Séance plénière |
|
van donderdag 5 maart 2009 Namiddag ______ |
du jeudi 5 mars 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.
La séance est ouverte à 14.17 heures et présidée par M. Patrick Dewael.
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Didier Reynders.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance
est ouverte.
Jacqueline Galant, Thérèse Snoy et d'Oppuers, wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé;
Hilâl Yalçin,
zwangerschapsverlof / congé de maternité;
Elio Di Rupo, wegens ambtsplicht / pour devoirs de mandat;
Josée Lejeune, verhinderd / empêché;
Hendrik Daems, buitenslands / à l'étranger.
Ik deel u mede dat de eerste minister, wegens een bezoek aan de Franse president in Parijs, pas om 16.00 uur zich bij onze vergadering zal vervoegen. Hij zal op dat ogenblik nog een aantal vragen beantwoorden die aan hem zijn gericht. Ik wil daarom voorstellen om aan te vangen met de vragen aan de vicepremier en minister van Financiën.
- de heer Gerolf Annemans aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Fortis" (nr. P0860)
- de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Fortis" (nr. P0861)
- M. Gerolf Annemans au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "Fortis" (n° P0860)
- M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "Fortis" (n° P0861)
01.01 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de vicepremier, naar aanleiding van de slotfase van dit deel van het Fortisdossier en naar analogie van een uitspraak van u over de communautaire dialoog "De sfeer is goed", had ik u willen vragen of de sfeer tussen de regering en BNP goed is. Of, is de sfeer daarentegen een beetje vertroebeld?
Iedereen keek met grote aandacht naar de regering, zodra wij ondervonden dat de eisen van BNP exuberant werden. Ik zal het lijstje van extra garanties, fiscale voordelen en dergelijke, hier niet aflopen. Heeft het kernkabinet van gisteren of van vanochtend een mandaat gegeven aan de heer Van Rompuy om de zaken in Parijs toch wat strikter te bekijken?
Wat is dat mandaat dan wel? Hebt u reeds beslissingen genomen, of zult u vandaag enkel zeggen: wij zijn bezig en u zult het wel horen?
Ik stel die vraag, omdat er vanochtend aan de uitgang van het kernkabinet toch een aantal verklaringen is gelegd, onder meer door mevrouw Milquet: het is niet omdat er nieuwe eisen zijn, dat we die moeten aanvaarden, et cetera, er zijn elke dag nieuwe eisen, we praten elke dag.
Ik heb de indruk dat mevrouw Milquet toch al een beetje in haar kaarten laat kijken en ik hoop van u hetzelfde.
01.02 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we zijn vandaag precies vijf maanden na het noodlottige weekend, als ik het zo mag zeggen, waarin Fortis als bank op een nogal onhandige manier voor een prikje aan BNP Paribas werd verpatst. Dat was in elk geval de intentie. Nu is het D-Day. We zijn beland op het moment dat er beslissingen moeten worden genomen. Gisteren lanceerde BNP nog een zot bod met de garantievraag naar een bedrag tussen tien en twintig miljard euro op verschillende vlakken. BNP moet hebben gedacht: met de hardnekkigheid van Reynders moeten we er in elk geval in slagen om dat bod erdoor te krijgen. U bent immers de grote voorstander ervan geweest om het lot van Fortis continu aan BNP toe te vertrouwen.
Waar staan wij nu met het dossier? Wij zijn vijf maanden bezig. Vandaag is de premier vertrokken naar – ik zou bijna zeggen zijn evenknie, maar dat is niet zo – Sarkozy. Ik vraag mij af met welk mandaat hij is vertrokken, gezien de tegenstrijdigheden in de voorbije weken en dagen. Wat zijn de belangrijkste elementen uit het mandaat waarmee de premier is vertrokken? Is een standalone – dat leek in de voorbije dagen steeds meer de oplossing te worden – een regeringsstandpunt, of gaan wij weer een kat-en-muisspelletje tegemoet, zoals in het dossier-KBC? Zal deze regering volop haar schouders zetten onder het dossier, indien het uw oplossing niet is?
01.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Annemans, mijnheer Van de Velde, ik wil eerst en vooral herhalen dat wij inderdaad sinds enkele maanden bezig zijn om voor de spaarders en het personeel van verschillende banken, en, als het mogelijk is, ook voor de aandeelhouders, een zeer sterke bescherming te organiseren. Dat is de enige doelstelling van de regering. Tot nu toe hebben wij dat gedaan met verschillende banken, zonder dat er problemen waren voor de klanten van de betrokken banken. Wij proberen om oplossingen te vinden voor alle problemen. Dat zal ook in de volgende weken en maanden het geval zijn.
Wat Fortis betreft, het is duidelijk dat wij in de voorbije weken onderhandelingen hebben gehad, niet alleen met BNP Paribas, maar ook met de Fortis holding. Dat is normaal, want er waren drie partners in de verschillende protocollen en akkoorden. Eind vorige week hebben wij beslist om voort te gaan tot 6 maart. Waarom? Wij hebben gedacht dat het mogelijk was om tot een akkoord te komen. Er is dus nu een verlenging tot en met morgen, 6 maart.
Ik kom tot de stand van zaken. Ik heb vandaag samen met de eerste minister een mandaat gekregen van het kernkabinet, niet om contact te hebben met de heer Sarkozy, maar met BNP Paribas, om tot een akkoord te komen. Wij hebben nu duidelijke richtlijnen van de regering in dat verband. Wij kennen de verschillende punten op tafel. Zoals altijd in de verschillende bankdossiers, wil ik herhalen dat wij ter zake zullen communiceren na de beslissing en niet gedurende het onderhandelingsproces. Dat is toch normaal.
Ik herhaal dat de eerste minister en ikzelf nu een zeer klaar en duidelijk mandaat hebben, net als in de vorige fases, vanuit het kernkabinet om de onderhandelingen met BNP Paribas tot een einde te brengen.
U hebt gevraagd of het mogelijk is om naar een andere oplossing te gaan. Onze eerste prioriteit is een akkoord met BNP Paribas. Als dat onmogelijk is, zullen wij werk maken van de bescherming van de spaarders en van het personeel en zullen wij ook, als het mogelijk is, iets doen voor de aandeelhouders. Wij houden dezelfde redenering van eind september aan, zonder enige verandering.
01.04 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Het viel te vrezen dat de minister zich zou wegsteken achter de onderhandelingsfase, waarover hij niet veel details kwijt wil. Het enige wat wij hier kunnen vaststellen, is dat men in dit land beter journalist dan parlementslid kan zijn, want de journalisten hebben vernomen dat de regering vanochtend heeft geweigerd om de bijkomende eisen van BNP Paribas, extra staatsgaranties, fiscale voordelen en het wegnemen van sociale garanties inzake tewerkstelling en dergelijke meer, waarmee men zo schermt, te aanvaarden. "Zo werd donderdag na het kernkabinet vernomen. Volgens een goede bron zou de kern aan de stuurgroep gevraagd hebben om een tegenvoorstel te formuleren.”
Als u dat niet kunt bevestigen, wat u niet zult doen, neem ik aan, dan is de welingelichte bron beter ingelicht dan de minister, moet ik veronderstellen, of is de journalist in dit land gemiddeld beter ingelicht dan een parlementslid.
01.05 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, het dossier draait vooral om vertrouwen, dat weet u ook. U moet zich toch stilaan eens afvragen in hoeverre dat vertrouwen nog aanwezig is na vijf maanden, waarin wij het gerecht op zijn kop hebben gezet, of waarin ú het gerecht op zijn kop hebt gezet met dat dossier.
