CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 PLEN 199
CRIV 51 PLEN 199
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
P
LENUMVERGADERING
mercredi
woensdag
29-03-2006
29-03-2006
Après-midi
Namiddag
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
Plenum
COM
réunion de commission
COM
Commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i
SOMMAIRE
INHOUD
Excusés
1
Berichten van verhindering
1
PROJETS ET PROPOSITIONS
1
ONTWERPEN EN
VOORSTELLEN
1
Projet de loi relatif au statut juridique externe des
détenus (2170/1-12)
1
Wetsontwerp betreffende de externe rechtspositie
van gedetineerden (2170/1-12)
2
- Projet de loi instaurant des tribunaux de
l'application des peines (1960/1-10)
1
- Wetsontwerp houdende oprichting van
strafuitvoeringsrechtbanken (1960/1-10)
2
- Projet de loi modifiant la loi du 5 mars 1998
relative à la libération conditionnelle et modifiant
la loi du 9 avril 1930 de défense sociale à l'égard
des anormaux et des délinquants d'habitude,
remplacée par la loi du 1er juillet 1964 et
modifiant le Code d'instruction criminelle (1319/1-
4)
1
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van
5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke
invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van
9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij
tegen de abnormalen en de
gewoontemisdadigers, vervangen bij de wet van
1 juli 1964 en tot wijziging van het Wetboek van
strafvordering (1319/1-4)
2
- Proposition de loi modifiant la loi du 5 mars 1998
relative à la libération conditionnelle, en ce qui
concerne les droits des victimes (237/1-2)
1
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van
5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke
invrijheidstelling, wat betreft de rechten van de
slachtoffers (237/1-2)
2
- Proposition de loi modifiant la loi du 5 mars 1998
relative à la libération conditionnelle et modifiant
la loi du 9 avril 1930 de défense sociale à l'égard
des anormaux et des délinquants d'habitude,
remplacée par la loi du 1er juillet 1964 afin de
permettre à la victime de se faire représenter
devant la commission de libération conditionnelle
(301/1-2)
1
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van
5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke
invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van
9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij
tegen de abnormalen en de
gewoontemisdadigers, vervangen door de wet
van 1 juli 1964, om het slachtoffer de mogelijkheid
te bieden zich voor de commissie voor de
voorwaardelijke invrijheidstelling te laten
vertegenwoordigen (301/1-2)
2
- Proposition de résolution relative aux tribunaux
de l'application des peines, au statut juridique
externe des détenus, à la fixation de la peine et à
l'amélioration du statut de la victime (438/1-2)
1
- Voorstel van resolutie betreffende de
strafuitvoeringsrechtbanken, de externe
rechtspositie van de gedetineerden, de
straftoemeting en de verbetering van de positie
van het slachtoffer (438/1-2)
2
- Proposition de loi visant à améliorer le statut de
la victime lors de l'exécution de la peine (1504/1-
2)
2
- Wetsvoorstel inzake de verbetering van de
positie van het slachtoffer met betrekking tot de
strafuitvoering (1504/1-2)
2
Discussion générale
2
Algemene bespreking
2
Orateurs: Walter Muls, rapporteur, Servais
Verherstraeten, Karine Lalieux, Koen
Bultinck, Bart Laeremans, Jean-Pierre
Malmendier, Melchior Wathelet, président du
groupe cdH, Laurette Onkelinx, vice-
première ministre et ministre de la Justice,
Alfons Borginon, président du groupe VLD,
Dylan Casaer
Sprekers: Walter Muls, rapporteur, Servais
Verherstraeten, Karine Lalieux, Koen
Bultinck, Bart Laeremans, Jean-Pierre
Malmendier, Melchior Wathelet, voorzitter
van de cdH-fractie, Laurette Onkelinx, vice-
eerste minister en minister van Justitie, Alfons
Borginon, voorzitter van de VLD-fractie,
Dylan Casaer
Délégation étrangère
45
Buitenlandse delegatie
45
Orateur: Laurette Onkelinx, vice-première
ministre et ministre de la Justice
Spreker: Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Justitie
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
Discussion des articles
48
Bespreking van de artikelen
48
Projet de loi portant réforme des carrières et de la
rémunération du personnel des greffes et des
secrétariats des parquets (2299/1-5)
53
Wetsontwerp tot herziening van de loopbanen en
de bezoldiging van het personeel van de griffies
en de parketsecretariaten (2299/1-5)
53
Discussion générale
53
Algemene bespreking
53
Orateurs: Éric Massin, rapporteur, Tony Van
Parys, Melchior Wathelet, président du
groupe cdH, Laurette Onkelinx, vice-
première ministre et ministre de la Justice,
Marie-Christine Marghem
Sprekers: Éric Massin, rapporteur, Tony Van
Parys, Melchior Wathelet, voorzitter van de
cdH-fractie, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Justitie, Marie-
Christine Marghem
Discussion des articles
58
Bespreking van de artikelen
58
Agenda
58
Agenda
58
ANNEXE
BIJLAGE
L'annexe est reprise dans une brochure séparée,
portant le numéro CRIV 51 PLEN 199 annexe.
De bijlage is opgenomen in een aparte brochure
met nummer CRIV 51 PLEN 199 bijlage.
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
SÉANCE PLÉNIÈRE
PLENUMVERGADERING
du
MERCREDI
29
MARS
2006
Après-midi
______
van
WOENSDAG
29
MAART
2006
Namiddag
______
La séance est ouverte à 14.17 heures par M. Herman De Croo, président.
De vergadering wordt geopend om 14.17 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.
Ministre du gouvernement fédéral présente lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Laurette Onkelinx.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette
séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de
website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Excusés
Berichten van verhindering
Frieda Van Themsche, pour raisons de santé / wegens ziekte;
Philippe De Coene, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Marie-Claire Lambert, raisons familiales / familieaangelegenheden.
Madame la vice-première ministre, chers collègues, notre séance est assez fournie quant aux documents
nombreux que la Chambre aura à traiter.
Ik vermoed dat wij het, met de gepaste inzet van onze collega's, wel rond zullen krijgen. Wij zullen een
aantal belangrijke dossiers en wetsontwerpen, met daaraan gekoppelde wetsvoorstellen, behandelen.
Projets et propositions
Ontwerpen en voorstellen
01 Projet de loi relatif au statut juridique externe des détenus (2170/1-12)
- Projet de loi instaurant des tribunaux de l'application des peines (1960/1-10)
- Projet de loi modifiant la loi du 5 mars 1998 relative à la libération conditionnelle et modifiant la loi
du 9 avril 1930 de défense sociale à l'égard des anormaux et des délinquants d'habitude, remplacée
par la loi du 1
er
juillet 1964 et modifiant le Code d'instruction criminelle (1319/1-4)
- Proposition de loi modifiant la loi du 5 mars 1998 relative à la libération conditionnelle, en ce qui
concerne les droits des victimes (237/1-2)
- Proposition de loi modifiant la loi du 5 mars 1998 relative à la libération conditionnelle et modifiant la
loi du 9 avril 1930 de défense sociale à l'égard des anormaux et des délinquants d'habitude,
remplacée par la loi du 1
er
juillet 1964 afin de permettre à la victime de se faire représenter devant la
commission de libération conditionnelle (301/1-2)
- Proposition de résolution relative aux tribunaux de l'application des peines, au statut juridique
externe des détenus, à la fixation de la peine et à l'amélioration du statut de la victime (438/1-2)
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
- Proposition de loi visant à améliorer le statut de la victime lors de l'exécution de la peine (1504/1-2)
01 Wetsontwerp betreffende de externe rechtspositie van gedetineerden (2170/1-12)
- Wetsontwerp houdende oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (1960/1-10)
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke
invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij
tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen bij de wet van 1 juli 1964 en tot
wijziging van het Wetboek van strafvordering (1319/1-4)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke
invrijheidstelling, wat betreft de rechten van de slachtoffers (237/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke
invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij
tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, om het
slachtoffer de mogelijkheid te bieden zich voor de commissie voor de voorwaardelijke
invrijheidstelling te laten vertegenwoordigen (301/1-2)
- Voorstel van resolutie betreffende de strafuitvoeringsrechtbanken, de externe rechtspositie van de
gedetineerden, de straftoemeting en de verbetering van de positie van het slachtoffer (438/1-2)
- Wetsvoorstel inzake de verbetering van de positie van het slachtoffer met betrekking tot de
strafuitvoering (1504/1-2)
Projets de loi n°
s
2170 et 1960 transmis par le Sénat
Wetsontwerpen nrs 2170 en 1960 overgezonden door de Senaat
Propositions déposées par
Voorstellen ingediend door
- 237: Philippe Monfils
- 301: Daniel Bacquelaine, Jean-Pierre Malmendier
- 438: Daniel Bacquelaine, Jean-Pierre Malmendier
- 1504: Jean-Pierre Malmendier, Daniel Bacquelaine
Le gouvernement a retiré son projet de loi n° 1319/1 et a intégré son contenu dans son projet de loi
n° 2170/1.
De regering heeft wetsontwerp nr. 1319/1 ingetrokken en de inhoud opgenomen in wetsontwerp nr. 2170/1.
Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces projets et propositions de loi. (Assentiment)
Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze wetsontwerpen en -voorstellen te wijden. (Instemming)
Discussion générale
Algemene bespreking
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
01.01 Walter Muls, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, de wetsontwerpen, waarvan er verschillende door
de Senaat werden overgezonden, en wetsvoorstellen ingediend door
bepaalde collega's, hebben aanleiding gegeven tot uitgebreide
vergaderingen en hoorzittingen.
Bij de aanvang heeft de vice-eerste minister en minister van Justitie
een inleidende uiteenzetting gegeven over de wetsontwerpen. Wat
het eerste wetsontwerp betreft, heeft zij erop gewezen dat het
Parlement uiteindelijk een wettelijke basis zal geven aan de uitvoering
van de vrijheidsberovende straf, wat voor velen een langverwacht
moment was. Het is trouwens een logisch gevolg van de basiswet met
betrekking tot het gevangeniswezen, waarvan wij in het Parlement de
eindstemming hebben gehad op 12 januari 2005.
De minister heeft herinnerd aan de twee commissies die alles hebben
01.01 Walter Muls, rapporteur:
Au cours des derniers mois, la
commission de la Justice a
consacré une dizaine de réunions
à ces projets et propositions.
Dans son exposé introductif, la
ministre de la Justice a déclaré
qu'au moyen du projet de loi
instaurant des tribunaux de
l'application des peines (n° 1960)
et de celui relatif au statut
juridique externe des détenus
(n° 2170), le Parlement allait
donner une base légale à
l'application des peines privatives
de liberté. Cette initiative constitue
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
voorbereid, enerzijds de commissie-Dupont en anderzijds de
commissie-Holsters die zich heeft gebogen over de externe
rechtspositie van de gedetineerden en de oprichting van de
strafuitvoeringsrechtbank, het punt dat vandaag voorligt.
Algemeen kan men stellen dat het domein waarover we het vandaag
hebben, opvalt door het ontbreken van rechtsregels en door de
verwarring op het niveau van de verdeling van de bevoegdheden
tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht. Zoals mevrouw de
minister opmerkte, wordt het legaliteitsbeginsel tot op vandaag geweld
aangedaan, omdat de uitvoering van de gevangenisstraffen wordt
beheerst door de verschillende manieren waarop zij worden
uitgevoerd. Ze worden niet door een wet geregeld en in heel veel
gevallen zelfs niet door een koninklijk besluit.
Een tweede heikel punt is het feit dat er een betwistbare verdeling is
tussen, enerzijds, de uitvoerende macht de minister van Justitie
en, anderzijds, de rechterlijke macht.
Wat zijn de verschillende krachtlijnen van de wetsontwerpen?
Voor het wetsontwerp betreffende de externe rechtspositie van
gedetineerden zijn er zeven krachtlijnen.
Het eerste strekt ertoe, behalve het geven van een wettelijke basis
aan de externe rechtspositie van gedetineerden, de verschillende,
bestaande modaliteiten te rationaliseren. Mevrouw de minister heeft
voor dat punt verwezen naar het wetsontwerp dat uiteindelijk ook zijn
beslag heeft gekregen in de verschillende besprekingen, zijnde de
modaliteiten van uitgaansvergunning, penitentiair verlof,
strafonderbreking, beperkte hechtenis, elektronisch toezicht, de
voorlopige invrijheidsstelling met het oog op verwijdering van het
grondgebied, de voorwaardelijke invrijheidsstelling en, ten slotte, de
voorlopige invrijheidsstelling om medische redenen.
Een tweede krachtlijn betreft de verdeling van de materiële
bevoegdheid tussen de minister van Justitie en de
strafuitvoeringsrechtbank.
Een derde krachtlijn betreft het statuut van het slachtoffer in het kader
van de strafuitvoering. Aan dat punt werden verschillende
wetsvoorstellen gekoppeld.
Ten vierde is er het onderscheid tussen de gevangenisstraffen van
meer of minder dan drie jaar.
Ten vijfde is er de opvolging en de controle.
Ten zesde zijn er de specifieke bevoegdheden van de
strafuitvoeringsrechter.
Ten slotte is er de mogelijkheid op beroep in Cassatie.
Inzake het tweede wetsontwerp houdende oprichting van
strafuitvoeringsrechtbanken heeft de minister vooral gesproken over
de vijf belangrijke kenmerken die de strafuitvoeringsrechtbanken
typeren.
une conséquence logique de la loi
de principes du 12 janvier 2005
concernant l'administration des
établissements pénitentiaires ainsi
que le statut juridique des
détenus.
Les travaux ont été préparés par
les commissions Dupont et
Holsters. Les deux projets de loi
ont pour but de combler les
lacunes que présente encore la
loi. Ainsi, l'absence actuelle d'une
loi régissant le mode d'application
des peines d'emprisonnement
implique une violation du principe
de légalité. Par ailleurs, la
répartition des compétences entre
les pouvoirs judiciaire et exécutif
est contestable. Nous avons donc
également tenu à éliminer ce
problème de compétences.
Le projet de loi relatif au statut
juridique externe des détenus
comporte sept lignes de force. La
première concerne la
rationalisation des différentes
modalités: la permission de sortie,
le congé pénitentiaire,
l'interruption de l'exécution de la
peine, la détention limitée, la
surveillance électronique, la mise
en liberté provisoire en vue de
l'éloignement du territoire, la
libération conditionnelle et la
libération provisoire pour raisons
médicales. Les autres lignes de
force sont les suivantes: la
répartition de la compétence
matérielle entre le ministre de la
Justice et le tribunal de
l'application des peines, le statut
de la victime dans le cadre de
l'exécution de la peine, la
distinction entre les peines
inférieures ou supérieures à trois
ans d'emprisonnement, le
contrôle, les compétences
spécifiques du juge de
l'application des peines et le
pourvoi en cassation.
Le deuxième projet de loi régit
l'instauration des tribunaux de
l'application des peines. Ces
nouveaux tribunaux constitueront
une section des tribunaux de
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
Ten eerste, de strafuitvoeringsrechtbank zal een werkelijke rechtbank
zijn en zal een afdeling vormen van de rechtbank van eerste aanleg,
zoals de commissie Holsters dat heeft aanbevolen.
Ten tweede, dat er in elk rechtsgebied van het hof van beroep een
rechtbank wordt opgericht, met dien verstande dat er voor Brussel
een Nederlandstalige en een Franstalige kamer zal zijn.
Ten derde, dat deze strafuitvoeringsrechtbank zal worden
voorgezeten door een beroepsmagistraat, zijnde de
strafuitvoeringsrechter.
Ten vierde, dat voor de behandeling van de zaken met betrekking tot
een of meerdere vrijheidsberovende straffen, waarvan het uitvoerend
gedeelte drie jaar of minder bedraagt, de strafuitvoeringskamers
zullen worden samengesteld door de alleenzetelende rechter van de
strafuitvoeringsrechtbank. In de andere gevallen zullen deze kamers
worden samengesteld uit de rechter en twee bijzitters.
Ten vijfde, de oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken zal ook
de rol van het openbaar ministerie inzake de strafuitvoering in belang
doen toenemen.
In haar slotbemerkingen heeft de minister gewezen op de twee
rapporten die een geheel vormen: het rapport van de commissie-
Dupont en het rapport van de commissie-Holsters. Zij verwees ook
naar de twee studiedagen. De minister heeft gezegd dat er in het
rapport van de commissie-Holsters verschillende punten waren
waarin opties werden voorgelegd aan de regering en het Parlement.
Het was bijgevolg onze taak om hierin stelling te nemen. Die stelling
werd verfijnd op de twee studiedagen aan de KUL en de ULB die
werden gewijd aan de strafuitvoering.
De minister heeft ook nog gezegd dat zij specifieke vergaderingen
heeft gehouden met de voorzitters van de commissies voor de
voorwaardelijke invrijheidstelling en de bijzitters die op termijn zullen
opgaan in deze strafuitvoeringsrechtbanken.
Tot slot heeft de minister het ook nog gehad over het laatste
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 5 maart 1998. Het
regeerakkoord van juli 2003 voorziet immers in een wijziging van deze
wet met het oog op het verlenen van meer rechtszekerheid aan de
slachtoffers en aan de maatschappij.
Zodoende is voorzien dat, wanneer een persoon werd veroordeeld in
het kader van recidive voor moord, die persoon niet kan worden
vrijgelaten of toegelaten tot de voorlopige invrijheidstelling dan na het
uitzitten van minstens drie vierde van de straf. In de praktijk betekent
dat minstens 16 jaar gevangenisstraf.
Het wetsontwerp vult eveneens de motiveringsplicht van de rechter
met een informatieverplichting aan.
Na de algemene toelichting hebben we dan een uiteenzetting
gekregen van de verschillende indieners van wetsvoorstellen.
Er was collega Monfils met een wetsvoorstel over de rechten van de
slachtoffers, aangevuld met verschillende wetsvoorstellen van de
première instance, comme
préconisé par la Commission
Holsters. Ils seront institués dans
chaque ressort de cour d'appel et
seront présidés par un magistrat
professionnel, le juge de
l'application des peines. Le juge
unique connaîtra des affaires pour
lesquelles la partie exécutoire de
la peine s'élève à trois ans ou
moins. Dans tous les autres cas,
les chambres seront présidées
par le juge au tribunal de
l'application des peines et deux
assesseurs. L'instauration des
tribunaux de l'application des
peines se traduira également par
un renforcement du rôle du
ministère public en matière
d'application des peines.
Les projets sont fondés pour une
large part sur les travaux
préparatoires des commissions
Dupont et Holsters mais le
gouvernement a encore dû
trancher de nombreuses
questions. Les textes ont
également fait l'objet de
discussions passionnantes lors de
deux journées d'étude organisées
par la KULeuven et l'ULB. Des
réunions ont également eu lieu
avec les présidents des
commissions de libération
conditionnelle (CLC) et les
suppléants.
Le projet de loi modifiant la loi du
5 mars 1998 relative à la libération
conditionnelle (n° 1319) offre une
plus grande sécurité juridique aux
victimes et à la société. Ainsi, les
personnes condamnées pour
assassinat avec récidive
n'entreront en ligne de compte
pour une libération conditionnelle
qu'après avoir purgé au moins
trois quarts de leur peine. Outre
l'obligation de motivation, le juge
sera chargé d'une obligation
d'information à l'égard des
parties.
M. Monfils a déposé une
proposition de loi relative aux
droits des victimes (n° 237). MM.
Bacquelaine et Malmendier ont
os
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
collega's Bacquelaine en Malmendier, die eigenlijk allemaal
betrekking hebben op de positie van het slachtoffer in de
verschillende geledingen van de strafuitvoering. Aangezien ik
vernomen heb dat collega Malmendier zal spreken, zal ik hierbij
verwijzen naar het schriftelijk verslag.
Er was ook een voorstel van resolutie en een wetsvoorstel van
collega's Verherstraeten, Van Parys en Vandeurzen, eveneens over
de positie van het slachtoffer. Ik zal het aan collega Verherstraeten
laten om zo dadelijk een verdere toelichting te geven bij zijn
standpunt.
Collega's Laeremans, De Man, Schoofs en Caslo ten slotte hebben
ook nog verschillende wetsvoorstellen ingediend met betrekking tot de
afschaffing van onder meer de voorwaardelijke invrijheidsstelling, en
de bestraffing met daadwerkelijke levenslange opsluiting. Ik meen dat
collega Laeremans daarover straks zal spreken, ik zal er dan ook niet
verder op ingaan.
De verschillende besprekingen hebben ertoe geleid dat wij, na de
amendering van de wetsontwerpen, tot de uiteindelijke stemming zijn
overgegaan.
Het wetsontwerp 1319 werd ingetrokken. De wetsontwerpen
nummers 1597, 2063, 2091 en 2114 werden van de bespreking
losgekoppeld. Het geheel van het wetsontwerp 2170 werd
aangenomen met tien stemmen tegen een en twee onthoudingen. Het
geheel van het wetsontwerp 1960 werd aangenomen met negen
stemmen en drie onthoudingen, waardoor de overige
samengevoegde wetsvoorstellen vervielen.
fait de même (n
os
301, 438 et
1504), tout comme MM.
Verherstraeten, Van Parys et
Vandeurzen (n° 1597). MM.
Laeremans et Schoofs ainsi que
Mme Caslo ont déposé une
proposition de loi visant à
supprimer la mise en liberté
provisoire et à instaurer un
emprisonnement effectif à
perpétuité (n
os
2063 et 2091). Les
auteurs commenteront eux-
mêmes ces propositions.
Après la discussion et les
amendements, le projet de loi n°
1319 a été retiré. Les projets n
os
1597, 2063, 2091 et 2114 ont été
disjoints de la discussion. Le
projet n° 2170 dans son ensemble
a été adopté par dix voix contre
une et deux abstentions. Le projet
n° 1960 dans son ensemble a été
adopté par neuf voix et trois
abstentions.
De voorzitter: Collega's, ik geef de volgorde van de verschillende sprekers. Ik heb als eerste collega
Verherstraeten, dan zal ik de heer Laeremans, die waarschijnlijk een andere visie heeft, in tweede orde
laten spreken, ten derde de heer Wathelet, vervolgens de heer Borginon en dan de heer Malmendier.
Daarna zal ik zien of er nog mensen zijn die zich willen inschrijven.
Wilt u de spits afbijten, mijnheer Verherstraeten? U kunt ook uw amendementen in één teug - zoals ik
soms zeg - verdedigen.
01.02 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, eerst en vooral wens ik de rapporteur
te danken voor zijn zeer degelijk verslag. Ik denk dat de eerlijkheid
ook gebiedt om te stellen dat de ontwerpen die hier vandaag in de
plenaire zitting worden behandeld op hun tijd komen. In 1998 werden
we geconfronteerd met de problematiek van de grondwettelijke
bezwaren waardoor de wet op de VI is opgekomen die deels heel veel
heeft kunnen opvangen.
Ik denk dat het een goede zaak is dat wij als wetgever een
onderscheid maken tussen het ogenblik van de feiten, het ogenblik
van de beoordeling van de feiten en het ogenblik waarop een
delinquent wordt beoordeeld tijdens zijn strafuitvoering. Een dader
kan ten goede soms misschien ook ten kwade maar we hopen vaak
ten goede evolueren en met die positieve evolutie dient rekening te
worden gehouden. Ik denk dat dit ontwerp dan ook in voortzetting van
de wet van 1998 tracht die beoordeling meer te individualiseren. Het
feit dat de slachtoffers hier een belangrijke rol krijgen en met meer
respect zullen worden behandeld kunnen wij alleen toejuichen.
01.02 Servais Verherstraeten
(CD&V): Ces projets viennent à
point nommé et montrent
clairement que nous sommes sur
la bonne voie. En effet, il est
positif que la loi tende à
individualiser l'évaluation du
détenu et qu'elle intègre un plus
grand respect à l'égard des
victimes.
Cependant, nous aurions réalisé
d'autres choix dans une série de
domaines et il nous semble que
ces projets voient le jour sous de
funestes auspices. En effet, il
avait été suggéré au départ
d'instaurer un tribunal de
l'application des peines dans
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
Mevrouw de minister, u weet dat wij op sommige vlakken liever
andere keuzes hadden gemaakt. Wij vrezen eigenlijk toch enigszins
dat deze ontwerpen onder een slecht gesternte zullen starten. Ik kom
dadelijk tot wat wij essentieel vinden met betrekking tot die
ontwerpen.
Het essentiële wat ons betreft, is dat we vertrekken met zes
strafuitvoeringsrechtbanken, dus een per ressort, net zoals er
vandaag de dag zes commissies VI zijn.
Mevrouw de minister, u weet dat de commissie-Holsters eigenlijk een
strafuitvoeringsrechtbank per provincie suggereerde. Wij weten dat
ook u, voortgaande op de suggestie van de commissie-Holsters, dat
idee genegen was. Maar op het niveau van de regering werd u
teruggefloten door de minister van Begroting, waardoor de zes
strafuitvoeringsrechtbanken werden gehandhaafd.
Voor die zes strafuitvoeringsrechtbanken is er een totaal budget extra
van 464.000 euro. Dat aantal rechtbanken met slechts dat extra
budget, dat is de achillespees van heel het ontwerp.
De commissie VI, die ons toch zeer nuttige adviezen heeft gegeven
en die ook onze besprekingen inhoudelijk heeft kunnen spekken,
citeer ik even: "Uit het verslag van de commissie voor de Justitie van
de Senaat blijkt dat de regering jaarlijks 464.000 euro extra
budgetteert voor de oprichting en de werking van de
strafuitvoeringsrechtbank. Deze budgettaire gegevens maken hard
wat ook ten overvloede uit de tussenkomsten van de minister van
Justitie in de senaatscommissie blijkt, namelijk dat er evenveel
strafuitvoeringsrechtbanken zijn voorzien als er nu CVI's zijn, dus zes.
De minister lijkt zich terdege bewust van de problematiek van de
werklast, want zij verwijst nog naar de kennisgeving van de
Ministerraad van 25 maart 2005, waar bepaald is dat het aantal
kamers kan verhoogd worden. Maar duidelijk is dat de regering
vooropstelt met zes strafuitvoeringsrechtbanken te zullen starten en
slechts daarvoor is er budget voorzien.
Gelet op artikel 50 van het ontwerp, dat bepaalt dat de wet in werking
treedt ten laatste achttien maanden na haar bekendmaking in het
Belgisch Staatsblad," ondertussen is dat, na amendering,
vierentwintig maanden "en het niet voorzien van middelen voor
meer dan zes strafuitvoeringsrechtbanken, lijkt dat scenario minstens
voor de twee eerste jaren vast te liggen en, naar ervaring leert,
waarschijnlijk nog wel heel wat langer.
Zes strafuitvoeringsrechtbanken is evenwel voorspelbaar volstrekt
onvoldoende, gelet op de uitgebreide bijkomende bevoegdheden in
het ontwerp van de externe rechtspositie gedetineerde. Thans zijn de
zes CVI's bevoegd voor de vervroegde vrijstelling van veroordeelden
die meer dan drie jaar gevangenisstraf ondergaan en die Belg zijn of
vreemdeling met een verblijfstitel voor ons land. Dit gaat om ongeveer
10% van alle vervroegde vrijstellingen.
In de toekomst komen alleen al qua vervroegde vrijstellingen de
actueel voorlopige invrijheidsstellingen daarbij dit is voor straffen tot
en met drie jaar en de voorlopige invrijheidsstellingen met het oog
op de verwijdering uit het land, die samen 90% van alle vervroegde
chaque province, comme proposé
par la commission Holsters. La
ministre soutenait cette idée mais
le ministre du Budget l'a rappelée
à l'ordre. C'est pourquoi il n'y aura
donc que six tribunaux
d'application des peines - c'est-à-
dire un par ressort, tout comme il
y a six commissions de libération
conditionnelle (CLC) et c'est
aussi pourquoi le budget
supplémentaire ne s'élève qu'à
464 000 euros. C'est absolument
insuffisant, comme l'estimait aussi
la Commission de libération
conditionnelle. Cette situation
constitue clairement le point faible
du projet: des moyens aussi
modestes ne permettront jamais
de faire face à la masse de travail
qui découlera de l'augmentation
prévue des dossiers en matière
de mise en liberté anticipée.
La responsabilité des CLC se
limitait aux peines supérieures à
trois ans, donc à 10 % des cas,
alors que les tribunaux de
l'application des peines
interviennent également dans le
cadre de peines de moins de trois
ans et même de moins de six
mois, qui représentent 90 % des
cas.
En 2004, les CLC ont pris
ensemble 1 674 décisions, soit
279 par an et par commission.
Ces dossiers ont occupé les
magistrats concernés à plein
temps. La charge de travail
devrait s'accroître à l'avenir
puisqu'elle inclura les dossiers
assortis de très courtes peines
donc les cas où les condamnés
étaient auparavant
immédiatement libérés les
dossiers assortis de peines
inférieures à trois ans et les
dossiers relatifs à la surveillance
électronique. Si on extrapole
l'ensemble des chiffres, les
tribunaux de l'application des
peines devraient donc traiter 5
474 et même 6 698 dossiers si on
ajoute les révocations. La charge
de travail serait ainsi triplée, voire
quadruplée, mais devrait être
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
vrijstellingen uitmaken.
Naast dit veelvoud aan dossiers vervroegde vrijstelling komen nog
eens de al dan niet toekenning van de beperkte detentie en het
elektronisch toezicht onder de bevoegdheid van de
strafuitvoeringsrechtbank".
Met andere woorden, zes is ruim onvoldoende. Laten we even naar
de cijfers kijken waarin we gegrasduind hebben tussen de
commissiebesprekingen in. Wat leren ons de cijfers van de
commissie-CVI's? De zes CVI's hebben in 2004 1.674 beslissingen
genomen. Dat komt neer op 279 beslissingen per commissie per jaar.
