journalistes. J'en ai été l'un des auteurs, c'est dire si je
suis attaché à ce principe. Mais, fondamentalement, votre loi sera
appelée à être très rapidement adaptée et corrigée. La jurisprudence
nous y forcera. Vous avez sans doute apporté une première
amélioration - je ne nie pas tout le travail qui a été réalisé -;
simplement, je constate que plusieurs protections n'ont pas été
érigées. Pour ma part, j'ai bien circonscrit ma critique à deux aspects
essentiels, à cause desquels la jurisprudence nous contraindra à
revoir la loi que nous allons adopter.

01.89 Olivier Maingain (MR): Ik

vraag enkel dat een tegen-
sprekelijk debat, een beginsel dat
door het Europees Hof voor de
rechten van de mens wordt
verdedigd, zou kunnen worden
georganiseerd voor de kamer van
inbeschuldigingstelling, in aan-
wezigheid van alle partijen.

Ik ben het met u eens wat de
bescherming van de bronnen van
de journalisten betreft. Wellicht is
daartoe een aanvulling van de
tekst van 7 april 2005
noodzakelijk.

Ten gronde meen ik dat uw wet, in
vergelijking met de wet van 2003,
verbeteringen inhoudt, maar
onvoldoende, en dat het niet lang
zal duren voor we ze op grond van
nieuwe rechtspraak zullen moeten
aanpassen.

Le président: Madame la ministre, vous avez déjà apporté de nombreuses réponses. Je pense
spécialement au dialogue incisif que vous avez eu avec Mme Nagy. Mais vous avez bien entendu toute la
latitude de répondre plus avant.

01.90 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, même si

je suis déjà intervenue de mon banc, je vous avertis d'ores et déjà
que je ne serai pas brève.

Le président: Si le temps de votre réponse oscille entre une demi-heure et trois-quarts d'heure, je pourrais
passer à la discussion des articles et faire procéder aux votes vers 18 heures. Mais c'est à votre
convenance!

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

01.91 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, je voulais

vous dire que je ne serai pas brève pour une raison très simple. En
aucune façon, je ne veux évacuer un débat qui a eu lieu en
commission de la Justice avant d'être mené dans cette enceinte. Pour
l'instant, il a lieu au Sénat mais et c'est bien normal - il a pris une
certaine ampleur en dehors du parlement par médias interposés.
Quoi de plus normal en effet, puisque ce débat de société correspond
à une question de société?

La question centrale est posée de la même façon pour chacun d'entre
nous. Comment protéger au mieux notre démocratie, nos valeurs
d'ordre public? Comment être le plus efficace possible pour assurer la
sécurité de nos concitoyens contre des organisations criminelles, dont
la dangerosité n'est plus à démontrer et, dans le même temps,
maintenir à tout prix le droit à la protection de la vie privée et le droit à
la protection de l'ensemble de nos libertés individuelles, droits qui
sont l'essence même d'une démocratie?

Ce débat vaut évidemment la peine d'être mené dignement. Il vaut la
peine d'être précis, confronté aux évaluations de la Cour européenne
des droits de l'homme et à la jurisprudence émanant de la Cour
d'arbitrage. Ce débat n'est pas facile. Où se situe exactement la
frontière en la matière? Quand bascule-t-on? Y a-t-il un risque de
dérive sécuritaire? Où se situe-t-il? Devons-nous craindre un risque
d'inefficacité de nos services de sécurité? Où se situe-t-il?

Ces questions, monsieur le président, mes chers collègues, je me les
suis posées pendant des mois en travaillant sur ce projet, en refusant
certaines demandes de nos services, en en acceptant d'autres, en
examinant avec mon équipe si oui ou non nous franchissions l'une
des deux lignes rouges. Le projet qui vous est présenté et qui a été
amendé par la commission de la Justice est le fruit d'une réflexion
sincère. Voilà d'ailleurs pourquoi je n'ai pas admis qu'un des
intervenants auditionnés par la commission de la Justice confonde
l'insulte avec le débat de fond.

Monsieur le président, mes chers collègues, ce projet a fait l'objet par
certains, pas nécessairement dans cette enceinte, d'une instruction à
charge, instruction qui a refusé d'entendre les explications, les
réponses et les justifications. C'est la raison pour laquelle je me dois
d'être explicite sur les critiques que j'ai entendues et qui ont été
répétées à souhait sans toujours reprendre des arguments de
réponse.

Et d'abord, pourquoi un tel projet? À demi-mot, comme s'ils en étaient
gênés, même les détracteurs estiment que ce projet est nécessaire.
Mais moi, je le dis fièrement: un Etat de droit, une démocratie, ce
n'est pas un acquis définitif, cela se défend au quotidien. La sécurité
de nos concitoyens, ce n'est pas un droit anecdotique. Ce n'est pas
un droit négligeable ou méprisable. C'est aussi important que la
liberté d'expression, que le droit au respect de la vie privée, que le
droit à un procès équitable ou que le droit de vivre dans un pays qui
organise la protection des droits, selon le principe de Montesquieu.

Ne soyons pas gênés ou honteux de défendre les hommes et les
femmes de ce pays contre l'insécurité; les bandes terroristes ou
criminelles utilisent des moyens performants sans se poser de

01.91 Minister Laurette

Onkelinx: Het is zaak een regeling
te vinden waarin openbare orde,
democratie en bescherming van
de burgers tegen misdaad-
organisaties met elkaar verzoend
worden, én waarbij de rechten die
het wezen vormen van de
democratie, gevrijwaard blijven.

Maandenlang hebben wij, samen
met mijn team, nagedacht over
een formule waarmee de
veiligheidsdiensten efficiënt
kunnen werken, zonder dat de
Staat verwordt tot een nacht-
wakerstaat. Zij die kritiek bleven
uiten op het ontwerp, bleven doof
voor uitleg, antwoorden en
verantwoordingen.

Zelfs degenen die het ontwerp
bekritiseren, weten hoe
noodzakelijk het wel is. Wij
moeten krachtig reageren ten
aanzien van alles wat onze
veiligheid bedreigt, zij het met
democratische middelen

controles.

De mensen die het concrete werk
verrichten, die wij feliciteren als zij
geslaagde acties opzetten en
onmiddellijk nadien weer aan hun
lot overlaten, plaatsen vraagtekens
bij de praktijken die toegelaten en
verboden zijn. Wij zijn hen een
antwoord schuldig.

Het Arbitragehof heeft sommige
bepalingen van de wet van 2003
vernietigd en heeft ons dus
verplicht ons werk te herzien.

In zijn arrest van 21 december
2004 vergelijkt het Arbitragehof
het vertrouwelijke dossier met de
jurisprudentie van het Europese
Hof, meer bepaald de arresten
Edward en Lewis versus het
Verenigd Koninkrijk van 22 januari
2003 en 27 oktober 2004.

We kunnen de redenering van het
Arbitragehof volgen. De rechten
van de verdediging en het recht op
een billijk proces zijn

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

questions, n'ayant aucune crainte quant aux conséquences de leurs
actes, utilisant la violence comme mode commun de fonctionnement.
Confrontés à ces menaces et à ces violences, je refuse que notre
seule réponse soit de plonger la tête dans le sable: la politique de
l'autruche n'est pas acceptable. Oui, nous devons agir fermement
contre ce qui menace notre sécurité mais avec des moyens et des
contrôles démocratiques.

Deuxième motivation du projet: régulièrement, quand nos agents sur
le terrain réussissent de belles interventions, quand on les voit agir
efficacement, par exemple lors d'une prise d'otages, les félicitations
fusent de partout. L'opération passée, ils retombent dans l'oubli. Ces
officiers particuliers, ces officiers BTS comme on les appelle, méritent
mieux que cela. Oui, ces officiers travaillent au quotidien avec le
danger aux trousses. Oui, ils sont la pierre angulaire de la protection
de notre société. Oui, en même temps, au quotidien, ils se posent des
questions sur la confrontation des droits et réclament une véritable
transparence démocratique. Que sont-ils autorisés à faire? Que faire
quand ils sont devant des choix cornéliens? Il est facile de se voiler la
face et de ne pas voir ces difficultés de terrain. On préfère féliciter ou
vilipender en fonction du résultat. Je n'accepte pas cela. Je préfère le
courage de nos choix communs sur les pratiques autorisées et
interdites pour ces agents. J'estime que c'est le minimum que nous
leur devons.

Troisièmement, la réponse à la Cour d'arbitrage. Cette Cour est
saluée par tous comme la garante de nos libertés individuelles et
collectives. Saisie d'un recours contre la loi de 2003, elle a annulé
certaines de ses dispositions et par là même nous a forcés à revoir
notre travail. Sans refaire toute la démonstration développée en
commission, je voudrais insister sur l'un ou l'autre point sur lesquels le
débat s'est focalisé, en commençant par le dossier confidentiel.

Dans son arrêt du 21 décembre 2004, la Cour d'arbitrage a
amplement comparé le dossier confidentiel avec les exigences de la
Cour européenne des droits de l'homme et avec la jurisprudence de
la Cour européenne en renvoyant aux arrêts Edwards et Lewis contre
le Royaume-Uni des 22 janvier 2003 et 27 octobre 2004. Le
raisonnement de la Cour d'arbitrage peut être suivi pleinement. Selon
cette dernière, les droits de la défense et le droit à un procès
équitable sont fondamentaux dans un Etat de droit. Le principe de
l'égalité des armes entre l'accusation et la défense ainsi que le
caractère contradictoire du procès, y compris en ce qui concerne la
procédure, constituent des aspects fondamentaux du droit à un
procès équitable. Toutefois, le droit de prendre connaissance de tous
les éléments de preuve de la partie poursuivante n'est pas absolu.
Dans certains procès pénaux, il peut y avoir des intérêts divergents
tels que la sécurité nationale, la nécessité de protéger les témoins ou
de garder le secret sur les méthodes d'enquête, qui doivent être mis
en balance avec les droits du prévenu. Dans certains cas, il peut être
nécessaire de ne pas divulguer certains éléments de preuve à cette
partie en vue de préserver les droits fondamentaux d'une autre
personne ou de garantir un intérêt général important. Par cet arrêt, la
Cour d'arbitrage a donc admis clairement le principe du dossier
confidentiel à condition qu'un contrôle soit effectué par un juge
indépendant et impartial. Par rapport à la loi de 2003, nous faisons
donc un pas supplémentaire en matière de protection et de contrôle
démocratique. En effet, nous organisons ce contrôle non pas par un

fundamentele rechten in een
rechtsstaat. Niettemin is het recht
op inzage in alle bewijsstukken
niet absoluut. In sommige gevallen
kan het nodig zijn om bepaalde
bewijzen niet openbaar te maken,
in het licht van de nationale
veiligheid of de noodzaak om
getuigen te beschermen of
onderzoeksmethoden geheim te
houden. Het Arbitragehof erkent
dus duidelijk het principe van het
vertrouwelijke dossier, mits een
onafhankelijke en onpartijdige
rechter daarop toeziet. Wij
vertrouwen die controle toe aan
drie magistraten, die de kamer van
inbeschuldigingstelling vormen,
want dat is het natuurlijke
controleorgaan van het
opsporingsonderzoek en het
gerechtelijk onderzoek.