U bent in dat dossier mordicus blijven vasthouden aan een oplossing, die wellicht geen oplossing wordt, met een partner die u tegen de muur heeft gezet en die u er nu zelfs aan heeft vastgenageld, door telkens weer met een zwaktebod te komen. U bent met een zwaktebod gestart ten aanzien van de Nederlanders. U hebt nu een zwaktebod ten aanzien van de Fransen, door continu te blijven vasthouden aan uw vastberadenheid, uw therapeutische hardnekkigheid om met BNP in zee te gaan. Welnu, ik wil u gewoon vragen in hoeverre u denkt dat de bevolking er nog in vertrouwt dat het dossier op een juiste manier wordt behandeld.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Ecofin" (nr. P0862)
02 Question de Mme Tinne Van der Straeten au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "Écofin" (n° P0862)
02.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in december in Kopenhagen is het de bedoeling dat er een nieuw internationaal klimaatakkoord wordt gesloten dat de opvolger moet worden van Kyoto en waardoor zowel ontwikkelings- als industrielanden doelstellingen zullen opgelegd krijgen. De hamvraag, het essentiële punt, het breekpunt is de financiering van dat akkoord. Wie gaat dat betalen? Voor hoeveel? Zeker nu de industrielanden twee jaar geleden hebben beloofd de ontwikkelingslanden te zullen helpen.
Europa bepaalt op dit moment haar positie in verschillende vergaderingen, ook in de Ecofin Raad en zal definitief de knoop doorhakken op 19 en 20 maart. Het Belgische standpunt is duidelijk. Het Belgische standpunt is dat wij duidelijk moeten zijn over de financiering en het bedrag. Wij moeten weten hoeveel wij zullen betalen. De conclusies van de Ecofin, de Raad van de ministers van Financiën waarin u zult zetelen op 10 maart, bepalen die zaken helemaal niet en schuiven dat eigenlijk voor zich uit. Dimas, de Europese commissaris, zegt: “No money, no deal.” Het is echt wel essentieel dat er duidelijkheid is over de financiering van dat internationale klimaatakkoord.
Mijn vraag, mijnheer de minister, is eigenlijk heel duidelijk. Wat zult u doen op 10 maart? Gaat u de Belgische positie – die erin bestaat duidelijk te zijn over de financiering, het aandeel en de manieren – duidelijk verdedigen? Gaat u er uw hoofd voor leggen of zult u tijdens de discussie van de ministers van Financiën gewoon intelligent voor u uitkijken en zien wat er uit de bus komt?
02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, zoals altijd zal ik in de volgende Ecofin Raad het Belgische standpunt verdedigen. Ik doe dit altijd tijdens een Ministerraad op Europees vlak. U heeft misschien een ontwerp van conclusies gelezen maar het is enkel een ontwerp. De vergadering vindt pas volgende week dinsdag plaats. Er is dus nog een bespreking mogelijk.
Ik zal herhalen dat het niet alleen nodig is een financiering te hebben, maar eerst en vooral ook concrete projecten. Wat kunnen wij doen? Om tot een financiering te komen, moeten wij toch een aantal projecten kennen? Het is zeer moeilijk om tot een raming te komen van de financiering zonder precisering over de verschillende projecten.
Ik zal twee punten herhalen. Niet alleen ons engagement om tot een echte beslissing te komen in Kopenhagen, maar ook met precieze projecten en een precieze financiering. U kent het Belgische standpunt in dat verband. Ik zal dat herhalen.
Ik hoop dat het mogelijk zal zijn in andere landen met andere meerderheden om dezelfde redenering te volgen. Maar wat mij betreft, zal het zeer klaar en duidelijk zijn.
02.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, het is soms moeilijk om op u te rekenen.
Deze keer reken ik echt op u. Ik verwacht van u dat u niet enkel met mooie woorden hier in het Parlement zegt wat u zal doen, maar dat u dat werkelijk in de Ecofin Raad zal doen en dat u vandaag al de nodige stappen neemt om een aantal van uw collega’s te overtuigen van de noodzaak om in de conclusies te zeggen hoe de financiering zal verlopen. Ik heb van u duidelijke precieze cijfers en precieze projecten vernomen met een verwijzing naar het Noors voorstel en het Mexicaans voorstel.
Volgende week zal ik u vragen wat daarvan is geworden en wat uw bijdrage is geweest aan de conclusies die, zoals u zegt, door uw toedoen zullen veranderen.
Het incident is gesloten.
- Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "l'égalité salariale hommes/femmes" (n° P0872)
- Mme Colette Burgeon à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "l'égalité salariale hommes/femmes" (n° P0873)
- mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de gelijke beloning voor mannen en vrouwen" (nr. P0872)
- mevrouw Colette Burgeon aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de gelijke beloning voor mannen en vrouwen" (nr. P0873)
03.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, la récente campagne de la FGTB a remis en lumière ce grand écart entre les salaires des hommes et des femmes. Si la situation s'améliore – il y avait 28% d'écart en 1999 et 24% d'écart aujourd'hui –, elle reste loin d'être idyllique. Madame la ministre, comment allez-vous réagir?
On sait que certains mécanismes, comme par exemple le temps partiel, sont très dommageables pour la carrière et la pension de femmes. J'en rencontre régulièrement qui ont vraiment de toutes petites pensions.
Lorsqu'on parle d'une conciliation entre vie de famille et vie professionnelle plus facile grâce au temps partiel, il suffit de discuter avec une caissière de supermarché qui travaille tous les jours de 17.00 heures à 20.00 heures et elle vous expliquera le contraire.
Dans votre plan pour l'égalité des chances, vous avez annoncé l'introduction d'un système de classification, la parution d'un guide pratique pour 2008, un travail sur le bilan social de l'entreprise, une lutte contre le piège du travail à temps partiel ainsi qu'une série d'autres mesures.
J'aurais souhaité pouvoir faire le point avec vous aujourd'hui sur ce que vous avez effectivement entrepris pour réduire cet écart.
03.02 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, madame la ministre, à partir de 15.05 heures, les femmes travaillent gratuitement.
Je suppose que, tout comme moi, vous avez lu attentivement l'enquête sur la structure et la répartition des salaires de 2006 menée par la FGTB à l'approche de la journée d'égalité salariale qui aura lieu le 27 mars.
Selon les chiffres de l'enquête, l'écart salarial était de 28% en 1999 et il approchait les 24% en 2006. L'évolution est favorable aux femmes, les écarts se réduisent. En effet, des efforts ont été réalisés au niveau de l'égalité hommes/femmes dans les politiques menées dans notre pays, notamment sous l'impulsion de Christian Dupont, quand il était ministre de l'Égalité des chances.
Des progrès ont eu lieu, bien sûr, mais il ne faut pas occulter ceux qui restent à accomplir en la matière, surtout à un moment peu favorable pour les travailleuses. Je citerai quelques points problématiques: ségrégation horizontale du marché de l'emploi, difficultés d'accès aux formations et promotions, difficultés de concilier vie privée et vie professionnelle, problématique des temps partiels qui restent une affaire de femmes, une discrimination directe. Tout cela favorise les écarts salariaux. Il faut donc y trouver des solutions.
Le but de la campagne annuelle de la FGTB est de continuer à sensibiliser les travailleurs et les services publics. Elle émet plusieurs propositions: développement de structures d'accueil et de soins pour les personnes plus âgées, plus grande attention apportée aux questions de genre dans l'enseignement, revalorisation des secteurs et métiers. Il faut prendre tout cela en compte.
Madame la ministre, voici mes questions. On avait déjà envisagé le problème en novembre, entre autres avec une question de Mme Déom. Nous étions d'accord pour améliorer l'information des travailleurs sur le temps partiel. Qu'avez-vous fait à cet égard? Avez-vous pris contact avec les partenaires sociaux, avec les syndicats? Comment allez-vous répondre à leurs revendications? Votre réponse sera importante à la veille de la Journée de la femme.