Als men met magistraten van die commissie spreekt, dan blijkt dat zij
daar voltijds mee zijn belast. Dat lijkt mij ook evident. 280 dossiers
voorbereiden, adviezen en verslagen lezen, de pleidooien aanhoren,
de conclusies doornemen, stukken doornemen, en dan nog nadenken
en een vonnis vellen in zeer delicate materies. Dit is geen klein werk
waarbij over een dag ijs wordt gegaan. Om die reden zijn er 279
beslissingen per jaar per commissie.
Waar gaan wij naartoe als beide ontwerpen wet worden? In de
omzendbrief van januari 2005, die de voorlopige invrijheidstelling
regelt voor straffen van minder dan 6 maanden, is sprake van
onmiddellijke invrijheidstelling. Over hoeveel dossiers gaat het? De
minister antwoordde dat het gedurende een termijn van 11,5 maand
ging om 809 dossiers. Als ik dat extrapoleer naar een jaar dan kom ik
uit op 840 gevallen waarbij de veroordeelden tot nu onmiddellijk in
vrijheid komen terwijl ze vanaf nu allemaal een dossier zullen krijgen.
Ik heb de cijfers uit het jaarverslag van de penitentiaire administratie
van 2001. Voor 1999 betroffen de voorlopige invrijheidstellingen voor
straffen lager dan drie jaar 4.223. In 2005 waren er voor elektronisch
toezicht 277 beslissingen. Daar zullen een hoop herroepingen bij zijn
maar dit zal het aantal niet beperken tot 277 vonnissen. Als we
navraag doen en men extrapoleert de cijfers komt men uit op
ongeveer 1500 dossiers op jaarbasis.
Voor beperkte detentie en halve vrijheid gaat het om 770 dossiers en
voor de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering uit het
land om 205 dossiers.
Collega's, ik heb de optelsom gemaakt. Zonder herroepingen komen
we op 5.475 dossiers uit, met herroepingen naar rato van 1.500
komen we uit op 6.698 dossiers. Ik ga terug naar de situatie van nu
met de commissies VI: 1.674 dossiers op jaarbasis met zes
magistraten die voltijds belast zijn. Dat betekent dan ofwel een
verviervoudiging, ofwel vermenigvuldigd met 3,27. Misschien is het
aantal herroepingen op die 1.500 ruim ingeschat, maar er zullen er
zeker zijn: daarover zullen we het met zijn allen wel eens zijn. Neem
het gemiddelde, dan betekent het dat er meer dan 3,5 keer meer
dossiers voor de strafuitvoeringsrechtbanken zullen komen.
Met welke omkadering gebeurt het dan? Met evenveel! Een
magistraat nu, een magistraat daarna. Het parket krijgt inderdaad één
personeelslid extra voor het parketsecretariaat, maar zal een pak
meer werk krijgen, vermits het ook gedeeltelijk belast wordt met de
follow-up van dossiers. Voor de strafuitvoeringsrechtbanken zelf zijn
er een griffier en een beambte. Wat is de situatie nu bij de commissie
assumée par le même nombre de
magistrats et de secrétaires. Cette
situation ne peut qu'entraîner des
problèmes.
Les maisons de justice craignent
également une surcharge de
travail parce que l'augmentation
budgétaire prévue de 3,6 % et
l'augmentation des effectifs avec
16 personnes étaient en fait
destinées à résoudre les
problèmes existants et non pas à
traiter un afflux de nouveaux
dossiers.
Comment veut-on abattre 3,5 fois
plus de travail avec les mêmes
effectifs ? Le Conseil supérieur de
la justice avertit qu'une mise en
oeuvre de la loi sans moyens de
fonctionnement et sans effectifs
suffisants sera néfaste pour la
motivation des acteurs de la
justice et pour la confiance des
citoyens en la justice. L'arriéré
judiciaire augmentera, ce qui
entraînera finalement un examen
purement formel des dossiers. En
l'occurrence, la question se pose
de savoir quels magistrats
compétents voudront s'investir
pour accomplir une telle mission
impossible. M. Erdman aussi l'a
clairement affirmé: un texte de loi
ne peut être publié que lorsque
les moyens nécessaires à son
exécution sont disponibles.
Il est sûr et certain que des
problèmes de capacité se
poseront partout, non seulement
au sein même des tribunaux
d'application des peines mais
aussi dans les maisons de justice,
avec la surveillance électronique
domaine où l'on n'atteint déjà pas
l'objectif fixé et, enfin, mais ce
n'est certainement pas la dernière
des préoccupations, dans les
prisons déjà surpeuplées.
Naguère, on n'incarcérait pas les
personnes condamnées à une
peine de moins de six mois,
catégorie qui représentait tout de
même 840 dossiers par an. À
l'avenir, ce sera le cas puisqu'on
supprime la libération immédiate
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
VI? Er is een secretaris/secretaresse en een beambte. Dat is
evenveel. Men zal dus 3,5 keer meer dossiers doen met knal
hetzelfde aantal mensen!
Collega's, dat vraagt om problemen.
Uit de hoorzittingen in de Senaat is duidelijk gebleken dat de
justitiehuizen vrezen voor werkoverlast.
Mevrouw de minister, u hebt in uw begroting 2006 inderdaad 3,6%
meer budget ingeschreven voor de justitiehuizen, wat 16 extra
personeelsleden vertegenwoordigt. Waarvoor dient deze 3%? Zij
dient niet voor de strafuitvoeringsrechtbanken. Deze 3% extra was
reeds voorzien voor problemen die voor de justitiehuizen nu al op het
terrein rijzen.
Collega's, ik verwijs naar het justitiehuis van Dendermonde, waar de
beslissingen van de commissies VI niet of nauwelijks worden
opgevolgd bij gebrek aan vrouw- of mankracht. Dendermonde staat,
wat dat betreft, niet alleen. Het heeft het alleen gedeeltelijk durven
uiten.
Bijgevolg wordt er 3,5 keer meer werk gevraagd met net hetzelfde
volk. Welnu, dat is vragen om problemen.
Wat zegt de Hoge Raad voor de Justitie daarover? "Het
implementeren van wetten, zonder garanties inzake de haalbaarheid,
leidt regelrecht tot een verdere aantasting van het vertrouwen van de
burger in Justitie en tot ontevredenheid bij de actoren van Justitie.
Voorlopig starten met zes strafuitvoeringsrechtbanken zal onmiddellijk
leiden tot overbelasting en gerechtelijke achterstand. Het is absoluut
noodzakelijk dat er bijkomende werkingsmiddelen komen en een
verhoging van het aantal magistraten."
Wat zeggen Erdman en de Leval in hun "Justitiedialogen", die
interessant waren en jammer genoeg teloor zijn gegaan? "De
publicatie van een tekst moet worden vermeden, wanneer de
tenuitvoerlegging niet verzekerd is, omdat de uitvoeringsbesluiten niet
klaar zijn of omdat de budgettaire middelen niet beschikbaar zijn. Een
aankondiging die niet door een onmiddellijke tenuitvoerlegging wordt
gevolgd, brengt de norm in diskrediet."
Dat zal hier het geval zijn. Gesprekken met mensen op het terrein
leren ons dat het voorgestelde systeem zal crashen. Wij hebben al in
zovele domeinen wachtlijsten. Welnu, wij zullen ook in de
justitiehuizen wachtlijsten krijgen, met alle gevaren vandien.
Zullen de magistraten, die de persoonlijkheidskwaliteiten hebben om
dergelijk werk te doen dat specifieke eigenschappen en
persoonlijkheidskenmerken vereist, zich nog wel kandidaat stellen
wanneer zij weten dat zij straks zoveel werk zullen krijgen dat zij het
niet gedaan zullen krijgen en dat zij op hun kop zullen krijgen van de
actoren die voor hun zetel zullen terechtkomen om te pleiten, omdat
zij veel te lang hebben moeten wachten of omdat de zaak opnieuw
moet worden uitgesteld wegens overbelasting van de rol? De wet
schrijft nochtans voor dat de zaak maar één keer mag worden
uitgesteld.
et qu'il faudra d'abord une
décision du tribunal d'application
des peines.
Nous aurions opéré d'autres
choix. Nous n'aurions pas établi
une distinction arbitraire en
fonction de la durée de la peine.
Le critère de la peine de plus ou
moins de trois ans entraîne des
régimes très différents. Pour les
peines de moins de trois ans, le
risque de récidive n'a pas été
inclus dans les contre-indications
alors que les études montrent que
le taux de récidive est plus élevé
chez les personnes condamnées
à de plus courtes peines. La
présentation d'un plan de
réinsertion n'est pas imposée
pour les courtes peines alors que
la réinsertion constitue pourtant
une approche orientée vers
l'avenir, préférable à l'approche
délictuelle. Les conditions de
temps diffèrent également pour
les courtes peines. Les personnes
condamnées à une peine de
moins de trois ans ne
comparaissent pas devant un
tribunal d'application des peines
mais devant un juge unique qui ne
peut recourir à l'assistance
multidisciplinaire. Les dossiers
impliquant des peines de moins
de trois ans peuvent pourtant
également être très complexes.
Je comprends bien qu'on s'est
efforcé de tendre vers une
efficacité maximale. Mais
pourquoi n'a-t-on pas tenu compte
des suggestions de la
Commission Holsters, traduites
en amendements par
l'opposition ?
Plusieurs nuances existent entre
l'ancienne loi relative à la
libération conditionnelle et le
projet actuel dont nous ne
pouvons faire abstraction. Ce qui
était encore une faveur dans la loi
Lejeune et dans la loi relative à la
libération conditionnelle de 1998
devient à présent un droit.
L'article 25 stipule en effet que la
libération conditionnelle « est
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
Ik vrees dat door die overbelasting en de wachttijden, ook ten nadele
van de slachtoffers, deze rechtbanken de facto verplicht zullen
worden om louter formalistische beoordelingen te maken. Er is niet
alleen de problematiek van de capaciteit op het niveau van de
strafuitvoeringsrechtbanken zelf. Ik vrees dezelfde problemen met
betrekking tot de capaciteit inzake het elektronisch toezicht. Op dit
ogenblik slaagt deze regering er niet in haar eigen regeerakkoord te
respecteren en 1.000 elektronische toezichten op jaarbasis te
realiseren. In 2005 haalde zij er 277.
Dit ontwerp dat in de mogelijkheid voorziet dat
strafuitvoeringsrechtbanken een gevangenisstraf kunnen omzetten in
elektronisch toezicht, kan er alleen toe leiden dat er meer elektronisch
toezicht zal komen. Wat zal er gebeuren indien daarvoor onvoldoende
capaciteit voor bestaat? Wat rechtvaardigt ons om meer vertrouwen
te hebben in deze regering dat het wel in orde zal komen als ze haar
eigen regeerakkoord op dit punt niet kan respecteren?
Meer nog, CD&V vreest zelfs voor de capaciteit in de gevangenissen.
We weten dat de gevangenissen overbevolkt zijn. We weten dat dit
geen probleem van gisteren of vandaag is maar reeds langer
aansleept en fenomenaal veel geld kost. Voor dit laatste hebben we
begrip.
Ik neem het voorbeeld van de voorlopige invrijheidstellingen voor
gevangenisstraffen van minder dan zes maand, de 809 dossiers zoals
de ministers zegt op 11,5 maanden of 840 dossiers op jaarbasis.
Ingevolge de rondzendbrief kwamen deze personen nooit in de
gevangenis terecht. Voortaan zullen ze hoe dan ook in de gevangenis
terechtkomen, wellicht voor korte duur. Er dient hoe dan ook een
beslissing genomen te worden. Met de lange wachtlijsten en
rechtsachterstand op het niveau van de strafuitvoeringsrechtbanken
in het vooruitzicht, zou het wel eens kunnen dat de 809 uiteindelijk
lang zullen moeten wachten vooraleer vrij te komen en de duurtijd dat
ze wel in de gevangenis verbleven langer zou kunnen uitvallen, met
alle gevolgen van dien voor de capaciteit. De minister heeft terecht
gesteld dat de rondzendbrief van 2005 vervalt. Ik vrees evenwel dat
door deze ontwerpen ook in de gevangenissen capaciteitsproblemen
zullen opduiken.
Collega's, CD&V zou andere keuzes hebben gemaakt, enerzijds
inzake het arbitraire onderscheid in functie van de duurtijd van de
straf, drie jaar of meer. We weten dat dit zijn inspiratie voor een stuk
vindt in de wet op de VI's. Heel het ontwerp is daar, mijns inziens,
voor een stuk op gebouwd. Dit heeft ertoe aanleiding gegeven dat dit
ontwerp minder transparant is dan het had kunnen zijn. Het criterium
van een straf van meer of van minder dan drie jaar zal heel
onderscheiden regimes teweegbrengen. Denk maar aan de
tegenaanwijzingen. Voor een gevangenisstraf van minder dan drie
jaar is de kans op recidive niet opgenomen bij de contra-indicaties.
Hoewel studies aantonen dat recidive voornamelijk voorkomt bij
veroordeelden met kortere straffen, is de kans op recidive niet als
contra-indicatie opgenomen voor de straffen van minder dan drie jaar.
Er is geen sociaal reclasseringsplan bij straffen van minder dan
drie jaar, zoals dat wel het geval is bij straffen van meer dan drie jaar.
De tijdsvoorwaarden zijn anders. Bij straffen van meer dan drie jaar
verschijnt men voor een multidisciplinaire strafuitvoeringsrechtbank,
octroyée » au lieu de « peut être
octroyée ». Les conditions
restrictives des articles 28 à 40
subsistent évidemment, mais on
ne peut nier qu'il y ait une nuance
que je qualifierai de « droit
conditionnel subjectif ».
Par le passé, le ministre ou les
commissions de libération
conditionnelle disposaient encore
d'un certain pouvoir
d'appréciation. À présent, les
tribunaux d'application des peines
pourront recourir beaucoup moins
aux évaluations d'opportunité. Si
le détenu remplit les conditions,
les tribunaux devront octroyer la
libération conditionnelle. Il est clair
que Mme Martin pour référer à
un dossier dont il a récemment
été question dans la presse
aurait pu être libérée beaucoup
plus facilement en vertu de cette
nouvelle réglementation.
Heureusement, l'amendement de
M. Malmendier a été adopté. Mais
nous aurions préféré, en ce qui
concerne les contre-indications,
reprendre simplement le texte de
1998.
Je me réjouis que les victimes
aient désormais un rôle important
à jouer dans la prise de décisions
concernant la libération
conditionnelle ou les modalités
d'application des peines. Nous
reconnaissons honnêtement que,
sur ce plan, le présent projet est
plus ambitieux que les
propositions de loi présentées par
l'opposition. Mais, en écrivant nos
propositions, nous avons toujours
gardé à l'esprit la réalité
budgétaire parce que nous
considérons que nos lois doivent
aussi pouvoir être exécutées sur
le terrain. Donc, le fait que les
victimes aient non seulement le
droit d'être entendues mais se
voient aussi accorder un droit
d'information est un point positif.
Mais il faudra veiller à ce qu'il y ait
suffisamment de personnel et de
moyens pour que ces droits
puissent être exercés en pratique.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
terwijl dat bij straffen van minder dan drie jaar alleen voor een
alleenzetelend magistraat is, die bijgevolg geen beroep kan doen op
de multidisciplinariteit. Nochtans zijn ook dossiers met straffen van
minder dan drie jaar - en ik denk dat we het allemaal daarmee eens
zijn - soms zeer complex en is het daar soms wel aangewezen
beroep te kunnen doen op die multidisciplinariteit.
Ik begrijp dat het een kwestie is om zo efficiënt mogelijk te proberen
te werken. Wat dat betreft, had de commissie-Holsters echter nuttige
suggesties. Als bijvoorbeeld de gevangenisdirecteur, het openbaar
ministerie en de gedetineerde akkoord gaan - en wij voegen eraan toe
dat het slachtoffer hierbij kan worden betrokken en dat ook zijn stem
wordt gehoord -, zou men perfect kunnen zeggen dat het alleen door
een strafuitvoeringsrechter wordt gehomologeerd. Men doet dat
echter niet.
De commissie-Holsters heeft nog een ander voorbeeld gegeven. Als
er een negatief advies van de directeur is, de gedetineerde wil een VI
en gaat niet akkoord met het voorstel van de directeur en het
openbaar ministerie en er is een discussie louter over de bijzondere
voorwaarde, dan is het evident dat de multidisciplinariteit op haar
plaats is en men onmiddellijk voor een rechtbank komt in plaats van
voor een alleenzetelend rechter.
Wij betreuren het dat de suggesties van de commissie-Holsters, door
de oppositie vertaald in amendementen, niet mee in overweging
werden genomen.
Ook de commissie VI, die toch heel wat ervaring heeft, zegt dat de
regeling in artikel 11, waarbij wordt gesteld dat alle dossiers
betreffende vrijheidsberovende straffen waarvan het uitvoerbaar
gedeelte drie jaar of minder bedraagt, zouden worden behandeld door
een alleenzetelende rechter, een delictgericht denken impliceert,
terwijl het uitwerken van een reclassering toekomstgericht en
ondersteunend moet zijn.
Als we onderhavige ontwerpteksten vergelijken met de wet op de VI's,
zien we dat er ook nuanceverschillen zijn waarvoor we moeten
opletten.
De wet-Lejeune, een schitterende wet die België op het vlak van
justitie op de wereldkaart heeft gezet, stelt dat het een gunst is of was.
Ook de wet op de VI's voorzag erin. We zien nu dat in de wet
"kunnen" veranderd wordt in "wordt toegekend".
Ik wens in deze zaak niet te polemiseren. Er is inderdaad "het wordt
toegekend" in artikel 25 maar er is ook het artikel 28 dat voorwaarden
geeft en het artikel 40 dat bijzondere voorwaarden geeft. Ook bij de
strafuitvoeringsmodaliteiten geldt het.
Maar we kunnen niet ontkennen dat er een nuanceverschil is. Ik zou
niet de term "subjectief recht" willen gebruiken want die is onvolledig,
maar "voorwaardelijk subjectief recht".
Vroeger bij de wet op de VI's en daarvoor bij de wet-Lejeune had, als
men in orde was met de tijdsvoorwaarden, als er geen contra-
indicaties waren, als alle adviezen positief waren zowel van de
directeur als van de minister als van het personeelscollege, de
Nous ne sommes pas d'accord
que les victimes n'obtiennent ces
droits qu'après s'être constituées
partie civile et après que leur
constitution de partie civile ait, en
outre, été déclarée recevable et
fondée. La constitution de partie
civile a toujours été liée à la
réparation. Désormais, elle aura
une autre vocation. Nous
craignons que les victimes ne
soient pas suffisamment
informées de cette innovation.
Cela requerra une campagne
d'information de grande
envergure.
La condition liée à la recevabilité
et au caractère fondé de la
constitution de partie civile
pourrait poser des difficultés sur le
terrain. Quid si la victime a déjà
bénéficié d'une réparation
complète de son dommage ? Ou
une réparation presque complète
de sorte qu'elle ne voudra plus
engager les frais nécessaires à
une constitution de partie civile ?
Perdra-t-elle alors son droit d'être
entendue ainsi que son droit
d'information ? Quid si le juge
s'est déjà prononcé sur la peine
mais pas encore sur la
recevabilité ni sur le caractère
fondé de l'action civile ? Selon le
Prof. Franchimont, on pourrait,
dans ce cas de figure, en revenir
à l'article 2c. Mais cet article vise
un autre cas, à savoir celui dans
lequel la victime n'a pas pu se
constituer partie civile en raison
d'une situation d'impossibilité ou
de vulnérabilité matérielle. Le
risque d'insécurité juridique est
réel. La loi sur la libération
conditionnelle était beaucoup plus
claire sur ce point: l'intéressé
devait seulement justifier d'un
intérêt, ce qui doit être une
condition suffisante.
En outre, toutes les victimes ne
bénéficient pas des mêmes droits.
Les victimes de personnes
internées ne figurent pas dans le
projet. Il a été convenu qu'une
proposition de loi distincte portant
sur la question serait traitée
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
minister
- nu de commissie VI's
- de mogelijkheid
appreciatiebevoegdheid en opportuniteitsafwegingen te maken.
Ik denk dat dat goed is. Denk maar eens aan dossiers waar men
inderdaad aan alle voorwaarden voldoet, maar waar de feiten en de
dader-as-such zulk een commotie hebben teweeggebracht in heel
onze samenleving, dan vinden wij dat er inderdaad
opportuniteitsafwegingen mogen zijn naast het terechte respect voor
de positieve persoonlijkheidsevoluties van de gedetineerde. Die zullen
er nu veel minder zijn. De strafuitvoeringsrechtbanken zullen beperkt
zijn door de wet en door de voorwaarden van artikel 28 en artikel 40.
Als de gedetineerde aan die voorwaarden voldoet, dan moet men
toekennen.
Risicoloos zal men nooit zijn. Een recent voorbeeld uit de pers heeft
dat ook geleerd. Ik vind dat we niemand met de vinger kunnen en
mogen wijzen. Een risicoloze samenleving bestaat niet. Maar we
moeten wel zo voorzichtig mogelijk zijn. Hier moet het dubbele, zelfs
het meervoudige voorzichtigheidsprincipe kunnen spelen.
Ik denk aan een dossier dat in de pers geweest is, het dossier Martin,
waarover ik vorige week een vraag gesteld heb in de commissie voor
de Justitie. Het dossier-Martin beoordelen in het kader van de wet op
de VI's van 1998 of straks in de tekst van dit ontwerp, zal iets heel
anders zijn.
Het is mijn overtuiging dat in dit dossier mevrouw Martin
gemakkelijker kan, ik zeg niet gemakkelijker zal, vrijkomen dan in de
wet op de VI's, precies omdat er geen opportuniteitsafweging meer is
en omdat in de wet op de VI's de contra-indicaties ruimer zijn dan de
contra-indicaties die er op dit ogenblik in de tekst van het ontwerp zijn.
Gelukkig collega Malmendier is uw amendement aanvaard. Het is een
goed amendement, het is ook de reden waarom wij het hebben
goedgekeurd. Ik was evenwel liever nog verder gegaan en, wat de
contra-indicaties betreft, had gewoon de kopie genomen van de wet
van 1998.
Dat ging nog iets verder. Het risico is er en we moeten dat in
ogenschouw nemen.
Het is een goede zaak dat de slachtoffers een belangrijke rol krijgen
bij de beslissing over vervroegde invrijheidstelling of bij die over de
strafuitvoeringsmodaliteiten. Het ontwerp komt daar voor een groot
stuk aan tegemoet. Het zal zelden voorkomen dat een oppositiepartij
een wetsvoorstel indient dat voor sommige aspecten minder
verreikend is dan het ontwerp van de regering. Ik geef dat eerlijk toe.
De bekommernis waarom wij minder ver gingen, was wel de realiteit
van het budget. Zijn er wel de manschappen voor om dat allemaal
perfect uit te voeren? Als men een wet maakt, moet men die ook op
het terrein kunnen realiseren. Een wet is geen vodje papier; een wet
is geen intentieverklaring; een wet creëert rechten en die moeten
gerespecteerd worden! Het is goed dat we verder gaan en de
slachtoffers van alle misdrijven niet alleen horen, maar hun ook
informatie geven. Dan moet men daarvoor wel voorzien in de nodige
middelen en mankracht. Wie a zegt, moet ook b durven te zeggen.
Collega's, u weet dat wij er niet mee akkoord kunnen gaan dat de
slachtoffers zich burgerlijke partij moeten stellen en dat een
d'urgence. J'insiste pour que nous
entamions les discussions
immédiatement après les
vacances de Pâques, de manière
à ce que le texte puisse être
approuvé avant les vacances
parlementaires. Les deux lois
pourront ainsi entrer en vigueur en
même temps et toutes les
victimes seront traitées d'égale
manière. L'entrée en vigueur ne
sera pas pour demain. Dans
l'intervalle, nous demandons à la
ministre de charger les tribunaux
et les parquets, par le biais d'une
circulaire temporaire, d'entendre
dès à présent un maximum de
victimes, surtout dans les cas de
délits graves.
Je me réfère également à
quelques autres problèmes,
comme l'autorité de la chose
jugée, la composition de la
commission de recrutement et
d'évaluation et la durée des
assesseurs et des magistrats.
Ce projet entraînera des
problèmes juridiques et pratiques
sur le terrain.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
burgerlijke partijstelling ontvankelijk en gegrond moet zijn verklaard,
alvorens zij recht op informatie hebben en kunnen gehoord worden.
Waarom niet? De burgerlijke partijstelling heeft doorheen de
geschiedenis altijd een andere invulling gehad dan het verkrijgen van
informatie of het gehoord worden. Het werd altijd gelieerd aan het
verkrijgen van een vergoeding. Nu gaat u aan dat begrip nog een
andere definitie geven en op het terrein zullen de slachtoffers er
onvoldoende kennis van hebben. Indien men hier voet bij stuk wenst
te houden, zal het een pak informatiecampagnes vereisen. Niet alleen
wij zeggen dat, maar ook de heer Pierre Rans dat.
Ik keer even terug naar de discussie in de commissie over de vereiste
dat het slachtoffer zich niet enkel burgerlijke partij moet stellen, maar
dat die burgerlijke partijstelling ontvankelijk en gegrond moet zijn
vooraleer hieraan recht op informatie of recht om te worden gehoord
kan worden ontleend. Dat zal problemen opleveren op het terrein,
daar heb ik in de commissie al op gewezen.
Ten eerste, wat als het slachtoffer van een ernstig misdrijf volledig
vergoed is en geen enkel argument meer heeft om zich burgerlijke
partij te stellen? Misschien wenst die dan toch geïnformeerd te blijven
en gehoord te worden, maar er is geen belang en de burgerlijke
partijstelling zal ongegrond worden verklaard, indien ze überhaupt
gesteld wordt, aangezien de schade vergoed is.
Ten tweede, wat doet men met een burgerlijke partij die nagenoeg
vergoed is en voor het resterende kleine bedrag niet de kosten van de
burgerlijke partijstelling wil doen, vermits het straks meer zal kosten
dan het oplevert, in de veronderstelling dat die niet voor rechtsbijstand
is verzekerd?
Welnu, ook hij riskeert in de kou te staan, niet gehoord te worden of
niet geïnformeerd te worden.
Inzake de problematiek waarnaar ik verwees, wanneer de strafrechter
zich reeds heeft uitgesproken over de straf, maar zich nog niet heeft
uitgesproken noch over de ontvankelijkheid, noch over de grond van
de burgerlijke vordering, van de burgerlijke partijstelling, ik ben blij
dat professor Franchimont, wanneer hem daaromtrent advies werd
gevraagd, de stellingname die ik heb geopperd, niet heeft uitgesloten
dan zit men hoe dan ook met problemen.
Ik ben het niet eens met de visie van de professor, die ik overigens
zeer waardeer en wiens kennis ik uiteraard alom prijs, wanneer hij
stelt dat dat probleem zich inderdaad kan voordoen, maar dat dan kan
worden teruggevallen op artikel 2c, namelijk dat men in de
onmogelijkheid verkeerde om zich burgerlijke partij te stellen. Dat
artikel handelt daarover namelijk niet. Dat artikel gaat wel over
gevallen wanneer een partij zich in de materiële onmogelijkheid
bevindt om zich burgerlijke partij te stellen, of wanneer hij om
kwetsbare of emotionele redenen niet in de mogelijkheid is geweest
zich burgerlijke partij te stellen, maar slaat niet op de casus waarnaar
wij verwezen hebben. Collega's, dat zal rechtsonzekerheid
teweegbrengen, daar waar de wet op de VI's met de vereisten van het
belang het slachtoffer moet belang bewijzen eigenlijk reeds in een
drempel had voorzien die ons inziens juist was en die rechtsspraak
had doen ontwikkelen.
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
Collega's, de slachtoffers krijgen rechten. Terecht.
Maar niet alle slachtoffers hebben rechten gekregen in dit ontwerp.
De slachtoffers van geïnterneerde daders staan niet in het ontwerp.
Wij betreuren dat. We hebben dat ook als eerste gesignaleerd. Wij
noteren en nemen er ook akte van dat we in de commissie, met
goedkeuring van de minister, afspraken hebben gemaakt, dat
daaromtrent een wetsvoorstel ingediend zal worden dat hoogdringend
zal worden behandeld in de commissie voor de Justitie. In het licht
van de afspraken die er daaromtrent zijn gemaakt, wil ik het volgende
suggereren. Dat vergt dat wij daarover na het paasreces onmiddellijk
samenkomen met de collega's die daaraan willen werken om een
gezamenlijke tekst op te stellen, zodat die kan worden afgewerkt vóór
het zomerreces en in werking kan treden samen met het huidige
ontwerp, opdat de slachtoffers van geïnterneerde daders een gelijke
behandeling krijgen ten opzichte van andere slachtoffers.
Mevrouw de minister, de inwerkingtreding van de wet zal langer op
zich laten wachten. Wij begrijpen voor een stuk ook hoe dat komt.
Daarom wil ik u voorstellen om terzake misschien een tijdelijke
circulaire op te stellen, om de rechtbanken en parketten reeds de
opdracht te geven om nu al maximaal, al was het misschien enkel
voor de zware misdrijven, de optie en de mogelijkheid te geven en de
suggestie te doen om slachtoffers reeds te horen.
Ik verwijs terzake nog naar enkele problemen: omtrent het gezag van
gewijsde; omtrent de samenstelling van de aanwervings- en
evaluatiecommissie, waarin twee hoge ambtenaren van de FOD
Justitie zitten en waarbij de hoge raad bemerkingen had in verband
met onafhankelijkheid; omtrent het feit dat de duurtijd van de
assessoren en de magistraten tijdelijk is en niet altijd verlengd kan
worden zoals bij jeugdrechters en onderzoeksrechters.
Ik ga daar niet dieper op in.
Hoe dan ook, wij vrezen dat het ontwerp juridische en praktische
problemen op het terrein zullen opleveren. Mag ik zo onbescheiden
zijn om Horatius te persifleren? Horatius zei ooit: "Quid leges sine
moribus?"
De voorzitter: Dat is geen persiflage, maar een citaat.
01.03 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal
hem parafraseren.