Onderzoeksrechter Fransen
verklaarde dat het tijd wordt het
geheime karakter van het
vertrouwelijke dossier te
demystificeren. Het vertrouwelijke
dossier vormt de uitzondering op
de regel en bevat geen enkel
bewijsstuk dat niet ter kennis
gebracht werd van de partijen. Het
is in het belang van de vervolging
dat het strafdossier zo lijvig
mogelijk is. Het strafdossier blijft
de regel, en het bevat alle
informatie over de bijzondere
opsporingsmethode, met
uitzondering van de gebruikte
techniek, de identiteit van de
bronnen en de gehanteerde
tactiek.

Wanneer volgens de bijzondere
onderzoeksmethode beeld-
materiaal kon worden verzameld,
wordt dat aan het strafdossier
toegevoegd en aan een tegen-
sprekelijk debat onderworpen. De
aan het strafdossier toegevoegde
processen-verbaal moeten ook
worden getoetst aan de
opgestelde criteria, meer bepaald
aan de proportionaliteits- en
subsidiariteitsbeginselen. De
partijen die werden gehoord bij de
afsluiting van het opsporings- of
het gerechtelijk onderzoek kunnen

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

juge impartial et indépendant comme le demandait la Cour
d'arbitrage, mais par trois magistrats du siège composant la chambre
des mises en accusation, qui est finalement le contrôleur naturel de
l'information et de l'instruction. Je vous renvoie ici, notamment à
l'article 235 du Code d'instruction criminelle.

En ce qui concerne le dossier confidentiel M. Courtois y a fait
largement allusion le juge d'instruction Franssen a déclaré lors de
son audition à la Chambre et je cite: "Il est temps de démystifier le
dossier confidentiel et son caractère secret. En effet, il n'est pas exact
de croire que tout est dans le dossier confidentiel, de sorte que les
droits de la défense ne peuvent pas s'exercer correctement". Je suis
du même avis que le juge d'instruction Franssen. Je pense
effectivement que beaucoup d'avocats fantasment sur ce dossier
confidentiel. Ce dernier est évidemment l'exception et ne contient
aucun élément de preuve qui ne soit porté à la connaissance des
parties. Comme le font remarquer les autorités judiciaires, il est de
l'intérêt même des poursuites qu'un maximum d'éléments soient
versés au dossier répressif. Je me demande sincèrement quel intérêt
il y aurait à procéder différemment. Le parquet et le juge d'instruction
ont en effet intérêt à verser le maximum d'éléments dans le dossier
répressif soumis à la contradiction s'ils veulent concrétiser des
poursuites à charge d'une personne. Le dossier répressif reste donc
la règle. Il contiendra toutes les informations relatives à la mise en
oeuvre de la méthode particulière de recherche à l'exception de la
technique utilisée, de l'identité des sources, des agents et des civils
qui ont prêté leur concours à la mise en oeuvre de la méthode et de
tout ce qui concerne la tactique dont il a été fait usage pour mettre en
oeuvre la méthode.

Si la méthode particulière de recherche a permis l'enregistrement
d'images, cet enregistrement est versé dans le dossier répressif et
sera donc bien soumis au débat contradictoire. Les procès-verbaux
versés au dossier répressif, donc soumis au débat contradictoire,
devront également indiquer les indices sérieux des faits délictueux qui
justifient le recours à la méthode particulière de recherche (principe
de proportionnalité), les raisons pour lesquelles la méthode est
indispensable pour découvrir la vérité (principe de subsidiarité), le
nom de la personne à l'égard de laquelle la méthode a été mise en
oeuvre, une description des lieux, des choses ou événements
observés ainsi que la période durant laquelle la méthode a pu être
mise en oeuvre.

En bref, les parties qui seront entendues au moment de la clôture de
l'information ou de l'instruction pourront toujours, sur la base du
dossier répressif, interroger la chambre des mises en accusation sur
la régularité de la méthode particulière de recherche. Il est donc faux
de prétendre que les avocats n'auront aucune information pertinente à
ce propos.

Je vous rappelle également que la décision de la chambre des mises
en accusation, intervenant lors du règlement de la procédure, peut
bien entendu faire l'objet d'un pourvoi en Cour de cassation.

La deuxième partie de mon intervention porte sur les conséquences
de l'annulation des dispositions visant la mini-instruction. Pour toute
une série de méthodes particulières, à savoir l'observation à l'aide de
moyens techniques et le contrôle visuel discret, nous devions faire un

de kamer van inbeschuldiging-
stelling altijd ondervragen over de
regelmatigheid van de bijzondere
onderzoeksmethode. Tot slot is
cassatieberoep mogelijk tegen de
tijdens de regeling van de
rechtspleging genomen beslissing
van de kamer van
inbeschuldigingstelling.

Het tweede deel van mijn betoog
gaat over welke gevolgen het
schrappen van de bepalingen voor
het mini-onderzoek met zich
meebrengt. Voor een hele reeks
bijzondere methoden verplichtte
het arrest van het Arbitragehof ons
een keuze te maken: controle door
een onderzoeksrechter of controle
door het parket. Wij kiezen
duidelijk voor de onderzoeks-
rechter, die de rechter bij uitstek is
voor deze methoden. Die rechter
krijgt een grotere rol dan in 2003,
met een uitzondering, namelijk het
gebruik van die methoden in een
private plaats die niet voor het
publiek toegankelijk is, die
duidelijk geen woning is noch een
omsloten aanhorigheid ervan.

Het begrip woning is evolutief
binnen de rechtspraak en ook op
Europees niveau.

Het begrip "woning" zal dus
evolueren in het licht van de
interpretatie van de rechtspraak.
De zeer strikte voorwaarden voor
het optreden van de onderzoeks-
rechter in de lokalen gebruikt door
journalisten, vakbonden of
politieke partijen worden door
voorliggend ontwerp geenszins ter
discussie gesteld.

Het onderscheid tussen de
woning, de omsloten aanhorigheid
en de private plaats niet
toegankelijk voor het publiek die
geen woning is strekt ertoe de
procureur des Konings de
mogelijkheid te bieden van
bijzondere onderzoeksmethoden
gebruik te maken in plaatsen als
hangars, containers of
garageboxen.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

choix à la suite de l'arrêt de la Cour d'arbitrage: le contrôle par un juge
d'instruction ou le contrôle par le parquet.

Notre choix est clair, le juge d'instruction est le juge par excellence
pour ces méthodes. Nous renforçons donc le rôle de ce juge par
rapport à 2003 il est d'ailleurs étonnant que personne ne le relève
avec une exception, à savoir l'utilisation de ces méthodes dans un lieu
privé non accessible au public, qui n'est manifestement pas un
domicile ni un lieu enclos au domicile.

C'était tout le sens du débat que nous avons mené en commission.
Qu'est-ce qu'un domicile et qu'est-ce qu'un lieu privé non accessible
au public qui n'est pas un domicile? La notion de domicile la plupart
des intervenants l'ont cité n'est pas une notion figée. Au contraire,
elle est évolutive car il faut, de manière constante, s'en remettre à la
jurisprudence de la Cour de cassation qui, elle-même, évolue par
rapport à celle de la Cour européenne des droits de l'homme. A cet
égard, la Cour de cassation a jugé, dans un arrêt du 19 février 2002,
que j'ai souligné lors de nos débats et que je cite, que "le droit
reconnu par l'article 8, §1 de la Convention de sauvegarde des droits
de l'homme et des libertés fondamentales comprend aussi les
espaces professionnels, pour autant que les activités qui y sont
développées revêtent un caractère privé ou qu'une correspondance
confidentielle y soit conservée". Ce n'est qu'à cette condition que ces
espaces professionnels sont également protégés par l'article 15 de la
Constitution.

La notion de domicile au sens du projet qui vous est présenté
évoluera donc en fonction de cette interprétation jurisprudentielle,
mais aussi en fonction des développements de cette jurisprudence
sur le plan européen.

Certains députés, j'y reviendrai, se sont interrogés sur la possibilité de
mettre en oeuvre une méthode particulière de recherche dans des
locaux utilisés par des journalistes, par des syndicats ou par des
partis politiques. Cette possibilité, rappelons-le, existe à l'heure
actuelle, mais à des conditions très strictes dont notamment
l'intervention d'un juge d'instruction. Ces conditions ne sont en rien
remises en cause par le projet de loi qui vous est présenté.

Que je sois clairement comprise: cette distinction opérée dans le
projet entre domicile, lieu enclos et lieu privé non accessible au public
qui n'est pas un domicile vise uniquement à permettre au procureur
du Roi de mettre en oeuvre des MPR dans des lieux comme des
hangars, tels qu'il en existe au port d'Anvers, où des conteneurs
entreposés abritent trop souvent des drogues dures en provenance
d'Amérique latine, par exemple; il s'agit aussi de box de garage,
complètement isolés, où l'on peut parfois trouver des caches d'armes.

Les textes ont été rédigés de telle façon qu'il ne pourra y avoir aucun
doute quant à la nature du lieu avant de procéder à la mise en oeuvre
de la méthode particulière de recherche. Le procureur du Roi devra
être extrêmement prudent s'il veut éviter par la suite une annulation
de la procédure. Il sera obligé, par d'autres modes d'investigation, de
s'assurer que le hangar ou le garage isolé ne constitue
manifestement pas un domicile au sens de la jurisprudence de la
Cour européenne des droits de l'homme et de la Cour de cassation; le
moindre doute le contraindrait à saisir un juge d'instruction.