03.03 Joëlle Milquet, ministre: Je vous remercie pour ces questions auxquelles j'ai déjà répondu en commission il y a deux jours. Réitérer mes réponses ne me pose aucun problème. Nous connaissons toujours en Belgique un problème d'écart salarial: si on compte mi-temps et temps pleins, cet écart est de 25%; avec les temps pleins seuls, il est de 15%.
Pour avoir participé il y a quelques mois à un conseil informel européen sur ce sujet à Lille, je peux vous dire que la Belgique se situe parmi les pays européens où cet écart est le moins important. Ce n'est pas pour autant qu'il faut minimiser le problème.
Les causes sont diverses: le plafond de verre, les problèmes d'accès aux postes à responsabilité, etc. Il y a également plusieurs autres phénomènes pour lesquels j'ai demandé une analyse plus approfondie à l'Institut, notamment la problématique des avantages extra-salariaux. De fait, on s'est rendu compte que, de par son statut, un homme marié avec enfants était fondamentalement mieux payé. Au contraire, plus la femme avance dans ce statut, moins elle est payée. Des problèmes se posent donc en termes de statut et d'avantages extralégaux.
Une étude est actuellement en cours auprès de l'Institut pour apprécier le phénomène et apporter des recommandations. En ce qui concerne le temps partiel, voici quelques mois, j'ai décidé d'augmenter l'allocation de garantie de revenus en vue d'augmenter le pouvoir d'achat des travailleuses à temps partiel jusqu'à hauteur de 150 euros par mois. Toutefois, au-delà de cette mesure, par rapport à ce qui a été proposé et ce qui est actuellement en cours, on s'est rendu compte qu'il y avait souvent un problème d'information.
De voorzitter: Collega’s, mag ik er toch even op aandringen om enige stilte in acht te nemen. Het gaat om het vragenuurtje. Er worden vragen gesteld en antwoorden gegeven. Als men niet geïnteresseerd is in het debat, kan men op een andere plaats gaan babbelen, niet in de plenaire vergadering.
03.04 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, c’est peut-être parce que l’on parle des femmes que cela intéresse moins les hommes!
C’est le manque de connaissance en droit qui cause cette difficulté pour les femmes d’accéder à un emploi à temps plein lorsqu’il y a des offres de ce type dans l’entreprise. Aussi, un projet de campagne d’information est actuellement analysé et sera prochainement finalisé par le SPF Emploi.
Nous savons également que les femmes bénéficient de salaires moindres car elles sont occupées dans le secteur du non-marchand. Nous préparons donc les prochains accords de ce secteur afin de revaloriser le travail des femmes.
En ce qui concerne la problématique importante de la classification des fonctions qui devrait permettre d’obtenir une grille neutre sur le plan du genre, nous avons abouti à cette convention collective de septembre qui impose, dans les différents secteurs, d’organiser le système de classification de fonctions de manière neutre.
Dans ce cadre, j’ai écrit aux présidents de toutes les commissions paritaires pour leur demander que dans toutes les négociations à venir, ce problème soit au centre des discussions afin qu’il soit intégré dans l’accord interprofessionnel, même si ce dernier ne cible que quelques thématiques. Nous devrions, dans tous les secteurs, posséder ce travail de classification de manière neutre et par la suite, grâce à une évaluation constante, réduire l’écart salarial entre hommes et femmes.
Le SPF Emploi est prêt. J’ai demandé que l’on analyse les différents moyens que nous pouvons mettre à disposition et de préparer des grilles types pour aider les différentes commissions paritaires à progresser dans ce domaine.
03.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, j’entends parler de la classification des fonctions depuis que je suis arrivée au Parlement en 1999. J’espère que cet accord interprofessionnel va enfin la concrétiser sur le terrain.
Cependant, il faut aussi être très attentif vis-à-vis des autres outils utilisés. Actuellement, nous bénéficions d’une politique de soutien pour des emplois qui parfois sont de mauvaise qualité. Je pense notamment aux emplois à temps partiel. Nous devons donc cibler les bons emplois plutôt que les mauvais.
03.06 Colette Burgeon (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il est clair qu’il ne faut pas minimiser les problèmes, même si nous sommes bien classés. Lorsque vous disposerez des résultats de l’étude, puis-je vous demander de bien vouloir nous les transmettre?
En outre, je resterai très attentive par rapport à la campagne d’information. Enfin, je soulignerai aussi qu’il me paraît important que la convention collective soit appliquée car, si nos lois sont bonnes, elles doivent être mises en œuvre. En la matière, je compte sur vous, madame la ministre.
L'incident est clos.
- mevrouw Sarah Smeyers aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de vereenvoudiging van de banenplannen" (nr. P0875)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de vereenvoudiging van de banenplannen" (nr. P0874)
- de heer Pierre-Yves Jeholet aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de vereenvoudiging van de banenplannen" (nr. P0876)
- Mme Sarah Smeyers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "la simplification des plans d'embauche" (n° P0875)
- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "la simplification des plans d'embauche" (n° P0874)
- M. Pierre-Yves Jeholet à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "la simplification des plans d'embauche" (n° P0876)
04.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, het Vlaams Parlement heeft een belangenconflict in verband met de omstreden afschaffing van de banenplannen voor 50-plussers unaniem goedgekeurd. Eind februari is de commissie voor de Sociale Zaken alsnog, gelukkig, het Vlaams Parlement gevolgd, waarop u opnieuw een overleg met de sociale partners aankondigde. Op zichzelf vind ik het al een krasse uitspraak van de sociale partners dat ze absoluut niet bereid zijn om een deel van het IPA of het IPA in zijn geheel te herzien, daar het hele Vlaamse Parlement daar toch achterstond.
Mevrouw de minister, hoe staat u als minister van Werk tegenover de houding van de sociale partners? Wat dan met de overige delen van het IPA? Als het ene deel wordt bekritiseerd, wordt het andere deel dan nog uitgevoerd?
Het standpunt van de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement is duidelijk. Op welke manier denkt u alsnog een akkoord met de sociale partners te kunnen verkrijgen?
04.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, la simplification des plans d'embauche est dans l'impasse. Le dernier jeudi avant la semaine de Carnaval, nous avons fait une opération chirurgicale pour retirer du plan de relance ce qui était contesté par le Parlement flamand. Le groupe des dix, les partenaires sociaux, se sont accrochés à l'accord obtenu, qui résulte d'un compromis, quant à la simplification des plans d'embauche. Il faut sortir de cette impasse et notamment répondre à cette question qui a été posée en commission des Affaires sociales: quelles sont les conséquences de la simplification sur l'emploi des plus jeunes et l'emploi des plus âgés?
Que proposez-vous, madame la ministre, pour sortir de cette impasse? Le gouvernement est-il unanime sur ce sujet? Certains partenaires du gouvernement ont voté différemment au Parlement fédéral et au Parlement flamand. Allez-vous accepter le point de vue des partenaires sociaux, qui sont à la fois Wallons et Flamands et dépassent le clivage communautaire? Que répondez-vous à cette question fondamentale sur l'emploi des plus jeunes et des plus âgés?
04.03 Pierre-Yves Jeholet (MR): Madame la ministre, nous sommes déjà intervenus ici il y a quelques jours à propos de la simplification des plans d'embauche et du conflit d'intérêt lancé par le Parlement flamand. Les partenaires sociaux, patrons et syndicats, vont confirmer leur position au gouvernement et à vous, ministre de l'Emploi.