Die filosoof had het uiteraard bij het rechte eind en dat zal ook zo zijn
voor onderhavig ontwerp. Mag ik er misschien aan toevoegen: "quid
leges sine argentibus"? Als er niet in middelen wordt voorzien,
collega's, worden de ontwerpen, die goede uitgangsprincipes hebben,
maar waarvoor wij andere keuzes zouden maken, slagen in het water.
Dan zullen de justitie, de politiek en wij als democratie nogmaals
kwetsbaar opstellen ten opzichte van de bevolking en dan is dat een
gemiste kans. Wij betreuren dat en daarom zullen wij ons onthouden.
01.03 Servais Verherstraeten
(CD&V): Si des moyens ne sont
pas prévus, les projets de loi
seront un coup d'épée dans l'eau.
La justice, mais aussi le monde
politique et la démocratie, se
verront dès lors une fois de plus
fragilisés face à la population.
Nous le déplorons et nous nous
abstiendrons donc.
De voorzitter: Mevrouw Lalieux heeft vijf minuten nodig voor haar betoog. Zo kan ik het evenwicht
bewaren in taal en inhoud, als u mij begrijpt. Mevrouw Lalieux heeft het woord, en daarna de heer
Laeremans, die een andere houding zal verdedigen.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
01.04 Karine Lalieux (PS): La balance des genres... si on doit faire
cela à chaque séance, on ne va pas y arriver, monsieur le président.
Le président: C'est deux tiers-un tiers, mais les femmes en valent deux, n'est-ce pas? C'est évident.
01.05 Karine Lalieux (PS): Au parlement!
Le président: Au parlement, bien sûr! Madame, comment oserais-je ...? Je vous en prie.
01.06 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, madame la vice-
première ministre, chers collègues, combien de discours, combien de
notes de politique générale, combien de cartes blanches dans les
médias, combien de prises de position de professeurs d'université, de
magistrats, de criminologues ont-ils appelé de leurs voeux la création
d'un tribunal d'application des peines?
Je voudrais aussi rappeler que l'idée de créer un tel tribunal en
Belgique se trouvait déjà dans l'avant-projet de loi de Code pénal du
commissaire royal Robert Legros, publié il y a déjà plus de vingt ans.
Beaucoup de temps s'est écoulé depuis lors. Trop, diront certains. Il y
a longtemps que l'on attendait et à juste titre un transfert massif
du contrôle de l'exécution des peines du pouvoir exécutif vers le
pouvoir judiciaire.
Ceci est fait aujourd'hui et on ne peut que se féliciter, madame la
vice-première ministre, de la détermination avec laquelle vous avez
porté les deux projets qui nous sont soumis aujourd'hui. Enfin, nous
allons remplacer les mots par des actes et vous êtes la première
ministre à réussir cette performance.
Mes remerciements vont aussi aux membres de la commission
Holsters. Cette commission d'experts, présidée par M. Holsters, a été
mise en place par un arrêté royal du 27 juin 2000. Elle avait reçu pour
tâche de préparer un avant-projet de loi sur trois thèmes: la fixation de
la peine, le statut juridique externe des détenus et les tribunaux
d'application des peines. Elle a effectué un travail remarquable, au
terme duquel elle a déposé, en mai 2003, un rapport final.
Lorsque l'idée d'un tribunal d'application des peines a été lancée, le
caractère éventuellement anticonstitutionnel de cette création a été
invoqué au motif que l'exécution des peines revient au pouvoir
exécutif et non au pouvoir judiciaire qu'incarne par définition un
tribunal. C'est une de ces querelles où les juristes s'épuisent en vain.
Pour ma part, je me félicite que vous ayez choisi d'en faire une
prérogative judiciaire. Après tout, c'est le juge qui décide d'accorder
ou non un sursis à un condamné. Ce qu'il peut faire au moment du
prononcé du jugement, pourquoi ne pourrait-il pas le faire par la
suite?
L'enjeu est de taille. Il s'agit de rendre au pouvoir judiciaire les
compétences qui sont les siennes. C'est lui qui peut adapter la peine
à l'évolution de la situation du condamné et ce, dans le cadre d'un
débat contradictoire qui permet l'exercice des droits de la défense, ce
qui est fondamental à nos yeux.
Le tribunal d'application des peines prendra la forme d'une juridiction
pluridisciplinaire pour ce qui est des condamnations de plus de trois
ans. Ceci permettra assurément de favoriser la circulation du savoir
01.06 Karine Lalieux (PS): De
oprichting van een
strafuitvoeringsrechtbank en de
overdracht van het grootste deel
van het toezicht op de
strafuitvoering van de uitvoerende
naar de rechterlijke macht staan
al lang op de politieke agenda.
We zijn dan ook uitermate
tevreden over de twee ontwerpen
die ons vandaag worden
voorgelegd. Ik dank tevens de
leden van de commissie-Holsters.
Toen het idee van een
strafuitvoeringsrechtbank het licht
zag, werd erop gewezen dat die
misschien ongrondwettelijk zou
zijn omdat de strafuitvoering tot
de bevoegdheid van de
uitvoerende en niet van de
rechterlijke macht behoort. Het
verheugt me dat men dat
voorrecht aan de rechterlijke
macht heeft toegewezen.
Er staat veel op het spel. We
moeten ervoor zorgen dat de
rechterlijke macht over al haar
bevoegdheden kan beschikken.
De rechterlijke macht kan de straf
aanpassen aan de veranderende
situatie van de veroordeelde, en
dit in het kader van een op
tegenspraak gevoerd debat
waarbij de verdediging haar
rechten kan uitoefenen.
De multidisciplinaire
samenstelling van het
rechtscollege voor veroordelingen
van meer dan drie jaar zal de
kruisbestuiving tussen de
praktijkervaring en de
rechtsprekende functie
bevorderen.
Het recht op strafuitvoering heeft
lang op zich laten wachten en
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
entre la pratique de terrain et la fonction juridictionnelle. Nos
magistrats ne sont sûrement pas assez impliqués dans le suivi des
condamnations. Il est important que le travail du magistrat
professionnel soit enfin éclairé par des personnes de terrain qui
prépareront et qui préparent déjà aujourd'hui le détenu à sa
réinsertion.
Je ne rentrerai pas davantage dans la technicité du projet. Je crois à
cet égard que la voie choisie par le gouvernement est juste. Il y a eu
énormément de débats au Sénat ainsi qu'à la Chambre et il ne faut
pas les recommencer ici. Nous avons décidé en majorité et, selon
moi, nous avons posé les bons choix.
Quant au droit de l'exécution des peines, il a été longtemps un droit à
construire auquel il convenait de s'atteler afin de remédier à l'opacité
qui entoure la matière. A l'heure actuelle, les modalités d'exécution
des peines, comme on l'a déjà rappelé, ne sont pas réglées par une
loi, ni même par des arrêtés mais bien par des circulaires causant
une insécurité juridique.
Je ne vais pas passer en revue l'ensemble des mesures réglées par
le projet que sont l'interruption de l'exécution de peines, la détention
limitée, la surveillance électronique, la libération conditionnelle car les
conditions imposées me paraissent rencontrer un équilibre entre
réinsertion et protection de la société.
Qu'on le veuille ou non, les peines privatives de liberté sont limitées et
il y aura toujours un moment où il faudra remettre le justiciable en
liberté. Préparer la réinsertion et développer les alternatives à
l'emprisonnement constituent des démarches indispensables.
En offrant au détenu la possibilité de se réinsérer socialement au
travers des mesures telles que la détention limitée ou la surveillance
électronique, le système pénal belge trouve sa place dans la tradition
humaniste de la peine et c'est important.
En donnant une véritable place à la victime, en termes de
reconnaissance et d'information, au travers des différentes
procédures, les textes dont nous débattons aujourd'hui instituent un
véritable équilibre indispensable et positif entre les différents acteurs
d'un procès. Nous nous réjouissons, comme d'autres l'ont fait ou le
feront, des mesures qui ont été prises en faveur des victimes. Je
pense notamment aux mesures prévoyant une meilleure information
et préparation des victimes tout au long de l'exécution de la peine,
ainsi qu'aux possibilités de formuler des contre-indications par rapport
aux différentes formes et modalités d'exécution de la peine.
En conclusion, monsieur le président, je souhaiterais émettre deux
considérations.
Tout d'abord, un premier pas a été réalisé avec l'adoption, dans le
courant de l'année 2004, du texte relatif au statut juridique interne des
détenus. A cette époque, nous avions déjà souligné que cette réforme
devait nécessairement être complétée par les textes dont nous
débattons aujourd'hui. Les deux textes qui nous sont soumis
complètent ce vaste chantier, et c'est heureux. Madame la ministre,
nous n'avons pas dû attendre longtemps. Gageons que, conjugués à
l'amélioration du statut juridique interne des détenus, ces textes
men heeft hard moeten werken
om de juridische onzekerheid die
de zaak omringt te verhelpen.
Of men het nu wil of niet, de
vrijheidsstraffen zijn beperkt en er
zal altijd een moment zijn waarop
men de rechtsonderhorige
opnieuw vrij moet laten. De
voorbereiding van de
wederopname in de maatschappij
en de ontwikkeling van
alternatieven voor de opsluiting
zijn onvermijdelijke stappen. Door
het slachtoffer een echte plaats te
geven zorgen deze projecten
trouwens voor een heus
evenwicht tussen de diverse
actoren van een proces.
In 2004 werd een eerste stap
gezet met de goedkeuring van de
tekst betreffende de interne
rechtspositie van de
gedetineerden. De twee teksten
die aan ons zijn voorgelegd
vervolledigen dit ruim opzet..
Deze hervorming betekent een
belangrijke stap voorwaarts maar
tevens dienen er voldoende
middelen voorhanden te zijn. Ik
weet dat we in dit opzicht
vertrouwen kunnen hebben in de
minister. We zullen dus met
overtuiging voor deze twee
wetsontwerpen stemmen.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
pourront contribuer à un plus grand respect des droits de la personne
condamnée et à un meilleur fonctionnement de notre système
pénitentiaire.
Ensuite, si la réforme que nous allons voter tout à l'heure constitue à
n'en pas douter une avancée non négligeable, il sera néanmoins
indispensable, comme M. Verherstraeten vient de le rappeler, que
des moyens suffisants accompagnent cette réforme afin que celle-ci
trouve une concrétisation rapide. Je sais que nous pouvons vous faire
confiance à cet égard, madame la ministre.
C'est donc avec conviction que nous voterons en faveur de ces deux
projets de loi.
De voorzitter: Merci, madame Lalieux.
Mijnheer Laeremans, u ziet dat wat ik had gezegd, bewaarheid is gebleken.
Ik geef de heer Laeremans het woord in de algemene bespreking. Ik vermoed dat dat iets langer zal duren.
01.07 Koen Bultinck (Vlaams Belang): (...)
De voorzitter: Het was een vermoeden, mijnheer Bultinck.
01.08 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Een onschuldig
vermoeden, om in de toepassing van deze wet te blijven.
Mijnheer de voorzitter, collega's, mevrouw de minister, uit de vele
wijze levenslessen die ik intussen al 22 jaar geleden gekregen heb
van mijn retoricaleraar, is er één die mij wellicht altijd zal bijblijven. Hij
gaf ons mee dat wij altijd het vermogen moeten behouden om ons te
verwonderen, om ons oprecht te verbazen over hetgeen er allemaal in
de wereld rondom ons gebeurt en om te vermijden dat we door de
routine, de sleur en de eeltvorming op onze zintuigen, alles zomaar
normaal vinden.
Welnu, ik ben verwonderd. Ik ben bijzonder verbaasd. Ik sta eigenlijk
versteld dat een zo belangrijke en revolutionaire wet als deze, die een
zodanig ingrijpende wijziging van de wet-Lejeune inhoudt, zo
langdurig en zo intensief door de media onder de mat kan worden
geborsteld. Het lijkt wel of men angst heeft om de burger te
informeren en om de burger ervan in kennis te stellen dat het land
binnenkort opgezadeld zit met een nieuw wereldrecord, met het
meest lakse, het meest soepele en meest verregaande
vrijlatingsbeleid voor criminelen ter wereld.
De "democratuur" waarin we vandaag in dit land leven, laat zich
kenmerken door een terreur van politiek correct denken. Wie daar
durft tegen ingaan, wordt in de hoek gezet en afgeschilderd als een
marginaal. Hij wordt zo hard mogelijk doodgezwegen, omdat men nu
eenmaal schrik heeft van de bevolking, omdat men de bevolking niet
vertrouwt. De mensen zouden wel eens kwaad kunnen reageren. De
kiezer zou wel eens een stevig pak rammel kunnen uitdelen aan de
politieke klasse mocht die weten hoezeer hij vandaag bij de bok gezet
wordt, hoezeer de beloften die enkele jaren geleden werden gedaan
vandaag schaamteloos begraven worden, hoe het gegeven woord
aan de kiezer hier vandaag zonder de minste scrupules en zonder de
minste gêne gebroken wordt.
01.08 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Je n'en reviens pas que
les médias occultent ainsi ce
projet de loi révolutionnaire. J'ai
bien l'impression que l'on craint
de dire aux citoyens de ce pays
qu'ils connaîtront bientôt la
politique de remise en liberté la
plus laxiste et la plus outrancière
du monde. Les engagements pris
il y a quelques années sont
aujourd'hui jetés aux orties sans
le moindre scrupule.
En 2003, le cartel sp.a-spirit avait
remporté une victoire électorale.
L'un des éléments majeurs de la
campagne électorale du sp.a a
été l'engagement pris par le
président du parti, M. Stevaert,
d'opérer un revirement substantiel
dans la politique de remise en
liberté. À moins d'un mois des
élections, il avait placé
l'annulation de la loi Lejeune sur
la liste des priorités de l'agenda
politique.
Dans le journal "Het Laatste
Nieuws" du 24 avril 2003, M.
Stevaert déclarait notamment que
chaque détenu avait droit à une
peine juste, dont il sait qu'il devra
la purger jusqu'au dernier jour. La
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
In 2003, collega's, behaalde het kartel sp.a-spirit een gigantische
overwinning. Het linkse kartel kreeg toen bijna een kwart van de
kiezers achter zich en haalde bijna zoveel als het historisch resultaat
dat het Vlaams Belang in 2004 zou halen. Eén van de speerpunten
van de sp.a tijdens die verkiezingscampagne, was het zware
engagement van Fidel Stevaert de man die zich vorig jaar naar het
grote voorbeeld van zijn vriend Castro liet kronen tot de levenslange
onverkozen leider van Limburg dat er een fundamentele ommekeer
zou komen in het vrijlatingsbeleid. Op minder dan een maand voor de
verkiezingen van 18 mei 2003 wendde Steve Gratis de steven en
plaatste hij de afschaffing van de wet-Lejeune boven aan de politieke
agenda. Dat was een koerswending van formaat, want de socialisten
waren tot op dat moment de herauten geweest van de vervroegde
invrijheidstelling. Met Stevaert zou het allemaal veranderen. Ik citeer
uit Het Laatste Nieuws van 24 april 2003, minder dan een maand voor
de verkiezingen op 18 mei 2003: "Elke gevangene heeft het recht op
de juiste strafmaat", zegt Stevaert, "waarvan hij weet dat hij ze tot de
laatste dag moet uitzitten. Zodra die straf bepaald is, moet je daarop
niet meer beknibbelen. De familie van een slachtoffer begrijpt zo'n
strafvermindering niet. Leg het maar eens uit. Uw kind wordt
vermoord en de dader krijgt negen jaar, maar na drie jaar komt hij
weer vrij omdat hij zich goed gedraagt."
Fidel Stevaert ging nog verder. Hij kopieerde schaamteloos het
programma van het toenmalige Vlaams Blok. Straffen moeten niet
alleen onverkort worden uitgevoerd, er kan bovendien een tweede
strafmaat aan toegevoegd worden, als gevangenen bepaalde
voorwaarden, zoals goed gedrag, niet vervullen. Dat is dus
strafverzwaring bij slecht gedrag. Wij schuiven dat al jaren naar voren.
Dan komt het toppunt. "De sp.a was de laatste jaren toch radicaal
tegen een aanpassing van de wet-Lejeune?", vroeg een journalist van
Het Laatste Nieuws. Mijnheer Gratis antwoordde: "Dit was de SP, ik
ben voorzitter van de sp.a., met de a van anders. Als men de sp.a
vandaag verwijt dat ze dit thema heeft verwaarloosd, dan zeg ik: laat
de volgende minister van Justitie een sp.a'er zijn, dan wordt dit
voorstel uitgevoerd. Bij de sp.a luisteren de ministers naar hun
voorzitter." Dat was een citaat van Steve Stevaert.
Collega's, de voorbije maanden had de sp.a de kans om te sleutelen
aan de wet-Lejeune, om de wet te verstrengen en om
onsamendrukbare straffen in te voeren. Bovendien hadden ze een
rode minister. Als de sp.a dus echt had gewild, dan had ze de wet
kunnen verstrengen. Vandaag gebeurt echter precies het
tegenovergestelde. De wet wordt lakser dan ooit, met de volle steun
van de sp.a-parlementsleden. U maakt dus niet alleen uw beloften
niet waar, u maakt het bovendien nog veel erger. Daarvoor bestaat
een naam, mijnheer Casaer, het is kiezersbedrog van het zuiverste
water. Zelden heb ik parlementsleden zo flagrant en zo opvallend hun
engagement zien inslikken. Uw beloften van 2003, mijnheer Casaer,
waren dus niet meer dan platte, ordinaire leugens. Uw beloften,
waarmee u in 2003 de verkiezingen hebt gewonnen, waren grove en
gore volksverlakkerij.
De wet op de externe positie van de gedetineerden, die hier vandaag
wordt besproken, is ronduit schandelijk, in de eerste plaats door de
onverantwoorde uitbreiding van het penitentiair verlof en de
famille de la victime ne comprend
pas que l'on puisse accorder une
réduction de peine pour bonne
conduite. En cas de mauvaise
conduite, la peine doit être
alourdie. M. Stevaert ajoutait
encore qu'au cours des dernières
années, le SP s'était formellement
opposé à une modification de la
loi Lejeune, mais « il s'agissait du
SP, je suis président du sp.a. ».
Ces derniers mois, le sp.a a eu
l'opportunité de renforcer la loi
Lejeune et d'introduire des peines
incompressibles. Malgré une
ministre socialiste, la loi est
aujourd'hui plus laxiste que jamais
et ce, avec le soutien des
parlementaires du sp.a.
C'est exactement le contraire qui
se produit aujourd'hui, et c'est
l'électeur qui est dupé.
Ce projet de loi est honteux. Il
organise une généralisation
irresponsable des congés
pénitentiaires et des permissions
de sortie, qui feront partie du
régime ordinaire auquel les
condamnés auront droit.
Aujourd'hui, ces congés sont
considérés comme une faveur,
comme le souligne la dernière
circulaire, et tout automatisme est
exclu.
Les détenus ont droit au congé
pénitentiaire un an déjà avant
d'entrer en considération pour une
mise en liberté anticipée c'est-à-
dire, pour plus de 80 % des
détenus, dès après leur
condamnation.
Le projet de loi démonte les
mécanismes de sécurité qui
permettent de s'opposer à la mise
en liberté conditionnelle. La
participation du conseil du
personnel de l'établissement
pénitentiaire est rayée de la
procédure. La ministre n'a jamais
motivé ce choix et l'efficacité du
système n'a pas été analysée. A
l'avenir, le personnel ne sera
entendu qu'à la demande du
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
uitgangsvergunning. In de toekomst zullen ze allebei deel uitmaken
van het standaardregime van elke gedetineerde. De veroordeelden
zullen er, tenzij in uitzonderlijke gevallen, een afdwingbaar recht op
hebben dat automatisch hernieuwd wordt, in tegenstelling tot
vandaag. Nu zijn dergelijke verloven terecht een gunst voor wie zich
behoorlijk gedraagt, echt bereid is tot reïntegratie en werk maakt van
de vergoeding van de slachtoffers.
Hetgeen op til is, is in elk geval volmaakt in tegenstelling met de
huidige omzendbrief inzake penitentiair verlof, waarin duidelijk het
gunstkarakter wordt benadrukt.
Ik citeer uit die omzendbrief: "Dit verlof wordt slechts verleend aan de
veroordeelden van wie men verwacht dat ze geen misbruik zullen
maken van die gunst en wier aanwezigheid in het milieu waarin ze het
verlof zullen doorbrengen, de publieke opinie niet in beroering brengt.
De toekenning van het verlof", aldus de actuele omzendbrief, "wordt
nooit beschouwd als een recht waarop de gedetineerde aanspraak
kan maken. Het kan slechts het resultaat zijn van een individuele
beslissing van de hogere overheid, genomen in het kader van de
behandeling. Het systeem sluit elk automatisme uit."
Dat is de huidige omzendbrief, die tot op vandaag werkt, maar met
het terechte gunstkarakter van vandaag wordt dus voorgoed
gebroken. Erger nog, de gevangenen krijgen al recht op het verlof 12
maanden vooraleer ze in aanmerking komen voor vervroegde
invrijheidstelling. Ik herhaal: 12 maanden.
Vanaf vandaag is dat slechts 3 maanden vooraf. In de praktijk
betekent de nieuwe wet dat de overgrote meerderheid meteen op
penitentiair verlof zal mogen of meer dan 80% van alle veroordeelden,
met name al degenen die minder dan 3 jaar effectief hebben
gekregen. Zij zullen op penitentiair verlof mogen zodra ze veroordeeld
zijn, zodra ze de gevangenis binnenwandelen. Zij hebben meteen en
automatisch recht op penitentiair verlof, tenzij in welbepaalde de
omstandigheden. Als cadeau na een veroordeling kan dat toch wel
tellen.
De wet is ronduit schandelijk, omdat ze, ten tweede, de
veiligheidskleppen afbreekt waarmee de voorwaardelijke
invrijheidstelling nu nog kan worden tegengehouden. Vandaag kan
het personeelscollege van de gevangenis meer dan terecht
trouwens een vrijlating blokkeren. Dat kan trouwens meermaals na
mekaar als men van oordeel is dat de vrijlating onverantwoord is.
Die verantwoordelijkheid voor het personeel, die noodzakelijke
inspraak, verdwijnt voortaan, zonder dat dat zelfs maar
beargumenteerd werd. Er werd geen enkel argument van de minister
naar voren geschoven: het is niet onderzocht en er is geen falen van
de inspraak van het personeelscollege aangetoond. Integendeel, het
schijnt behoorlijk te werken. Toch moet het verdwijnen. Het
gevangenispersoneel zal in de toekomst enkel nog worden gehoord
als de gedetineerde dat zelf vraagt, met andere woorden, als het in
zijn eigen voordeel speelt en niet als er gewaarschuwd zou kunnen
worden voor bijvoorbeeld zijn gevaarlijkheid. Op die manier maakt
men het personeel van de gevangenis onverantwoordelijk.
Er is zelfs geen enkele wettelijke garantie dat er een advies van de
détenu. Aucun élément légal ne
garantit que le service
psychosocial de la prison sera
consulté, malgré les mises en
garde des membres flamands des
commissions de libération.
La différence entre condamnés
primaires et récidivistes sera
également gommée.
Actuellement, les premiers sont
libérables au tiers de leur peine
alors que les seconds ne le sont
qu'aux deux tiers. L'effet dissuasif
que produisait cette différence
sera donc annulé. C'est déjà le
cas en pratique, cette mesure
ayant été instaurée en janvier
2001 pour faire face, d'urgence, à
un pic temporaire. Le ministre
Verwilghen avait alors annoncé
qu'il ferait preuve d'une vigilance
accrue à l'égard des récidivistes
mais, aujourd'hui, même le risque
de récidive ne constitue plus un
argument contre la libération
conditionnelle.
Les tribunaux de l'application des
peines qui vont être créés
disposeront de moins de
possibilités qu'avant de refuser
une libération conditionnelle à des
détenus. Désormais, la majorité
entend accorder aux détenus le
bénéfice d'une libération
conditionnelle dans le plus grand
nombre de cas possible. Cette loi
n'est inspirée que par le souci de
remédier à la surpopulation dans
nos prisons sans tenir compte de
la nécessité de protéger la
société.
À l'avenir, la libération
conditionnelle devra être
accordée, sauf en présence de
contre-indications. La marge de
manoeuvre du juge d'application
des peines est plus restreinte que
celle de l'actuelle commission de
libération. Les contre-indications
éventuelles sont également
limitées puisque la personnalité et
le comportement du détenu ne
jouent plus aucun rôle. Le risque
de récidive n'est plus envisagé
qu'en cas de danger manifeste
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
psychosociale dienst van de gevangenis in zijn vrijlatingsdossier zal
zitten, ondanks de krachtige waarschuwing van de Vlaamse leden van
de vrijlatingscommissies. Daarmee wordt opnieuw ruimte geschapen
voor een paraplupolitiek, de zo gehekelde paraplupolitiek in de
commissie-Dutroux, waarbij alle betrokkenen de verantwoordelijkheid
voor de mislukking op een ander konden afschuiven. Door de hele
wet maakt men de psychosociale dienst van de gevangenis
onverantwoordelijk.
Ten derde, deze wet is ronduit schandelijk. Voor het gros van de
veroordeelden - voor meer dan 80% van de gestraften met een
straftijd tot drie jaar - verdwijnt het onderscheid tussen primair
gestraften en recidivisten. Vandaag is het onderscheid in de wet-
Lejeune heel gekend en heel duidelijk. Primair gestraften kunnen
vrijkomen na een derde van de straf en recidivisten na twee derde. Dit
fundamentele onderscheid van de wet-Lejeune wordt voor de
overgrote meerderheid van de gedetineerden voor altijd weggeslagen.
Dit belangrijke ontradende signaal van de wetgever aan recidivisten
dat zij zwaarder zullen behandeld worden dan anderen wordt
definitief onderuit gehaald.
Ik weet wel dat men zal zeggen dat het in de praktijk nu reeds zo is,
omdat Verwilghen - de voorganger van deze minister - dat zo bij
omzendbrief had ingevoerd. Wij hebben Verwilghen in de plenaire
nog ondervraagd hierover op 18 januari 2001. In die zitting eindigde
zijn antwoord als volgt: "Ik beklemtoon dat deze maatregel alleen
wordt ingevoerd om aan de tijdelijke piek in de maand december -
december 2000 - te verhelpen". Het was toen duidelijk een
noodmaatregel en die tijdelijke noodmaatregel van toen wordt nu
definitief.
Sterker nog, Verwilghen kondigde toen extra waakzaamheid aan ten
opzichte van deze recidivisten. Ik citeer opnieuw: "Het plegen van
vier-, vijf- of zesmaal dezelfde feiten is een manifeste contra-
indicatie". Precies deze stok achter de deur valt vandaag eveneens
weg, want voor gestraften onder drie jaar straf is het risico op recidive
helemaal geen tegenaanwijzing meer om een veroordeelde binnen te
houden. Dat wordt afgeschaft.
Dan komen we aan de vierde reden waarom deze wet zo schandelijk
is. De mogelijkheden voor de nieuwe strafuitvoeringsrechtbank om de
criminelen binnen te houden, worden drastisch ingeperkt. Het is de
uitdrukkelijke bedoeling van deze minister en van de
meerderheidspartijen - zo staat het ook in de toelichting bij dit
wetsontwerp - om voortaan in zoveel mogelijk gevallen een
voorwaardelijke invrijheidstelling toe te kennen. De vrijlatingen zullen
dus nog versneld en vervroegd worden, waar het vandaag al zo erg is
en we hebben reeds het meest lakse vrijlatingsbeleid van West-
Europa.
Deze wet is alleen maar ingegeven door de wens om de
overbevolking van de gevangenissen tegen te gaan en alllerminst
door de zorg voor de bescherming van de maatschappij. Ook op dit
vlak is de wet revolutionair.
Vandaag kunnen de vrijlatingscommissies overgaan tot de
invrijheidstelling, maar die invrijheidstelling kan - zo stelt de huidige
wet letterlijk - alleen worden verleend indien tegelijk aan een hele
pour l'intégrité de tiers. Les
commissions de libération
actuelles ont rendu un avis
négatif.
De même, pour les détenus
condamnés à une peine
d'emprisonnement de plus de
trois ans, la libération
conditionnelle ne peut être
refusée qu'en présence
d'éléments indiquant que de
nouvelles infractions graves
seront commises. La libération
conditionnelle ne peut en outre
plus être révoquée lorsqu'il est
question de récidive au motif
qu'on négligerait ainsi la
présomption d'innocence. La
libération ne peut être révoquée
qu'à condition qu'une nouvelle
condamnation soit passée en
force de chose jugée. L'angélisme
de la coalition violette n'a aucune
limite. Pour la majorité, il est plus
important de protéger les
criminels que la société.
La législation relative aux
délinquants sexuels a été
renforcée après le procès
Dutroux. Le principe d'imposer un
traitement et un accompagnement
comme conditions obligatoires
préalables à une mise en liberté
est à présent à nouveau
supprimé. Les délinquants
sexuels peuvent également être
libérés plus rapidement
moyennant une surveillance
électronique.
La règle d'unanimité est
également supprimée pour le
tribunal de l'application des
peines. Les deux assesseurs
sociaux peuvent ainsi imposer
leur volonté au magistrat.
Toutes les peines
d'emprisonnement de courte
durée pourront être commuées en
une peine de travail d'un
maximum de 300 heures par le
tribunal de l'application des
peines. Il s'agit de la énième
tentative tendant à ne pas
appliquer les peines
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
reeks voorwaarden wordt voldaan. Met de nieuwe wet wordt alles
omgedraaid. In de toekomst wordt de invrijheidstelling door de
strafuitvoeringsrechtbank toegekend. Ze moet dus worden toegekend,
tenzij er tegenaanwijzingen zijn.
De voorwaardelijke invrijheidstelling verliest dus haar gunstkarakter
en wordt wel degelijk een afdwingbaar, subjectief recht. De
beleidsmarge voor de strafuitvoeringsrechter wordt veel kleiner dan
de marge die de actuele vrijlatingcommissies hebben.