De teksten werden zo opgesteld
dat er geen enkele twijfel kan
bestaan over de aard van de
plaats vóór tot het gebruik van
bijzondere onderzoeksmethoden
kan worden overgegaan. De
procureur des Konings zal
uitermate voorzichtig moeten zijn
om een latere vernietiging van de
procedure te voorkomen. Bij de
minste twijfel zal hij zich tot een
onderzoeksrechter moeten
wenden.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

01.92 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je voudrais

revenir sur les discussions que nous avons eues tout à l'heure avec
Mme la ministre.

Je ne pourrais pas comprendre que le parquet ne prenne pas
l'ensemble de ses assurances avant de faire une visite discrète d'un
lieu. Car si on procède à cette visite et qu'après on ne peut utiliser les
éléments recueillis parce qu'ils l'ont été d'une manière illégale, cela va
à l'encontre de l'intérêt du parquet. Mon problème est qu'avec la
notion de domicile qui est tellement mouvante, et vous le soulignez
vous-même, on ne sera jamais dans la certitude. Si aujourd'hui, le
parquet se rend à un endroit en se basant sur la notion de domicile
telle que développée par la Cour de cassation, dans le cadre de
discussions ultérieures, il se verra opposer la définition de domicile
telle que définie par la Cour européenne des droits de l'homme. Je ne
pourrais pas imaginer que l'avocat de la personne qui a subi ces
observations visuelles discrètes ne soulève pas l'autre définition que
celle de la Cour de cassation.

Etant donné que la notion de domicile est extrêmement mouvante, on
va en arriver à chaque fois et c'est peut-être ce qu'on cherche, je ne
sais pas à se calquer sur la définition la plus large possible du
domicile ou du lieu privé pour être sûr que tous les éléments de
preuves qu'on aurait pu obtenir dans le cadre d'une observation
visuelle discrète puissent être utilisés ultérieurement dans l'enquête.
D'où l'amendement que nous avons déposé ...

01.92 Melchior Wathelet (cdH):

Ik zou niet begrijpen dat het parket
niet alle voorzorgsmaatregelen
zou treffen vooraleer het tot een
inkijkoperatie overgaat. Het begrip
woning is echter zo wisselend dat
er altijd een latente onzekerheid
zal bestaan. Vandaar het
amendement dat wij ingediend
hebben.

01.93 Laurette Onkelinx, ministre: Vous pourriez presque toujours

vous poser la même question. Dans tous les dossiers que vous
plaidez en tant qu'avocat, que ce soit en matière pénale ou civile,
vous vous référez à une jurisprudence, et si possible à celle de la
Cour de cassation qui est la Cour suprême dans notre pays. A
chaque fois, effectivement, cette même jurisprudence de la Cour de
cassation peut être remise en question, notamment par un autre arrêt
de la Cour de cassation.

A contrario, si on ne travaille pas dans le cadre de cette notion
évolutive du domicile, vous limitez la notion de domicile alors que
notre volonté est qu'elle soit la plus large possible. Notre choix est
clair: nous ne voulons pas restreindre la notion de domicile mais, au
contraire, l'étendre. Les arrêts de la Cour de cassation l'ont déjà
largement étendue et s'il le faut, elle pourrait aller plus loin en fonction
de l'évolution de la Cour européenne des droits de l'homme, même si
cette dernière donne une autre définition du domicile que la Cour de
cassation.

D'un autre côté, la Cour européenne des droits de l'homme permet
que l'on puisse prendre des mesures particulières intrusives dans un
domicile en fonction de circonstances précises. On ne peut pas
déduire de la définition donnée par la Cour européenne des droits de
l'homme que cette définition fait l'objet d'une protection globale.
Certainement pas. Elle donne une définition et, puis, elle dit que, dans
des circonstances particulières, on peut effectivement "égratigner" le
respect de la vie privée lorsque c'est nécessaire.

01.93 Minister Laurette

Onkelinx: Wij hebben een
duidelijke keuze gemaakt. Wij
willen het begrip woning
uitbreiden. Daarenboven laat het
Europees hof voor de rechten van
de mens toe dat men, in functie
van de precieze omstandigheden,
bijzondere, intrusieve maatregelen
in een woning treft.

01.94 Melchior Wathelet (cdH): C'est la raison pour laquelle nous

nous étions inscrits dans une autre logique qui consistait à le définir

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

précisément, comme l'avait fait la Cour européenne des droits de
l'homme. Il s'agissait de s'assurer que les enquêteurs agissent
toujours dans le respect de la notion la plus large possible du domicile
pour être certains que les éléments qu'ils auront pu obtenir ne soient
pas écartés ultérieurement.

01.95 Marie Nagy (ECOLO): Nous sommes au coeur de la

discussion. En effet, il ne s'agit pas de refuser la possibilité d'une
visite intrusive; ce n'est pas l'objet de la discussion. Il s'agit de
préciser les garanties données. C'est sur ce point que les avis
divergent. Pour ma part, je propose le passage obligatoire par le juge
d'instruction. Le projet, quant à lui, prévoit une décision du procureur.
Je le répète, le débat ne porte pas sur la possibilité d'effectuer un
contrôle visuel discret mais sur la procédure, sur les garanties
entourant cette démarche. Il faut éviter de tomber sur un domicile
alors qu'on ne devait pas, alors que la personne comme l'ont
signalé d'autres intervenants ne peut pas connaître les faits exacts,
etc. C'est là le coeur de la discussion et le coeur, si j'ose dire, du
désaccord sur la portée du projet.

01.95 Marie Nagy (ECOLO): De

discussie strekt ertoe de garanties
nader te omschrijven. Ik begrijp
niet waarom het ontwerp bepaalt
dat de procureur en niet de
onderzoeksrechter ter zake
optreedt.

01.96 Laurette Onkelinx, ministre: Madame Nagy, vous avez tout à

fait raison, c'est sur ce point particulier qu'ont porté les débats en
commission de la Justice. Il s'agissait de savoir si oui ou non on
pouvait mener une méthode d'observation visuelle discrète dans un
lieu qui n'a rien à voir avec un domicile, sous le contrôle d'un
magistrat du ministère public plutôt que sous le contrôle d'un juge
d'instruction.

J'ai expliqué pourquoi nous travaillions dans cette direction. Certains
se demandaient pourquoi tout ne pouvait pas aller devant le juge
d'instruction. D'autres affirmaient que ce serait beaucoup plus facile
il s'agissait de membres de la commission de la Justice du Sénat. Il
se fait que ce n'est pas comme ça!

Vous devez savoir que la plupart des dossiers répressifs sont menés
dans le cadre d'une information. C'est la règle dans notre pays.
Comme je le disais tout à l'heure de mon banc, l'instruction
n'intervient qu'au moment de la phase réactive, c'est-à-dire quand on
a terminé la phase proactive ou quand on met en oeuvre des mesures
particulièrement intrusives dans la vie privée. Sinon, c'est l'information
qui est la règle. C'est ce que j'ai expliqué en commission. Notre pays
n'a pas prévu que les informations et les instructions soient menées
par des magistrats du ministère public sous le contrôle des juges
d'instruction. Cette caractéristique a d'ailleurs fait l'objet d'une grande
discussion. A mon avis, on reprendra cette discussion quand on
examinera le Grand Franchimont.

Une partie des instructions, qu'on appelle informations, sont donc
prises en charge par les magistrats du ministère public! Des
magistrats pourront monter leur dossier jusqu'au moment où la phase
de l'instruction pourra commencer. Toute la question est de savoir si
le fait de pouvoir contrôler un trafic international de drogue c'est la
raison pour laquelle j'ai illustré mes propos par les événements du
port d'Anvers nécessite toujours l'intervention d'un juge d'instruction
ou si les parquets peuvent mener une information permettant de
véritablement mener à bien une phase proactive. C'est l'efficacité de
nos services qui est en cause!

01.96 Minister Laurette

Onkelinx: De meeste straf-
dossiers worden eerst behandeld
in het kader van opsporings-
onderzoeken. Het gerechtelijk
onderzoek vindt pas plaats tijdens
de reactieve fase van het dossier,
wanneer men intrusiemaatregelen
aanwendt. De vraag is of het
controleren van een internationale
drugssmokkel altijd de inbreng van
een onderzoeksrechter vereist,
dan wel of de parketten een
proactieve fase kunnen
afhandelen.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

01.97 Olivier Maingain (MR): Madame la ministre, nous n'allons pas

reprendre l'entièreté du débat qui a eu lieu en commission mais,
fondamentalement, l'intrusion dans un lieu privé était une prérogative
du juge d'instruction; c'est l'article 89ter du Code d'instruction
criminelle.

01.98 Laurette Onkelinx, ministre: Il y avait la mini-instruction!

01.99 Olivier Maingain (MR): Non, cet aspect était indépendant de

la mini-instruction! On transfère cela au parquet. Je ne parviens
toujours pas à comprendre pourquoi le parquet serait plus efficace
que le juge d'instruction dans cette hypothèse. Qu'est-ce qui ferait la
différence? Vous parlez de "proactivité". En quoi le juge d'instruction
ne serait-il pas proactif et disponible 24 heures sur 24? On prévoit
même des juges d'instruction spécialisés dans la lutte contre le
terrorisme. Donc, s'il y a des craintes quant à une menace terroriste,
le juge d'instruction pourrait prendre les mesures nécessaires. Je
n'arrive toujours pas à comprendre où est la plus-value de confier
cette matière au parquet.

01.99 Olivier Maingain (MR): Ik

zie niet in waarom het parket
efficiënter zou zijn dan de
onderzoeksrechter.

01.100 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Maingain, à dessein,

je n'ai pas parlé de terrorisme en parlant de trafic de drogue. C'était
beaucoup plus simple pour moi! Je réponds ainsi à votre
interrogation.

Tout d'abord, je veux apporter une petite précision, car j'ai entendu de
nombreux membres s'interroger quant à l'institution de juges
d'instruction en matière de terrorisme. Selon eux, on aurait multiplié
les juges d'instruction! Pourquoi? Aurait-on peur? Non, on spécialise
certains magistrats d'instruction, on n'augmente pas le cadre des
juges d'instruction!