Comment sortir de l'impasse? Quelle est la position de certains partis de la majorité? Nous avions abouti à un consensus en commission des Affaires sociales de ce Parlement, mais une autre attitude a manifestement prévalu au Parlement flamand quelques jours plus tard. Quelle solution comptez-vous apporter en tant que ministre titulaire du dossier?
04.04 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de groep van tien zal tijdens de vergadering van het kernkabinet van morgenochtend met de regering samenkomen. Tijdens die ontmoeting zal een open debat ter zake worden gevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met het geheel van elementen van het dossier, met name het belangenconflict dat door de Vlaamse regering werd ingeroepen, alsook de huidige moeilijke economische context. In dat kader zal een oplossing moeten worden gevonden voor de specifieke situatie van jongeren en ouderen.
Ik kan mij uiteraard niet over het standpunt van de regering uitspreken, zolang zij de kans nog niet heeft gekregen om daarover te debatteren.
Volgens de informatie van de RSZ lijkt het in elk geval al te laat om de inwerkingstelling van de vereenvoudiging toe te passen conform de agenda die de sociale partners hebben vooropgesteld.
We moeten dan ook wat tijd nemen om eens rustig over de kwestie na te denken.
En tout cas, nous devrons trouver une solution ensemble, en lien avec les partenaires sociaux et avec les trois Régions, solution qui corresponde à la situation économique.
Durant ce débat difficile, nous avons connu un problème de type communautaire sur lequel je ne m'étendrai pas. On aurait préféré l'éviter, surtout qu'il paraissait quelque peu cacophonique en termes politiques; à présent, il est passé. Mais lors de la phase de simplification des plans d'embauche, concrétisée par le préaccord, nous étions en juillet. Ce plan devait voir le jour pour le 15 juillet; il a été repris quasiment tel quel en novembre. Pourtant, la situation économique en juillet n'avait rien à voir avec la situation économique d'aujourd'hui, qui elle-même n'a plus grand-chose à voir avec celle de novembre. En outre, il s'agira d'analyser l'évolution des groupes cibles par rapport à la situation économique.
Ainsi, à mon avis, tout le monde devra effectuer un pas. Croire qu'on ne devra en rien modifier l'accord, comme cela s'observe déjà dans le timing, est utopique. Par ailleurs, il faudra étudier avec les Régions comment évoluer.
Le plus important pour moi reste l'adaptation de nos mesures à la situation économique. Et je ne suis pas sûre que ce soit le moment de rendre plus cher l'engagement des jeunes et des plus âgés.
04.05 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, u zegt te zoeken naar nieuwe oplossingen. Ik stel vast dat u daarbij het Vlaams Parlement en het federaal Parlement, dat in commissie het Vlaams Parlement heeft gevolgd, helemaal achter u laat.
U blijft zich verstoppen achter het overleg met de sociale partners. Ik denk dat intussen wel al meermaals werd bewezen dat de oplossing niet alleen daar zal kunnen worden gevonden.
U zegt nogmaals dat u zult overleggen met de deelstaten. Ik meen echter dat het Vlaams Parlement duidelijk is geweest en de kaart van de doelgroepen trekt om zo de Vlaamse werkgelegenheid en de werkgelegenheid in de andere deelstaten te garanderen.
Een Belgische impasse wordt niet alleen in dit dossier aangetoond. Ook op het vlak van studentenarbeid en van het statuut voor onthaalouders, waarover ik u in de commissie al verschillende vragen heb gesteld, is uw antwoord telkens dat u een overleg wil met de partners en met de deelstaten.
Er komt niets uit de bus. U schuift uw verantwoordelijkheid van u af, terwijl u toch de minister van Werk bent, volgens mij een werkloze minister van Werk, die, als we dan toch bezig blijven, er werk van zou kunnen maken om uw bevoegdheid over te hevelen naar de deelstaten. Dat zou dan misschien nog uw enige verdienste zijn.
04.06 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, j'ai retenu qu'il fallait trouver une solution – ce qui est un peu une lapalissade! – et que, demain, vous rencontriez les partenaires sociaux avec le kern. C'est une manière d'avancer. Toutefois, j'ai l'impression que vous ne défendez pas vraiment cet accord des partenaires sociaux. J'avais déjà eu ce sentiment en commission. Vous dites qu'il a été négocié bien en amont au moment où il a été présenté au Parlement. Les circonstances ont changé et j'ignore si vous allez proposer des modifications.
Dans quel sens élargira-t-on le pourcentage des aides qui seront consacrées aux petits revenus, ce qui serait probablement une solution intéressante? Je vous sens assez hésitante. Toujours est-il que, comme je l'ai dit dans mon introduction, deux choses doivent être faites dans la suite des débats: d'une part, apporter des réponses précises par rapport à cette question pertinente de l'emploi des plus jeunes et des plus âgés en s'interrogeant sur les conséquences du plan actuel ou de celui que vous déposerez dans le futur et, d'autre part, assurer la solidarité gouvernementale. En effet, et je m'adresse tout particulièrement aux cinq partenaires du gouvernement, si certaines choses sont négociées au gouvernement mais qu'elles ne sont pas appliquées au sein même de ce gouvernement, c'est problématique! On fait du surplace, alors que la situation économique appelle de la lisibilité et de la volonté!
04.07 Pierre-Yves Jeholet (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je prends note que M. Gilkinet pourrait être le médiateur au sein des différents partis de la majorité pour essayer de trouver une solution. Comme je l'ai dit dernièrement à M. Mayeur et Mme Dieu, lorsqu'il y a un accord entre les partenaires sociaux, je suis attaché à ce que cet accord et ce respect des partenaires sociaux soient effectifs. Il est important de respecter les partenaires sociaux quels qu'ils soient!
En l'occurrence, les partenaires sociaux confirment et maintiennent leur position. Ils l'ont fait savoir au gouvernement. Je vous rejoins sur le fait qu'il faut un accord entre le fédéral, les différentes Régions et les partenaires sociaux, sans minimiser la difficulté d'arriver à un accord allant dans le bon sens. C'est en tout cas ce que je souhaite et j'espère qu'en tant que ministre titulaire du dossier, vous pourrez l'atteindre. On ne peut en effet pas se permettre un blocage ou un certain immobilisme par rapport à ces mesures que beaucoup de travailleurs et d'employeurs attendent.
Het incident is gesloten.
- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la reconstruction de Gaza" (n° P0863)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la reconstruction de Gaza" (n° P0864)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la reconstruction de Gaza" (n° P0865)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la reconstruction de Gaza" (n° P0866)
- Mme Hilde Vautmans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la reconstruction de Gaza" (n° P0867)
- M. Patrick Moriau au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la reconstruction de Gaza" (n° P0868)
- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de wederopbouw van Gaza" (nr. P0863)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de wederopbouw van Gaza" (nr. P0864)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de wederopbouw van Gaza" (nr. P0865)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de wederopbouw van Gaza" (nr. P0866)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de wederopbouw van Gaza" (nr. P0867)
- de heer Patrick Moriau aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de wederopbouw van Gaza" (nr. P0868)
05.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, j'avais introduit cette question en commission. Manifestement, l'ensemble des groupes politiques s'interroge sur l'annonce faite à Charm el-Cheikh, au nom de la Belgique, d'un engagement pour la reconstruction de la Bande de Gaza. Cet objectif est louable et nous sommes favorables à une participation de la Belgique à l'effort de reconstruction de la Bande de Gaza vu sa situation difficile. Cela dit, ce sont les montants qui suscitent des questions. Vous avez annoncé 50 millions de dollars d'aide budgétisés et prévus en 2009. C'est en réalité 44 millions de dollars prévus au budget et un effort complémentaire de 6 millions de dollars que vous avez annoncés au nom de la Belgique lors de cette conférence.