Ook het aantal tegenaanwijzingen wordt sterk ingeperkt. De
persoonlijkheid van de gedetineerde en zijn gedrag tijdens de detentie
zijn hierbij van geen tel meer. Sterker nog - ik heb het zojuist reeds
aangehaald -, bij de veroordeelden tot drie jaar speelt het gevaar voor
recidive op geen enkele wijze meer mee, alleen nog wanneer er een
manifest risico is voor de integriteit van derden.
De Vlaamse leden van de actuele vrijlatingcommissies, die een heel
omstandig en heel uitvoerig degelijk advies hebben gegeven, een
vernietigend advies voor de wet trouwens, zijn zeer scherp in hun
advies. Zij waarschuwen: "Een notoir oplichter met extreem hoog
gevaar voor recidive, maar die kan aantonen dat hij in zijn behoefte
kan voorzien, kan geen VI worden geweigerd indien zijn straf
maximaal drie jaar is." Dat kan toch wel tellen!
Ook voor de tot meer dan drie jaar veroordeelden is er een sterke
versoepeling. De vrijlating kan alleen worden tegengehouden bij het
risico van het plegen van nieuwe ernstige strafbare feiten. Wanneer
men dus met zekerheid weet dat de gedetineerde zich vanuit de
gevangenis aan het voorbereiden is op het plegen van gewone of
minder ernstige strafbare feiten, is de stafuitvoeringsrechtbank
verplicht om die zware crimineel, iemand die veroordeeld is tot meer
dan drie jaar effectief, vrij te laten. Dat is gewoon onvoorstelbaar.
Veel is echter niet genoeg. Wanneer de delinquenten recidiveren en
nieuwe zware misdrijven begaan, kunnen vandaag de commissies
hen terugroepen. Zij kunnen de vrijlating dan herroepen. Ook dat
wordt echter onderuitgehaald, want zoiets zou ingaan tegen het
zogenaamde vermoeden van onschuld. Een herroeping van die
vrijlating is pas mogelijk na een nieuwe veroordeling en pas nadat die
veroordeling in kracht van gewijze is gegaan.
De wereldvreemdheid van paars kent dus geen grenzen. Wij hebben
dat fameuze vermoeden van onschuld enkele weken geleden nog
gehoord in de zaak-Erdal. Vandaag horen wij het opnieuw. De paarse
regering heeft het zogeheten vermoeden van onschuld misbruikt om
Erdal te laten lopen, om Erdal in de brousse te laten verdwijnen. In de
toekomst zal dat vermoeden aangewend worden om recidiverende
criminelen, zelfs al zijn ze op heterdaad betrapt, zelfs al heeft
iedereen gezien dat ze wel degelijk dat misdrijf hebben begaan, uit de
gevangenis weg te houden.
Collega's, dat is een ongehoord schandaal! U zult daarvoor heel veel
protest van de bevolking krijgen. De bescherming van de criminelen
weegt voor paars duidelijk veel zwaarder door dan de bescherming
van de samenleving.
Zo belanden wij bij de vijfde reden waarom de wet zo ronduit
d'emprisonnement de courte
durée même si le premier juge a
décidé qu'une peine de
substitution n'était pas suffisante.
Aux yeux du Vlaams Belang,
l'adoption d'un texte aussi insensé
est immorale. Ce texte porte en
effet atteinte à l'État de droit et au
juge pénal et donne l'impression
que ce dernier est incompétent et
que le juge de l'application des
peines est bien plus compétent
que lui.
Aucun pays du monde civilisé ne
connaît un texte reflétant un tel
laxisme. La Belgique s'était déjà
dotée de la législation en matière
de nationalité la plus laxiste, mais
elle dispose à présent aussi de la
législation la plus laxiste en
matière de libération de détenus.
Il est donc tout à fait fallacieux de
prétendre, comme le fait la
ministre, que la politique en
matière de libération se trouverait
renforcée par le fait que des
récidivistes condamnés à
perpétuité pour la seconde fois ne
peuvent aujourd'hui bénéficier de
la libération conditionnelle
qu'après seize ans, et non
quatorze. On aurait dû faire en
sorte que, comme aux Pays-Bas,
des personnes dans ce cas
purgent effectivement la totalité
de leur peine. En procédant de la
sorte, le gouvernement sape toute
confiance dans l'État de droit.
Cette loi constitue un camouflet
pour les victimes.
Il est dès lors déconcertant que le
MR, qui s'est toujours positionné
comme le défenseur par
excellence des droits des
victimes, apporte aujourd'hui son
soutien à l'ange gardien des
détenus, Mme Onkelinx. Si la
politique ne souhaite plus protéger
la société, les juges constituent
notre dernière planche de salut.
Nous en appelons aux magistrats
pour qu'ils prononcent des peines
beaucoup plus sévères. Les
victimes des criminels et la
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
schandelijk is. De bestaande waarborgen voor de bescherming van
de samenleving worden op de helling gezet, bijvoorbeeld inzake de
seksuele delinquenten, waarvoor na Dutroux een belangrijke
verscherping van de wetgeving was doorgevoerd.
Behandeling en begeleiding van seksueel delinquenten als verplichte
voorafgaande voorwaarde aan de vrijlating is weggelaten. Die zijn niet
langer verplicht. Seksueel delinquenten worden net zoals
mensenhandelaars vandaag is het nog verboden in de toekomst
niet langer uitgesloten voor de versnelde vrijlating, nog sneller dan
een derde, onder elektronisch toezicht. Ook dat mogen seksueel
delinquenten nu genieten. Blijkbaar zijn dat soort misdrijven niet
langer een prioriteit en zijn ze niet meer zo ernstig als enkele jaren
geleden.
Bijzonder gortig ten slotte is het wegvallen van de eenparigheidsregel
voor de strafuitvoeringsrechtbank. Ook dat was een waarborg om al
te lichtzinnige en onverantwoorde vrijlatingen te voorkomen en om de
samenleving te beschermen. Bij veroordelingen tot 10 jaar of meer of
bij gedetineerden die minder dan de helft van de straf hebben
uitgezeten, geldt vandaag nog altijd dat de rechter en zijn twee
assessoren unaniem de vrijlating moeten beslissen. Die vereiste valt
definitief weg. De twee sociale assessoren, die helemaal geen jurist
hoeven te zijn, kunnen voortaan zonder probleem hun wil opleggen
aan de magistraat. Begrijpe wie kan!
Ten slotte belanden we bij de top of the bill, de rode kers op de taart
van minister Onkelinx, de grootste schande uit het hele ontwerp. Alle
korte gevangenisstraffen, alle straffen tot 1 jaar effectief zullen in de
toekomst door de strafuitvoeringsrechtbank kunnen omgezet worden
in korte werkstraffen van misschien een paar uur, een paar tientallen
uur of heel uitzonderlijk 300 uur, het absolute maximum. Het is de
zoveelste poging van paars om korte gevangenisstraffen in de praktijk
niet uit te voeren, zelfs al heeft de eerste rechter uitdrukkelijk
geoordeeld dat de werkstraf niet op zijn plaats is. De eerste rechter
heeft alle mogelijke instrumenten: van een boete over een
opschorting en een voorwaardelijke straf tot een alternatieve straf. De
veroordeelde kan hiertegen in beroep gaan. Indien de rechter in
beroep ondanks al die mogelijkheden toch een gevangenisstraf
uitspreekt, ook al is ze maar kort, zijn daar duidelijk redenen voor en
moet men dat respecteren. Dat is elementair in een rechtstaat. Dan
nog vindt de minister van Justitie dat de rechter het verkeerd voor
heeft en zich vergist heeft en bijgevolg de straf ongedaan gemaakt
moet worden. Daar komt het op neer! De straf wordt ongedaan
gemaakt. Gevangenisstraffen van minder dan 1 jaar worden door de
strafuitvoeringsrechter ongedaan gemaakt en omgezet in een
belachelijke allerminst afschrikwekkende werkstraf.
Dat u aan een dergelijke dwaasheid uw goedkeuring heeft gegeven,
collega's, vindt het Vlaams Belang werkelijk immoreel. U haalt de
rechtsstaat onderuit. U haalt de strafrechter onderuit. U maakt van de
strafrechter een bloempot. U zegt gewoon dat de strafrechter
onbekwaam is om te oordelen, dat u en de strafuitvoeringsrechter het
veel beter weten. Het is werkelijk een schandaal van formaat dat
zoiets door juristen op papier wordt gezet.
Mijnheer Casaer, wij hebben uitvoerig gezocht, maar nergens in de
beschaafde wereld hebben wij een wetgeving gevonden die zo laks is
population toute entière comptent
sur eux.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
als de draak die morgen zal worden goedgekeurd. Ons land zal
binnenkort niet alleen de meest lakse nationaliteitswetgeving ter
wereld hebben; ons land zal bovendien ook de meest lakse
vrijlatingwetgeving ter wereld hebben, dankzij Laurette Onkelinx en
haar trouwe slippendragers van sp.a, MR en VLD.
Het is dan ook onwaarschijnlijk leugenachtig dat de huidige minister
van Justitie, in reactie op de terechte petitie van de VZW "Ouders van
een Vermoord Kind", via haar kabinet durfde beweren dat het
vrijlatingbeleid zou worden verstrengd omdat gevaarlijke gekken, die
voor de tweede maal in hun leven levenslang krijgen, immers pas na
16 jaar in plaats van na 14 jaar zouden mogen vrijkomen.
Mevrouw de minister, wat was dat een vreselijk signaal naar de
betrokken ouders! In plaats van hen te verzekeren dat monsterachtige
figuren, genre Fourniret en Dutroux, naar Nederlands voorbeeld echt
levenslang zouden kunnen krijgen en tot aan het eind van hun dagen
achter de tralies zouden blijven, zegt u dat zelfs dergelijke
gruwelachtige personen na verloop van amper 16 jaar dan nog als
ze zich in de situatie van recidive bevinden zullen mogen vrijkomen
en terecht mogen komen in de voorgestelde, waanzinnige
vrijlatingcarrousel.
Op deze manier wordt alle vertrouwen in de rechtsstaat weggenomen.
U legt vandaag de basis voor een justitie die meer dan ooit
onbegrepen zal zijn, voor een justitie die botst met het
rechtvaardigheidsgevoel en voor een justitie die opnieuw zal leiden tot
grote woede en verontwaardiging bij de slachtoffers. De voorliggende
wet is niets anders dan een keiharde mokerslag in het gezicht van de
slachtoffers van criminaliteit.
Mijnheer Malmendier, het is dus bijzonder ontluisterend dat een partij
als MR, die zich zo heeft geprofileerd als de voortrekker van de
rechten van de slachtoffers, zich vandaag gedraagt als het makke
schoothondje van de beschermengel van de criminelen, Laurette
Onkelinx.
Het Vlaams Belang kan vandaag niet anders dan een plechtige
oproep lanceren aan alle strafrechtmagistraten in ons land. Als de
politiek de samenleving niet langer wil beschermen, dan kunnen
alleen de rechters dat nog doen. Als de politici de bevolking in de
steek laten, dan zijn de rechters de laatste strohalm. Wij richten ons
dan ook tot de dames en heren magistraten.
Dames en heren magistraten, wij vragen u om de voorliggende wet
goed te lezen en er de passende conclusies uit te trekken, met name
door veel zwaarder te straffen dan u vandaag doet. Als u wil dat de
crimineel voor u daadwerkelijk in de gevangenis belandt, geef hem
dan een straf die hoger is dan één jaar effectief. Als u wil dat de
recidivist in de toekomst langer de binnenkant van de gevangenis ziet,
geef hem dan ook automatisch een dubbel zo zware straf. Als u wil
dat de crimineel voor u niet meteen kan genieten van penitentiair
verlof, geef hem dan een celstraf die hoger is dan drie jaar.
Als u van oordeel bent dat de crimineel voor u een celstraf van
minstens drie jaar verdient, bedenk hem dan met een celstraf van
negen jaar. Als u van oordeel bent dat de crimineel voor u een celstraf
van vijf jaar verdient, bedenk hem dan met een celstraf van vijftien
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
jaar. Als u van oordeel bent dat de crimineel een celstraf van tien jaar
verdient, bedenk hem dan met een celstraf van dertig jaar.
Heren en dames magistraten, de slachtoffers van criminelen en de
hele bevolking rekenen op u.
01.09 Jean-Pierre Malmendier (MR): Monsieur le président, je
voudrais réagir aux propos de M. Laeremans et préciser que je ne
suis le porte-serviette de personne! Toutefois, je préférerais de loin
être le porte-serviette de Mme Onkelinx que d'être celui des génies
qui les inspirent!
01.09 Jean-Pierre Malmendier
(MR): Mijnheer Laeremans, ik ben
niemands slippendrager, maar ik
geef er de voorkeur aan mevrouw
Onkelinx te volgen, veeleer dan
de genieën die u inspireren.
01.10 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je vais
essayer, dans un style télégraphique, de souligner les points positifs
et ceux sur lesquels je me pose encore certaines questions.
Tout d'abord, les deux projets sur lesquels nous aurons à voter
demain me semblent globalement positifs et c'est la raison pour
laquelle notre groupe votera pour ces deux projets.
Le premier point positif est d'avoir enfin un cadre légal pour le statut
juridique externe des détenus et la création du tribunal de l'application
des peines, qui étaient réclamés depuis longtemps.
Néanmoins, il conviendrait dans un second temps de confier à une
juridiction non seulement l'exécution des mesures privatives de liberté
mais également les autres types de peines et mesures telles que la
probation, la peine de travail, le sursis et la défense sociale. C'est, je
l'espère, le prochain défi auquel nous serons confrontés.
Deuxièmement, en ce qui concerne les victimes, il faut noter, comme
l'intitulé du projet amendé le souligne d'ailleurs expressément, qu'il
s'agit non seulement d'un projet relatif au statut juridique externe des
détenus mais également aux droits reconnus à la victime dans le
cadre des modalités d'exécution de la peine privative de liberté. Le
projet fournit en effet un système d'information et de prise en compte
des intérêts de la victime lors de l'exécution de la peine du condamné.
Ce système est globalement positif.
Il faut reconnaître que le texte a été quelquefois amendé dans un
sens positif à la Chambre M. Malmendier y a contribué et il prévoit
désormais que la victime est entendue dans la procédure en
révocation, suspension ou révision des modalités d'exécution de la
peine si cette procédure est due au non-respect des conditions
imposées dans l'intérêt de la victime et que le ministère public peut
réagir lorsque le condamné met gravement en péril l'intégrité tant
physique que psychique des tiers.
Il intègre aussi le projet de loi n° 1319 en complétant l'obligation de
motivation du juge par une obligation d'information générale de toutes
les parties à la procédure pénale de l'exécution de la peine privative
de liberté prononcée et des éventuelles modalités d'exécution de la
peine, ainsi que par une obligation d'information spécifique à l'égard
de la partie civile sur la possibilité d'être entendue au sujet des
conditions qu'il convient d'imposer dans son intérêt. Ces éléments
sont favorables aux victimes et ont été repris dans le projet de loi
relatif au statut juridique externe des détenus.
01.10 Melchior Wathelet (cdH):
Ik zal de positieve punten van het
project onderstrepen en tevens
ingaan op de aspecten waarbij ik
nog een aantal vragen heb.
Globaal genomen lijken beide
wetsontwerpen me positief en
daarom zal onze fractie ze
goedkeuren.
Positief is vooreerst dat er
eindelijk een wettelijk kader komt
voor de externe rechtspositie van
gedetineerden en dat
strafuitvoeringsrechtbanken
worden opgericht. In een volgend
stadium zou echter niet alleen de
uitvoering van de
vrijheidsberovende maatregelen
aan een rechtscollege moeten
worden toevertrouwd, maar ook
de andere soorten straffen en
maatregelen, zoals de probatie,
de werkstraf, het uitstel en de
maatregelen tot bescherming van
de maatschappij.
Dit ontwerp behandelt vervolgens
ook de rechten van het slachtoffer
in het raam van de nadere regels
voor de uitvoering van de
vrijheidsberovende straf, door het
instellen van een regeling waarbij
het slachtoffer wordt
geïnformeerd en met diens
belangen rekening wordt
gehouden bij de uitvoering van de
straf van de veroordeelde. De
tekst, die op een paar punten in
positieve zin werd geamendeerd,
bepaalt dat het slachtoffer zal
worden gehoord in de procedure
tot herroeping, schorsing of
herziening van de
uitvoeringsmaatregelen van de
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
Troisièmement, la création d'un parquet spécialisé est aussi une
bonne chose; je pense particulièrement au renforcement de son rôle
en matière d'exécution des peines.
A présent, je voudrais souligner les points sur lesquels je me pose
encore des questions.
Le premier point concerne ce qu'a largement évoqué le collègue
Verherstraeten, à savoir les moyens qui devront être mis à disposition
pour répondre à toutes les attentes que l'on crée en votant ces deux
projets de loi, au niveau de l'instauration même des tribunaux
d'application des peines, au niveau du ministère public pour exercer
ses nouvelles tâches, ...
straf, indien die procedure toe te
schrijven is aan de niet-naleving
van de in het belang van het
slachtoffer opgelegde
voorwaarden. Daarnaast kan het
openbaar ministerie reageren
wanneer de veroordeelde de
integriteit van derden in gevaar
brengt.
Het wetsontwerp neemt eveneens
de bepalingen van het
wetsontwerp nr. 1319 over, door
de motiveringsverplichting van de
rechter aan te vullen met een
algemene informatieverplichting
aan de partijen in het strafproces
betreffende de uitvoering van de
uitgesproken vrijheidsberovende
straf. Daarnaast wordt een
specifieke informatieverplichting
ten aanzien van de burgerlijke
partij ingevoerd over de
mogelijkheid om te worden
gehoord aangaande de
voorwaarden die in het belang van
de burgerlijke partij moeten
worden opgelegd.
Ten derde valt ook de oprichting
van een gespecialiseerd parket,
dat een grotere rol krijgt
toegewezen inzake de
strafuitvoering, toe te juichen.
Ik plaats vraagtekens bij bepaalde
punten.
Men moet in de nodige middelen
voorzien om te voldoen aan alle
verwachtingen die men met de
goedkeuring van voorliggende
wetsontwerpen schept.
01.11 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Wathelet, vous avez
critiqué le fait que certains dossiers, en fonction de la durée de la
peine, relèvent du juge d'application des peines et pas du tribunal.
Maintenant, alors que nous avons refusé, précisément pour répondre
à cette interpellation concernant les moyens et le délai, vous nous
interpellez sur la question de savoir si nous aurons les moyens de
notre politique. Oui! Mais, bien entendu, la charge de travail sera
évaluée dès que le dossier...
01.11 Minister Laurette
Onkelinx: Na kritiek te hebben
geleverd op het feit dat de
dossiers, afhankelijk van de duur
van de straf, tot de bevoegdheid
van de strafuitvoeringsrechter of
van de rechtbank behoren, vraagt
u ons of wij over de nodige
middelen zullen beschikken om
ons beleid concreet gestalte te
geven.
01.12 Melchior Wathelet (cdH): Vous pouvez peut-être me laisser
terminer.
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
01.13 Laurette Onkelinx, ministre: Vous avez dit qu'il y avait une
question, vous l'avez posée, je réponds. Cela me permet de dire
quelque chose!
01.14 Melchior Wathelet (cdH): Je crois donc que vous serez tout à
fait d'accord avec ce que je vais dire à propos du budget. A mon avis,
vous le serez peut-être moins sur d'autres points!
Vous nous avez dit que les moyens nécessaires seront mis en oeuvre
au niveau du ministère public, des maisons de justice, des assistants
de justice et du tribunal de l'application des peines, pour faire en sorte
que cette réforme soit menée à bien. Je ne vais pas ne pas vous
croire à l'avance et je l'accepte!
M. Verherstraeten a soulevé des questions tout à fait pertinentes;
c'est notre rôle, en tant que membres d'une opposition constructive,
de poser des questions. Vous nous avez rassurés sur le dossier, je
n'ai donc aucune raison, en tout cas aujourd'hui, de ne pas vous
croire, même si cela ne sera pas facile. Les investissements seront
assez conséquents, mais je pense qu'ils en valent la peine.
Par contre, en ce qui concerne la répartition des compétences entre
le juge d'application des peines statuant comme juge unique et le
tribunal de l'application des peines, j'ai certaines réticences par
rapport à ce fameux "délai de trois ans". Si la peine prononcée est
une peine de moins de trois ans, ce sera le juge d'application des
peines; si c'est une peine de plus de trois ans, ce sera le tribunal de
l'application des peines.
Ce critère "peine de trois ans" est-il adéquat? La Commission de
libération conditionnelle et le Conseil supérieur ont soulevé nombre de
réticences à ce sujet. Il y a des peines de moins de trois ans où la
personnalité de la personne condamnée est plus problématique que
dans d'autres.
J'ignore s'il existe un lien entre l'exécution de la peine et la peine en
tant que telle, celle à laquelle on a été condamné. Mon objection est
identique à celle soulevée par le Conseil supérieur et la Commission
des libérations conditionnelles.
Cela signifie aussi que le juge unique assumera environ 90% de la
charge des dossiers contre 10% seulement pour les tribunaux
d'application des peines. Je ne doute pas que ce procédé soit moins
onéreux: il est moins cher de faire traiter les dossiers par le juge
d'application des peines plutôt que par le tribunal d'application des
peines. Mais cela signifie que les dossiers qui prévoient une
assistance du magistrat, ce recours à l'échevinage en quelque sorte,
seront une infime partie des cas qui devront être traités dans le cadre
de l'exécution de la peine.
De plus, le critère n'est pas adéquat et on se prive d'une assistance
des magistrats pour les personnes condamnées à des peines de plus
de trois ans; les critères à prendre en considération par le juge
d'application des peines ne sont pas les mêmes que ceux à prendre
en considération par le tribunal d'application des peines.
L'exemple le plus fondamental à mes yeux est la récidive. Le risque
01.14 Melchior Wathelet (cdH):
U zegt dat in de nodige middelen
zal worden voorzien. Ik heb geen
enkele reden om u niet te
geloven, ook al zal dat niet
gemakkelijk zijn, gelet op de
gevraagde investeringen.
Wat daarentegen de verdeling
van de bevoegdheden tussen de
strafuitvoeringsrechter die als
enige rechter uitspraak doet en de
strafuitvoeringsrechtbank betreft,
maak ik voorbehoud bij "de
termijn van drie jaar". Als een
straf van minder dan drie jaar
wordt uitgesproken, zal de rechter
bevoegd zijn, als een straf van
meer dan drie jaar wordt
uitgesproken, is de
strafuitvoeringsrechtbank
bevoegd. Is dat een geschikt
criterium? In sommige gevallen
worden straffen van minder dan
drie jaar uitgesproken, maar
vormt de persoonlijkheid van de
veroordeelde een groter probleem
dan bij het uitspreken van andere
straffen.
De alleenzetelende rechter zal
zo'n 90 procent van de dossierlast
voor zijn rekening nemen. Dat is
minder duur, maar slechts in een
beperkt aantal dossiers zal in een
bijstand aan de magistraat
worden voorzien.
Bovendien moeten de
strafuitvoeringsrechter en de
strafuitvoeringsrechtbanken niet
dezelfde criteria in aanmerking
nemen, wat bijvoorbeeld de
herhaling betreft.
Ik sta achter het door de
commissie-Holsters
geformuleerde voorstel, dat ertoe
strekt enkel de nadere regels
waarover alle partijen het eens
zijn door de alleensprekende
rechter te laten beslechten. Over
alle andere zaken zou door een
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
de récidive n'est pas à prendre en considération par le juge
d'application des peines, dans le cadre des personnes qui purgent
des peines de moins de trois ans. Or, l'élément de récidive est un
critère qui doit être présent dans le cadre de toute décision quant à
l'exécution de la peine, qu'on se trouve devant un juge d'application
des peines ou un tribunal d'application des peines.
Je rappelle la proposition faite par la commission Holsters, à savoir
que seules les modalités sur lesquelles s'accordent toutes les parties
seraient tranchées par le juge unique, toutes les autres situations
devant être tranchées de manière multidisciplinaire. C'était peut-être
une approche plus proportionnée avec un coût probablement
supérieur, mais elle le valait.
En ce qui concerne la violation du principe de la chose jugée en cas
de décision du juge d'application des peines qui vise à remplacer des
peines privatives de liberté en peines de travail, le sujet, madame la
ministre, a fait l'objet d'un important débat en commission.
Manifestement, nous ne sommes pas d'accord sur ce point. Je
maintiens mon point de vue. Il s'agit d'une modification de la peine.
multidisciplinaire equipe moeten
worden beslist.
Indien de strafuitvoeringsrechter
beslist vrijheidsberovende straffen
te vervangen door werkstraffen,
wordt geraakt aan het gezag van
gewijsde, zoals ik in commissie al
stelde.
01.15 Laurette Onkelinx, ministre: (...)
01.16 Melchior Wathelet (cdH): Les arguments juridiques ont été
développés. Sur le fond aussi, cela risque de créer une sorte de
deuxième degré de juridiction qui ne vise pas à renforcer une
meilleure confiance en la justice qui doit précisément traiter un
dossier. Un magistrat, à un moment donné, donne une peine bien
précise, en fonction du dossier et des éléments en sa possession. Il
se réserve le droit de modifier ultérieurement la peine en tant que telle
mais pas l'exécution de la peine. Cela ne me semble pas de nature à
rendre confiance dans la décision prise par le juge du fond.
01.16 Melchior Wathelet (cdH):
Op die manier dreigt een vorm
van tweede aanleg te ontstaan.
Op een bepaald ogenblik legt een
magistraat, op grond van het
dossier en van de elementen
waarover hij beschikt, een
welomschreven straf op. Hij
behoudt zich het recht voor de
eigenlijke straf later te wijzigen,
maar niet de strafuitvoering. Dat is
niet van aard om het vertrouwen
in de door de grondrechter
genomen beslissing te herstellen.
01.17 Laurette Onkelinx, ministre: (...) un intérêt en ce qui concerne
la nature même de la peine de travail.
01.09
Minister
Laurette
Onkelinx: Ik dacht dat de heer
Wathelet voorstander was van de
werkstraf. Hoe dan ook kan de
straf niet worden herzien wanneer
zich geen nieuw element heeft
voorgedaan. Wanneer dat wel het
geval is, kan het opleggen van
een werkstraf een
goede
maatregel zijn.
01.18 Melchior Wathelet (cdH): Vous savez que j'ai toujours été un
ardent défenseur de la possibilité de la peine de travail. Elle présente
effectivement certains éléments positifs. Néanmoins, je n'imagine pas
qu'un juge du fond ne se pose pas cette même question. Je n'imagine
pas qu'un juge du fond ne s'interroge pas à un moment sur la
possibilité de donner au condamné une peine de travail ou une peine
alternative.
En tant qu'avocats, nous soulevons toujours cette question. Lorsque
01.18 Melchior Wathelet (cdH):
Ik heb de mogelijkheid van het
opleggen van een werkstraf altijd
verdedigd. Niettemin moet men
de beslissing van de feitenrechter
respecteren.
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
la possibilité existe, nous demandons toujours s'il ne serait pas plus
opportun de recourir à une peine de travail. Néanmoins, si le juge du
fond prend une décision, il faut la respecter car il y a autorité de la
chose jugée!
01.19 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je voudrais
indiquer à M. Wathelet que toutes les études et toutes les recherches
montrent que les alternatives à la peine d'emprisonnement sont sous-
utilisées par le juge lorsque la loi le permet, que ce soit le sursis ou le
sursis probatoire. Quant à la peine de travail, nous ne disposons pas
encore d'évaluation mais elle semble aussi sous-utilisée par rapport à
ce que le législateur a voulu, c'est-à-dire une application très large de
cette peine.
Le magistrat n'y pense pas toujours. Par ailleurs, vous savez aussi
comment se passent parfois des jugements devant un tribunal
correctionnel. On ne fait pas souvent d'enquête sociale; le dossier est
souvent réduit. Si on n'a pas un bon avocat qui pense à rappeler que
des mesures alternatives existent, il y a peu de chance qu'elles soient
prononcées. Monsieur Wathelet, toutes les études depuis 20 ans le
montrent. Par exemple concernant les modifications que nous avons
apportées avec la loi sur la médiation pénale, sur le sursis probatoire,
toutes les études montrent qu'elles sont sous-utilisées par les
magistrats. Il est peut-être temps de le leur rappeler, de leur dire qu'ils
ne les ont pas appliquées mais qu'elles peuvent l'être maintenant!
01.19 Karine Lalieux (PS): Alle
studies en onderzoeken die
werden uitgevoerd, tonen aan dat
er te weinig gebruik wordt
gemaakt van alternatieven voor
de gevangenisstraffen, gelet op
de mogelijkheden die door de
wetgever werden aangereikt.
Aangezien de magistraten niet
altijd denken aan de mogelijkheid
om een alternatieve straf op te
leggen, kan men dat misschien
daarna overwegen.
01.20 Melchior Wathelet (cdH): Madame Lalieux, nous avons eu un
échange constructif en commission avec la ministre. Je suis surpris
de l'angle que vous abordez ici. Vous êtes en train de nous dire que
les magistrats n'utilisent pas ce que le législateur met en vigueur et
donc que nous devons changer ce que le magistrat a décidé!
Attention, je vous rappelle l'autorité de la chose jugée!
01.20 Melchior Wathelet (cdH):
Wat u zegt verbaast mij. Wij
kunnen toch de beslissing van
een rechter niet wijzigen: er is
altijd nog zoiets als de kracht van
gewijsde.
Le président: Monsieur Wathelet, laissez répondre Mme la ministre!
01.21 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, M.
Wathelet se dit surpris. Cela doit être agréable d'avoir des surprises,
cela casse une monotonie éventuelle, donc tant mieux pour les
surpris!