Ensuite, la Belgique compte une bonne centaine de juges
d'instruction. Ce ne sont pas eux qui ont le monopole de l'instruction,
je le dis et je le répète. Notamment dans le cadre de la lutte contre le
trafic de drogue, il est beaucoup plus efficace de ne pas toucher au
domicile, de passer par l'information sous le contrôle des magistrats
du ministère public que de tout verser aux juges d'instruction qui,
complètement débordés, ne feront plus preuve de l'efficacité
indispensable dans des dossiers d'une telle importance.

J'en viens à la question des journalistes.

01.100 Minister

Laurette

Onkelinx: België telt slechts een
honderdtal onderzoeksrechters.

Le président: Un instant, madame la ministre, Mme Nagy veut encore intervenir. Je l'y autorise! Nous
avons affaire à un bon débat qui a duré plusieurs heures après quelques six ou sept séances de
commission.

01.101 Marie Nagy (ECOLO): Madame la ministre, la portée de la loi

est très large. Elle ne vise pas essentiellement le terrorisme et le
grand banditisme. Elle est beaucoup plus large et il est certaines
choses qui, à mon sens, posent problème dans son champ
d'application Mais si on aborde les grands sujets, que ce ne soit pas
simplement le terrorisme! Pour rappel, il y a eu en Belgique sept
procès pour terrorisme, ce qui atteste de l'efficacité des éléments qui
fonctionnent déjà. Selon vous, il ne s'agit pas de terrorisme, mais de
lutte contre le trafic de drogue. On ne parle pas de petites affaires!
Vos exemples font référence à des affaires d'une certaine
importance, me semble-t-il. Donc, l'argument selon lequel on ne peut

01.101 Marie Nagy (ECOLO): De

wet is heel verstrekkend en reikt
verder dan terrorisme en zwaar
banditisme.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

confier ces prérogatives aux juges d'instruction en raison d'un
problème d'efficacité est en contradiction ...

01.102 Laurette Onkelinx, ministre: Non!

01.103 Marie Nagy (ECOLO): On parle de questions qui peuvent, à

un moment donné, impliquer d'autres affaires et donner lieu à des
instructions qui ne relèvent pas de démarches banales. Les enquêtes
débouchent sur d'autres suspicions, sinon on n'arriverait pas à
déterminer tel et tel endroit comme un lieu possible, dont il est
question ici. A nouveau, l'explication ne porte pas sur le fond. On ne
parle pas de n'importe quoi mais d'une mesure dont la Cour
d'arbitrage a dit qu'elle devait être assimilée à une perquisition, à une
écoute téléphonique et, partant, soumise à l'autorisation du juge
d'instruction.

01.103 Marie Nagy (ECOLO):

Beweren dat die wet alleen
betrekking heeft op belangrijke
zaken en vervolgens stellen dat
men zich uit efficiëntie-
overwegingen niet uitsluitend tot
onderzoeksrechters kan wenden is
een contradictio in terminis.

01.104 Laurette Onkelinx, ministre: Quand cela touche au domicile,

oui. Ne soyons pas naïfs, pour sept dossiers liés au terrorisme, vous
en avez des dizaines et des dizaines à traiter par le parquet fédéral.
Dans le cas du trafic de drogue, pour les nombreux dossiers portés
devant nos cours et tribunaux, combien sont en cours? Chaque
année, nous avons un million de dossiers qui font l'objet d'une
information ou d'une instruction; et non pas "quelques" dossiers.

Quant au champ d'application, c'est une vraie interrogation sur
laquelle je reviendrai tout à l'heure, car je la comprends. Et je ferai
une proposition de méthode de travail dans quelques instants à cet
égard.

J'en viens à une autre question: la protection des sources
journalistiques. On en a beaucoup parlé, et c'est normal. J'y répondrai
très précisément. Les journalistes craignaient que le projet mette à
mal les dispositions de la loi du 7 avril 2005. Je me permettrai de
relire en long et en large l'article 5 de cette loi:

"Les mesures d'information - le parquet ou d'instruction - le juge
d'instruction telles que fouilles, perquisitions, saisies, écoutes
téléphoniques et enregistrements ne peuvent concerner des données
relatives aux sources d'information des personnes visées à l'article 2
que si ces données sont susceptibles de prévenir la commission des
infractions visée à l'article 4 et dans le respect des conditions qui y
sont définies."

Les méthodes particulières de recherche sont toujours décidées dans
le cadre d'une information ou d'une instruction et tombent donc
toujours dans le champ d'application de cet article 5. D'ailleurs, celui-
ci est rédigé d'une manière telle que les mesures d'information ou
d'instruction sont énoncées à titre d'exemple. Il est donc clair que la
volonté du législateur vise à englober dans cette disposition
l'ensemble des mesures d'information et d'instruction. Comme je l'ai
dit en commission de la Justice, je n'ai aucun problème à ce que,
dans le cadre d'une révision de la loi d'avril 2005, l'on précise, l'on
couvre bien l'ensemble des mesures d'information et d'instruction.
Mais ce n'est évidemment pas nécessaire.

Cependant, si nous devions le faire pour ce projet de loi en particulier,
je crains que nous ne mettions juridiquement à mal la protection
prévue à l'article 5. Car cela signifierait que ce dernier ne suffit pas

01.104 Minister

Laurette

Onkelinx: Elk jaar zijn er een
miljoen dossiers die aanleiding
geven tot een opsporings-
onderzoek of een gerechtelijk
onderzoek.

Wat de bescherming van de
journalistieke bronnen

betreft,

vreest men in perskringen dat de
wet van 7 april 2005 ter discussie
zou worden gesteld. Ik heb er
geen probleem mee dat de
journalisten specifiek zouden
worden vermeld. Een en ander
kadert nog altijd in de bepalingen
van de wet van april 2005. Het
probleem is dat als wij dat in het
kader van voorliggend ontwerp
moeten doen, wij de bescherming
van de bronnen in het gedrang
brengen omdat impliciet wordt
gesteld dat de wet van april 2005
niet toereikend is om de
journalisten te beschermen. Dat
houdt in dat nog andere
bepalingen van het Wetboek van
Strafvordering die handelen over
andere onderzoeksmethoden,
zoals het onderscheppen van
brieven of telefonische
identificaties, zullen moeten
worden gewijzigd.

De heer Wathelet voegt er aan toe
dat ons ontwerp een bijzondere
wet is. Dat is niet het geval. Het
gaat hier over een wijziging van
het Wetboek van Strafvordering.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

pour accorder la protection des sources des journalistes. Cela
impliquerait également que l'on doive encore modifier d'autres
dispositions du Code d'instruction criminelle qui consacrent d'autres
modes d'investigation qui n'ont pas été expressément visés par
l'article 5, comme l'interception du courrier ou les identifications
téléphoniques.

M. Wathelet ajoute que c'est une loi spéciale. Nous savons que,
suivant un principe général de droit, une loi spéciale déroge à une loi
générale. Donc vous dites que la loi que nous présentons est aussi
une loi spéciale. Évidemment non: ce que nous faisons, c'est modifier
le Code d'instruction criminelle. Et quoi de plus basique, dans le cadre
de notre ordre juridique, que le Code d'instruction criminelle?

Juridiquement, tout est très clair: en aucun cas, le dispositif qui vous
est présenté ne met à mal les dispositions de la loi du 7 avril 2005
protégeant les sources journalistiques.

01.105 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, nous ne

recommencerons pas notre discussion de tout à l'heure, même si elle
était très intéressante.

Les mesures relatives aux méthodes particulières de recherche sont
toutes présentes dans le Code d'instruction criminelle; c'est ce que j'ai
dit et c'est assez normal étant donné qu'elles peuvent se répercuter
dans le cadre de différentes infractions et qu'elles doivent être
présentes dans l'entièreté de la procédure. Cependant, cela forme un
tout présent dans le Code d'instruction criminelle: quand on parle des
chambres des mises en accusation, cela s'y trouve. Mais c'est
spécifique: cette procédure est attachée à toutes les méthodes
particulières de recherche, et c'est en cela que c'est une loi spéciale.

01.105 Melchior Wathelet (cdH):

De maatregelen betreffende de
bijzondere opsporingsmethoden
zijn inderdaad stuk voor stuk terug
te vinden in het Wetboek van
Strafvordering.

01.106 Laurette Onkelinx, ministre: Ce n'est pas une loi

d'exception!

01.107 Melchior Wathelet (cdH): C'est exactement la discussion

que nous avons eue tout à l'heure. Pour moi, c'est une loi d'exception
et je ne suis pas le seul à le penser; de nombreux juristes disent la
même chose. Bien sûr, nous pouvons avoir une position différente; en
plus, elle est postérieure. Selon moi, c'en est une parce qu'elle
concerne les méthodes particulières de recherche en soi, pour
lesquelles il existe une procédure particulière. C'est donc une
procédure d'exception!

C'est d'ailleurs la raison pour laquelle il n'y a que dans certaines
circonstances qu'on peut déroger à la présence d'un juge
d'instruction, qu'il existe une procédure particulière au niveau de la
chambre des mises en accusation différente de celle du règlement de
procédures. C'est dans toutes ses spécificités que la procédure
relative aux méthodes particulières de recherche est une procédure
d'exception.

01.107 Melchior Wathelet (cdH):

Toch heeft de procedure
betrekking op alle bijzondere
opsporingsmethoden en in die zin
gaat het om een bijzondere wet.

01.108 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, vous posez

une question. A mon tour, je vous en pose une: oui ou non, si on le
place ici, déroge-t-on au caractère général de la loi d'avril 2005 en
diminuant alors la protection des journalistes par rapport à d'autres
méthodes d'investigation? C'est la même question!

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

01.109 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, c'est une

autre question! Vous avez vous-même proposé un élément de
compromis qui pourrait nous rejoindre: modifier la loi sur la protection
des sources. Je dois bien avouer, comme je vous l'ai dit, que vous
aviez marqué là un point. Vous pourriez m'en accorder quelques-uns
aussi! En même temps, sur le fait de savoir s'il vaut mieux l'inscrire ici
que dans la loi sur la protection des sources, je peux vous rejoindre.