Si j'analyse les chiffres actuels des budgets consacrés à ce sujet, je relève 20 millions de dollars prévus en y incluant l'APIC, l'aide alimentaire, l'UNRWA ou l'aide d'urgence. Les montants réellement dépensés pour la Palestine en 2008, pas les ordonnancements, s'élèvent à 18,8 millions d'euros.
Cet engagement a-t-il été pris au nom du gouvernement? D'où viendront les six millions de dollars supplémentaires que vous avez annoncés? Sur quel budget seront-ils pris? Est-ce dans l'enveloppe "diplomatie préventive", dans "prévention des conflits", "aide d'urgence"? Vous disposez d'une enveloppe de 51 millions d'euros à cette fin. Je m'interroge enfin sur le transfert de ces montants. Par quelles voies vont-ils être transférés et qui va les gérer? Est-ce l'Autorité palestinienne, un fonds de bailleurs internationaux? Attention à la mauvaise utilisation qui pourrait en être faite, notamment par le Hamas.
05.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, la communauté internationale s'est mobilisée pour financer la reconstruction de Gaza après l'offensive israélienne. On a pu lire qu'au total, 4,5 milliards de dollars seront affectés à la reconstruction de cette région dévastée. C'est un signal positif bien nécessaire.
Monsieur le ministre, vous avez déclaré que la contribution de la Belgique s'élèverait à près de 40 millions d'euros.
On a aussi pu lire qu'un autre ministre belge n'était pas tout à fait d'accord sur le montant puisqu'il a déclaré que ce serait plutôt 12 millions d'euros car vous n'aviez pas les 40 millions d'euros et qu'il n'y avait pas d'accord au Conseil des ministres sur ce point.
S'agit-il d'une nouvelle polémique sur les chiffres? S'agit-il d'une nouvelle lutte pour une place médiatique?
Quel sera le montant exact de cette aide? D'où proviendra ce montant? Comment sera-t-il réparti? Dans quel délai? On se souviendra que, pour le Congo, on avait parlé de certains montants mais qui n'étaient pas arrivés à destination.
Faut-il un accord au Conseil des ministres pour pouvoir octroyer cette aide? Si oui, y a-t-il eu un accord au Conseil des ministres?
05.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in december is Israël begonnen met een zwaar militair offensief tegen de Palestijnen in de Gazastrook. Daarbij vielen 1.300 Palestijnse doden, waarvan de helft vrouwen en kinderen. We hebben tijdens de donorconferentie van enkele dagen geleden aangekondigd om vanuit de Belgische regering 600 miljoen dollar extra te geven ten gunste van de wederopbouw van de Gazastrook. Uw collega, minister Charles Michel, viel in deze totaal uit de lucht. Hij wist van niets en zei dat daarover binnen de federale regering geen enkel akkoord bestond.
Ten eerste, het is duidelijk dat er opnieuw sprake is van verdeeldheid en onenigheid binnen de federale regering, wat mij doet denken aan het Congo-dossier. Ofwel voeren sommigen al een persoonlijke verkiezingscampagne, ofwel is er opnieuw een totaal gebrek aan coördinatie binnen de federale regering. Ik weet een ding: dit mag niet ten koste gaan van de in mijn ogen broodnodige, Belgische steun aan de Palestijnen in de Gazastrook.
Ten tweede, mijnheer de minister, volgens mij zijn er twee opties: vanuit België en vanuit de Europese Unie. Ofwel blijven we brandweer spelen en brandjes blussen, concreet, door de schade die Israël aan Palestina berokkent te herstellen. Ik denk bijvoorbeeld aan de vernietiging van de met Europees geld gefinancierde luchthaven van Gaza. Ofwel kunnen we ook politiek onze nek uitsteken en politiek en diplomatiek een aantal signalen geven, in casu in het vredesproces.
We weten allemaal dat Israël op dit moment het vredesproces blokkeert door de simpele reden dat zij nederzettingen blijven bouwen in Palestijns gebied. Ook op dat vlak moeten we politieke initiatieven nemen in plaats van louter en alleen brandweerman te spelen en de brandjes achteraf met belastingsgeld te blussen. Dat lijkt mij geen goed idee.
Volgens mij heeft de Belgische regering mogelijkheden om een aantal diplomatieke stappen te zetten, als het kan in Europees verband, maar ik ben er zeker van dat er ook voor België een diplomatieke marge is om aan Israël een signaal te geven dat de obstructie van het vredesproces nu echt wel moet stoppen.
05.04 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, maandag hebt u in Sharm el-Sheikh aangekondigd dat België voor 40.000.000 euro zal bijdragen bij de heropbouw van Gaza.
Ter zake wens ik drie elementen te behandelen.
Ten eerste, het lijkt het erop dat we hier een tweede ronde krijgen in de match Michel-De Gucht, na Congo Gaza. Wat Charles Michel zei was niet min. Hij zei dat u er het geld niet voor had en dat er geen overleg is geweest. Ik vraag u dan ook, mijnheer de minister, klopt dit? Wat zal België doen? Het lijkt me slecht voor de geloofwaardigheid van ons land, wanneer twee vooraanstaande leden van een regering die verantwoordelijk zijn voor het buitenlands beleid, elkaar zo openlijk in de kranten aanvallen.
Ten tweede en ten gronde. Tijdens de discussies die we daarover hebben gehad, heb ik een pleidooi gehouden om eindelijk een einde te proberen stellen aan de straffeloosheid in die regio, zowel van de kant van de Palestijnen en Hamas als van Israël. Het is duidelijk dat in dit conflict het internationaal recht met de voeten is getreden. Er zijn een luchthaven en VN-gebouwen vernietigd, het Palestijns Parlement op het grondgebied van Gaza is kapotgeschoten. Het is tijd dat ons land actie onderneemt. Er moet een onderzoek komen waarbij de verantwoordelijkheden worden vastgesteld en wie de schade heeft veroorzaakt, moet ervoor betalen.
Mijnheer de minister, ik verwacht van u ten minste dat u het volgende zegt in naam van België. Er wordt, in sommige gevallen zelfs voor de derde keer betaald voor dezelfde infrastructuur die vernield werd tijdens de conflicten en dit met geld van de Belgische en de Europese belastingbetaler.
Mijnheer de minister, ik verwacht van u kordate taal aan het adres van Israël dat we dit de volgende keer niet meer zullen pikken.
05.05 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vier collega’s hebben hier getwijfeld aan uw woord dat u hebt gegeven in Sharm el-Sheikh. Zij hebben u gevraagd of u dat geld wel hebt en of er daarover overleg werd gepleegd. Welnu, die vraag stel ik u niet, want ik ken u. Ik weet dat u dat geld hebt als u dat hebt beloofd in Sharm el-Sheikh en dat u daarover overleg hebt gepleegd.
Als u tot onze familie zou behoren, zou u dat weten, mijnheer Deseyn.
Mij interesseert wel wat u daarnaast hebt gezegd, mijnheer de minister. U hebt gezegd dat niet alleen ontwikkelingshulp belangrijk is, maar ook het economische herstel van die gebieden. Wij moeten hun economie stimuleren want alleen ontwikkelingshulp zal niet volstaan. Hoe zullen wij de economie daar werkelijk stimuleren? Dat is het belangrijkste. Wanneer zullen de grensovergangen eindelijk opengaan? Dat is een heel belangrijke vraag voor de regio. Een andere vraag is natuurlijk hoe wij dat geld ter plaatse zullen krijgen zonder dat Hamas er vat op krijgt. Kunt u ons, ten slotte, ook nog kort vertellen wat u gisteren met Hillary Clinton hebt besproken over het conflict in het Midden-Oosten?