Non, il ne pourra évidemment pas revoir la peine s'il n'y a pas
d'éléments nouveaux. Nous nous sommes expliqués en commission
à ce sujet. Si des éléments nouveaux lui permettent d'avoir recours à
la peine de travail, que vous appelez aussi de vos voeux dans certains
cas - ce n'est pas la solution idéale pour tous -, c'est une bonne
chose. Je pense que nous nous retrouvons sur l'objectif. Vous avez
quelques questions au niveau juridique auxquelles on a vraiment
essayé de répondre, mais la remarque de Mme Lalieux est correcte:
cette modalité est sous-utilisée.
01.21 Minister Laurette
Onkelinx: Er kan geen sprake zijn
van een herziening van een
uitgesproken straf als er geen
nieuwe elementen zijn. De
opmerking van mevrouw Lalieux
is correct.
01.22 Melchior Wathelet (cdH): Continuons le raisonnement. Quand
Mme Lalieux dit que la peine de travail est sous-utilisée par les
magistrats, cela veut dire que l'on fait en quelque sorte une évaluation
de leur jugement, et on tente de modifier ce qu'ils ont décidé. Cela me
fait peur. Il faut garder une certaine confiance vis-à-vis de notre
magistrature et vis-à-vis des juges du fond. Ils travaillent bien, ils
jugent en fonction des dossiers et des éléments qui leur sont
présentés par les parties. Quand ils prennent une décision, c'est en
01.22 Melchior Wathelet (cdH):
Men moet het vertrouwen in de
magistraten bewaren. Hun
vonnissen mogen achteraf niet
worden gewijzigd omdat de
wetgever werkstraffen zou willen
opleggen.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
leur âme et conscience et avec le droit qui est à leur disposition, dont
la possibilité d'une peine de travail. Quand ils décident de donner une
peine autre qu'une peine de travail, on peut le regretter, mais ils le
font en fonction du droit qui était le leur. Vouloir modifier par la suite la
décision qu'ils ont prise simplement parce que nous, législateurs,
voulons imposer des peines de travail, cela me pose problème.
01.23 Laurette Onkelinx, ministre: Vous êtes à côté du projet de loi,
ce n'est pas ce qui figure dans le texte que nous avons à examiner
aujourd'hui!
01.23 Minister
Laurette
Onkelinx: Dat is niet de bedoeling
van de tekst.
01.24 Melchior Wathelet (cdH): Nous en avons discuté très
longuement en commission. Je ne suis pas le seul à dire cela;
d'autres personnes disent la même chose. Mais, heureusement, ce
ne sont pas des magistrats du fond, qui auraient une nouvelle fois été
balayés, vu qu'il est bien connu qu'ils prennent de mauvais
jugements!
Je crois que l'on peut discuter des années sur l'exécution de la peine
ou sur la peine en tant que telle. Ce n'est pas une modalité de
l'exécution de la peine. La meilleure preuve en est que c'est le
magistrat du fond qui choisit si c'est une peine de travail ou une peine
de prison. C'est la meilleure démonstration qu'il s'agit d'une décision
qui se prend au moment où le juge statue sur le fond, et non d'une
exécution de la peine. On reprend alors la discussion que l'on a eue
et sur laquelle on n'est pas d'accord!
Le quatrième élément sur lequel je voulais revenir concerne les
dispositions prévoyant une compétence spécifique au ministre en
termes d'octroi de libération provisoire à la suite d'une surpopulation
pénitentiaire. Ces dispositions ont été supprimées. Cela avait déjà été
supprimé au Sénat, à la suite d'un amendement de Mme Nyssens.
C'est positif et je ne peux que m'en réjouir!
Le cinquième élément concerne les victimes. Indépendamment de
toutes les avancées que présente ce projet en faveur des victimes, la
communication des décisions concernant les modalités d'exécution
de la peine aurait pu être élargie, lorsque la victime en a fait la
demande. En effet, pourquoi la victime n'est-elle pas informée en ce
qui concerne les permissions de sortie présentant un caractère
périodique nous en avons parlé en commission ou encore lorsque
le condamné s'est soustrait à l'exécution de la peine ou de la mesure.
Nous aurions encore pu approfondir ce point, même s'il y a déjà une
avancée importante en la matière.
Le projet n'a pas inclus le volet "internement". Madame la ministre,
vous vous êtes engagée à ce qu'une discussion sur ce volet ait lieu; je
m'en réjouis! Nous avions déposé un certain nombre d'amendements
en ce sens au moment de la discussion, qui n'ont pas pu être
acceptés.
Enfin, en ce qui concerne le statut et le mandat des assesseurs et
des juges d'application des peines, j'aurais peut-être privilégié une
présentation par la commission de nomination et de désignation du
Conseil supérieur. Le comité de sélection aurait dû au moins être
composé d'un de ses membres assesseurs, par exemple. Il aurait
également été important de ne pas limiter leur mandat à huit ans mais
de prévoir un caractère renouvelable, à l'instar d'autres fonctions de
01.24 Melchior Wathelet (cdH):
Wij bespreken hier geen
modaliteit van de uitvoering van
de straf. De beslissing om een
werkstraf of een gevangenisstraf
op te leggen, wordt genomen op
het ogenblik dat de rechter
uitspraak doet ten gronde.
Het verheugt mij dat de bepaling
volgens welke de minister
bevoegd zou zijn om een
voorlopige invrijheidstelling toe te
kennen omdat de strafinrichtingen
overbevolkt zijn, werd geschrapt.
Ik ben eveneens blij met de
positieve elementen die het
ontwerp bevat voor de
slachtoffers, ook al vind ik dat ze
nog meer uitgesproken hadden
kunnen zijn.
Voorts wacht ik op de bespreking
die wij aan het onderdeel
"internering", dat niet in
voorliggend ontwerp werd
opgenomen, zullen wijden.
Wat ten slotte de rechtspositie en
het mandaat van de bijzitters en
de rechters van de
strafuitvoeringsrechtbanken
betreft, had ik er de voorkeur aan
gegeven dat zij door de
benoemings- en
aanwijzingscommissie van de
Hoge Raad voor de Justitie
zouden worden voorgedragen. Ik
zou eveneens in andere
bepalingen hebben voorzien met
betrekking tot de samenstelling
van het Selectiecomité en de duur
van het mandaat van de leden
ervan, dat tot acht jaar beperkt is.
Men had tevens de algemene
vergadering kunnen inschakelen
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
magistrats assesseurs devant d'autres tribunaux.
On aurait également pu faire intervenir l'assemblée générale pour la
désignation des juges d'application des peines. J'aurais souhaité
revoir tous ces éléments dans le projet. Ils n'y figurent pas mais cela
ne retire en rien son caractère positif.
J'ai effectivement certaines réticences: la peine de travail, dont on
vient à nouveau de parler, le volet crucial des trois ans, la manière
d'informer la victime. J'aurais aussi voulu approfondir certains points.
Néanmoins, ce projet est positif; c'est une attente légitime qui existe
depuis longtemps. J'espère qu'il s'agit là d'un premier pas et que
d'autres suivront ultérieurement. En conséquence, mon groupe votera
en faveur de ce projet de loi.
voor de aanwijzing van de
rechters van de
strafuitvoeringsrechtbanken.
Tot besluit
maak ik wat
voorbehoud bij enkele elementen
van het ontwerp en had ik liever
gezien dat men enkele
aanpassingen verder had
uitgewerkt, maar toch stel ik vast
dat voorliggend ontwerp tal van
positieve punten bevat en daarom
zal mijn fractie het ook steunen.
De voorzitter: Ik heb nog drie sprekers ingeschreven, de heer Borginon, M. Malmendier en de heer
Casaer. Daarna geef ik natuurlijk het woord aan de minister.
Mijnheer Borginon, u hebt het woord in de algemene bespreking.
01.25 Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, ik wil vooraf even stilstaan bij het kader waarin wij
deze twee wetsontwerpen moeten situeren. Wanneer men achteraf
zal terugkijken op deze legislatuur, denk ik dat men op het vlak van
justitie rond één beleidsterrein toch zal onthouden dat er heel wat
baanbrekend werk gebeurd is. Dat is het hele terrein in verband met
de strafuitvoering.
Wanneer wij in het begin van de legislatuur in de commissie hebben
gediscussieerd over de volgorde waarin een aantal thema's kon
worden besproken, herinner ik mij dat er een debat was wat men
eerst moest doen. Moet men eerst het voorstel-Dupont inzake de
interne rechtspositie behandelen, moet men eerst de resultaten van
de commissie-Holsters implementeren of moet men eerst de
maatregelen voor de geïnterneerden bespreken? Dat was het debat
dat op een van de eerste vergaderingen van onze commissie werd
gevoerd.
Ik stel tot mijn vreugde vast dat wij vandaag toch al aan het tweede
luik van dat drieluik toe zijn. Meer zelfs, in tussentijd staan ook de
strafuitvoeringsrechtbanken op de agenda, die al dateren uit de
Octopus-periode en die ook in de onderzoekscommissies die toen
gewerkt hebben, naar voren werden geschoven als één van de
middelen om tot een verbetering van de strafuitvoering te komen. Ik
heb intussen ook begrepen dat wij dankzij een aantal amendementen
en een permanente interesse in dit terrein van onder andere onze
collega Malmendier, alsmaar meer vorm geven aan een echt
slachtofferrecht. Ik ben dan ook heel blij dat dit in de titulatuur van dit
ontwerp ook zo naar voren is geschoven.
Globaal bekeken zal dit een belangrijke verbetering zijn van de
situatie inzake de strafuitvoering. Laat ons eerlijk zijn, al diegenen
onder u die ooit als advocaat gepleit hebben, vroeger of nu, weten dat
strafuitvoering altijd een nogal ambigu verhaal is geweest waarvan
velen zelfs niet het ABC kenden, met als gevolg heel wat
onduidelijkheid en heel wat problemen voor de betrokken mensen.
Als ik het dan toch over het ruimer kader heb, ga ik ineens over een
01.25 Alfons Borginon (VLD):
Sous la présente législature, nous
avons fait oeuvre de pionniers
dans le domaine de l'application
des peines. En commission, nous
avons débattu de l'ordre dans
lequel il convenait d'examiner les
projets de loi: devions-nous nous
pencher d'abord sur la proposition
Dupont sur le statut juridique
interne, sur les conclusions de la
commission Holsters ou sur le
règlement concernant les
internés?
Aujourd'hui, je me réjouis de
l'adoption du deuxième volet du
triptyque et de la création des
tribunaux de l'application des
peines. Grâce aux amendements,
déposés notamment par M.
Malmendier, le droit des victimes
prend véritablement forme. Ces
matières constituent une réelle
avancée dans le domaine de
l'application des peines,
caractérisé jusqu'à présent par
une grande imprécision.
Nous sommes interrogés quant à
l'opportunité d'étendre aux
internés les règles relatives à
l'information des victimes. Nous
avons opté à cet égard en faveur
de la rédaction d'une proposition
de loi séparée, ce qui n'est pas
aussi simple qu'il y paraît.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
kleiner onderdeel iets zeggen. Dat is de discussie over het al dan niet
van toepassing zijn op de geïnterneerden van de regels met
betrekking tot het verwittigen van de slachtoffers. We hebben
daarover in de commissie inderdaad een debat gehouden. We
hebben ook een aantal amendementen daaromtrent gezien van
collega Verherstraeten, die probeerde om het ook al in dit ontwerp in
te schrijven. Die amendementen zijn uiteindelijk niet aangehouden,
vooral omdat het niet evident is om het in dit ontwerp in te schrijven.
Wij hebben toen de afspraak gemaakt dat we zouden proberen via
wetsvoorstellen dit probleem op te lossen. Ik denk dat wij die belofte
moeten proberen te houden. Ik heb alleen gemerkt in de redactie van
een dergelijke tekst, dat het niet zo evident is. Ik ben begonnen met
de bepalingen te nemen uit het voorstel dat ik met collega Muls heb
ingediend rond het statuut van de geïnterneerden, dat de overname
was van het oude ontwerp-Verwilghen dienaangaande.
Ik heb geprobeerd om het hoofdstuk omtrent de slachtoffers van
geïnterneerden gewoon als een apart voorstel klaar te maken, maar
ik merkte dat ik snel botste op een aantal kruisverbindingen tussen
die tekst en de andere tekst van het statuut van de geïnterneerden. Ik
probeerde de teksten aan te passen, opdat dat euvel ondervangen
kan worden.
01.26 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer Borginon, Justitie zal met
de vertegenwoordigers meewerken.
01.27 Alfons Borginon (VLD): Mevrouw de minister, de echte vraag
is of wij niet van dat breekijzer gebruik moeten maken om het debat
over het statuut van de geïnterneerden iets globaler te bekijken dan
alleen het aspect van de slachtoffers. Ik vrees dat we anders met een
onvolmaakte tekst zullen eindigen. Dat debat moet in de commissie
en in de wandelgangen van het Parlement voortgezet worden. Ik wilde
het wel even aanhalen, omdat het voor mij mee een onderdeel is van
het grote verhaal over strafuitvoering.
Collega's, de twee ontwerpen komen niet voor het eerst in het
Parlement via de weg van de Kamer. Zij werden eerst in de Senaat
behandeld, waar er uitvoerig over gesproken werd en waar een aantal
belangrijke amendementen goedgekeurd werd. Desalniettemin stond
ook het debat in de Kamer niet los van uitvoerige en pertinente
discussies, waarbij toch ook wel belangrijke verbeteringen aan de
tekst zijn aangebracht. Dat heeft natuurlijk tot gevolg dat de teksten
terug naar de Senaat moeten.
Ik wil nu nog op een beperkt aantal elementen uit het debat ingaan.
Ik beschouw een eerste zeer algemeen element. Sommigen willen de
indruk geven alsof wij met onderhavig ontwerp, samen met het geheel
van het beleid dat de meerderheid voert in verband met
gevangenisstraf, strafrechterlijk beleid of strafuitvoering, een beleid
voeren dat het laxisme zou bepleiten en alsof wij er alles aan doen om
zo weinig mogelijk mensen in de gevangenis op te nemen en zo
weinig mogelijk mensen tot veroordelingen te laten komen. Dat is het
achterliggende beeld dat door sommige collega's geschapen wordt.
Ik wil dat beeld toch even rechtzetten aan de hand van de concrete
cijfers. Wie alle cijfers bekijkt die hij kan vinden, ziet dat de afgelopen
jaren helemaal niet een sfeer gecreëerd is of een situatie van
01.27 Alfons Borginon (VLD):
Lors de l'élaboration du texte - sur
la base d'une proposition de loi de
M. Muls et de moi-même sur le
statut des internés, fondée sur
l'ancien projet Verwilghen -, je
suis tombé sur des
interconnexions avec d'autres
textes. Afin de ne pas accoucher
in fine d'un texte inabouti, je
plaiderai donc pour qu'en matière
d'internés, nous menions un
débat au sens plus large du
terme, ne portant donc pas
uniquement sur le statut des
victimes.
Le fait que ces deux projets aient
d'abord été examinés au Sénat ne
signifie pas que le débat mené en
commission de la Chambre n'a
pas été suffisamment long. Nous
avons apporté des améliorations
majeures de sorte que les projets
devront être renvoyés au Sénat.
D'aucuns aiment donner
l'impression que ces projets ainsi
que l'ensemble de la politique de
la majorité en matière d'exécution
des peines pèchent par laxisme.
Mais ce n'est pas du tout ce que
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
straffeloosheid ontstaan is, van geen vervolging of van het niet
opleggen van straffen. Wie de evolutie van de strafuitspraken volgt,
dit is natuurlijk geen verdienste of gebrek van een politieke
meerderheid, maar wel een verhaal dat het geheel van de rechterlijke
macht betreft ziet toch dat inzake criminele straffen het aantal
zwaargestraften ik vergelijk de cijfers van 2003, de recentste die ik
heb, met die van bijvoorbeeld 1999 steeds stijgt. Meer mensen
worden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Meer
mensen worden veroordeeld tot straffen van twintig tot dertig jaar.
Bij de correctionele straffen ziet men dezelfde evolutie. Als men de
vergelijking maakt tussen de periode van 1994 tot 1999 en de laatste
vier jaar, dan ziet men dat gevangenisstraffen van 6 maanden tot 1
jaar van 1.603 in de eerste periode zijn gestegen naar 2.072 in de
laatste periode. Dat is een stijging met 25%. Straffen van 1 tot 3 jaar
zijn gestegen van 1.045 naar 1.250, of een stijging met 20%. Bij de
straffen van 3 tot 5 jaar is ook een stijging waar te nemen met 7%.
Daarbovenop komt nog dat er bij de straffen van 10 tot 15 jaar een
stijging is met 400%. Het gaat weliswaar over kleine aantallen maar
het algemene beeld is toch duidelijk: er wordt vandaag in onze
samenleving strenger gestraft dan vroeger.
Ik heb het dan nog niet eens gehad over de werkstraffen. Deze
straffen werden ingevoerd in 2002. Vroeger bestonden deze straffen
niet. In 2002 werden er 528 werkstraffen uitgesproken, in 2003 waren
er al 3.174 en in 2004 5.052. Als wij dit allemaal samen leggen, kan ik
alleen maar tot de conclusie komen dat men vandaag in onze
samenleving strenger straft, repressiever is dan de voorgaande jaren.
Dat uit zich ook in de cijfers met betrekking tot de gevangenissen. Ik
heb er de cijfers even bijgehaald. Het aantal opsluitingen evolueerde
van 14.538 in 1999 naar 15.735 in 2004. Het aantal
aanhoudingsmandaten evolueerde van 9.200 naar 10.484. De totale
gevangenispopulatie is eveneens gestegen naar zowat 9.500,
komende van een beduidend lager aantal.
Waarom geef ik die cijfers? Ik wil van op dit spreekgestoelte toch
eens iets duidelijk maken. Wetgeving goedkeuren waarin naast de
externe rechtspositie ook de interne rechtspositie van gedetineerden
in een kader wordt gegoten dat een normale democratie en
rechtsstaat waardig is, en hetzelfde proberen te doen voor
interneringen heeft niet als motief te komen tot een samenleving
waarin om het even welk gedrag zomaar kan passeren zonder dat het
kan worden bestraft. Het is integendeel onze bekommernis om er ook
in die moeilijke materie voor te zorgen dat de rechtsstaat overeind
blijft.
Een tweede element waarover ik het even wil hebben, is de discussie
over een gunst versus een recht. Als men de teksten bekijkt, zou men
kunnen vaststellen dat het vroeger een mogelijkheid was terwijl het nu
een recht is. Ik ben blij dat collega Verherstraeten daarbij een nuance
heeft aangebracht. Ik wil die nuance nog iets verder uitwerken. Men
verwart gunst met willekeur.
Het is helemaal niet zo dat de mensen die de vrijheid hebben om te
oordelen of een bepaald geval wel of niet onder een van die
maatregelen kan vallen, een soort vogelpik kunnen spelen en zeggen:
mijnheer of mevrouw, uw gezicht staat mij niet aan en om die reden
beslis ik u wel of niet een bepaalde gunst toe te kennen. Ook voor
montrent les chiffres relatifs aux
peines prononcées ces dernières
années. En 2003, il y a eu plus de
peines d'emprisonnement de
longue durée et à perpetuité qu'en
1999 et on observe une évolution
identique dans les tribunaux
correctionnels.
Et nous ne parlons pas encore
des peines de travail introduites
en 2002 et dont le nombre n'a
depuis cessé de s'accroître. Nous
devons tirer les mêmes
conclusions lorsque nous
examinons l'évolution du nombre
d'incarcérations, de mandats
d'arrêt ainsi que la courbe de la
population carcérale dans son
ensemble: tous les chiffres sont
en augmentation. Il est donc tout
à fait faux de prétendre que nous
nous dirigeons vers une société
permissive, bien au contraire.
De plus, la première lecture
donne un peu le sentiment
qu'auparavant, il existait juste la
possibilité d'une libération
anticipée s'apparentant donc à
une faveur alors qu'il s'agirait à
présent d'un automatisme, en
d'autres termes, d'un droit.
Cependant, moins de place sera
dorénavant laissée à l'arbitraire: le
devoir de motivation joue en effet
un rôle crucial à cet égard. Dans
ce contexte, il est souvent fait
référence à l'exemple
néerlandais, mais il faut dans ce
cas procéder à une analyse
complète. Aux Pays-Bas, la
libération conditionnelle est en
effet de facto inconditionnelle,
sans délai d'épreuve et sans
possibilité aucune de révocation.
Actuellement, aux Pays-Bas, un
débat animé porte sur l'adoption
du « système belge », qui
comporte un délai d'épreuve.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
een aantal aspecten van die gunsten geldt motiveringsplicht. De
voorwaardelijke invrijheidstelling gebeurt sinds de vroegere wet van
1998 onder de controle van het Hof van Cassatie, een controle waar
ook gretig gebruik van gemaakt wordt. U moet maar eens op het
internet kijken naar een aantal uitspraken van het Hof van Cassatie in
dat verband. Er valt zo'n zestigtal voorbeelden van uitspraken in
cassatie terzake, waarin telkens opnieuw argumenten naar voren
worden gebracht inzake de mate waarin wel of niet aan de
motiveringsplicht voldaan is, te noemen.
Het Hof van Cassatie - ik zeg dat eerlijk - is terughoudend met het
verbreken van die beslissingen. Dat is zonder enige twijfel zo. Maar
het is toch ver van louter een verhaal van: daar is een commissie en
die commissie doet haar goesting, die beslist gewoonweg eender wat.
Ik wil een kleine tussenwerping maken. Men verwijst hier gemakkelijk
naar het voorbeeld van Nederland. Als men het Nederlandse
voorbeeld aanhaalt, moet men natuurlijk het hele Nederlandse
voorbeeld aanhalen. In Nederland bestond het tot voor kort dat,
wanneer men een voorwaardelijke invrijheidstelling toepaste, dat in
feite een onvoorwaardelijke invrijheidstelling was. Iemand die
inderdaad pas na twee derde van zijn straf werd vrijgelaten, was dan
ook definitief vrij. Punt. Amen. Geen proeftijd. Geen periode tot het
einde van de straf waarin men nog tot een herroeping kon overgaan.
Het is pas sinds zeer recent dat men in de Nederlandse politiek een
discussie aan het voeren is ik weet niet wat de juiste stand van
zaken is nu om, net zoals wij dat al lang doen, te kunnen werken
met een proeftijd, zodat men toch nog enig vat heeft op de persoon
die voorwaardelijk in vrijheid is gesteld.
01.28 Laurette Onkelinx, ministre: Il y a une différence entre une
réduction de peine et une libération conditionnelle.
01.29 Alfons Borginon (VLD): Inderdaad.
Vergelijkingen maken is altijd een boeiende oefening. Vanuit mijn
achtergrond, waarin ik ooit rechtsvergelijking gestudeerd heb, weet ik:
men moet oppassen met vergelijkingen. In feite moet men altijd hele
systemen met elkaar vergelijken.
Wat vooral belangrijk is, is dat de rechter die vandaag een oordeel zal
uitspreken over de straf, zal weten binnen welk kader hij die straf
uitspreekt en wat het normale vervolg van die straf is.
In die zin is het een feit dat vanaf vandaag, met onderhavig
wetsontwerp, conform de conclusies van de commissie Holsters
waarbij men zo'n gunst gaat omschrijven als een recht maar dan een
recht onder voorwaarden, een recht waarbij nog steeds de
strafuitvoeringsrechtbanken een aantal mogelijkheden hebben om
maatregelen te nemen en voorwaarden te stellen er precies een
verbetering komt, omdat de strafrechter ten gronde na het
goedkeuren van de wetgeving een veel duidelijker beeld zal hebben
van waar hij voor staat en welke maatregelen hij eigenlijk neemt.
Ik denk dat men zowel het gunstbegrip als het rechtsbegrip moet
nuanceren. We gaan van een systeem van discretionaire
beoordelingsbevoegdheid onder controle van alle regels van recht die
gelden naar een systeem van voorwaardelijk subjectief recht.
01.29 Alfons Borginon (VLD):
Lors de toute comparaison, il
importe de veiller à ce que
l'ensemble du système soit
envisagé et non un seul aspect.
Dans le cadre de la nouvelle
procédure, un juge pénal
connaîtra exactement le cadre
dans lequel il prononce une peine
ainsi que les conséquences de sa
décision. Il s'agit indéniablement
d'une amélioration. En définitive,
tant la notion de `faveur' que celle
de `droit' doivent être nuancées. Il
ne serait pas correct de citer des
exemples de délits graves dans le
cadre de cette discussion. Le
système n'est en effet pas destiné
aux criminels qui présentent un
risque de récidive et encore moins
aux psychopathes.
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
Als men met voorbeelden komt van enkele ernstige misdadigers,
waarvan men vraagt die toch niet na een zeer korte tijd op vrije voeten
te stellen, gaat het meestal om voorbeelden waarbij de voorwaarden
die hierin neergeschreven zijn, wel degelijk zouden gelden omdat ze
een gevaar op recidive hebben. Al degenen die een psychopathische
persoonlijkheid hebben, zullen ook onder deze nieuwe wet moeilijk in
de snelle voorwaardelijke invrijheidstelling terechtkomen.
01.30 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Het is misschien juist dat
bij die mensen de kans niet zo groot is dat ze vrijkomen, hoewel de
heer Horion al zoveel keren voor die commissie is verschenen. Het is
wel zo dat die mensen ook een Dutroux wanneer hij in aanmerking
komt, nu een Martin en na x-aantal jaren na zijn veroordeling een
Fourniret allemaal in dat systeem terechtkomen. Zij komen allemaal
in die carrousel terecht. Iedere keer opnieuw moet men de
slachtoffers oproepen om zich te verantwoorden, om te zeggen
waarom men hem moet vasthouden. Dat is iedere keer opnieuw
traumatiserend voor de slachtoffers, in plaats van voor zulke mensen
in een straf te voorzien waardoor de samenleving verzekerd is dat ze
niet meer vrijkomen. Dat bestaat in Nederland wel. In Nederland zal
de moordenaar van Theo van Gogh, Mohammed B., niet meer
vrijkomen, want hij heeft een straf tot het einde van zijn dagen. Hier is
het maximum nu zestien jaar. Vanaf dan is alles mogelijk.
01.30 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): Des malfaiteurs tels que
Horion, Dutroux, Martin et
Fourniret devront tôt ou tard
comparaître dans le cadre de ce
système. Des victimes devront
dès lors toujours être convoquées
et seront une nouvelle fois
confrontées à un passé
traumatisant et la question se
posera de savoir si l'incarcération
de leurs bourreaux est encore
indispensable. Dans notre
système, la durée d'incarcération
maximale est, en effet, de seize
ans, alors qu'aux Pays-Bas, le
meurtrier de Theo Van Gogh par
exemple purgera sa peine jusqu'à
la fin de ses jours.
01.31 Alfons Borginon (VLD): Dat zijn de gevallen waarbij men in
Nederland inderdaad gebruikmaakt van dat soort van
onsamendrukbare straffen. Die gevallen zijn uitzonderlijk, dus laten
we ook eens spreken over de grote meerderheid van de dossiers.
Ten tweede, het aspect van de slachtoffers is natuurlijk een
tweesnijdend zwaard. Ik zit daar zelf ook een beetje mee. Aan de ene
kant is er een duidelijke vraag om slachtoffers te betrekken bij de
strafuitvoering en hen niet zomaar te confronteren met de
mogelijkheid dat ze op een mooie zondagvoormiddag over de Meir
lopen en diegene die hun iets heeft aangedaan, op straat
tegenkomen, zonder dat ze zelfs maar beseffen dat die persoon in
vrijheid is gesteld. Aan de andere kant is er een risico dat wanneer
men de slachtoffers op een bepaald ogenblik betrekt in de
strafuitvoering, dat pijnlijke wonden opentrekt. Daar is geen kant-en-
klare oplossing voor. Als er al een oplossing voor bestaat, dan denk ik
dat die oplossing te zoeken is in alle mechanismen van
herstelbemiddeling en van het permanente contact met de
slachtoffers om te proberen het verwerkingsproces van deze mensen
op een goede manier te ondersteunen. Ik denk dat dat essentiëler is
dan datgene waarop u doelt.
Een derde element dat ik onder uw aandacht wil brengen, is volgens
mij de essentie van dit verhaal. Dit verhaal is er een waarin wij in de
volgorde van de machten in dit land proberen om inzake de
strafuitvoering een ander pad te bewandelen dan in het verleden. Wij
verminderen de macht van de uitvoerende macht, wij verminderen de
macht van de regering, wij verminderen de macht van de minister en
de FOD Justitie, en dat ten voordele van twee categorieën.
01.31 Alfons Borginon (VLD):
Aux Pays-Bas, le recours aux
peines incompressibles est
exceptionnel et les lois sont en fin
de compte faites pour la majorité
des cas, et non pour les
exceptions.
Le principe de la participation de
la victime dans le cadre d'une
éventuelle mise en liberté
anticipée est louable. Il est clair
qu'aucune solution ne peut être
idéale mais il est indéniablement
moins douloureux pour la victime
de s'exprimer sur une éventuelle
libération que d'être
soudainement confrontée à la
libération sans avoir eu voix au
chapitre.
Ce projet modifie également le
rapport entre les pouvoirs. La
contribution du pouvoir exécutif
diminue au profit de celle du
pouvoir judiciaire. Le rôle du
Parlement est également
renforcé. Le débat concernant les
conditions et les critères à
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
Enerzijds geven wij meer macht aan de rechterlijke macht, die
overigens al zeer lang vraagt om inzake strafuitvoering meer
betrokken te zijn en niet te worden geconfronteerd met een
uitvoerende macht die, zeker inzake korte gevangenisstraffen, te veel
de neiging heeft om datgene wat de rechterlijke macht beslist naast
zich neer te leggen. Anderzijds maken wij ook de politiek in het
algemeen en het Parlement in het bijzonder machtiger inzake de
strafuitvoering. Wij geven onszelf de verantwoordelijkheid om het
debat over de algemene voorwaarden en de algemene criteria inzake
de strafuitvoering weg te halen van de verantwoordelijke minister en
daarover in het Parlement te stemmen.