Cela démontre à quel point les discussions sur ce projet de loi sont
intéressantes, que les points de vue évoluent et devraient encore
évoluer davantage, de votre côté comme du mien peut-être!

01.109 Melchior Wathelet (cdH):

U heeft zelf een compromis
voorgesteld, namelijk de wet op de
bescherming van de bronnen te
wijzigen. Ik sluit mij daarbij aan,
wat ook aantoont dat de
standpunten evolueren.

01.110 Laurette Onkelinx, ministre: Peut-être. En tout cas, si je

soutiens d'éventuelles initiatives visant à modifier la loi d'avril 2005, ce
sera dans le seul but de rassurer, rassurer et encore rassurer. Mais
l'article 5 tel qu'il a été soumis au débat est de caractère général.
C'est une loi d'exception qui s'applique à toute mesure d'information
et d'instruction prévue par le Code d'instruction criminelle, quelle
qu'elle soit. Les choses sont juridiquement bétonnées, me semble-t-il.

Monsieur le président, mes chers collègues, je disais tout à l'heure
qu'outre la nécessité de répondre à la Cour d'arbitrage, outre la
nécessité d'assurer au mieux la sécurité de nos concitoyens et notre
ordre démocratique, les agents sur le terrain demandent également la
transparence démocratique et l'efficacité. À ce sujet, deux méthodes
particulières ont fait l'objet de discussions. La première concerne les
indicateurs civils actifs.

01.110 Minister

Laurette

Onkelinx: Artikel 5 heeft een
algemene draagwijdte en als ik
een wijziging van de wet van april
2005 steun, zal ik het in elk geval
alleen doen om gerust te stellen.

Ik kom nu tot de actieve
burgerinfiltranten.

Ten eerste, wat het plegen van misdrijven door informanten betreft,
de keuze van de strafbare feiten is ingegeven door de praktijk op
voorstel van de politiediensten en de gerechtelijke autoriteiten. De
praktijk toont immers aan dat in een aantal belangrijke en
hoogdrempelige onderzoeken inzake terrorisme en georganiseerde
criminaliteit, de procureur des Konings meer dan eens wordt
geconfronteerd met de vraag of een informant die reeds informatie
over een bepaald crimineel milieu of dadergroepering inwint, onder
welbepaalde omstandigheden eveneens kan worden toegelaten deel
te nemen aan het crimineel handelen binnen dat milieu of die
dadergroepering.

Het zijn die praktijkgevallen, die overigens meestal de prioritair aan te
pakken criminele fenomenen betreffen zoals opgenomen in de
kadernota Integrale Veiligheid van 30 maart 2004, die werden vertaald
naar de overeenstemmende strafrechtelijke kwalificaties waarbij de
lijst van artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering als basis
werd gehanteerd.

De keuze van de misdrijven die zijn opgesomd in artikel 90ter, is niet
willekeurig. Uitzonderlijke onderzoeksmogelijkheden vergen immers
uitzonderlijke omstandigheden. Het misdrijf waarover de informant
inlichtingen en gegevens verstrekt, betreft dus niet zomaar om het
even welk misdrijf, maar alleen zeer ernstige misdrijven, met name
terroristische misdrijven, inbreuken op het internationaal humanitair
recht, genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en zware
misdrijven die zijn gepleegd in het kader van een criminele
organisatie. Het betreft meer in het bijzonder de gijzelname, de
illegale wapenhandel, de drugsmokkel, de ontvoering en het
verbergen van minderjarigen, het overvallen van geldtransporten en

En ce qui concerne les infractions
commises par des indicateurs, le
choix des infractions a été dicté
par la pratique mais sur la
proposition des services de police
et des autorités judiciaires. En
effet, le procureur du Roi est
régulièrement confronté à la
question de savoir si un indicateur
peut, sous certaines conditions,
participer aux actes criminels
commis dans le milieu sur lequel il
collecte des informations.

Ce sont ces cas pratiques qui ont
été traduits en qualifications
pénales correspondantes sur la
base de la liste énumérée à
l'article 90ter du Code d'instruction
criminelle.

Cette liste n'est pas arbitraire. Des
possibilités d'investigation
exceptionnelles requièrent des
circonstances exceptionnelles. Il
s'agit uniquement des infractions
très graves telles que les
infractions terroristes, les
infractions au droit international
humanitaire, les génocides, les

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

eveneens de mensenhandel en mensensmokkel.

In tegenstelling tot de politieman-infiltrant en de burgerdeskundige
geniet de informant die wordt toegelaten om strafbare feiten te
plegen, een strafuitsluitende verschoningsgrond niet.

De regering wil absoluut vermijden dat die informant zou afglijden
naar de figuur van burgerinfiltrant. Dat blijkt ten overvloede uit de
memorie van toelichting. Een van de belangrijkste verschillen de
memorie van toelichting somt er 6 op is uiteraard het al dan niet een
beroep kunnen doen op een strafuitsluitende verschoningsgrond.

crimes contre l'humanité et les
infractions graves commises dans
le cadre d'une organisation
criminelle.

Contrairement à l'infiltrant
fonctionnaire de police et à l'expert
civil, l'indicateur qui est autorisé à
commettre des faits punissables
ne bénéficie pas de la cause
d'excuse absolutoire. En effet, le
gouvernement veut éviter que
l'indicateur dérape vers le rôle
d'infiltrant civil. Cela ressort très
clairement de l'exposé des motifs.

L'infiltrant qui est visé à l'article 47octies du Code d'instruction
criminelle est un fonctionnaire de police et donc un représentant de
l'autorité publique. Il est logique qu'il puisse s'appuyer sur une cause
d'excuse absolutoire. L'expert civil n'a aucun lien avec le milieu
criminel et il prête une assistance ponctuelle à la demande d'un
infiltrant fonctionnaire de police. Que cette personne puisse elle aussi
bénéficier de la même cause d'excuse absolutoire est logique.

Il en va tout autrement pour l'indicateur qui a des liens avec le milieu
criminel et qui n'offre pas du tout les mêmes garanties que l'infiltrant
fonctionnaire de police et l'expert civil. Je le répète, c'est la raison
pour laquelle il est tenu dans un carcan juridique très étroit dans
lequel six conditions juridiques strictes doivent être remplies afin qu'il
puisse commettre des infractions déterminées. C'est également la
raison pour laquelle il ne peut bénéficier en aucun cas d'une cause
d'excuse absolutoire.

Autre élément évoqué en commission, l'appareil photo. Monsieur le
président, peut-être l'ignorez-vous mais l'appareil photo est un outil
technique tombant sous le champ d'application des méthodes
particulières de recherche. Autrement dit, cela peut paraître étonnant
mais vous ne pouvez pas prendre de photographies sans respecter
les conditions fixées par la loi de 2003 et celles que nous définissons
dans le projet qui vous est soumis. Dans la discussion sur le projet de
loi, nous avons dit que prendre des photographies dans une maison,
à un domicile, d'après la définition étendue du domicile, c'est
suffisamment intrusif dans la vie privée pour être soumis aux
protections qui sont au coeur du projet de loi. Par contre, prendre des
photos dans la rue, devant les maisons, devant des lieux
quelconques, on peut imaginer que ce n'est pas une méthode
particulière de recherche soumise aux conditions prévues par le projet
de loi.

Attention, lorsque vous faites des photos d'une manière systématique
pendant plus de cinq jours, nous avons décidé qu'il s'agit d'une
méthode particulière de recherche. Cependant, par rapport à ce que
nous constatons au jour le jour et qui fait débat au parlement, comme
par exemple l'usage des caméras de sécurité dans nos communes ou
pour la protection contre l'insécurité routière, nous pouvons nous
demander en quoi nous allons à l'encontre des droits fondamentaux
en autorisant des photos devant des domiciles ou autres lieux, dans
le cadre de la définition la plus large possible prévue par la Cour de

Anders dan de infiltrant die een
politieambtenaar is, en de burger-
deskundige, biedt de informant die
banden heeft met het misdaad-
milieu, niet dezelfde waarborgen,
wordt hij in een zeer nauw
juridisch keurslijf gehouden en kan
hij niet over een strafuitsluitende
verschoningsgrond beschikken.

Zelfs het nemen van foto's in een
woning in de brede betekenis van
het woord werd al beschouwd als
een schending van de persoonlijke
levenssfeer die door het wets-
ontwerp moet worden geregeld.
Dat is echter niet het geval voor
het fotograferen op straat.

Het systematisch nemen van
foto's tijdens meer dan vijf dagen
behoort tot de bijzondere
opsporingsmethodes.

Naast de specialisatie van onze
onderzoeksmagistraten in zeer
specifieke materies zoals het
terrorisme, is het essentieel dat er
naar een evenwicht wordt
gestreefd tussen de bevoegdheid
van het federaal parket en die van
de onderzoeksrechters die ook op
het hele grondgebied bevoegd
zullen zijn.

Ik ben het eens met de kritiek over
het toepassingsgebied van de wet.
Dat is onveranderd gebleven sinds
2003. Het Arbitragehof heeft in dat
verband geen bezwaren
geformuleerd. Die kwestie is nu
ook niet aan de orde. Tegelijk

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

cassation.

Chers collègues, vous avez cité sans cesse M. De Valkeneer, étant
donné qu'il s'est exprimé notamment en commission, dans le cadre
d'un article dans le "Journal des tribunaux" et encore ce jour dans la
presse. Je tiens à signaler que cette personne a déclaré dans un
article publié dans le "Journal des tribunaux" que, je cite: "la notion de
moyens techniques avait reçu une acceptation particulièrement large
avec comme conséquence que le recours à des instruments très
usuels tombait dorénavant dans le champ d'application de la loi sur
les méthodes particulières de recherche." Il vise en particulier
l'appareil photo et considère que soumettre ce type d'instrument au
régime juridique restrictif introduit par la loi du 6 janvier 2003 paraît
incongru et contre-productif. Cela me semblait intéressant de le
souligner, après ce que j'ai pu lire d'un ancien magistrat d'instruction
dans un article paru dans un de nos grands quotidiens, il n'y a pas si
longtemps.