05.06 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, lundi, vous étiez à Charm el-Cheikh à la Conférence internationale des donateurs pour la reconstruction de Gaza. Ses objectifs concernent la reconstruction et une relance économique de cette région complètement détériorée, la levée du blocus israélien ou, tout au moins, l'ouverture des check-points.
Les 75 États se sont accordés sur un montant de 4,5 milliards de dollars pour une guerre, nous l'avons dénoncée en ces lieux, complètement démesurée; bien sûr, toute guerre doit être qualifiée de démesurée. Cette guerre était contre-productive. D'ailleurs, je vous invite à lire l'excellent numéro du mois dernier du "Monde diplomatique": il éclaire parfaitement sur cette guerre.
Monsieur le ministre, vous vous êtes engagé pour 40 millions d'euros. Je vous en félicite: celui qui s'est déjà rendu dans la Bande de Gaza sait qu'on s'y retrouve comme dans un Guantanamo à ciel ouvert. Malheureusement, votre collègue Charles Michel a immédiatement rétorqué que vous disposiez d'un budget maximal de 12 millions d'euros, qu'il n'existait aucun accord du gouvernement et que le sujet serait discuté lors du kern de ce vendredi.
Monsieur le ministre, avez-vous les 40 millions promis à Charm el-Cheikh? Si oui, comment expliquez-vous que M. Michel dise que vous ne disposez que de 12 millions?
Existait-il un accord? En aviez-vous discuté avant votre départ pour l'Égypte afin de pouvoir vous avancer quant à l'aide possible par la Belgique?
Enfin, ne croyez-vous pas qu'il serait temps que le gouvernement parle d'une même voix et qu'on évite les voix dissonantes, comme cela s'est d'ailleurs déjà produit précédemment? En effet, tout le monde y perd son latin et, en termes d'image du gouvernement à l'extérieur de nos frontières, qu'un ministre dise blanc pendant que l'autre dit noir prête au ridicule!
05.07 Karel De Gucht, ministre: Le 2 mars, lundi dernier, j'ai participé à la Conférence des donateurs à Charm el-Cheikh, où le monde diplomatique de la communauté internationale était présent au grand complet. Il est vrai que Charles Michel avait confirmé sa participation et y a renoncé au dernier moment. Il était tout juste de retour de la région des Grands Lacs. De tels voyages peuvent fatiguer. J'étais donc seul.
Je suis parti de ce que la Belgique et en premier lieu le budget de la Coopération au développement avaient fait en 2008. Cela m'a amené à un total de 44.000.000 de dollars en "pledges" (montants promis) et 43.000.000 de dollars en "commitments", soit ce qui a été exécuté.
Je vais vous
lire ma déclaration: "Belgium wants to further support the Palestinian
Authority and president Abbas in this enterprise. Besides the 44.000.000
dollars of Belgian assistance already reserved for the Palestinian Territories
this year, we will carefully study the document that Prime Minister Fayyad has
presented today and will give an additional amount up to 6.000.000 dollars.
This will result in a total financial contribution by Belgium to Palestinians
of 50.000.000 dollars."
Je suis parti de l'idée que, sauf si mon cher collègue avait changé d'avis, nous allions renouveler notre action de 2008. Cela m'étonnerait qu'on ne continue pas à donner 10.000.000 d'euros pour l'éducation, par exemple. Le problème de l'essence est très important à Gaza. Je ne peux pas m'imaginer qu'on mette fin à notre contribution à Pégase. J'ai ajouté 6.000.000 de dollars, avec un peu de marge de manœuvre – "up to". Cela sera imputé sur la ligne budgétaire "transition" où un montant de 13.000.000 d'euros reste disponible pour 2009.
Il faut se rendre compte que le plan du premier ministre, M. Fayyad, portait sur 2,7 milliards de dollars. Les montants additionnés se sont élevés à 5,4 milliards de dollars. La contribution de 6 millions de dollars annoncée par la Belgique ne doit pas être considérée comme exagérée vu les problèmes posés.
Wat nu de grond van de zaak betreft – ik moet u zeggen dat ik dat interessantere vragen vind –, de conferentie van Gaza is belangrijk, in die zin dat het de eerste keer was dat de hele Arabische wereld zich op een en dezelfde manier over het probleem van het Midden-Oosten met Gaza en de West Bank en het akkoord met Israël heeft uitgesproken. Er is een zeer grote eenstemmigheid in de Arabische wereld, die trouwens voor een stuk te verklaren valt door de rol van Iran in het conflict, waartegen men zich in blok verzet.
Een andere belangrijke vaststelling – en de uitspraken van de Amerikaanse president en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken dat men zich van bij het begin van de legislatuur zou bezighouden met het Midden-Oosten, lijken dat te bevestigen – is dat mevrouw Clinton zich heeft afgezet tegen de nederzettingenpolitiek op de West Bank. Ze heeft gisteren trouwens verklaard dat men het volledig oneens is met de afbraak van als ik mij niet vergis 77 of 87 woningen in Jeruzalem. Dat gaat dus wel degelijk in die richting.
Mevrouw Vautmans, gisteren is ook gebleken op de transatlantische Gymnich dat Amerika de bedoeling heeft zich vanaf het begin van de legislatuur te engageren voor de oplossing van het conflict in het Midden-Oosten.
Het is juist dat sommige delen van de infrastructuur al voor de derde keer moeten worden heropgebouwd, wat natuurlijk een compleet krankzinnige aangelegenheid is. Vanuit België kunnen wij daar echter niet zo enorm veel aan veranderen.
Wat betreft de besteding van de gelden – dat is ook de reden waarom in mijn betoog staat dat wij het plan goed zullen bestuderen –, is er een discussie over de manier waarop een en ander dan wel moet gebeuren. Enerzijds kan men vragen of men de wederopbouw van Gaza uitvoert zonder dat er enig contact is met Hamas, terwijl die ter plaatse toch voor een groot deel de controle uitoefent. Anderzijds is het duidelijk dat de internationale gemeenschap geen heropbouw via Hamas kan doen. Een van de mogelijke oplossingen is het zogenaamde PEGASE-mechanisme, dat is opgezet door de Europese Unie, waardoor de besteding kan gebeuren, zonder dat het gevaar bestaat dat Hamas zich daar actief mee zou bemoeien.
Ik geef een laatste bemerking. Collega Van der Maelen vraagt wat er vanuit België zal gebeuren om te eisen dat er een internationaal onderzoek zou komen. Dat is besproken in de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie. België was het enige land dat er uitdrukkelijk voor heeft gepleit om een dergelijk internationaal onderzoek te starten. Onze zaak was echter enigszins zwak, in die zin dat zelfs de secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft gezegd dat hij wil dat er eerst een onderzoek komt door de plaatselijke autoriteiten, lees Israëlische autoriteiten, vooraleer er een internationaal onderzoek zou komen.
In dat soort zaken denk ik dat van uitstel afstel komt. Het is in ieder geval niet de Belgische regering, die men daarvoor moet kapittelen, want wij waren de enigen van de 27, die uitdrukkelijk op een internationaal onderzoek hebben aangedrongen. Als er een internationaal onderzoek zou komen en het zou terdege worden gevoerd, dan zou er naar mijn bescheiden mening ook uit blijken dat er inbreuken op het oorlogsrecht zijn gepleegd.
05.08 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, le but de ma question était d'obtenir des éclaircissements sur les chiffres mais je ne suis pas rassuré. Je trouve que votre remarque préliminaire concernant M. Michel n'est ni correcte ni loyale, surtout quand on connaît les circonstances. Nous aurons sans doute l'occasion d'en reparler.
Par rapport aux chiffres, nous aurons probablement un débat en commission des Affaires étrangères sur cette question mais je ne retrouve pas les 44 millions de dollars que vous annoncez dans les budgets actuels. Sans doute pourrez-vous m'éclairer davantage sur ces montants dans un débat en commission. J'entends bien que vous vous êtes engagé pour 6 millions de dollars supplémentaires, avec une marge de manœuvre, qui seront pris sur d'autres fonds.