In de volgende jaren zullen wij merken dat collega's telkens opnieuw
voorstellen zullen indienen; de ene om strenger te zijn en de andere
om zwakkere voorwaarden te formuleren. Steeds opnieuw zal er een
politiek debat zijn over de strafuitvoering en de voorwaarden en
normen die in onze samenleving gelden. Dat element, samen met het
opkuisen van een hele reeks administratieve richtlijnen, onzichtbare,
ontransparante maatregelen inzake strafuitvoering, vervangen door
een systeem waarbij het voor iedereen, zelfs een leek, duidelijk kan
zijn wat de essentie van de strafuitvoering is, is de verdienste van dit
ontwerp. Ik denk dat de kritieken die hier en daar worden
geformuleerd het niet zullen halen van de verdiensten van dit ontwerp.
Men heeft kritiek geformuleerd over de misschien te beperkte
budgettaire middelen. Ik geef toe dat dit een aandachtspunt is. De
heer Verherstraeten maakt de materiële denkoefening van x aantal
dossier, vermenigvuldigd met y. Ik denk dat het niet zo lineair is. Het
ene dossier is het andere niet. Ik kan mij voorstellen dat het voor een
groot deel van de dossiers dat wordt toegevoegd helemaal niet zo
problematisch zal zijn. Vanzelfsprekend is het in de eerste plaats de
verantwoordelijkheid van de minister van Justitie om dat in de
toekomst steeds opnieuw te evalueren, indien zou blijken dat de
kritiek die u formuleert op het terrein gegrond zou blijken te zijn. Dan
moet men ook in de nodige budgettaire middelen terzake voorzien.
respecter en vue d'une libération
anticipée ne relève plus de la
ministre et pourra chaque fois être
mené au Parlement. Certaines
directives administratives sont
également supprimées, ce qui
rend le système plus transparent,
également pour le public.
Je tiens à relativiser les critiques
concernant l'augmentation
inadmissible du nombre de
dossiers. Je ne pense pas que de
nombreux problèmes se poseront
mais il appartient bien entendu à
la ministre de la Justice d'en
juger. Si des aménagements se
révèlent nécessaires, il incombera
à la ministre de prévoir des
budgets et du personnel
supplémentaires.
01.32 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer Borginon, ik ken u
als een intellectueel eerlijk man.
De cijfers haal ik gewoon uit objectieve gegevens van toenmalig
minister van Justitie Verwilghen.
Ik deel uw mening dat het ene dossier gemakkelijker kan worden
afgehandeld dan het andere. Dat is vandaag de dag uiteraard een
stukje het geval bij de dossiers bij de VI's. Daar heeft men uiteraard
ook veel meer complexe dossiers dan andere. Hoe dan ook wordt
men nog steeds met die problematiek geconfronteerd. Vergelijkt men
de objectieve cijfers, die ik tijdens mijn uiteenzetting heb aangehaald,
dan is een en ander toch erg frappant.
Persoonlijk vind ik dan toch dat de collega's van de meerderheid niet
louter kunnen zeggen dat een en ander een probleem kan geven en
dat het in het oog moet worden gehouden. Ik denk dat men nu reeds
beslissingen en engagementen voor de toekomst had moeten nemen.
Het staat immers in de sterren geschreven dat dergelijke problemen
zich zullen voordoen. Ten aanzien van de bevolking moeten we toch
de intellectuele eerlijkheid en politieke correctheid hebben dat we, als
01.32 Servais Verherstraeten
(CD&V): Les chiffres objectifs
représentent un accroissement
énorme. Des problèmes se
poseront donc inévitablement. Il
ne suffit pas d'attendre pour se
rendre compte de leur gravité
éventuelle: les problèmes sont
prévisibles et c'est maintenant
qu'il faut agir.
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
we gedetineerden of slachtoffers, terecht, rechten geven, er ook het
kader moet zijn om een antwoord te bieden op de wetgeving,
waarover vandaag of morgen zal worden gestemd.
01.33 Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik besluit met
nog twee punctuele dossiers, helemaal op het einde van het ontwerp.
De heer Wathelet sprak daarnet ook al over de omzetting van een
korte gevangenisstraf in een werkstraf. Mijns inziens is het, zoals het
in het ontwerp is geformuleerd, geen probleem van gezag van
gewijsde. Ik denk dat het de moeite waard is om het te proberen, mits
het met mate wordt toegepast en mits het wordt toegepast conform
hetgeen in het ontwerp staat. Dat betekent de situatie waarin er, na de
uitspraak van de strafrechter, een aantal nieuwe elementen zijn die
uiteindelijk tot een betere strafuitvoering in dit geval een werkstraf
zouden kunnen leiden. In dat geval denk ik dat het de moeite waard is
om het te proberen, te meer omdat we laten we eerlijk zijn komen
van een systeem waarin korte gevangenisstraffen de facto nauwelijks
werden uitgevoerd.
Destijds werd de verschillende ministers wel de mogelijkheid gelaten
om op dat vlak allerlei systemen te hanteren, zoals de collectieve
gratie vroeger, en om ze zelfs los van iedere rechterlijke controle niet
uit te voeren. De situatie die in onderhavig ontwerp staat, is het wel
uitvoeren en voorzien in een mogelijkheid om naar werkstraffen te
gaan als er uitzonderlijke gevallen zijn die na de uitspraak opduiken.
Mijns inziens is dat alleszins een belangrijke verbetering tegenover
hetgeen vroeger bestond.
Als laatste element in het ontwerp is het stukje over strafopslorping
post factum besproken: de mogelijkheid voor de
strafuitvoeringsrechtbank om vast te stellen dat een uitgesproken
straf technisch gesproken had moeten opgeslorpt zijn door vroegere
veroordelingen. In commissie hebben we daarover een boeiend debat
gehad. Ik denk dat het nuttig is om een en ander in plenaire
vergadering nog eens te herhalen. Het is dus niet zomaar een
uitvinding, de creatie van een novum om de beslissing van de
strafrechter ten gronde te ondergraven.
Neen, het is iets dat door alle ministers van Justitie in het verleden
technisch werd toegepast. Nu wordt er eindelijk een wettelijk kader
voor gegeven. Ik denk dat het een belangrijke verbetering is dat het
mooi in de wet is neergeschreven.
Samengevat: ik denk dat dit een belangrijk tweede luik is van een
drieluik en ik hoop vanop dit spreekgestoelte ooit over het derde deel,
dat erbij hoort, het woord te kunnen voeren.
01.33 Alfons Borginon (VLD):
Enfin, je voudrais dire un mot de
la commutation de la peine
d'emprisonnement de courte
durée en peine de travail. Je
pense qu'elle ne devrait pas poser
de problèmes si elle est appliquée
comme le prévoit le projet et si
elle n'est pas appliquée trop
souvent.
L'absorption post factum de la
peine permettra au juge de
l'application des peines de
constater que, techniquement,
une peine prononcée aurait, au
fond, dû être absorbée par une
condamnation antérieure. Il ne
s'agit pas là d'une innovation
soudaine puisque dans le passé,
tous les ministres de la Justice en
ont déjà fait application. Mais il
faut se réjouir qu'un cadre légal
existe enfin.
Le présent projet de loi est le
deuxième volet important d'un
triptyque. Je me réjouis d'ores et
déjà de pouvoir en apprécier le
troisième volet.
01.34 Jean-Pierre Malmendier (MR): Monsieur le président,
madame la vice-première ministre, chers collègues, je suis à l'origine
des deux plus importantes pétitions adressées à notre assemblée
depuis la création de notre pays. La première fut remise en
décembre 1992 et demandait à ce que de dangereux criminels ne
soient plus libérés. La deuxième fut remise en octobre 1996 et
demandait l'application de peines pédagogiques, de même que
l'instauration de peines incompressibles, ces dernières afin de
démontrer aux victimes l'importance du préjudice qu'elles avaient subi
et que celui-ci était pris en compte.
01.34 Jean-Pierre Malmendier
(MR): Het wetsontwerp dat we
vandaag bespreken tracht twee
fundamentele tekorten van het
huidig stelsel weg te werken.
Afgezien van de voorwaardelijke
invrijheidstelling en de
voorwaardelijke vrijlating om
gezondheidsredenen, worden de
andere vormen van uitvoering van
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
Pourtant, en 1985 déjà, le commissaire royal Robert Legros faisait la
première proposition formelle pour instaurer le tribunal d'application
des peines. En 1997, la commission d'enquête parlementaire
Dutroux, Nihoul et consorts s'était ralliée à cette notion et précisait
d'emblée que le tribunal d'application des peines devrait être chargé
en tout cas de tous les aspects et modalités de l'application des
peines, y compris la libération conditionnelle.
À la fin de la précédente législature, l'obstacle majeur à l'instauration
d'un tribunal d'application des peines a été levé. En effet, l'article 157
de la Constitution a été revu et son alinéa 4 prévoit désormais "(qu')il
y a des tribunaux d'application des peines dans les lieux déterminés
par la loi" et que cette dernière "règle leur organisation, leurs
attributions, le mode de nomination de leurs membres et la durée des
fonctions de ces derniers".
Le projet de loi qui se trouve sur nos bancs aujourd'hui vise à
répondre à deux critiques fondamentales du système actuel.
L'exécution des peines privatives de liberté souffre d'un déficit légal.
Si ce n'est la liberté conditionnelle ou la libération provisoire pour
raisons médicales, aucune forme de modalité d'exécution de la peine
privative de liberté ou de libération anticipée n'est régie par la loi mais
bien par une série impressionnante de circulaires ministérielles. La
situation actuelle ne présente donc pas une sécurité juridique
suffisante.
Comme l'indique la commission Holsters dans son rapport final, la
Belgique se trouve donc dans une situation paradoxale: seules la
libération conditionnelle et la libération provisoire pour raisons
médicales font l'objet d'une réglementation légale alors que toutes les
autres modalités d'exécution de la peine, quantitativement beaucoup
plus importantes, sont réglées exclusivement par des circulaires
ministérielles.
Il est primordial de faire figurer de façon précise dans une loi les
différentes modalités d'exécution de la peine privative de liberté, leurs
conditions d'admissibilité et leurs effets. La loi en projet crée une
meilleure protection des détenus, de la société et des victimes. Elle
intègre également la reconnaissance des droits des victimes.
Au jour d'aujourd'hui, l'exécution des peines privatives de liberté
traduit une répartition contestable des compétences entre le pouvoir
exécutif et le pouvoir judiciaire. En vertu du principe de séparation des
pouvoirs, le pouvoir exécutif n'est pas compétent pour renoncer à
exécuter les peines prononcées par le pouvoir judiciaire, ni à en
modifier fondamentalement leur durée et leur nature. C'est à une
instance judiciaire que revient cette compétence. Le pouvoir judiciaire
est seul compétent pour modifier la nature ou la durée de la peine
initialement prononcée. Il convient donc de donner une base légale au
statut juridique externe des détenus, de créer une instance judiciaire
chargée de se prononcer sur l'octroi d'une modalité d'exécution d'une
peine privative de liberté.
Mais répondre à ces deux critiques fondamentales à l'encontre des
règles actuelles d'exécution des peines privatives de liberté ne suffit
pas. Pour mon groupe politique et pour moi-même, le statut externe
du détenu doit se placer dans une logique de justice réparatrice. Ce
vrijheidsberovende straf of
vervroegde vrijlating niet bij wet
maar door ministeriële circulaires
geregeld.
Er moet dus een wettelijke
grondslag worden gegeven aan
de externe rechtspositie van de
gedetineerden en er moet een
gerechtelijke instantie worden
opgericht die zich zal moeten
uitspreken over de nadere regels
van de uitvoering van een
vrijheidsberovende straf. Het
wetsontwerp zorgt voor een
betere bescherming van de
gedetineerden, van de
maatschappij en van de
slachtoffers. Daarnaast worden
ook de rechten van de
slachtoffers erkend.
Voor mijn politieke fractie en voor
mezelf kadert de externe
rechtspositie van de gedetineerde
in een logica van herstelrecht. Dat
beginsel houdt enerzijds in dat het
slachtoffer niet buiten de
strafuitvoering kan worden
gehouden en anderzijds dat de
veroordeelde de mogelijkheid
moet krijgen de uit het misdrijf
voortvloeiende schade te
herstellen. Hier krijgt de wet
betreffende de externe
rechtspositie van de
gedetineerden haar volle
betekenis. Het is ook om die
reden dat ik erop heb
aangedrongen de houding van de
veroordeelde ten aanzien van de
slachtoffers op te nemen in de
contra-indicaties waarmee
rekening moet worden gehouden
bij de toekenning van een
strafuitvoeringsmodaliteit.
Wat het statuut van het slachtoffer
betreft, zou het opschrift van het
wetsontwerp moet worden
gewijzigd teneinde de rechten van
de slachtoffers te erkennen.
In het oorspronkelijk ontwerp dat
bij de Senaat werd ingediend,
ging men lang zo ver niet met
betrekking tot de definitie van het
begrip "slachtoffer". Na
constructieve debatten heeft u
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
principe implique d'une part que la victime ne peut être mise à l'écart
de l'exécution des peines. Si elle le souhaite, elle doit être informée
du déroulement de la peine et doit pouvoir être entendue pour ce qui
la concerne. D'autre part, le condamné doit être mis dans la
possibilité de réparer le dommage causé par l'infraction. Ce principe
implique également la responsabilisation et la participation du
condamné. Il doit devenir acteur de sa détention, mais aussi de sa
préparation à la sortie de prison.
C'est ici que la loi relative au statut juridique interne des détenus
prend tout son sens. C'est aussi la raison pour laquelle, j'ai insisté
pour que l'attitude du condamné à l'égard des victimes des infractions
qui ont donné lieu à sa condamnation soit intégrée dans les contre-
indications à prendre en considération pour l'octroi d'une modalité
d'exécution de la peine.
Le projet de loi relatif au statut juridique externe des détenus améliore
les droits des victimes dans le cadre des modalités d'exécution des
peines. La victime qui le souhaite doit pouvoir participer au processus
d'exécution de la peine et être informée du déroulement de l'exécution
de celle-ci.
Il en va de l'accès pour la victime, mais aussi pour l'auteur, à une
justice réparatrice ou, plus précisément, à une justice restauratrice.
Cette fixation légale du rôle de la victime dans toute la procédure
pénale jusqu'à l'exécution de la peine prononcée est d'une importance
primordiale. C'est pourquoi durant les travaux de la commission, j'ai
accordé une attention toute particulière au statut de la victime.
Tout d'abord, il convenait, à mon sens, de modifier l'intitulé du projet
de loi. En effet, ce dernier ne concerne pas seulement le statut
juridique externe du détenu, mais aussi les droits reconnus aux
victimes, eu égard aux modalités d'exécution des peines privatives de
liberté. Certes, cette modification est symbolique, mais les victimes
doivent savoir que des droits leur ont été accordés. Les intervenants à
tous les stades de l'exécution de la peine doivent le savoir aussi, tout
comme l'auteur.
Le projet initial déposé au Sénat était en net retrait par rapport à la
définition de la notion de victime et en comparaison de la situation
actuelle en matière de libération conditionnelle. Après des débats
constructifs, vous avez accepté d'étendre la notion de victime. Dès
lors auront le statut de victime au sens de ce projet de loi: la personne
physique dont l'action civile est déclarée recevable et fondée; la
personne qui était mineure au moment des faits et pour laquelle le
représentant légal ne s'est pas constitué partie civile; enfin, la
personne qui n'a pas pu se constituer partie civile par suite d'une
situation d'impossibilité matérielle ou de vulnérabilité.
En ce qui concerne ces deux dernières catégories, le juge
d'application des peines appréciera si elles ont un intérêt direct et
légitime. Cette restriction vise à établir un équilibre entre
responsabilité des victimes et extension de leurs droits dans le cadre
de l'exécution des peines privatives de liberté.
Toutefois, j'espère que le critère choisi n'est pas trop restrictif. Nous
verrons dans la pratique si certaines victimes restent sur le côté, et s'il
convient d'aménager des mesures afin qu'elles aient quand même
ermee ingestemd het begrip
"slachtoffer" uit te breiden. Wij
zullen in de praktijk vaststellen of
sommige slachtoffers aan hun lot
zullen worden overgelaten en of
er maatregelen moeten worden
getroffen. De verdienste van die
definitie is dat er niet langer een
onderscheid wordt gemaakt
tussen de slachtoffers afhankelijk
van de aard van de feiten die hen
schade hebben berokkend.
Er moet voor gezorgd worden dat
de slachtoffers kunnen rekenen
op een daadwerkelijke
begeleiding en ondersteuning. Ik
begrijp de pragmatische
overwegingen die de indieners
van het ontwerp ertoe gebracht
hebben de mogelijkheid te
creëren om de zittingen van de
strafuitvoeringsrechtbank binnen
de gevangenis te houden. Maar ik
herhaal nogmaals dat het
absoluut noodzakelijk is de
opvang van de slachtoffers in de
gevangenissen te verbeteren.
De manier waarop ze op dit
ogenblik worden behandeld is
ontoelaatbaar.
(De spreker haalt het getuigenis
aan van een slachtoffer dat op zijn
vraag werd opgeroepen naar
aanleiding van de door een van
de moordenaars van zijn zoon
ingediende aanvraag tot
voorwaardelijke invrijheidstelling.)
De getuige vraagt vooral dat de
ontmoeting tussen de dader en
het slachtoffer voor de commissie
voor de voorwaardelijke
invrijheidstelling in een voor alle
partijen meer positieve sfeer zou
kunnen plaatsvinden, dit uit
respect voor de rechtstreekse en
onrechtstreekse slachtoffers.
Ik pleit voor meer billijkheid wat
betreft de rechten van de dader,
die vraagt opnieuw in de
maatschappijen te worden
opgenomen en de rechten van het
slachtoffer, dat ernaar streeft de
draad van het leven weer op te
nemen.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
leur mot à dire en bout de course au sujet de l'exécution des peines.
Le mérite de cette définition est de ne plus opérer de distinction entre
les victimes en fonction de la nature des faits qui leur ont causé un
dommage. Il est, en effet, essentiel que chaque victime, telle que
définie par le projet, puisse être informée et entendue si elle le
souhaite. La ventilation des droits des victimes selon la nature des
faits n'est pas pertinente et risque d'entraîner une victimisation
secondaire.
Désormais, en fonction de la modalité d'exécution de la peine, les
victimes seront informées et entendues selon leur souhait. Il
conviendra de veiller à ce qu'un réel accompagnement et soutien leur
soient assurés. Idéalement, cet accompagnement devrait commencer
dès l'accueil au sein des commissariats de police jusqu'au prononcé
de la peine.
Ensuite, la victime doit être préparée à une sortie éventuelle de
l'auteur de l'infraction. Elle doit également être préparée à un contact
éventuel que les maisons de justice prendront avec elle pour
l'informer qu'elle peut être entendue par le juge ou par le tribunal de
l'application des peines.
À ce propos, je comprends et j'accepte, dans une certaine mesure,
les considérations pragmatiques qui ont conduit les auteurs du projet
à prévoir la possibilité d'organiser les audiences du tribunal de
l'application des peines dans l'enceinte de la prison. Mais je tiens à
nouveau à insister sur la nécessité impérieuse d'améliorer l'accueil
des victimes au sein des prisons. L'accueil qui leur est réservé à
l'heure actuelle est inadmissible.
Je vous livre à ce sujet le témoignage suivant. C'est la victime qui
parle.
"Dans le cadre de la demande de libération conditionnelle introduite
par un des assassins de mon fils, j'ai été convoqué, à ma demande,
afin de pouvoir m'exprimer devant la commission de libération
conditionnelle. Cette rencontre a eu lieu le 23 mars 2006 à
14.15 heures, à la prison de et à Arlon.
Je me suis présenté à 14.00 heures à la porte principale de la prison.
Après avoir décliné mon identité et fait référence à ma convocation,
j'ai pu franchir le pas de la première porte.
J'ai ensuite sonné à la deuxième porte pour avoir accès au sas
d'entrée où j'ai été pris en charge par le planton au service des
entrées. À la demande du préposé de service, j'ai remis, comme
stipulé sur ma convocation, ma convocation accompagnée de ma
carte d'identité.
Le préposé de service m'a fait savoir que, si j'étais en possession
d'un gsm, je devais le lui remettre jusqu'au moment de ma sortie.
Ensuite, on m'a demandé de me positionner dans un carré rouge et
de regarder la caméra afin de prendre une photo.
Ayant écarté l'ensemble des objets métalliques, je suis passé par le
portique de sécurité; celui-ci a déclenché un signal d'alerte laissant
présumer que j'étais en possession d'un objet insolite. Il s'agissait de
Ik reken erop, mevrouw de
minister, dat u de maatregelen die
u in het vooruitzicht heeft gesteld
op korte termijn ten uitvoer zal
leggen.
Vergeeft u mij deze emotionele
oproep, maar de getuige is mijn
lotgenoot, de vader van Marc.
Ik verheug me voorts over de
informatie die aan het slachtoffer
zal worden verstrekt door de
grondrechter naar aanleiding van
de uitspraak van de straf.
Ik wilde dat de feitenrechter
eveneens tot taak zou hebben er
de burgerlijke partij op te wijzen
dat zij contact kan nemen met de
justitiehuizen als zij grondige
informatie over de
uitvoeringsmodaliteiten van de
uitgesproken vrijheidsstraf wil
verkrijgen.
Het klopt dat in dit stadium van de
procedure, het slachtoffer al op de
hoogte is van het bestaan van de
justitiehuizen en dat er al
begeleiding is geweest en bijstand
werd verleend in het kader van de
strafrechtspleging, maar die
demarches moeten ook
plaatsvinden in het kader van de
strafuitvoering. Ik zal echter zeer
waakzaam blijven wat de
toepassing van die maatregelen
betreft.
De mogelijkheid voor het
slachtoffer om gehoord te worden
in het kader van de herroeping,
opschorting of herziening van de
modaliteiten van uitvoering van de
voorwaarden in geval van niet-
naleving door de veroordeelde is
positief.
Wij uiten ook onze tevredenheid
met betrekking tot de voorlopige
aanhouding die door de procureur
des Konings wordt bevolen. Het
door de commissie geamendeerd
ontwerp breidt de bescherming
van de derden en dus van de
slachtoffers uit tot de gevallen
waarin de fysieke en psychische
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
mon agenda électronique. L'agent de sécurité m'a demandé ce que
c'était comme appareil; je l'ai allumé pour le lui montrer. Il a
directement émis des réserves quant à la possibilité de pouvoir le
prendre à l'intérieur de l'établissement pénitentiaire.
Afin de ne pas commettre d'erreur, il a demandé au directeur de la
prison et celui-ci a émis un avis négatif sans autre explication.
Comme mon agenda contenait un résumé des différents points que je
souhaitais présenter devant la commission de libération
conditionnelle, je ne souhaitais nullement m'en séparer. L'agent de
sécurité m'a donné le choix entre entrer sans mon agenda ou
renoncer à participer à l'audience prévue. J'ai choisi de quitter les
lieux. Je précise qu'aucun écrit ne m'a été remis par le directeur de la
prison ni pour confirmer sa décision de refus de me laisser emporter
mon PDA, ni pour confirmer que j'ai répondu à ladite convocation.
Voilà en quelques mots ce que j'ai vécu.
Je voudrais, dans un premier temps, exprimer mon humiliation ainsi
que ma désapprobation. En agissant de la sorte, j'estime que le
respect de la victime est bafoué. Je comprends très bien que des
mesures de sécurité soient nécessaires mais je pense qu'il y a
confusion entre une personne qui se présente comme quelqu'un qui
rend visite à un détenu et une victime qui demande à s'exprimer, voire
à émettre ses doléances devant une commission ayant choisi et défini
de se réunir avec elle. J'ai pensé être incarcéré et non pas être invité
pour être entendu.
En conclusion, je pense que le vécu de cette journée ne peut
satisfaire le respect auquel toute victime directe ou indirecte a droit.
Je demande que la rencontre de l'auteur et de la victime devant la
commission de libération soit prévue dans un environnement plus
convivial pour toutes les parties concernées.
Je souhaiterais plus d'équité en ce qui concerne les droits de l'auteur
des faits demandant une réinsertion dans la société et les droits de la
victime demandant une réinsertion dans la vie."
Le témoin dont je vous ai cité le vécu a fait plus de 200 kilomètres
dans l'espoir de pouvoir s'exprimer et a été obligé de prendre une
journée congé.
Je compte vraiment sur vous, madame la ministre, pour que les
dispositions que vous m'avez promis de prendre soient mises en
application en urgence.
(L'orateur est ému)
Je m'excuse mais le témoin dont je vous parle est mon compagnon
d'infortune, le père de Marc.
Je salue également l'information qui sera délivrée à la victime par le
juge du fond lors du prononcé de la peine. Désormais, le juge
prononcera une peine privative de liberté, il informera les parties des
modalités d'exécution de cette peine et il aura également l'obligation
d'informer la partie civile des possibilités d'être entendue dans le
cadre de l'exécution de la peine au sujet des conditions qui doivent
être imposées dans son intérêt.
integriteit in het gedrang wordt
gebracht.
Mijn fractie is tevens blij dat
rekening werd gehouden met haar
opmerkingen over de toekenning
van het penitentiair verlof. De
vroegere regeling was
onvoldoende soepel. Er kunnen
immers nieuwe contra-indicaties
opduiken zonder dat er sprake is
van niet-naleving van de
voorwaarden. Het kan eveneens
gebeuren dat de situatie van de
veroordeelde gunstig evolueert.
Men moet op die omstandigheden
kunnen inspelen via een
aangepaste beslissing van de
minister.
Bijgevolg steunt mijn groep het
idee dat de eerste verlofaanvraag
ter beslissing aan de minister van
Justitie wordt voorgelegd. In geval
van een positieve beslissing en
behoudens uitdrukkelijk
tegenovergestelde bepaling, zal
het akkoord niet enkel betrekking
hebben op het eerste verlof, maar
eveneens op de volgende
verlofdagen tot het einde van de
hechtenis. De beslissing geldt
voor elk nieuw verlof, als het
voorgaande verlof tenminste als
geslaagd kan worden beschouwd
en als de directeur meent dat er
geen enkele contra-indicatie is.
De twee ontwerpen betekenen
dus een onbetwistbare
vooruitgang. Nochtans moet men
in een tweede fase niet alleen de
uitvoering van de vrijheidsstraffen,
maar ook die van de andere straf-
en maatregeltypes zoals de
proeftijd, de werkstraf, de
opschorting en de sociale
bescherming aan een rechtbank
toevertrouwen.
Eerst en vooral moeten de nodige
financiële middelen worden
vrijgemaakt om dergelijke
wetgevende initiatieven concreet
vorm te geven. De toepassing van
die ontwerpen brengt immers op
verscheidene niveaus aanzienlijke
meerkosten mee.
Het vervangen van de
commissies voor de
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40
J'aurais souhaité qu'il soit également confié au juge du fond la
mission d'indiquer à la partie civile qu'il lui est possible de prendre
contact avec les maisons de justice si elle souhaite obtenir une
information approfondie concernant les modalités d'exécution de la
peine privative de liberté qui a été prononcée.
Le prononcé de la peine doit être l'occasion, pour la partie civile,
d'être informée de l'existence de cet interlocuteur privilégié dans le
cadre de l'exécution des peines privatives de liberté. On m'a répondu
qu'à ce stade de la procédure, la victime a déjà connaissance de
l'existence des maisons de justice et qu'un accompagnement et un
soutien doivent déjà avoir été donnés dans le cadre de la procédure
pénale mais doivent également avoir lieu dans le cadre de l'exécution
de la peine. Idéalement, cela doit effectivement être le cas. Je resterai
cependant très vigilant quant à la mise en application de ces
mesures.
Pour ce qui concerne la possibilité pour la victime d'être entendue
dans le cadre de la révocation de la suspension et de la révision de la
modalité d'exécution des conditions en cas de non-respect par le
condamné, je suis également satisfait d'avoir été entendu. Le projet
de loi prévoyait que la victime était informée mais pas entendue. A la
suite de ma remarque, le projet a été amendé et prévoit que la victime
sera non seulement informée mais également entendue par le juge
ou par le tribunal de l'application des peines sur les conditions
imposées dans son intérêt.
Même satisfaction en ce qui concerne l'arrestation provisoire
ordonnée par le procureur du Roi. Le projet initial prévoyait que si le
condamné mettait gravement en péril l'intégrité physique de tiers, le
procureur du Roi pouvait ordonner l'arrestation provisoire. Le projet
amendé par la commission étend la protection des tiers et donc des
victimes à la mise en péril de l'intégrité physique et psychique. Cette
précision est importante. Pensons au condamné qui harcèle la
victime. Dimanche dernier encore, un témoignage d'une victime
harcelée par un auteur de faits était diffusé lors de l'émission
"Controverse".
Mon groupe se réjouit également d'avoir été entendu en ce qui
concerne l'octroi du congé pénitentiaire. Le projet de loi initial
prévoyait que la décision d'octroi d'un congé pénitentiaire était
renouvelée de plein droit chaque trimestre. Ce système proposé ne
permettait pas au ministre d'adapter les conditions posées au congé
pénitentiaire sans qu'il y ait non-respect de ces conditions. Ce
système manquait de souplesse.
En effet, de nouvelles contre-indications peuvent apparaître sans qu'il
y ait non-respect des conditions. Il se peut également que la situation
du condamné évolue favorablement. Ces circonstances doivent
pouvoir être rencontrées par une décision adaptée du ministre.
Par conséquent, mon groupe a proposé de reprendre la proposition
de la commission Holsters telle qu'elle reprend la réglementation
actuelle. La première demande de congé sera soumise au ministre de
la Justice pour décision. En cas de décision positive et sauf
disposition contraire expresse, l'accord portera non seulement sur le
premier congé mais également sur les congés suivants et ce,
jusqu'au terme de la détention. La décision sortira cependant ses
voorwaardelijke invrijheidstelling
door rechters of rechtbanken zal
inderdaad begrotingsmiddelen
doen vrijkomen. Men moet echter
ook de financiering van de
justitiehuizen en de
justitieassistenten verzekeren,
aangezien het toezicht op de
strafuitvoering op hun werk stoelt.