Voilà, monsieur le président, chers collègues, ce que je voulais vous
communiquer pour ce qui concerne les juges d'instruction attachés à
la lutte contre le terrorisme. Je pense que c'était attendu par à peu
près tout le monde. Nous connaissons la figure du juge d'instruction
dans d'autres pays environnants. Nous connaissons les célèbres
juges, comme par exemple le juge Garzon, mais ce qui me paraît
plus fondamental, outre la spécialisation de nos magistrats dans des
matières très particulières telles que le terrorisme, c'est que le pouvoir
du parquet fédéral, qui existe à l'heure actuelle, puisse aussi être
contrebalancé par les pouvoirs de juges d'instruction qui auront une
compétence sur l'ensemble de notre territoire. Je ne voudrais pas non
plus qu'on omette cette justification à la proposition qui vous est faite
de désigner des juges d'instruction spécialisés.

Comme je l'ai dit tout à l'heure, il y a une critique que je peux
comprendre et que je partage. Elle concerne le champ d'application
de la loi. Je vous signale que ce dernier n'a pas changé depuis 2003
et que la Cour d'arbitrage n'a pas soulevé de problème à ce sujet. Au
contraire, notamment par rapport à l'indicateur civil actif, nous avons
restreint le champ d'application. Je pourrais vous dire qu'il s'agit là
d'une question intéressante. Cependant, je ne vois pas en quoi elle
peut nous concerner maintenant. En effet, cette question a été "vidée"
par la Cour d'arbitrage. Pourtant, je me la pose en me disant que
gouvernement et parlement devraient faire leur examen de
conscience, notamment quant à l'alourdissement continuel d'articles
comme l'article 90ter. Oui, nous avons continuellement décidé que
certaines infractions méritaient des méthodes particulières de
recherche. Oui, il me semble que le moment est venu de revoir ce
champ d'application. Cela sera-t-il facile? Je l'ai dit et répété, non.
Que ce soit pour le 90ter, que ce soit pour les autres dispositions
comme celles reprises dans la loi de 2003. Ce n'est pas facile. Je
pense d'ailleurs que vous avez accepté l'explication que j'ai donnée à
ce sujet. Selon certaines dispositions, telles méthodes ne peuvent
être utilisées que pour des infractions punissables à une peine
d'emprisonnement d'un an minimum. Certains estiment que ce
faisant, on élargit de façon très importante le champ d'application des
méthodes particulières de recherche. Par ailleurs, d'autres infractions
très graves sont punies du même minimum. Pourquoi? Parce que
petit à petit, sous les pressions les plus diverses, notamment sous la
pression de l'émotion et des médias, nous avons été amenés

werden bepaalde artikelen
voortdurend herschreven en
uitgebreid, zoals bijvoorbeeld
artikel 90ter, waarin nieuwe
bijzondere opsporingsmethoden
werden ingevoegd, en mij dunkt
dat het tijd is om dat
toepassingsgebied opnieuw af te
bakenen. Dat zal geen sinecure
zijn.

Sommige bepalingen stipuleren
dat die methoden enkel toegepast
mogen worden bij misdrijven
waarop gevangenisstraffen van
minimaal één jaar staan. Diezelfde
minimumstraffen gelden evenwel
ook voor zeer zware misdrijven,
omdat we de minimale strafmaat
hebben moeten optrekken voor
feiten die voorpaginanieuws
vormden.

Bij wijze van voorbeeld van de
differentiatie naar ernst van de
feiten en van het gebrek aan
overeenstemming met de
voorgestelde straf vermeld ik de
artikels 324 en 311 van het
Strafwetboek en in het bijzonder
de diverse gevangenisstraffen
waarin ze voorzien. Het
bestuderen van de strafmaat
houdt een algemene herziening
van het Strafwetboek in en dat
vereist een serene sfeer. Dat zou
tot een veralgemeende verhoging
van de minimumstraffen leiden en
over elke overtreding zou een
bespreking op basis van dossiers
plaatsvinden. We moeten anders
te werk gaan.

We moeten precies afbakenen wat
een ernstige verstoring van de
openbare orde, een aantasting van
de democratische waarden en een
inbreuk op de veiligheid van de
burger inhoudt.

Ik overweeg om daarmee te
beginnen maar dat is een werk
van lange adem. Ik hoop binnen
een redelijke termijn wijzigings-
voorstellen te kunnen doen, onder
andere met de steun van de
Dienst voor Criminele Politiek en
van onze universiteiten.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

collectivement à augmenter le minimum des peines pour des faits qui
ont fait la une de l'actualité.

Tout à l'heure, je regardais dans mon Code pénal afin de vous donner
un exemple de cette différenciation de gravité des faits et de non-
concordance avec la peine proposée.

Prenez l'article 324 du Code pénal. Il concerne le chapitre des crimes
et délits contre la sécurité publique. On parle d'association formée
dans le but d'attenter aux personnes et aux propriétés et de
l'organisation criminelle. L'article 324 dit: "Tout autre individu faisant
partie de l'association et ceux qui auront sciemment et volontairement
fourni à la bande ou à ses divisions des armes, des munitions, des
instruments de crime, des logements, des retraites ou des lieux de
réunions seront punis, dans le premier cas prévu par l'article
précédent, d'un emprisonnement de six mois à cinq ans, dans le
deuxième cas, d'un emprisonnement de deux mois à trois ans et dans
le troisième cas, d'un emprisonnement d'un mois à deux ans".

L'article 311 du Code pénal concerne les infractions relatives à
l'industrie, au commerce et aux enchères publiques. L'article 311 dit:
"Les personnes qui, par des moyens frauduleux quelconques, auront
opéré la hausse ou la baisse du prix des denrées ou marchandises ou
des papiers et effets publics, seront punies d'un emprisonnement d'un
mois à deux ans et d'une amende de 300 francs à 10.000 francs".

Tout cela pour vous dire que si on veut se pencher sur l'échelle des
peines, nous devons nécessairement nous avancer dans une révision
générale du Code pénal. Je pense, et je suis même certaine, que
nous ne pourrions pas le faire sereinement. Si nous nous aventurions
dans ce travail, nous aboutirions à une augmentation généralisée des
minima de peines. Chaque infraction ferait l'objet d'une discussion
avec des dossiers à l'appui. Il y a suffisamment d'avocats dans cette
assemblée pour dévoiler un dossier particulier dont il aura eu à
connaître et qui justifie qu'on soit particulièrement sévère dans telle
ou telle infraction.

Je pense qu'il faut travailler autrement. Il faut travailler dans la
dentelle, en essayant au mieux de circonscrire précisément ce qui
constitue des atteintes graves à notre ordre public, à nos valeurs
démocratiques, à ce qui peut véritablement remettre en question la
sécurité générale de nos concitoyens.

Ce que j'ai dit et que je répète ici, c'est que je veux, sans
atermoiements, me lancer dans ce travail-là. On ne pourra pas le faire
à bref délai, c'est impossible, mais avec le soutien du service de
politique criminelle et plusieurs de nos universités, j'espère pouvoir
vous présenter, dans un délai raisonnable, des propositions de
modification du champ d'application qui, en outre, correspondront à la
réalité. En effet, on sait que nos agents ne sont pas suffisamment
nombreux pour pouvoir utiliser des méthodes particulières de
recherche ou d'investigation dans des dossiers qui ne concernent pas
de la criminalité grave. Mais peu importe, on sait ce qu'on a; on ne
sait pas ce que nous réserve l'avenir. Il vaut mieux être précis.

Voilà, monsieur le président, mes chers collègues, cette intervention
fut peut-être un peu longue, mais si elle n'arrive pas à convaincre
chacun du bien-fondé du projet, j'espère au moins qu'elle aura

Er is niet voldoende personeel om
bijzondere opsporingsmethoden te
gebruiken in dossiers die niets met
zware criminaliteit te maken
hebben. Nochtans is het beter om
nauwkeurig te werk te gaan.

Ook als mijn betoog u de
gegrondheid van dit ontwerp niet
heeft kunnen doen inzien, toch
hoop ik dat u hiermee overtuigd
bent van mijn oprecht streven naar
een essentieel evenwicht tussen
de veiligheid van onze rechtsstaat
en het vrijwaren van de
fundamentele rechten en
vrijheden.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

convaincu de ma sincérité dans la recherche de cet équilibre
fondamental entre la sécurité nécessaire de notre Etat de droit et la
protection des droits et libertés fondamentales. Le texte qui vous est
proposé traduit très précisément cet équilibre qui, évidemment, doit
être le guide de tous les démocrates.

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.

Na vijf commissievergaderingen en een heel uitgebreid verslag van de heer Malmendier hebben we
gedurende zeven uur gedebatteerd over dit ontwerp. Het was, mijns inziens, een goed debat als ik hierover
mijn advies mag geven.

Discussion des articles
Bespreking van de artikelen

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 85, 4) (2055/6)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2055/6)

L'intitulé néerlandais a été modifié par la commission en "wetsontwerp houdende diverse wijzigingen van
het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de
onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit".
Het Nederlandse opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp houdende diverse
wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de
verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde
criminaliteit".

Le projet de loi compte 28 articles.
Het wetsontwerp telt 28 artikelen.

Amendements déposés:
Ingediende amendementen:

Art. 2
¦ 30 - Melchior Wathelet (2055/7)
Art. 6
¦ 42 - Marie Nagy (2055/7)
¦ 43 - Marie Nagy (2055/7)
¦ 31 - Melchior Wathelet (2055/7)
Art. 7
¦ 32 - Melchior Wathelet (2055/7)
Art. 10
¦ 44 - Marie Nagy (2055/7)
Art. 12
¦ 45 - Marie Nagy (2055/7)
Art. 13
¦ 46 - Marie Nagy (2055/7)
Art. 16
¦ 33 - Melchior Wathelet (2055/7)
¦ 47 - Marie Nagy (2055/7)
Art. 18
¦ 48 - Marie Nagy (2055/7)
Art. 22

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

¦ 34 - Melchior Wathelet (2055/7)
Art. 23
¦ 35 - Melchior Wathelet (2055/7)
¦ 38 - Melchior Wathelet (2055/7)
¦ 40 - Melchior Wathelet (2055/7)
Art. 24
¦ 39 - Melchior Wathelet (2055/7)
¦ 36 - Melchior Wathelet (2055/7)
Art. 25
¦ 37 - Melchior Wathelet (2055/7)
Art. 27bis (n)
¦ 41 - Melchior Wathelet (2055/7)

Les articles 1, 3 à 5, 8, 9, 11, 14, 15, 17, 19 à 21 et 26 à 28 sont adoptés article par article.
De artikelen 1, 3 tot 5, 8, 9, 11, 14, 15, 17, 19 tot 21 en 26 tot 28 worden artikel per artikel aangenomen.