Je souhaiterais insister sur le dernier élément de votre réponse, à savoir la manière dont cet argent sera utilisé, quels que soient les montant. Je répète que l'objectif d'une participation de la Belgique à la reconstruction est une bonne chose. Il est important que cet argent soit utilisé correctement, à des fins de reconstruction et, en ce qui nous concerne, hors de portée du Hamas.
05.09 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous avez l'air d'être assez à l'aise avec les montants que vous avez cités à la conférence de Charm el-Cheikh. Ces montants sont bien nécessaires à la reconstruction de Gaza.
Je voudrais vous donner un petit conseil: reposez-vous, l'un et l'autre, et, ensuite, parlez-vous! Cela évitera peut-être ce genre de sorties dans la presse qui sont totalement inutiles et puériles. Gaza, dévastée, doit être reconstruite, pour la troisième fois – malheureusement.
Je serai vigilante au fait que l'aide arrive bien à destination et au fait qu'Israël, comme vous l'avez mentionné dans votre intervention à Charm el-Cheikh, procède à la réouverture inconditionnelle de tous les points de passage afin que cette aide puisse atteindre son but.
05.10 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik ben tevreden met de bevestiging dat er extra Belgische hulp naar de wederopbouw van Gaza gaat. Ik denk dat dat een goede zaak is.
Ik ben echter minder gerustgesteld wanneer ik de verdeeldheid in uw meerderheid, in uw regering, zie. Er weerklonk applaus op de banken van de MR na de repliek van de heer Xavier Baeselen van de MR. Dat is een meerderheidspartij. Dat betekent dat het conflict in de regering nog altijd niet is opgelost.
Onenigheid over buitenlandse politiek verzwakt de opstelling van België op het internationale politieke toneel. Het probleem is nog niet opgelost. Mijn vraag blijft hoe deze regering die verdeeldheid inzake belangrijke, internationale, politieke dossiers, mensenrechten in Congo, Gaza, nu eindelijk eens zal oplossen?
De voorzitter: Mijnheer de minister, u mag daarop antwoorden, maar misschien komen nog andere sprekers op dat punt aan het woord.
05.11 Minister Karel De Gucht: Hoe de regering dat zal uitvoeren? De regering zal dat uitvoeren zoals ik dat heb aangekondigd.
05.12 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik hoop dat u daarin slaagt, mijnheer De Gucht, maar het applaus op de banken van de MR voorspelt weinig goeds ter zake.
De hulp aan Gaza voor de wederopbouw is allemaal goed en wel, maar hoe zal dat praktisch in zijn werk gaan als de doorgangen, de grensovergangen tussen Israël en Gaza gesloten blijven?
Ik denk dat Israël duidelijk schadevergoeding moet betalen als het de infrastructuur, die met ons belastingsgeld is opgebouwd, in de Palestijnse gebieden blijft vernietigen. Ik hoop dat u ter zake diplomatiek uw stem luid verheft en dat u eist van de Israëlische overheid dat er schadevergoeding komt als zij infrastructuur blijft vernietigen die door ons wordt heropgebouwd.
05.13 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb twee korte elementen van repliek.
Ten eerste, na de heer Baeselen te hebben gehoord, denk ik niet, mijnheer de minister, dat u de tweede ronde in de match De Gucht-Michel hebt gewonnen. Ik denk dat de stand nog 0-0 is. De match over Congo hebt u verloren. U hebt een groot diplomatiek incident gecreëerd, omdat er geen goed bestuur was in Congo. Wij hebben inmiddels gezien dat de relaties tussen België en Congo opnieuw genormaliseerd zijn, zonder dat er ook maar enige garantie is op goed bestuur in Congo. Voor mij blijft de stand dus 1-0.
Ten tweede, ik wil ten gronde toch wel mijn ongenoegen uiten over het feit dat men blijft dulden dat Israël zich gedraagt op een manier die totaal strijdig is met het internationaal recht en dat, anderzijds het Westen, de Europese Unie, het niet aandurft ook maar het kleinste signaal te geven. Ik vrees dat de gesprekken over de opwaardering van de relaties tussen de Europese Unie en Israël gewoon doorgaan. Men weigert gebruik te maken van de lichte tot zwaardere sanctiemogelijkheden uit het associatieakkoord.
De manier waarop de Europese Unie zich nu gedraagt, is niet meer of niet minder dan een uitnodiging aan Israël om, als het land het moment gepast acht, er opnieuw met de vuile voeten door te gaan in Gaza of op de Westelijke Jordaanoever. Ik hoop, mijnheer de minister, dat u blijft aandringen bij uw Europese collega’s dat in te zien.
05.14 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik meen dat het heel duidelijk is. Wij mogen tevreden zijn dat ons land zijn verantwoordelijkheid neemt. U hebt heel duidelijk gezegd: het geld dat ik heb beloofd, is er, dat zal er komen. Dat is toch uiteindelijk het belangrijkste voor de slachtoffers en voor de heropbouw daar.
Mijnheer Van der Maelen, wij zijn niet bezig met voetbalmatchen op regeringsniveau, wij zijn bezig met de heropbouw van Gaza. Wij hebben gewonde kinderen naar hier gehaald en verzorgd en nu zullen wij onze bijdrage leveren aan de heropbouw van die streken.
05.15 Patrick Moriau (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos explications. J'ai eu l'occasion de rencontrer le commissaire général de l'UNRWA qui s'occupe de Gaza et selon lequel la situation est catastrophique. Je proposerai à notre président de commission de le recevoir à ce sujet. Je vous remercie pour les efforts que vous consentez. J'ai bien écouté vos explications. Nous devons nous rendre compte que certains habitants de Gaza qui ont 60 ans n'ont jamais connu d'autre statut que celui de réfugié. C'est invraisemblable!
Je conclus de vos explications que soit M. Michel ne sait pas compter soit il n'est plus d'accord avec la politique que nous menons là-bas. Nous l'interpellerons. Les conseils de Mme Boulet sont de bons conseils: il faut se reposer, cela fait du bien à tout le monde, et si on a besoin de sous, on peut vendre la statue de Strebelle à Pékin puisque les autorités amies de ce grand pays ont désormais interdit cette statue au public. On pourrait donc tout aussi bien la rapatrier et la vendre.
Je signale également que l'Union interparlementaire mondiale a pris position en faveur d'une enquête de tous les parlements. Vous pouvez vous appuyer là-dessus, monsieur le ministre, vous qui vous plaignez d'être tout seul au niveau des exécutifs. Le législatif est avec vous pour une enquête qui démontrera, nous en sommes sûrs, qu'il y a eu des violations graves du droit de guerre.
De voorzitter: Omdat wij te maken hebben met een minidebat, krijgt de heer Van den Eynde ook nog een repliekmogelijkheid.
05.16 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, met deze repliek wil ik u en de collega’s vertellen dat het woord “verbazing” als een rode draad door dit debat heeft gelopen, eerst en vooral verbazing over de bijna liefdesverklaring van mevrouw Vautmans aan de minister van Buitenlandse Zaken, met daarenboven wat ermee gepaard gaat, de klassieke jaloeziescène: gisteren bent u immers gaan eten met die andere blonde, Hillary; wat heeft zij verteld? Dat is heel typisch in zo’n scène van verliefdheid.