Tot slot moet men nadenken over
de zin van de straf in onze
samenleving. Ik persoonlijk vind
dat een straf slechts zinvol is
indien ze aan degene die ze
ondergaat duidelijk maakt dat zijn
gedrag niet wordt geduld en dat
het moet veranderen indien hij
opnieuw aan het maatschappelijk
leven wil deelnemen.
Pas als het gerecht ervan
overtuigd is dat de gedetineerde
de zin van zijn straf heeft
begrepen, kan een testperiode
onder bepaalde voorwaarden
worden overwogen. Een goede
maatstaf daarvoor zou zijn dat de
dader zich bereid toont om zijn
fout te herstellen. In dat opzicht
verliest een straf die niet kan
worden ingekort alle betekenis.
Voor veel veroordeelden is ook de
gevangenis zinloos. Voor anderen
blijft opsluiting jammer genoeg het
enige middel tegen recidive,
desnoods op grond van de wet op
de maatschappelijke
bescherming.
Het ergste dat een mens zichzelf
kan aandoen, is een ander te
haten. Zo vergeet hij immers lief
te hebben, tast hij de liefde aan
die hij voor anderen voelt, en leeft
hij in een hel die hij zelf
onderhoudt.
Het is onze plicht om de
slachtoffers uit die negatieve
spiraal te halen, in plaats van hen
erin te sterken door hen te laten
geloven dat het lijden van de
dader hen enige troost kan
schenken.
Mijn fractie en ikzelf zullen dit
ontwerp dan ook steunen, in de
overtuiging dat wij aldus een
herstelgerichte rechtspleging
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
41
effets pour chaque nouveau congé seulement si le congé précédent
peut être considéré comme réussi et si le directeur n'a relevé aucune
nouvelle contre-indication.
Dans le cadre de cette procédure, un congé sera considéré comme
réussi lorsque le détenu aura satisfait aux critères objectifs suivants:
réintégrer l'établissement à temps, ne pas revenir en état d'ivresse, ne
pas avoir causé d'incident pendant le congé ou au cours du retour,
avoir passé le congé à l'adresse indiquée et avoir respecté les
conditions qui lui auront été imposées individuellement. Pourront
constituer de nouvelles contre-indications tous les faits, circonstances
ou événements survenus ou portés à la connaissance des directeurs
de prison depuis le dernier congé et qui sont de nature à
compromettre la possibilité ou l'opportunité de le renouveler, par
exemple des problèmes relationnels ou un nouveau milieu d'accueil,
un nouvel état du détenu, un refus de libération conditionnelle, une
tentative d'évasion, etc. En cas d'échec du congé ou de contre-
indication récente, une nouvelle demande de congé devra être
adressée au ministre de la Justice, accompagnée d'un rapport détaillé
relatif à l'incident ou à la contre-indication.
Il va de soi que cette nouvelle procédure ne dispense pas le
personnel de continuer à consacrer toute son attention à la
préparation de chaque congé. Cette même attention sera requise lors
de l'accueil de chaque détenu rentrant de congé et lors de
l'appréciation après coup de ce congé.
En prévoyant que la décision d'octroi d'un congé pénitentiaire est
renouvelée de plein droit à chaque trimestre et en prévoyant qu'une
adaptation des conditions n'est possible qu'en cas de non-respect des
conditions particulières, le projet de loi s'écartait de la réglementation
actuelle et faisait preuve de moins de souplesse. Aucune adaptation
n'était possible en cas d'évolution des conditions, des circonstances
ou du détenu sans qu'il y ait pour autant violation des conditions
particulières.
Pour clore ce chapitre, je me permets de revenir sur l'amendement
165 à l'article 49 que j'ai retiré suite à l'explication donnée par la
ministre de la Justice au sujet de l'avis personnel donné par un
psychiatre et qui sera requis lors de la procédure de libération
conditionnelle et de l'évaluation du risque de récidive de condamnés
pour des infractions particulièrement graves. En effet, aux dires d'un
expert psychiatre expérimenté, il est tout à fait possible de prévoir
avec certitude la récidive de certains individus, alors que la garantie
de la non-récidive est évidemment impossible à établir.
Les deux projets que nous nous apprêtons à voter aujourd'hui
constituent donc une avancée incontestable. Toutefois, il ne s'agit que
d'un premier pas. En effet, il conviendra dans un second temps de
confier à une juridiction non seulement l'exécution des mesures
privatives de liberté mais aussi celle des autres types de peines et de
mesures comme la probation, la peine de travail, le sursis et la
défense sociale.
Les initiatives législatives comme celles-ci n'ont un sens que s'il existe
une certitude que les moyens financiers seront débloqués pour en
assurer la praticabilité.
bevorderen en dat wij de cultuur
van de haat en het geweld de rug
toekeren.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
42
Lors de la discussion en commission de la Justice, il est clairement
apparu que l'application de ces projets entraînera un surcoût
important à plusieurs niveaux.
Bien sûr, les commissions de libération conditionnelle disparaîtront au
profit du juge ou du tribunal; des moyens budgétaires pourront donc
être transférés. Néanmoins, il faudra veiller aussi au financement des
maisons de justice et des assistants de justice dont le travail est
extrêmement important puisque c'est sur celui-ci que repose
véritablement le suivi de l'exécution de la peine.
Il faudra donc, madame la ministre, être très attentifs à cette question.
En guise de conclusion, je voudrais vous faire part de quelques
réflexions personnelles et formuler moi-même une réponse aux deux
pétitions que j'ai citées au début de mon intervention.
Bon nombre de nos concitoyens s'insurgent contre les droits qui sont
reconnus aux coupables de toute sorte. Pire, pour les petits délits, on
ne leur applique même plus la punition pourtant prononcée. Il arrive
de plus en plus souvent que les faits commis soient classés sans
suite parce que trop peu importants par rapport à ce que coûte leur
poursuite. Pour les faits les plus graves, la justice condamne parfois à
de lourdes peines, qui ne sont cependant souvent exécutées que
pour une partie qui paraît insignifiante.
Il semble que, pour ce qui concerne la punition, notre société ait
perdu l'étalon de référence par rapport auquel elle prend ses
décisions. La punition a-t-elle perdu son sens? Ne servirait-elle qu'à
reporter les problèmes à plus tard? La bonne réponse se trouverait-
elle dans la mise à l'écart définitive des délinquants selon la gravité
des faits? Et faudrait-il punir plus sévèrement les autres?
A mon avis, la question est mal posée. Ne faut-il pas se demander à
quoi doit servir une punition? En ce qui me concerne, la punition n'a
de sens que si elle indique à celui qui la subit que son comportement
n'est pas accepté et que, s'il souhaite retourner à la vie en société, il
doit en changer.
Ce n'est que lorsque la justice est convaincue que le puni a compris le
sens de sa punition qu'une période d'essai sous conditions peut être
envisagée. Le bon étalon serait la volonté de réparer le mal qu'il a fait.
Dans ce sens, la peine incompressible perd le sien.
Pour beaucoup de condamnés, la prison perd le sien aussi. Pour
d'autres, malheureusement, elle reste l'unique rempart contre les
récidives, quitte à devoir recourir à la loi sur la protection sociale. Il
s'agit ici d'une extrême minorité de nos concitoyens.
En ce qui concerne les victimes, je vous soumets le constat que j'ai
fait après quatorze années d'expérience personnelle.
Le plus grand tort qu'un homme peut se faire, c'est d'en haïr un autre.
Il en oublie de s'aimer, il infecte l'amour qu'il a pour les autres
hommes, il connaît l'enfer et il l'alimente.
Nous avons le devoir de sortir les victimes de cela au lieu de les y
conforter en leur laissant croire que la souffrance de l'auteur peut leur
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
43
apporter un quelconque réconfort. Et tant pis pour ceux qui vivent sur
le dos de la vindicte populaire et qui n'hésitent pas à instrumentaliser
les victimes pour le faire!
Mon groupe et moi-même voterons en faveur de ce projet avec la
conviction d'avoir fait oeuvre de justice restauratrice, offrant une
véritable sortie à la culture de la haine et de la violence.
Le président: Merci, monsieur Malmendier. Les textes que nous
votons en général sont abstraits, nous les discutons entre nous mais,
de temps en temps, nous nous rendons compte par des témoignages
émouvants qu'ils s'appliquent à des femmes et à des hommes du
pays.
De voorzitter: Dank u, mijnheer
Malmendier. De teksten die ter
stemming liggen, zijn meestal
abstract. We bespreken ze hier,
maar van tijd tot tijd beseffen we
dankzij ontroerende getuigenissen
dat er echte mannen en vrouwen
achter schuilgaan.
01.35 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
vice-eerste minister, collega's, ik zal proberen zo kort mogelijk te zijn
en niet in technische details te vervallen. Ik denk dat we in de
commissie lang en breed hebben gedebatteerd over de verschillende
aspecten van de twee wetsontwerpen die voorliggen. Ik merk uit de
betogen, zowel in de commissie als vandaag, dat alle fracties op een
na de uitgangspunten en de grote principes van deze wetsontwerpen
delen.
Wat voor ons belangrijk is, is dat er duidelijkheid komt en dat er via de
strafuitvoeringsrechtbanken een vorm van objectivering zal komen die
ook belangrijk is. Er worden nu regels vastgelegd. De volgende jaren
zal het aan de strafuitvoeringsrechtbanken zijn om die toe te passen
en terzake een eigen toepassing en jurisprudentie te ontwikkelen. Dat
is voor ons van groot belang.
Er moet uiteraard een evenwicht worden gezocht tussen enerzijds de
positie en de vraag van de slachtoffers en een deel van de
samenleving om de straffen die worden opgelegd ook tot de laatste
dag te laten uitzitten en anderzijds de visie die wil dat iemand, die een
straf heeft gekregen, een belangrijk deel daarvan heeft ondergaan en
tijdens het uitvoeren van die straf bewijst dat hij tot inkeer is gekomen
en zijn gedrag heeft verbeterd, een perspectief wordt gegeven.
01.35 Dylan Casaer (sp.a-spirit):
Les divers aspects de ces projets
de loi ont fait l'objet d'un débat
approfondi en commission. Tous
les groupes, à l'exception d'un
seul, ont adhéré aux postulats et
aux grands principes qu'ils
renferment. Pour nous, il importe
principalement que la clarté soit
faite aujourd'hui et que les
tribunaux d'application des peines
permettent une forme
d'objectivation. Il incombe à ces
tribunaux d'appliquer les règles et
de développer la jurisprudence.
Une partie de la société demande
l'exécution intégrale des peines,
une autre estime qu'il faut offrir
une perspective aux personnes
qui ont purgé une grande partie
de leur peine, prouvé leur repentir
et amélioré leur conduite. Il
convient de trouver un équilibre
entre ces deux visions.
01.36 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Ik hoor een aantal
ongerijmdheden. Ik denk dat de heer Casaer met een heel andere
wet bezig is dan degene die hier wordt goedgekeurd. U zegt "een
belangrijk deel van de straf heeft ondergaan". Neen, het is de
bedoeling dat de straf na amper een derde van de duurtijd wordt
opgeschort of stopgezet en dat doet geen enkel land in Europa ons
na.
U zegt ook dat de gedetineerde het bewijs kan leveren van inkeer
maar dat is helemaal de zaak niet, want dat wordt nergens getoetst.
Er is geen enkel moment waarop wordt getoetst of de gedetineerde
tot inkeer is gekomen. Zijn persoonlijkheid, zijn persoonsgesteltenis,
zijn ideeën of zelfs maar zijn gedrag komt niet aan de orde voor de
strafuitvoeringsrechter. Wat u zegt, raakt dus kant noch wal.
01.36 Bart Laeremans (Vlaams
Belang): M. Casaer évoque les
personnes qui ont purgé une
grande partie de leur peine. Il se
fourvoie totalement. Lorsqu'un
tiers de la peine a été purgée, elle
peut déjà être suspendue ou
interrompue, ce qui n'est le cas
dans aucun autre pays européen.
En outre, les tribunaux
d'application des peines ne
contrôlent nullement si le
condamné s'est repenti ou a
changé de comportement.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
44
Ten slotte, u zegt dat sommigen de straf volledig willen laten uitvoeren
terwijl anderen slechts een deel willen laten uitvoeren. Nogmaals, uw
partij is naar de verkiezingen gegaan met de eis om straffen volledig
te laten uitvoeren en dan zeker voor zware criminelen. De heer
Stevaert heeft gezegd "Weg met Lejeune". Blijkbaar handelt u niet
conform het verkiezingsprogramma van uw eigen partij.
En période électorale, le sp.a a
exigé l'exécution intégrale des
peines, principalement pour les
grands criminels. M. Stevaert
souhaitait même abroger la loi
Lejeune. M. Casaer s'écarte
manifestement du programme de
son propre parti.
01.37 Dylan Casaer (sp.a-spirit): Mijnheer Laeremans, ik wil het
volgende zeggen. In de commissie hebt u een andere toon
aangeslagen dan in onze plenaire vergadering, waar u het "jusqu'au
bout"-isme probeert uit te putten. In de commissie hebt u zelf gezegd
niet uit te sluiten dat criminelen hun gedrag kunnen verbeteren, een
persoonlijkheid kan evolueren en dat dat een kans moet krijgen. U
hebt ook gezegd dat u niet iedereen tot op het eind van zijn dagen in
een kerker willen wegstoppen en van de rest van de samenleving
afsluiten. Dat hebt u in de commissie gezegd.
Ik heb op andere websites van destijds, niet in de publicaties die u
hebt aangehaald, gecheckt wat Stevaert daarover heeft gezegd en
geschreven. Hij pleitte voor meer duidelijkheid. De volgende jaren zal
geëvalueerd moeten worden of het voorliggend wetsontwerp meer
duidelijkheid biedt. Wij menen dat er meer duidelijkheid wordt
geschapen en de instelling van de strafuitvoeringsrechtbanken een
belangrijk middel is om de hele discussie over de strafuitvoering te
objectiveren.
Uit een studie van de VUB blijkt dat in 35 landen die lid zijn van de
Raad van Europa, een systeem bestaat van voorwaardelijke
invrijheidstelling. In al die landen wordt een onderscheid gemaakt
tussen het toekennen van de strafmaat enerzijds en het beslissen
over de strafuitvoering anderzijds. Dat is voor ons wel degelijk
belangrijk. Wij vinden het belangrijk dat mensen in de gevangenis
perspectief hebben en dat er aan het eind van de straf er geen
monster uit de gevangenis komt, maar iemand die de kans heeft
gekregen om zich te bewijzen en zich opnieuw sociaal te integreren,
contact te leggen met de familie en vrienden, werk te zoeken of een
opleiding te volgen, kortom opnieuw een perspectief hebben.
De heer Malmendier heeft op uitzonderlijke wijze, waarvoor ik groot
respect betoon, zijn standpunt uiteengezet. Zonder grote slogans te
gebruiken heeft hij op een eerlijke manier uiting gegeven aan zijn
gevoelens en aan hetgeen hij heeft meegemaakt. Ik wil een eresaluut
brengen, omdat de heer Malmendier niet ingegaan is op de
provocatie om het eigen drama politiek uit te buiten. Hij heeft dat niet
gedaan. Elke keer opnieuw heeft hij heel duidelijk en in de meest
respectvolle bewoordingen ik kan er alleen maar grote bewondering
voor hebben benadrukt de wraak te willen overstijgen en te willen
geloven dat een mens verbeterbaar is, een samenleving verbeterbaar
is en er een perspectief moet zijn. Daarvoor heb ik het volste respect.
Wat ons betreft kunnen de twee wetsontwerpen worden
goedgekeurd. De komende jaren zullen we aandringen op een
uitvoerige evaluatie.
01.37 Dylan Casaer (sp.a-spirit):
En commission, M. Laeremans a
pourtant défendu un point de vue
différent puisqu'il a déclaré ne pas
exclure que des criminels
puissent s'amender et devraient
donc se voir offrir une deuxième
chance, ajoutant que tous les
détenus ne devaient pas
nécessairement être enfermés
dans un cachot le restant de leurs
jours. D'autres sources que celles
consultées par M. Laeremans
indiquent que M. Stevaert a plaidé
pour une plus grande clarté. Nous
pensons quant à nous que cette
clarté sera désormais faite, même
s'il importera au cours des
prochaines années d'en évaluer la
matérialité. En outre, les tribunaux
de l'application des peines
permettront une objectivation.
Il ressort d'une étude de la VUB
que 35 pays membres du Conseil
de l'Europe se sont dotés d'un
système de libération
conditionnelle. Dans tous ces
pays, une distinction entre le taux
de la peine et l'exécution de la
peine est établie. Nous voulons
que les détenus aient des
perspectives et la possibilité de
faire leurs preuves et de s'intégrer
socialement.
M. Malmendier a exposé son
point de vue d'une manière
attestant une intégrité tout à fait
exceptionnelle ; il s'est
notamment gardé de recourir à de
grands slogans. Même lorsque
d'aucuns l'ont provoqué pour
l'inciter à évoquer son drame
personnel, il a dit et répété qu'il
refusait de céder à la tentation de
la vengeance et voulait croire que
l'homme et la société étaient
perfectibles. Je tiens donc à
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
45
rendre hommage à son
intervention.
Nous adopterons ces deux projets
de loi même s'ils devront être
l'objet d'une évaluation
approfondie au cours des
prochaines années.
Buitenlandse delegatie
Délégation étrangère
De voorzitter: Dear colleagues, I would like to interrupt you for a few seconds to greet the mayor of
Emirdag, the deputy governor, and the members of the city council and the provincial council.
I have enjoyed a very exceptional visit in your city, mister mayor. You are very welcome!
(Applaudissements/Applaus)
01.38 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, étant
donné la qualité des interventions qui se sont succédé, je vais être
brève.
Tout d'abord, permettez-moi de remercier M. Muls pour son rapport.
Par ailleurs, à l'exception d'une attitude caricaturale en commission
de la Justice, le débat a été de très grande qualité.
Ces projets qui ont d'ailleurs d'abord été examinés au Sénat tant le
projet sur le statut externe des détenus que celui sur le tribunal
d'application des peines ont fait l'objet d'un examen en profondeur.
De nombreux amendements ont été acceptés. La Chambre a
réellement joué un rôle majeur dans un dossier qui est attendu sur le
terrain depuis de nombreuses années.
Comme certains l'ont déjà fait aujourd'hui, je rappelle à nouveau
qu'un des intérêts de ces deux projets est de conférer enfin une base
juridique légale au statut externe des condamnés. Ces projets
concernent donc les aspects extra-muros, comme par exemple les
modalités relatives à l'interruption de la peine ou aux libérations
anticipées. Un cadre légal était nécessaire car ce statut externe est
pour le moment sous la coupe d'une multitude de directives, de
circulaires, de notes vertes. Or, dans une matière aussi sensible et
difficile, cette situation est contraire à la sécurité juridique.
Par ailleurs, je voudrais aborder trois points.
Premièrement, en ce qui concerne la répartition des compétences
matérielles entre le ministre et le tribunal d'application des peines,
soyons clairs: à l'exception du congé pénitentiaire et des permissions
de sortie, les différentes modalités d'exécution de la peine seront
désormais octroyées par le juge de l'application des peines ou par le
tribunal d'application des peines en fonction de la durée de la peine,
supérieure ou inférieure à trois ans.
Pourquoi avoir conservé une différenciation dans le traitement des
peines de moins de trois ans et celles de plus de trois ans? Nous
avons voulu continuer à participer à une solution plus souple et plus
réalisable. Ainsi, les petites peines ne seront pas traitées par un
01.38 Minister Laurette
Onkelinx: Gezien de kwaliteit van
de betogen, kan ik kort zijn.
Ik dank de heer Muls voor zijn
uitstekend verslag. Deze
ontwerpen, die al in de Senaat
werden besproken, werden
grondig onderzocht en heel wat
amendementen werden
goedgekeurd. De Kamer heeft
dus een belangrijke rol gespeeld
in een dossier waar het werkveld
al lange jaren op wachtte.
Deze ontwerpen zijn vooreerst
belangrijk omdat ze eindelijk een
wettelijke basis geven aan de
externe rechtspositie van de
veroordeelden. In de ontwerpen
komen de extra-muros aspecten
aan bod, zoals de nadere regels
betreffende de strafonderbreking
en de vervroegde vrijlatingen. In
deze gevoelige en moeilijke
aangelegenheid moest werk
worden gemaakt van een wettelijk
kader.
Behoudens het penitentiair verlof
en de uitgaansvergunningen,
zullen de strafuitvoeringsrechter
of de strafuitvoeringsrechtbanken
voortaan beslissen over de
nadere regels van de
strafuitvoering naargelang de straf
meer of minder dan drie jaar
bedraagt. Zo zullen de lichtere
straffen niet worden behandeld
door een rechtbank bestaande uit
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
46
tribunal composé d'un magistrat et de deux assesseurs mais par un
magistrat unique. Cette solution nous permet de croire que le système
sera gérable.
Mais ce qui est plus intéressant à dire ici, c'est qu'à l'avenir le pouvoir
judiciaire va recevoir une nouvelle compétence. A la suite d'une
demande du terrain, sur une proposition du gouvernement lui-même,
on dessaisit l'exécutif d'une part de ses compétences. C'est une
bonne chose qui comporte un double bénéfice: assurer une sécurité
juridique aux différentes formes de libération et permettre une
meilleure cohérence générale. Un des grands avantages, je le dis et
je le répète, est de donner une capacité nouvelle au pouvoir judiciaire:
sécurité juridique, lisibilité et cohérence.
Le deuxième point sur lequel je voulais intervenir est celui des droits
des victimes.
Oui, nous avons oeuvré pour une meilleure prise en charge du droit
des victimes. Même le titre a été revu sur proposition de M.
Malmendier. Je ne reviendrai pas sur la définition de la victime, nous
en avons étendu la notion. Il ne s'agit pas simplement des victimes
qui se sont constituées partie civile.
Ces victimes, si elles le souhaitent bien évidemment, seront
désormais informées de l'octroi des modalités d'exécution de la peine,
comme par exemple un congé pénitentiaire. Elles seront informées
des conditions qui les concernent lors de l'octroi d'une libération
conditionnelle et seront, si elles en expriment le souhait, entendues
par le tribunal de l'application des peines sur les remarques qu'elles
ont à formuler au sujet des conditions qui les concernent directement
et qui peuvent être imposées à l'auteur pour sa libération.
Lors de cette audition, elles pourront être assistées par une
association d'aide aux victimes ou même représentées par leur
avocat, si le fait de se présenter devant le tribunal en question
constitue une épreuve trop difficile. De plus, les contre-indications qui
seront examinées par les autorités judiciaires avant l'octroi d'une
libération conditionnelle concerneront également aussi bien le risque
que le libéré importune la victime que son attitude à l'égard de la
victime de l'infraction.
Il paraît donc tout à fait légitime d'affirmer que ce projet de loi étend
les droits reconnus aux victimes et qu'il constitue un véritable bond en
avant.
Cela dit - le témoignage de M. Malmendier nous pousse à le dire -, il
ne suffit pas et vous l'avez vous-même reconnu, monsieur le
président, de voter de beaux textes. Encore faut-il qu'ils soient
exécutés avec l'humanisme nécessaire, avec la prise en compte des
drames humains vécus par les personnes. Je suis furieuse et
scandalisée par le témoignage de M. Malmendier. Je l'ai dit et je le
ferai: nous allons travailler aussi sur la base de circulaires pour
aménager la manière dont les victimes seront accueillies et
accompagnées vers le tribunal d'application ou le juge des peines.
Sinon, ces victimes subissent en quelque sorte une double peine:
d'abord, elles sont victimes de l'infraction, du délit du crime, ensuite,
elles sont victimes d'un certain mépris. Cela, nous ne pouvons
évidemment l'accepter.
een magistraat en twee
assessoren, maar door een
alleenzetelende rechter. Zo
ontstaat een werkbaar systeem.
Op te merken valt dat de
rechterlijke macht er voortaan een
bevoegdheid bij krijgt. Op vraag
van het werkveld wordt de
uitvoerende macht een deel van
haar bevoegdheden ontnomen.
Dat heeft een dubbel voordeel: de
rechtszekerheid van de
verschillende soorten vrijlating
wordt gewaarborgd en er komt
meer samenhang.
De rechten van de slachtoffers
vormen een tweede belangrijk
element. We hebben geijverd
voor een betere behartiging van
de rechten van alle slachtoffers,
niet alleen van wie zich burgerlijke
partij stelde. De slachtoffers zullen
voortaan op de hoogte worden
gebracht van de nadere regels
van de strafuitvoering, de
toekenning van penitentiair verlof,
bijvoorbeeld. Ze zullen worden
geïnformeerd over de
voorwaarden die op hen
betrekking hebben in geval een
voorwaardelijke invrijheidstelling
wordt toegestaan en ze zullen
door de strafuitvoeringsrechtbank
worden gehoord over de
opmerkingen die ze over de aan
de dader opgelegde voorwaarden
die voor hen van belang zijn,
willen formuleren.
Bovendien en voorafgaand aan de
toekenning van een
voorwaardelijke invrijheidstelling,
zullen de rechterlijke overheden
het risico nagaan dat de vrijlating
voor het slachtoffer betekent
alsook hoe de de vrijgelatene
tegenover het slachtoffer staat.
We kunnen dus stellen dat dit
ontwerp de aan de slachtoffers
erkende rechten uitbreidt en dat
het een vooruitgang betekent.
Het volstaat echter niet mooie
teksten goed te keuren. Ze zullen
ook met de nodige menselijkheid
moeten worden uitgevoerd. Het
getuigenis van de heer
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
47
Le troisième et dernier point que je voulais aborder concerne la
libération conditionnelle. On le sait bien, la libération conditionnelle est
un élément essentiel de notre arsenal législatif en matière d'exécution
des peines depuis 1888. Le projet dont nous débattons se fonde sur
le principe qu'une libération conditionnelle peut être accordée à toute
personne se trouvant dans les conditions de temps prévues par la loi,
en tenant compte de contre-indications qui doivent être évaluées de
manière précise et rigoureuse et prises en considération dans la
décision.
Autrement dit, comme plusieurs intervenants l'ont rappelé, le projet
n'organise pas le droit à la libération conditionnelle, ce serait faux de
le prétendre, mais il exclut l'arbitraire. Ce sont des termes que M.
Borginon a développés. On essaie d'exclure l'arbitraire mais on
n'organise pas un droit à la libération conditionnelle, comme Mme
Lalieux l'a également rappelé. Je ne vais pas revenir sur les peines
incompressibles: je crois que M. Malmendier, avec son humanisme
trempé dans une expérience douloureuse, a donné la meilleure
réponse possible à ceux qui, tout au long des travaux de la
commission, ont choisi la voie du poujadisme. Je n'y reviendrai pas et
je reprendrai à mon compte les termes utilisés par M. Malmendier.
Je voudrais rappeler que pour la protection de la société, contre les
récidives, la libération conditionnelle est un instrument fondamental. Il
faut se dire qu'un jour ou l'autre, peut-être même à fond de peine, ces
personnes sortiront. Dès lors, il faut préparer cette sortie. Comment
les y prépare-t-on? Non pas par une réduction des peines ce que
n'est pas la libération conditionnelle, à la différence du système
hollandais, comme M. Borginon a eu raison de le dire mais avec
une libération sous contrôle, sous conditions, sous contraintes; une
libération qui peut être reportée en cas d'infraction aux conditions
mises à la signature de l'accord pour cette libération. C'est aussi
important pour la réintégration de la personne dans la société, qui a
intérêt à préparer cette réintégration, que pour la société elle-même,
afin de contrer la possibilité de la récidive.
C'est pourquoi il me semble important que cette notion de libération
conditionnelle soit bien comprise par la population.
J'en terminerai en disant que j'espère qu'avant la fin de cette année
civile, les tribunaux et les juges d'application des peines existeront. Je
me permets, à cet égard, de remercier la commission Holsters qui a
travaillé pendant de très nombreuses années. Il y avait la commission
Dupont pour tout ce qui concerne le domaine pénitentiaire et le statut
interne des détenus et il y a la commission Holsters pour ce qui
concerne le statut externe et le tribunal d'application des peines.
Avec le vote de ces deux projets qui sont à l'ordre du jour, nous
aurons fait un travail tout à fait essentiel pour un nouveau droit des
personnes qui sont impliquées dans un procès, y compris les
victimes, monsieur Malmendier: les victimes se voient enfin
reconnues dans leur douleur et dans la nécessité de se reconstruire.
C'est la raison pour laquelle la notion de justice restauratrice, vous
l'avez dit, est également présente en filigrane de tous ces projets.
Monsieur le président, voici les raisons pour lesquelles le
gouvernement est heureux que nous ayons pu avoir un débat de très
Malmendier heeft me geschokt.
We zullen, aan de hand van
circulaires, de manier waarop de
slachtoffers door de
strafuitvoeringsrechtbank of de
strafuitvoeringrechter zullen
worden opgevangen,
concretiseren. Zo kan worden
vermeden dat ze, nadat ze al het
slachtoffer werden van een
misdrijf, ook ten prooi vallen aan
misprijzen. Dat is
onaanvaardbaar.
De voorwaardelijke
invrijheidsstelling zal worden
toegekend onder voorbehoud van
de naleving van de wettelijke
voorwaarden enerzijds, en van
een nauwkeurige en strenge
evaluatie van de contra-indicaties
waarin de wet voorziet anderzijds.
Zoals mevrouw Lalieux en de
heer Borginon in herinnering
hebben gebracht, strekt het
voorliggend ontwerp er niet toe
een recht op voorwaardelijke
invrijheidsstelling in te stellen
maar moet het elke willekeur
uitsluiten.
Op de niet-samendrukbare
straffen kom ik niet meer terug en
graag wil ik de bewoordingen
overnemen van de heer
Malmendier waarvan de
getuigenis het best mogelijke
antwoord biedt op het poujadisme
waarin sommigen vervallen.