Le vote sur les amendements et les autres articles est réservé.
De stemming over de amendementen en de overige artikelen wordt aangehouden.

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en
artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

02 Agenda
02 Agenda

Alvorens ik overga tot de naamstemmingen over de amendementen moet ik u zeggen wat wij hebben
afgesproken met de fractieleiders die ik in de loop van deze dag heb geconsulteerd. Ik dank hen daar
trouwens voor.

Après ces votes, je clôturerai la séance d'aujourd'hui. Demain matin, la séance plénière débutera à 10.00
heures. L'ordre du jour est le suivant: la loi-programme et la loi portant des dispositions diverses.

Morgen om tien uur zal de plenaire vergadering beginnen met de behandeling van de programmawet en
daarna de wet houdende diverse bepalingen. De premier zal ook aanwezig zijn omstreeks 11.00 uur omdat
hij in de Senaat een vergadering heeft van de commissie voor de Europese Aangelegenheden van Kamer,
Senaat en Europese parlementariërs.

Je crois que M. Reynders, Mme Van den Bossche et d'autres collègues seront présents. J'ai convenu avec
les chefs de groupe que les débats sur les projets et sur les amendements éventuels seront terminés de
manière à voter, au plus tard, à 19.00 heures et si c'est possible à 18.00 heures.

Ik moet dit ook nog aan de Senaat meedelen aangezien de Senaat slechts kan stemmen wanneer de
stemming hier heeft plaatsgevonden. Ik zou correct willen zijn met onze collega's van de andere zijde van
dit gebouw.

Pas d'observation? Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? Aldus zal geschieden.

Naamstemmingen
Votes nominatifs

03 Aangehouden amendementen en artikelen van het wetsontwerp houdende diverse wijzigingen van

het Wetboek van strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van
de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit
(nieuw opschrift) (2055/1-7)

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

03 Amendements et articles réservés du projet de loi apportant des modifications diverses au Code

d'instruction criminelle et au Code judiciaire en vue d'améliorer les modes d'investigation dans la lutte
contre le terrorisme et la criminalité grave et organisée (2055/1-7)

Stemming over amendement nr. 30 van Melchior Wathelet op artikel 2.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 30 de Melchior Wathelet à l'article 2.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 1)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

120

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 2 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 2 est adopté.

03.01 David Lavaux (cdH): Monsieur le président, j'ai pairé pour ce

vote et les suivants avec Mme Sophie Pécriaux.

03.01 David Lavaux (cdH): Ik

heb een stemafspraak met
mevrouw Sophie Pécriaux.

Stemming over amendement nr. 42 van Marie Nagy tot weglating van artikel 6.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 42 de Marie Nagy tendant à supprimer l'article 6.(2055/7)

De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 2)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

120

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.

(Mmes Marie-Christine Marghem et Jacqueline Galant font signe qu'elles ont voté non)

Stemming over amendement nr. 43 van Marie Nagy op artikel 6.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 43 de Marie Nagy à l'article 6.(2055/7)

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

(Stemming/vote 2)

Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.

Stemming over amendement nr. 31 van Melchior Wathelet op artikel 6.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 31 de Melchior Wathelet à l'article 6.(2055/7)

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 3)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

119

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 6 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 6 est adopté.

Stemming over amendement nr. 32 van Melchior Wathelet op artikel 7.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 32 de Melchior Wathelet à l'article 7.(2055/7)

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

(Stemming/vote 3)

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 7 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 7 est adopté.

03.02 Dirk Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een

stemafspraak met collega Philippe De Coene.

03.02 Dirk Claes (CD&V) : J'ai

pairé avec M. Philippe De Coene.

Stemming over amendement nr. 44 van Marie Nagy op artikel 10.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 44 de Marie Nagy à l'article 10.(2055/7)

De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 4)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

119

Total

Mevrouw Lanjri, u onthoudt zich ook?

03.03 Nahima Lanjri (CD&V): Ja.

03.03 Nahima Lanjri (CD&V): Je

me suis abstenue.

De voorzitter: Ik noteer dat.

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 10 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 10 est adopté.

Stemming over amendement nr. 45 van Marie Nagy op artikel 12.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 45 de Marie Nagy à l'article 12.(2055/7)

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

(Stemming/vote 4)

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 12 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 12 est adopté.

Stemming over amendement nr. 46 van Marie Nagy op artikel 13.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 46 de Marie Nagy à l'article 13.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 5)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

122

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 13 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 13 est adopté.

Mijn excuses, ook de heer Deseyn heeft zich onthouden.

Heeft hij zich onthouden of tegengestemd? Hij heeft dus tegengestemd. Soyons attentifs!

Vervolgens is er het amendement nr. 33 van de heer Wathelet.

03.04 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, à la suite de

la discussion que nous venons d'avoir, je voudrais retirer cet
amendement n° 33.

En effet, il pourrait faire l'objet d'une disposition spécifique dans la loi
sur la protection des sources des journalistes. Il serait plus opportun
de le faire dans ce cadre étant donné qu'il semble y avoir un
consensus en ce sens.

03.04 Melchior Wathelet (cdH):

Na de discussie die we hebben
gevoerd, zou ik dat amendement
nr. 33 willen intrekken. Het kan
misschien ingepast worden in een
specifieke bepaling in de wet
betreffende de bescherming van
de bronnen van de journalisten.

Le président: C'est donc votre réponse après le dialogue entre la vice-première ministre et vous-même sur
l'article 5 concernant la protection des sources. Très bien.

L'amendement n° 33 est retiré.

Stemming over amendement nr. 47 van Marie Nagy op artikel 16.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 47 de Marie Nagy à l'article 16.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 6)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

124

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen en artikel 16 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 16 adopté.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Stemming over amendement nr. 48 van Marie Nagy op artikel 18.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 48 de Marie Nagy à l'article 18.(2055/7)

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

(Stemming/vote 6)

Bijgevolg is het amendement verworpen en artikel 18 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 18 adopté.

Stemming over amendement nr. 34 van Melchior Wathelet op artikel 22.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 34 de Melchior Wathelet à l'article 22.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 7)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

124

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen en artikel 22 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 22 adopté.

Stemming over amendement nr. 35 van Melchior Wathelet op artikel 23.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 35 de Melchior Wathelet à l'article 23.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 8)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

123

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.

Stemming over amendement nr. 38 van Melchior Wathelet op artikel 23.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 38 de Melchior Wathelet à l'article 23.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

(Stemming/vote 9)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

125

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.

Stemming over amendement nr. 40 van Melchior Wathelet op artikel 23.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 40 de Melchior Wathelet à l'article 23.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 10)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

125

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen en artikel 23 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 23 adopté

Stemming over amendement nr. 39 van Melchior Wathelet op artikel 24.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 39 de Melchior Wathelet à l'article 24.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 11)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

122

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.

(...): (...)

Le président: L'appareil n'a donc pas fonctionné, madame Lalieux, monsieur Giet? Est-ce l'appareil ou les
votants? J'en prends acte.

Mijnheer Van Parys, de toespraken zijn kort geweest maar alle moeilijkheden komen nu.

Stemming over amendement nr. 36 van Melchior Wathelet op artikel 24.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 36 de Melchior Wathelet à l'article 24.(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

(Stemming/vote 12)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

125

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 24 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 24 est adopté.

Stemming over amendement nr. 37 van Melchior Wathelet op artikel 25.(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 37 de Melchior Wathelet à l'article 25.(2055/7)

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)
Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

(Stemming/vote 12)

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 25 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 25 est adopté..

Stemming over amendement nr. 41 van Melchior Wathelet tot invoeging van een artikel 27bis (n).(2055/7)
Vote sur l'amendement n° 41 de Melchior Wathelet tendant à insérer un article 27bis (n).(2055/7)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 13)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

125

Total

Bijgevolg is het amendement verworpen.
En conséquence, l'amendement est rejeté.

04 Geheel van het wetsontwerp houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en

van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd
tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit (nieuw opschrift) (2055/6)

04 Ensemble du projet de loi apportant des modifications diverses au Code d'instruction criminelle et

au Code judiciaire en vue d'améliorer les modes d'investigation dans la lutte contre le terrorisme et la
criminalité grave et organisée (2055/6)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?
Einde van de stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

(Stemming/vote 14)
Ja

Oui

Nee

Non

Onthoudingen

Abstentions

Totaal

125

Total

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

DETAIL DES VOTES NOMINATIFS

DETAIL VAN DE NAAMSTEMMINGEN

Naamstemming - Vote nominatif: 001

008

Oui

Arens, Drèze, Gerkens, Nagy, Nollet, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

075

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Cahay-
André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De
Clercq, De Croo, De Meyer, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Detiège, Dierickx, Dieu, Ducarme
Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Geerts, Ghenne, Giet, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Henry, Hove,
Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Maene,
Malmendier, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Perpète, Pinxten, Roppe,
Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Vande Lanotte, Van
der Maelen, Van Gool, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

037

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Creyf, De Crem, De Groote, De Man, Depoortere, Deseyn,
Devlies, D'hondt, Goutry, Goyvaerts, Kelchtermans, Laeremans, Lanjri, Lavaux, Libert, Maingain, Muylle,
Neel, Pieters, Schryvers, Sevenhans, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde,
Van der Auwera, Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten

Naamstemming - Vote nominatif: 002

004

Oui

Gerkens, Nagy, Nollet, Tant

Nee

088

Non

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Maene, Malmendier, Marinower,
Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Neel, Perpète, Pinxten, Roppe, Saudoyer,
Sevenhans, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen,
Vande Lanotte, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

028

Abstentions

Arens, Claes Dirk, Creyf, De Crem, De Groote, Deseyn, Devlies, D'hondt, Drèze, Goutry, Kelchtermans,
Lanjri, Lavaux, Libert, Maingain, Muylle, Pieters, Schryvers, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen,
Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wathelet, Wiaux