De voorwaardelijke
invrijheidsstelling vormt een
instrument dat van wezenlijk
belang is met het oog op de
bestrijding van de recidive en op
de bescherming van de
samenleving. De uitvoering van
een straf heeft altijd een doel en
wij moeten ons voorbereiden op
de gevangenen die een
strafinrichting verlaten, en dit via
een invrijheidsstelling
onder
controle, onder voorwaarden, met
beperkingen en waaraan een
einde kan worden gemaakt
ingeval de gevangene één van die
voorwaarden schendt. Het gaat
ook om een essentieel element
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
48
grande qualité en commission.
van de maatschappelijke
reïntegratie van die mensen.
Tot besluit hoop ik dat de
strafuitvoeringsrechtbanken en de
desbetreffende rechters voor het
einde van dit kalenderjaar zullen
zijn geïnstalleerd. In dat verband
wil ik de commissie Holsters
danken voor haar
werkzaamheden met betrekking
tot de externe rechtspositie en de
strafuitvoeringsrechtbanken.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Discussion des articles
Bespreking van de artikelen
Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 2170. Le texte adopté par la commission sert
de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2170/11)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 2170. De door de commissie
aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2170/11)
L'intitulé a été modifié par la commission en "projet de loi relatif au statut juridique externe des personnes
condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des
modalités d'exécution de la peine".
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsontwerp betreffende de externe rechtspositie van
de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de
strafuitvoeringsmodaliteiten".
Le projet de loi compte 109 articles.
Het wetsontwerp telt 109 artikelen.
Amendements déposés:
Ingediende amendementen:
Art. 1 (intitulé/opschrift)
¦ 204 Tony Van Parys cs (2170/6)
Art. 2
¦ 142 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
¦ 173 Bart Laeremans (2170/5)
¦ 150 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
¦ 215 Servais Verherstraeten (2170/8)
Art. 3
¦ 151 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
Art. 4
¦ 138 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 17 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 16 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 5
¦ 18 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 19 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 20 Bart Laeremans (2170/3)
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
49
¦ 21 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 22 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 6
¦ 218 Bart Laeremans (2170/12)
Art. 7
¦ 23 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 24 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 25 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 26 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 27 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 165 Bart Laeremans (2170/4)
¦ 28 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 8
¦ 29 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 10
¦ 143 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
¦ 30 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 31 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 170 Servais Verherstraeten (2170/5)
¦ 32 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 11
¦ 33 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 34 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 12
¦ 174 Bart Laeremans (2170/5)
Art. 14
¦ 35 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 36 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 37 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 15
¦ 38 Bart Laeremans (2170/3).
¦ 39 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 40 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 41 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 16
¦ 38 Bart Laeremans (2170/3).
¦ 42 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 43 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 44 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 45 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 17
¦ 38 Bart Laeremans (2170/3).
¦ 46 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 18
¦ 38 Bart Laeremans (2170/3).
Art. 19
¦ 38 Bart Laeremans (2170/3).
¦ 47 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 20
¦ 38 Bart Laeremans (2170/3).
Art. 25
¦ 145 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
¦ 48 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 49 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 50 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 51 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 52 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 53 Bart Laeremans (2170/3)
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
50
¦ 54 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 55 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 56 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 57 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 58 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 59 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 60 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 61 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 62 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 63 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 64 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 65 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 66 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 67 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 68 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 69 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 26
¦ 70 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 71 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 72 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 73 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 74 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 75 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 76 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 77 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 78 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 79 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 80 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 81 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 82 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 83 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 84 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 85 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 86 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 87 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 88 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 89 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 90 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 91 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 26bis (n)
¦ 92 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 28
¦ 195 Tony Van Parys cs (2170/6)
¦ 93 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 94 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 28bis (n)
¦ 95 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 30
¦ 97 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 96 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 31
¦ 146 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
¦ 98 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 33
¦ 99 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 38
¦ 100 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 101 Bart Laeremans (2170/3)
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
51
Art. 40
¦ 102 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 103 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 41
¦ 104 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 105 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 43
¦ 106 Bart Laeremans (2170/3).
¦ 107 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 108 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 109 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 44
¦ 110 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 140 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 141 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 45
¦ 122 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 47
¦ 196 Tony Van Parys cs (2170/6)
¦ 111 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 148 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
¦ 112 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 113 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 114 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 50
¦ 115 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 54
¦ 116 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 117 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 118 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 119 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 56
¦ 120 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 123 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 57
¦ 121 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 64
¦ 124 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 66
¦ 125 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 126 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 68
¦ 127 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 71
¦ 129 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 130 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 128 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 73
¦ 131 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 76
¦ 132 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 80
¦ 133 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 134 Bart Laeremans (2170/3)
¦ 135 Bart Laeremans (2170/3)
Art. 81 à/tot Art. 86
¦ 136 Bart Laeremans (2170/3).
Art. 87 à/tot Art. 95
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
52
¦ 137 Bart Laeremans (2170/3).
Art. 98bis (n)
¦ 216 Servais Verherstraeten (2170/8)
¦ 201 Tony Van Parys cs (2170/6)
¦ 202 Tony Van Parys cs (2170/6)
Art. 98ter (n)
¦ 203 Tony Van Parys cs (2170/6)
Art. 109
¦ 149 Servais Verherstraeten cs (2170/3)
Les articles 9, 13, 21 à 24, 27, 29, 32, 34 à 37, 39, 42, 46, 48, 49, 51 à 53, 55, 58 à 63, 65, 67, 69, 70, 72,
74, 75, 77 à 79, 96 à 98, 99 à 108 sont adoptés article par article.
De artikelen 9, 13, 21 tot 24, 27, 29, 32, 34 tot 37, 39, 42, 46, 48, 49, 51 à 53, 55, 58 tot 63, 65, 67, 69, 70,
72, 74, 75, 77 à 79, 96 tot 98, 99 tot 108 worden artikel per artikel aangenomen.
Le vote sur les amendements et les autres articles est réservé.
De stemming over de amendementen en de overige artikelen wordt aangehouden.
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en
artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
Madame la ministre, j'espère ne pas m'être trompé. J'ai essayé d'être aussi exact que possible. Je vois
d'ailleurs qu'un professeur d'université me regarde. M. Hasquin sait comme moi et comme tous ceux qui
ont enseigné ou enseignent à l'université, qu'il faut être scrupuleux en ce type de matière.
Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 1960. Le texte adopté par la commission sert
de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1960/10)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan van het wetsontwerp nr. 1960. De door de commissie
aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1960/10)
Le projet de loi compte 51 articles.
Het wetsontwerp telt 51 artikelen.
Amendements déposés:
Ingediende amendementen:
Art. 3
¦ 34 Servais Verherstraeten cs (1960/5)
Art. 5
¦ 29 Bart Laeremans (1960/4)
Art. 16
¦ 20 Tony Van Parys cs (1960/4)
¦ 32 Bart Laeremans (1960/5)
¦ 33 Bart Laeremans (1960/5)
Art. 17
¦ 21 Tony Van Parys cs (1960/4)
Art. 18
¦ 22 Tony Van Parys cs (1960/4)
Art. 19
¦ 27 Servais Verherstraeten (1960/4)
¦ 23 Tony Van Parys cs (1960/4)
¦ 30 Bart Laeremans (1960/4)
¦ 28 Servais Verherstraeten (1960/4)
¦ 31 Bart Laeremans (1960/4)
¦ 24 Tony Van Parys cs (1960/4)
¦ 25 Tony Van Parys cs (1960/4)
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
53
Art. 30
¦ 38 Servais Verherstraeten (1960/7)
Art. 48
¦ 26 Tony Van Parys cs (1960/4)
Les articles 1, 2, 4, 6 à 15, 20 à 29, 31 à 47, 49 à 51 sont adoptés article par article.
De artikelen 1, 2, 4, 6 tot 15, 20 à 29, 31 tot 47, 49 tot 51 worden artikel per artikel aangenomen.
Le vote sur les amendements et les autres articles est réservé.
De stemming over de amendementen en de overige artikelen wordt aangehouden.
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur
l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en
artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
02 Projet de loi portant réforme des carrières et de la rémunération du personnel des greffes et des
secrétariats des parquets (2299/1-5)
02 Wetsontwerp tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies
en de parketsecretariaten (2299/1-5)
Discussion générale
Algemene bespreking
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
02.01 Éric Massin, rapporteur: Monsieur le président, je vais être
relativement bref en ce qui concerne ce rapport. Pour 99,99%, je me
référerai à mon rapport écrit.
Certains éléments de discussion sont cependant à relever. Par
exemple, à un certain moment, une demande d'audition a été faite,
laquelle n'a pas fait l'objet d'un accord dans le chef de la commission,
compte tenu qu'il s'agissait d'entériner un protocole d'accord qui avait
été signé entre le gouvernement et les organisations représentatives
des personnes concernées.
Il s'agit comme vous l'avez relevé du personnel des greffes et
secrétariats des parquets, ce qui ne vise pas la classe A de ces
carrières. Ce statut est effectivement fixé par le Code judiciaire. Cette
classe A fait actuellement l'objet d'un autre protocole d'accord en
cours de négociation qui, comme tous l'espèrent, sera bientôt sur les
bancs du parlement.
Pour le reste, à part quelques amendements techniques qui ont été
déposés, la plupart des articles n'ont fait l'objet d'aucun commentaire
particulier. Je termine ainsi mon rapport.
02.01 Éric Massin, rapporteur: Ik
verwijs grotendeels naar mijn
schriftelijk verslag. Ik zou echter
enkele elementen van de
bespreking willen aanhalen.
In de commissie kon geen
overeenstemming worden bereikt
over een verzoek om een
hoorzitting te organiseren,
aangezien het louter de
bekrachtiging van een
protocolakkoord tussen de
regering en de representatieve
organisaties betreft. De tekst heeft
enkel betrekking op het personeel
van de griffies en de
parketsecretariaten en heeft geen
betrekking op de categorie A van
die loopbanen, waarvan het
statuut door het Gerechtelijk
Wetboek wordt vastgesteld. Voor
die categorie wordt momenteel
over een ander protocolakkoord
onderhandeld.
Voor het overige werden nog
enkele technische
amendementen ingediend, maar
de meeste artikelen hebben geen
aanleiding tot commentaar
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
54
gegeven.
Le président: Monsieur Wathelet, si je ne me trompe, vous êtes inscrit pour ce projet-ci ainsi que M. Van
Parys?
02.02 Tony Van Parys (CD&V): Ja!
De voorzitter: Mijnheer Van Parys, u mag doen wat u wilt! Het woord is vrij! Monsieur Wathelet, vous avez
la parole.
02.03 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, je compte
refaire l'intervention de deux minutes que j'ai tenue en commission.
Je tiens à souligner le caractère très positif du projet déposé. En effet,
il vise à conférer un statut au personnel B, C et D. Au niveau de la
justice, cela a effectivement fait l'objet d'un protocole d'accord, le
protocole d'accord n° 249. La question cruciale est de savoir de quoi
on parle mais surtout de qui on parle. C'est cette question qui nous a
occupés en commission et qui a donné lieu à quelques discussions.
02.03 Melchior Wathelet (cdH):
Ik zal het betoog herhalen dat ik in
de commissie heb gehouden.
Het ingediend ontwerp is zeer
positief. Het strekt ertoe het
personeel van de categorieën B,
C en D een statuut te verlenen.
Op het niveau van Justitie werd
een en ander geregeld bij het
protocolakkoord nr. 249. De
cruciale vraag is over wie men het
heeft.
02.04 Laurette Onkelinx, ministre: (...)
02.05 Melchior Wathelet (cdH): Ne s'agit-il pas de celui-là, madame
la ministre? On parle bien du projet n° 2299?
Le président: Monsieur Wathelet, vous êtes inscrit pour le projet n° 2299, c'est bien juste!
02.06 Melchior Wathelet (cdH): Quid des greffiers? C'est une
question peut-être trop peu évoquée en commission. Les greffiers ne
sont effectivement pas visés dans les statuts B, C, D; les greffiers
n'ont pas de statut. C'est aussi une spécificité qu'ils ont longtemps
demandée. Ils ont souvent plaidé pour ne pas en avoir et ne pas être
repris dans les statuts B, C et D. Donc, ce projet ne les concerne pas.
Evidemment, il est un autre projet auquel vous avez fait référence,
monsieur Massin, et pour lequel un autre protocole serait en
discussion: le projet relatif au protocole d'accord 293 qui, lui, concerne
bien les greffiers et qui viserait à conserver un statut B à une partie
d'entre eux. Ceux qui ne sont pas chefs de corps ni chefs de service
bénéficieraient d'un statut B.
Les greffiers sont aujourd'hui dans une situation extrêmement délicate
car ils ne veulent évidemment pas retarder ce projet qui est positif
pour les statuts B, C et D. Par ailleurs, ils craignent de se voir, a
posteriori, en cas de vote de l'autre projet, appliquer un statut qu'ils
n'auront pu négocier préalablement. C'est ce que je regrette
aujourd'hui.
Il eut été plus positif d'avoir les deux discussions simultanément. Cela
aurait permis d'éviter un certain nombre de confusions et de rendre la
discussion plus constructive. Cela n'a pas été possible. Mais, à
nouveau, malgré cette réserve, nous ne pouvons pas ne pas voter
pour ce projet, parce qu'il est positif pour les statuts B, C et D. Nous
espérons toutefois que, dans le cadre des futures négociations avec
02.05 Melchior Wathelet (cdH):
Zo is de situatie van de griffiers in
de commissie te weinig aan bod
gekomen. Zij werden niet
opgenomen in de statuten van de
personeelsleden van de niveaus
B, C en D en het ontwerp heeft op
hen geen betrekking, zo heeft
men hen meegedeeld.
Er zou echter momenteel een
protocolakkoord nr. 293 worden
besproken dat ertoe strekt het B-
statuut voor een gedeelte van de
griffiers te handhaven. Het
ontwerp dat hier vandaag voorligt,
zal dus later op hen van
toepassing zijn, zonder dat zij aan
de besprekingen hebben kunnen
deelnemen.
Het ware beter geweest om de
twee teksten samen te
bespreken. Dat is niet mogelijk
gebleken. Desondanks zullen wij
voor het ontwerp stemmen, dat
gunstig is voor de
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
55
les greffiers, les aménagements nécessaires seront pris pour faire en
sorte que les discordances entendues aujourd'hui soient apaisées.
personeelsleden van
de
categorieën B, C en D. De griffiers
zullen ook niet van zich laten
horen om te vermijden dat de
goedkeuring van het ontwerp zou
aanslepen. Wij hopen echter dat
in het kader van de toekomstige
onderhandelingen met de griffiers
de nodige aanpassingen zullen
worden aangebracht om die
discrepanties weg te werken.
02.07 Tony Van Parys (CD&V): Mijnheer de voorzitter, onze fractie
zal het wetsontwerp goedkeuren. Het gaat inderdaad niet over het
personeel van niveau 1, maar wel over het personeel van de niveaus
2, 3 en 4, die in nieuwe graden en niveaus ingedeeld worden. Voor
ons is het belangrijk dat het personeel een speciaal korps blijft en
geen personeel wordt van het openbaar ambt. Het blijft behoren tot de
rechterlijke orde, wat in deze belangrijk is. Vandaar dat het ook
belangrijk is dat het bij wet geregeld wordt en niet bij koninklijk besluit.
Wij steunen het ontwerp omdat het een aanzienlijke verbetering
inhoudt van de benoemingsvoorwaarden, de selectie, de werving, de
bevordering, de mutaties en de toekenning van hogere functies.
Ten slotte wordt hierdoor het statuut van de betrokken
personeelsleden aanzienlijk verbeterd. De minister van Justitie heeft
in de commissie meegedeeld dat de kostprijs van het ontwerp 14
miljoen euro zou bedragen, wat aanzienlijk is. De minister heeft ons
verzekerd dat het geld gereserveerd is. Wij hebben dat engagement
uitdrukkelijk gevraagd, zodanig dat niet alleen in de wettelijke
bepalingen wordt voorzien, maar ook in de middelen om het statuut
en het aangepaste statuut uit te voeren.
Ik zou alleen nog van de gelegenheid gebruik willen maken om de
minister te vragen of er inmiddels reeds de nodige beslissingen zijn
genomen naar aanleiding van de begrotingscontrole om het
vakantiegeld voor de magistraten veilig te stellen, zodat er geen
misverstanden bestaan.
02.07 Tony Van Parys (CD&V):
Notre groupe adoptera le présent
projet de loi. Il n'a pas trait au
niveau 1 mais concerne le
personnel des niveaux 2, 3 et 4
qui sera désormais classé dans
de nouveaux grades. A nos yeux,
il importe que ce personnel
continue de faire partie d'un corps
spécial appartenant à l'ordre
judiciaire et ne soit pas rangé
dans la fonction publique. C'est
aussi la raison pour laquelle il
fallait régler cette matière par une
loi et non par un arrêté royal.
Si nous apportons notre soutien à
ce projet de loi, c'est parce qu'il
améliore très sensiblement les
conditions de nomination, la
sélection, la promotion, les
mutations et l'attribution des
fonctions supérieures, ainsi que le
statut du personnel. Nous
espérons à cet égard que la
ministre honorera ses
engagements. Je veux parler de
sa promesse de réserver les
moyens nécessaires, soit 14
millions d'euros, pour exécuter ce
statut.
A-t-on entrepris entre-temps, dans
le cadre du contrôle budgétaire,
les démarches nécessaires pour
préserver le pécule de vacances
des magistrats?
Le président: Je vois un acquiescement du ministre, que je verbalise.
02.08 Minister Laurette Onkelinx: Ik bevestig, mijnheer de voorzitter.
02.08
Laurette Onkelinx,
ministre: Oui.
02.09 Tony Van Parys (CD&V): Dan ben ik ook wat dat betreft,
gerustgesteld en kan onze fractie met een gerust geweten het
wetsontwerp morgen goedkeuren.
02.09 Tony Van Parys (CD&V):
Alors nous adopterons ce projet
de loi.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
56
Le président: Madame Marghem est la dernière oratrice dans la discussion générale.
Qu'amenez-vous là? Un mouchoir! Je vous demande alors de parler dans la direction de la ministre!
02.10 Marie-Christine Marghem (MR): Certainement, monsieur le
président. Je m'adjoins cet outil indispensable en raison de la
présence de microbes au niveau de mon nez, mais je rassure tout le
monde: mon cerveau est intact.
Le président: Cela vous permettra d'être brève.
02.11 Marie-Christine Marghem (MR): Je l'espère.
Monsieur le président, madame la ministre, mes chers collègues, le
projet de loi soumis à votre vote présente des points très positifs pour
le personnel administratif des greffes et secrétariats de parquet que je
m'empresse de souligner d'emblée, tout comme la plus grande
uniformité dans l'organisation de ce statut et une plus grande clarté
entre les différents grades qui sont assimilés aux grades généraux de
la Fonction publique, tant au niveau des conditions de nomination que
des modalités de promotion, de mobilité et de délégation à des
fonctions supérieures. Il est effectivement temps que l'organisation du
personnel administratif des greffes et des parquets voie les mesures
négociées dans le cadre du protocole signé en avril 2003 se
concrétiser.
Cependant, il est à déplorer que le dialogue sur la profession de
greffier et de secrétaire de parquet n'ait pu avoir lieu, tant sur la forme
que sur le fond de cette question. Notre groupe avait été en effet
interpellé par des représentants de ces professions, que ce soit dans
le cadre de l'ASBL Ceneger que par le SLFP Ordre judiciaire ou
encore spontanément par des greffiers et secrétaires acteurs de
terrain. Il est apparu clairement que ces derniers avaient des doutes
et des inquiétudes par rapport à la reconnaissance de leur statut
professionnel, à savoir le classement dans le niveau A. Pour les
greffiers, s'ajoute à cette inquiétude celle de la représentation officielle
de leur fonction lors d'éventuelles négociations ou dans les
négociations qui sont déjà intervenues. Mon collègue Wathelet y a fait
référence tout à l'heure.
Ces préoccupations ne sont pas neuves. Mme la ministre a
clairement exposé ses choix: réserve du statut A pour les
greffiers/secrétaires en chef et greffiers/secrétaires chefs de service
ainsi que volonté de reconnaître un statut syndical aux greffiers.
Ces questions prennent donc un aspect particulier dans le cadre du
présent projet de loi. En effet, la logique sous-tendant ce choix de
statut pour les greffiers se dessine, à savoir que les autres greffiers,
les greffiers de terrain, doivent dès lors être désormais considérés
comme du personnel de niveau B, correspondant à l'ancien niveau
2+. Or, dans le contexte du protocole 249, les négociations menées
n'ont pas visé les greffiers ni le personnel de niveau A. Cette
question, leur a-t-on répété, serait débattue plus tard. Dans cette
optique, on peut comprendre la crainte des greffiers, mais également
des secrétaires de parquet de voir ce projet actuel et les mesures
prises aujourd'hui avoir des conséquences directes ou indirectes sur
leur profession.
02.11 Marie-Christine Marghem
(MR): Het voorliggend ontwerp
bevat positieve punten voor het
administratief personeel van de
griffies en van de
parketsecretariaten. Dat de
maatregelen die ten behoeve van
dat personeel in het kader van het
protocol van april 2003 werden
uitgedokterd, eindelijk
werkelijkheid zijn geworden, kan
ik alleen maar toejuichen.
Toch is het spijtig dat de dialoog
over het beroep van griffier of
parketsecretaris niet kon
plaatsvinden. Vertegenwoordigers
van die beroepen die bezorgd
waren over de erkenning van hun
professioneel statuut
(rangschikking in het niveau A)
hebben onze fractie hierop attent
gemaakt. Voor de griffiers is er
ook de officiële
vertegenwoordiging van hun ambt
bij onderhandelingen.
De minister heeft haar keuzes
uiteengezet: het statuut A wordt
voorbehouden voor de
griffiers/hoofdsecretarissen en de
griffiers/secretarissen-hoofd van
dienst. Ook heeft ze zich bereid
verklaard een syndicaal statuut
voor de griffiers te erkennen.
De andere griffiers moeten dus
worden beschouwd als
personeelsleden van niveau B
(oud 2+). In de context van het
protocol 249 is het echter zo dat
de onderhandelingen geen
betrekking hadden op de griffiers
noch op het personeel van niveau
A. In die optiek kan men er begrip
voor opbrengen dat zij beducht
zijn voor de mogelijke gevolgen
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
57
Notre préoccupation en commission a donc été de nous assurer que
les inquiétudes légitimes d'une profession, dont nous avons toujours
estimé le rôle prépondérant dans l'exercice d'une bonne justice,
trouvent écho dans le débat parlementaire; c'est encore ce souci qui
nous anime aujourd'hui.
Face aux préoccupations de nos concitoyens, notre tâche d'élus n'est
pas de les ignorer mais de chercher à les apaiser en leur donnant des
réponses. Ces réponses, madame la ministre, nous les avons
cherchées en vous interrogeant sur la portée du projet de loi qui,
selon la lecture que nous en avons faite, semble avoir des
implications pour les greffiers et les secrétaires de parquet, alors
qu'ils étaient censés ne pas être visés par ce dernier. La
démonstration de la mauvaise compréhension que nous aurions pu
avoir du texte, madame la ministre, si vous aviez estimé utile d'y
procéder, aurait sans aucun doute eu raison de nos doutes et nous
nous serions inclinés devant la sagesse de votre raisonnement.
Malheureusement, cela n'a pas été votre choix, dans des
circonstances que nous déplorons vivement; aucune réponse
constructive ne nous a été donnée, le débat lui-même étant étouffé
dans l'oeuf.
C'est donc déçus de cette absence de débat mais conscients de
l'importance de ce nouveau statut pour le personnel des greffes et
secrétariats de parquet, et afin de ne pas retarder plus encore la mise
en oeuvre de la modernisation attendue depuis les négociations
entamées en 2002, que nous voterons ce projet.
Toutefois, notre mouvement restera très attentif à ce que le débat sur
le statut des greffiers et secrétaires de parquet ait lieu et que la
reconnaissance de leur fonction soit à la hauteur des tâches et
responsabilités qu'ils assument. Récemment, dans votre réponse à
une interrogation parlementaire, vous avez mentionné que les tâches
confiées aux greffiers ne nécessitaient pas, selon vous, la détention
d'un diplôme universitaire, que l'exigence d'un tel diplôme vous
paraissait démesurée, de sorte que, comme seuls les détenteurs d'un
diplôme universitaire peuvent être repris dans le niveau A, les
greffiers se voyaient de facto classés dans le niveau B.
Cette approche nous semble être en totale contradiction avec celle
précédemment défendue. En effet, nous vous rappelons que le
protocole 249 qui fonde votre projet est le fruit d'un accord
équilibré qui prévoyait expressément, en vertu d'une pondération de
fonctions basée sur la méthodologie Compass, que la fonction de
secrétaire était suffisamment lourde pour être classée dans le
niveau A. Cette pondération est justifiée par une description de la
fonction dont les tâches ont été estimées dignes de ce niveau.
Cette analyse, axée sur le contenu de la fonction qui en conditionne le
classement dans les différents niveaux et non l'inverse , peut être
reprise pour les fonctions de greffier dont les responsabilités, vous me
l'accorderez, sont au moins aussi lourdes que celles des secrétaires
de parquet. Les extensions régulières des compétences dévolues aux
greffes qui nécessitent des connaissances et/ou une expérience
universitaire ou analogue, ainsi que la recommandation du Conseil de
l'Europe en matière de déchargement des tâches des magistrats vers
leurs collaborateurs directs, greffiers et secrétaires et, enfin, l'exemple
de nos voisins européens où le niveau universitaire ou équivalent est
van dit ontwerp op hun beroep.
Wij wilden er ons van
vergewissen dat de terechte
bekommernissen van een
beroepscategorie tijdens het
parlementair debat gehoor zouden
vinden. Daarom hebben wij u aan
de tand gevoeld over dat
wetsontwerp, dat implicaties lijkt
te hebben voor de griffiers en de
parketsecretarissen. U heeft
echter beslist om niet te
antwoorden, wat wij betreuren.
Wij zijn ons bewust van het
belang van dat nieuwe statuut
voor het personeel van de griffies
en de parketsecretariaten en
zullen het ontwerp dan ook
goedkeuren. Wij zullen er echter
op blijven toezien dat het debat
over het statuut van de griffiers en
de parketsecretarissen wel
degelijk zal plaatsvinden. U heeft
onlangs gesteld dat de griffiers,
gelet op de taken die zij
verrichten, geen houder van een
universitair diploma moeten zijn.
Het protocol nr. 249 bepaalde
echter uitdrukkelijk dat de functie
van secretaris voldoende zwaar is
om in de categorie A te worden
gerangschikt.
Die analyse, die op de inhoud van
de functie is toegespitst, kan
worden overgenomen voor de
functie van griffier van wie de
verantwoordelijkheden minstens
even zwaar zijn. De uitbreiding
van de bevoegdheden die aan de
griffiers worden toegekend, de
aanbeveling van de Raad van
Europa om de magistraten te
ontlasten en een deel van hun
taken toe te vertrouwen aan hun
rechtstreekse medewerkers en
het voorbeeld van onze Europese
buurlanden zetten die redenering
kracht bij.
Wij roepen u dus op om de
onderhandelingen met die
beroepscategorieën te hervatten
en rekening te houden met hun
eis om in de categorie A te
worden gerangschikt.
29/03/2006
CRIV 51
PLEN 199
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
58
exigé pour les greffiers et secrétaires, plaident en faveur de ce
raisonnement.
Nous vous appelons donc, madame la ministre, à mettre tout en
oeuvre pour reprendre les négociations avec ces professions
essentielles pour le fonctionnement correct des institutions judiciaires
et à prendre en compte leur revendication d'intégration au sein du
niveau A.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Discussion des articles
Bespreking van de artikelen
Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion.
(Rgt 85, 4) (2299/5)
Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis
voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2299/5)
Le projet de loi compte 71 articles.
Het wetsontwerp telt 71 artikelen.
Ik overloop de artikelen. Er zijn geen amendementen. Het wordt een oefening voor de voorzitter.
Démosthène avait des cailloux dans la bouche et criait face aux vagues.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 71 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 71 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu demain.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal morgen plaatsvinden.
03 Agenda
03 Agenda
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents de ce matin, je vous propose de reporter la
discussion du rapport "sectes" à demain, après les questions orales et d'inscrire à l'ordre du jour de la
séance plénière de demain après-midi, la proposition de loi de MM. Thierry Giet, Daniel Bacquelaine, Stef
Goris et Dirk Van der Maelen complétant l'article 4 de la loi du 3 janvier 1933 relative à la fabrication, au
commerce et au port des armes, et au commerce des munitions (n°
s
2311/1 à 3).
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van deze morgen, stel ik u voor het verslag
"sekten" morgen te bespreken, na de mondelinge vragen en op de agenda van de plenaire vergadering
van morgennamiddag het wetsvoorstel van de heren Thierry Giet, Daniel Bacquelaine, Stef Goris en Dirk
Van der Maelen tot aanvulling van artikel 4 van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de
handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie (nrs 2311/1 tot 3) toe te voegen.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
CRIV 51
PLEN 199
29/03/2006
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
59
Aldus zal geschieden.
Ik ga de "bilocatie" behandelen. Het is de roepnaam van het wetsontwerp.
Il s'agit du projet de loi tendant à privilégier l'hébergement égalitaire de l'enfant dont les parents sont
séparés et réglementant l'exécution forcée en matière d'hébergement d'enfant.
Een aantal collega's is voor de bespreking ingeschreven.
Je commencerai avec ce projet à 18.00 heures. Si nous travaillons bien, nous pourrons terminer
raisonnablement cet après-midi.
Je clos donc la séance de l'après-midi pour ouvrir la séance du soir à 18.00 heures.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
De vergadering wordt gesloten om 17.48 uur. Volgende vergadering woensdag 29 maart 2006 om
18.00 uur.
La séance est levée à 17.48 heures. Prochaine séance le mercredi 29 mars 2006 à 18.00 heures.
L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 51 PLEN 199 annexe.
De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 51 PLEN 199 bijlage.