Naamstemming - Vote nominatif: 003

024

Oui

Arens, Creyf, De Crem, De Groote, Deseyn, Devlies, D'hondt, Drèze, Goutry, Kelchtermans, Lanjri, Muylle,
Pieters, Schryvers, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen,
Verherstraeten, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

076

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Cahay-
André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De
Clercq, De Croo, De Man, De Meyer, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Detiège, Dierickx, Dieu,
Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Geerts, Ghenne, Giet, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Henry,
Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Maene,
Malmendier, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Perpète, Pinxten, Roppe,
Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Vande Lanotte, Van
der Maelen, Van Gool, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

019

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Depoortere, Gerkens, Goyvaerts, Laeremans, Lavaux,
Libert, Maingain, Nagy, Neel, Nollet, Sevenhans, Tastenhoye, Van den Broeck, Van den Eynde

Naamstemming - Vote nominatif: 004

003

Oui

Gerkens, Nagy, Nollet

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Nee

088

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Bultinck,
Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Cocriamont, Colen, Cortois,
Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Croo, De Man, De Meyer, Denis, Déom, De Padt, De
Permentier, Depoortere, Detiège, Dierickx, Dieu, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Geerts,
Ghenne, Giet, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Henry, Hove, Jiroflée, Laeremans, Lahaye-
Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Maene, Malmendier, Marinower,
Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Neel, Perpète, Pinxten, Roppe, Saudoyer,
Sevenhans, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen,
Vande Lanotte, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

028

Abstentions

Arens, Claes Dirk, Creyf, De Crem, De Groote, Deseyn, Devlies, D'hondt, Drèze, Goutry, Kelchtermans,
Lavaux, Libert, Maingain, Muylle, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen,
Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wathelet, Wiaux

Naamstemming - Vote nominatif: 005

008

Oui

Arens, Drèze, Gerkens, Nagy, Nollet, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

093

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Bultinck,
Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Cocriamont, Colen,
Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Croo, De Man, De Meyer, Denis, Déom, De
Padt, De Permentier, Depoortere, Dierickx, Dieu, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Galant,
Geerts, Ghenne, Giet, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Henry, Hove, Jiroflée, Laeremans,
Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Libert, Maene, Maingain,
Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Neel, Perpète,
Pinxten, Roppe, Saudoyer, Sevenhans, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tommelein, T'Sijen,
Turtelboom, Van Biesen, Vande Lanotte, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool,
Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

021

Abstentions

Claes Dirk, Creyf, De Crem, De Groote, Devlies, D'hondt, Goutry, Kelchtermans, Lanjri, Lavaux, Muylle,
Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy,

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Verhaegen, Verherstraeten

Naamstemming - Vote nominatif: 006

003

Oui

Gerkens, Nagy, Nollet

Nee

092

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Bultinck,
Burgeon, Cahay-André, Casaer, Caslo, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Cocriamont, Colen,
Cortois, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Croo, De Man, De Meyer, Denis, Déom, De
Padt, De Permentier, Depoortere, Detiège, Dierickx, Dieu, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric,
Galant, Geerts, Ghenne, Giet, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Henry, Hove, Jiroflée,
Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Maene,
Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Neel, Perpète,
Pinxten, Roppe, Saudoyer, Sevenhans, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tommelein, T'Sijen,
Turtelboom, Van Biesen, Vande Lanotte, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool,
Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

029

Abstentions

Arens, Claes Dirk, Creyf, De Crem, De Groote, Deseyn, Devlies, D'hondt, Drèze, Goutry, Kelchtermans,
Lanjri, Lavaux, Libert, Maingain, Muylle, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera,
Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wathelet, Wiaux

Naamstemming - Vote nominatif: 007

010

Oui

Arens, Drèze, Gerkens, Libert, Maingain, Nagy, Nollet, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

079

Non

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Henry, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen,
Maene, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls,
Perpète, Pinxten, Roppe, Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van
Biesen, Vande Lanotte, Van der Maelen, Van Gool, Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

035

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Creyf, De Crem, De Groote, De Man, Depoortere, Deseyn,
Devlies, D'hondt, Goutry, Goyvaerts, Kelchtermans, Laeremans, Lanjri, Lavaux, Muylle, Neel, Pieters,
Schryvers, Sevenhans, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der
Auwera, Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten

Naamstemming - Vote nominatif: 008

008

Oui

Arens, Drèze, Gerkens, Nagy, Nollet, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

080

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Burgeon,
Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Courtois, Daems, De Block, De Bue, De
Clercq, De Croo, De Meyer, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Detiège, Dierickx, Dieu, Ducarme
Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Galant, Geerts, Ghenne, Giet, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Henry,
Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Libert,
Maene, Maingain, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau,
Muls, Perpète, Pinxten, Roppe, Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom,
Van Biesen, Vande Lanotte, Van der Maelen, Van Gool, Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

035

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Creyf, De Crem, De Groote, De Man, Depoortere, Deseyn,
Devlies, D'hondt, Goutry, Goyvaerts, Kelchtermans, Laeremans, Lanjri, Lavaux, Muylle, Neel, Pieters,
Schryvers, Sevenhans, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der
Auwera, Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten

Naamstemming - Vote nominatif: 009

030

Oui

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Arens, Creyf, De Crem, De Groote, Deseyn, Devlies, D'hondt, Drèze, Gerkens, Goutry, Kelchtermans,
Lanjri, Libert, Maingain, Muylle, Nagy, Nollet, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera,
Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

080

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Burgeon,
Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Croo, De Meyer, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Detiège, Dierickx, Dieu,
Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Galant, Geerts, Ghenne, Giet, Gustin, Harmegnies,
Hasquin, Henry, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano,
Lenssen, Maene, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau,
Muls, Perpète, Pinxten, Roppe, Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom,
Van Biesen, Vande Lanotte, Van der Maelen, Van Gool, Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

015

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Man, Depoortere, Goyvaerts, Laeremans, Lavaux,
Neel, Sevenhans, Tastenhoye, Van den Broeck, Van den Eynde

Naamstemming - Vote nominatif: 010

027

Oui

Arens, Creyf, De Crem, Deseyn, Devlies, D'hondt, Drèze, Gerkens, Goutry, Kelchtermans, Lanjri, Muylle,
Nagy, Nollet, Pieters, Schryvers, Tant, Van den Bergh, Van der Auwera, Vandeurzen, Van Parys, Van
Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

091

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Bultinck,
Burgeon, Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Colen, Cortois, Courtois,
Daems, De Block, De Bue, De Clercq, De Croo, De Man, De Meyer, Denis, Déom, De Padt, De
Permentier, Depoortere, Detiège, Dierickx, Dieu, Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric,
Galant, Geerts, Ghenne, Giet, Goyvaerts, Gustin, Harmegnies, Hasquin, Henry, Hove, Jiroflée,
Laeremans, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Maene,
Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Neel, Perpète,
Pinxten, Roppe, Saudoyer, Sevenhans, Storms, Swennen, Taelman, Tastenhoye, Tommelein, T'Sijen,
Turtelboom, Van Biesen, Vande Lanotte, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Maelen, Van Gool,
Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

007

Abstentions

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, De Groote, Lavaux, Libert, Maingain

Naamstemming - Vote nominatif: 011

030

Oui

Nee

077

Non

Avontroodt, Bacquelaine, Baeke, Barzin, Belhouari, Bellot, Bex, Bonte, Borginon, Boukourna, Burgeon,
Cahay-André, Casaer, Cavdarli, Chabot, Chevalier, Claes Hilde, Cortois, Courtois, Daems, De Block, De
Bue, De Clercq, De Croo, De Meyer, Denis, Déom, De Padt, De Permentier, Detiège, Dierickx, Dieu,
Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Galant, Geerts, Ghenne, Gustin, Harmegnies, Hasquin,
Henry, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano, Lenssen, Maene,
Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau, Muls, Perpète,
Pinxten, Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom, Van Biesen, Vande
Lanotte, Van der Maelen, Van Gool, Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

015

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Man, Depoortere, Goyvaerts, Laeremans, Lavaux,
Neel, Sevenhans, Tastenhoye, Van den Broeck, Van den Eynde

Naamstemming - Vote nominatif: 012

011

Oui

Arens, De Man, Drèze, Gerkens, Libert, Maingain, Nagy, Nollet, Viseur, Wathelet, Wiaux

Nee

080

Non

20/12/2005

CRIV 51

PLEN 181

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

Douifi, Ducarme Daniel, Ducarme Denis, Frédéric, Galant, Geerts, Ghenne, Giet, Gustin, Harmegnies,
Hasquin, Henry, Hove, Jiroflée, Lahaye-Battheu, Lalieux, Lambert Geert, Lambert Marie-Claire, Lano,
Lenssen, Maene, Malmendier, Marghem, Marinower, Massin, Mathot, Mayeur, Meeus, Monfils, Moriau,
Muls, Perpète, Pinxten, Roppe, Saudoyer, Storms, Swennen, Taelman, Tommelein, T'Sijen, Turtelboom,
Van Biesen, Vande Lanotte, Van der Maelen, Van Gool, Van Lombeek-Jacobs, Vautmans, Verhaert

Onthoudingen

034

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, Creyf, De Crem, De Groote, Depoortere, Deseyn, Devlies,
D'hondt, Goutry, Goyvaerts, Kelchtermans, Laeremans, Lanjri, Lavaux, Muylle, Neel, Pieters, Schryvers,
Sevenhans, Tant, Tastenhoye, Van den Bergh, Van den Broeck, Van den Eynde, Van der Auwera,
Vandeurzen, Van Parys, Van Rompuy, Verhaegen, Verherstraeten

Naamstemming - Vote nominatif: 013

030

Oui

Nee

080

Non

Onthoudingen

015

Abstentions

Bultinck, Caslo, Claes Dirk, Cocriamont, Colen, De Man, Depoortere, Goyvaerts, Laeremans, Lavaux,
Neel, Sevenhans, Tastenhoye, Van den Broeck, Van den Eynde

Naamstemming - Vote nominatif: 014

CRIV 51

PLEN 181

20/12/2005

CHAMBRE

-4

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

2005

2006

KAMER

-4

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

080

Oui

Nee

008

Non

Arens, Drèze, Gerkens, Nagy, Nollet, Viseur, Wathelet, Wiaux

Onthoudingen

037

Abstentions