Een andere reden tot verbazing heeft te maken met het feit dat men u alleszins niet van gierigheid kan beschuldigen, mijnheer de minister. Als u inderdaad 44 miljoen dollar hebt beloofd, komt dat grosso modo neer op zowat anderhalf miljard oude Belgische frank. Dat is genereus van een land, dat toch ook zijn problemen heeft. Zeg nu niet dat wij geen groot hart hebben. Wat natuurlijk wel verbazing wekt, is dat u dat hebt beloofd, terwijl een collega-minister, de heer Michel, die hier al een paar keren werd geciteerd, beweert dat u niet over die centen beschikt. Het zou interessant zijn om te weten wie daarin gelijk heeft.
Volgende reden tot verbazing heeft betrekking op de openlijke – voor de tweede keer, inderdaad – ruzie in de regering tussen twee ministers die een bevoegdheid hebben inzake buitenlands beleid. Ik zou vanuit een soort Vlaamse volkswijsheid aan de minister van Buitenlandse Zaken durven aan te bevelen om op dat vlak toch orde te scheppen in het huishouden, want dat is beter dan ruzie te maken met de Vlaamse regering over de Vlaamse politiek inzake buitenlandse zaken en het oprichten van een Vlaams Huis in New York.
Als ik u meteen nog een raad mag geven, zorg er eens voor dat men in onze ambassades en consulaten eindelijk ook overal in het Nederlands terechtkan. U zou dan misschien wat meer recht van spreken hebben ten aanzien van de Vlaamse regering.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de verbreking van de BOM-arresten door het Hof van Cassatie" (nr. P0877)
06 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "les arrêts MSR cassés par la Cour de cassation" (n° P0877)
06.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, half januari werd in de Kamer en de Senaat op drie dagen tijd de reparatie aan de BOM-wet behandeld en goedgekeurd. Het was een moeilijke evenwichtsoefening omdat het enerzijds, ging over het zo snel mogelijk vermijden van verdere vrijlating van criminelen en, anderzijds over het afleveren van grondig, goed wetgevend werk en geen overhaast werk. Deze week heeft het Hof van Cassatie het arrest van het hof van beroep vernietigd en eigenlijk impliciet gezegd dat die criminelen begin januari niet hadden moeten vrijkomen.
Enkele weken geleden heeft het Grondwettelijk Hof over hetzelfde probleem, geoordeeld dat de controle op de bijzondere opsporingstechnieken door de KI niet moet gebeuren in aanwezigheid van alle partijen, wat haaks staat op wat het Hof van Cassatie zegt en op ons eigen wetgevend werk.
Wat is uw reactie op deze evolutie in het dossier? Wat zijn de gevolgen voor de afgesloten en hangende procedures?
06.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, ik vrees dat mijn uitleg een klein beetje technisch wordt, maar soms is het goed om even uit te leggen wat het Hof van Cassatie doet.
Er is een BOM-wetgeving. Artikel 235 van die wet bepaalt dat op verschillende manieren en momenten de partijen worden gehoord. Zo was het. Dit is de regeling die lange tijd van toepassing was en in Gent anders werd toegepast dan in de andere hoven van beroep. Dat is u bekend.
In eerste instantie is er inderdaad een procedure geweest voor het Grondwettelijk Hof om na te gaan of de rechten van de verdediging niet werden gestoord. Daarop werd geantwoord dat dit verantwoord was en dat dit kon. Men heeft aan het Grondwettelijk Hof niet gevraagd of het afzonderlijk verhoor al dan niet kon. Men heeft gevraagd of de rechten van de verdediging werden gerespecteerd. Het Grondwettelijk Hof heeft op basis van een aantal argumenten, gezegd dat die wetgeving aanvaardbaar was en dat het artikel 235 niet strijdig was met de Grondwet. Dit was een eerste uitspraak van het Grondwettelijk Hof.
Daarna kwam er een uitspraak van het Hof van Cassatie. Dat is het fameuze arrest van 28 oktober 2008. Het Hof van Cassatie kreeg een cassatieberoep voorgelegd tegen een beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling rond de praktijk van het afzonderlijk verhoren van het openbaar ministerie, de beschuldigde en de burgerlijke partij. Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat dit niet kan en dat het openbaar ministerie altijd aanwezig moet zijn. Vanaf dat ogenblik hebben alle hoven van beroep hun praktijk aangepast. Gent heeft zich met andere woorden geconformeerd.
Aansluitend op dat arrest van het Hof van Cassatie werden de zaken waar dit niet was gerespecteerd door het hof van beroep behandeld. Het hof van beroep stelde een probleem vast. Het Hof van Cassatie heeft een uitspraak gedaan, dus verklaren wij de totaliteit van die zaken onontvankelijk. Wij moeien ons met die problematiek van de KI. Wij trekken dat als het ware naar ons en we vernietigen het door te zeggen dat het onontvankelijk is.
En dus komen die mensen vrij. Dit heeft het incident gecreëerd en de wetgeving die in minder dan een week tijd is gerealiseerd zodat wij dit voor de komende zaken hebben gedeblokkeerd.
De zaak is nu voor het Hof van Cassatie voorgekomen: de arresten van het hof van beroep werden aan het Hof van Cassatie onderworpen. Het Hof van Cassatie heeft tegen het hof van beroep gezegd dat het zich niet te bemoeien heeft met de beoordeling van die bijzondere opsporingsmethodes. U, als bodemrechter, moet dat niet doen, de onderzoeksrechter in de vorm van de KI moet dat doen. Als er een probleem is met KI moet het Hof van Cassatie onmiddellijk worden aangesproken, maar u, als bodemrechter, heeft zich daar niet mee te bemoeien. U heeft die mensen dus ten onrechte vrijgelaten.
Het gevolg is dat die arresten allemaal zijn vernietigd en naar Antwerpen worden gestuurd.
Dit leidt ons tot de conclusie dat wij anticiperend hebben gewerkt door een politiek probleem met een aangepaste wet op te lossen. Op het terrein is de praktijk, aansluitend op het vroegere cassatiearrest, intussen volledig en correct toegepast. Deze juridische correctie voegt aan de zaak niets meer toe. Ze is dan ook definitief afgerond.
06.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ik dank de minister voor zijn uitvoerige en technische uitleg.
U heeft aangekondigd binnenkort in de commissie een ontwerp ter hervorming van de BOM-wetgeving voor te stellen. Heeft u daar qua timing een idee over?
De voorzitter: De BIM in de Senaat, de BOM in de Kamer. Alleen de bam ontbreekt nog.
Mijnheer de minister, uw toelichting was technisch maar toch verhelderend.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "les incidents survenus au palais de justice de Bruxelles" (n° P0878)
07 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de incidenten in het Justitiepaleis te Brussel" (nr. P0878)
07.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je reviens sur la problématique de la sécurité dans les cours et tribunaux et, plus particulièrement, dans les couloirs du palais de justice de Bruxelles. Le transfèrement des détenus et la sécurité lors des audiences posent un certain nombre des problèmes. On en connaît l'historique. Un corps de sécurité s'est mis en place pour le transfèrement des détenus et on a, en quelque sorte, vidé les palais de justice des policiers et, anciennement des gendarmes, qui assuraient jusque-là la sécurité dans les cours et tribunaux. En conséquence, des incidents se déroulent aujourd'hui dans les salles d'audience et les couloirs. Lorsque ceux-ci se produisent après 16 heures, les magistrats doivent appuyer longuement sur le bouton de sécurité situé sous leur banc avant d'obtenir de l'aide et des renforts de sécurité.
Monsieur le ministre, qu'en est-il du cadre de sécurité pour Bruxelles? Est-il complet et suffisant? Quelles mesures envisagez-vous pour résoudre les problèmes de sécurité au palais de justice de Bruxelles ou, plus généralement, dans les cours et tribunaux? Vous aviez notamment émis l'idée d'un maintien des détenus et de la tenue d'un certain nombre de chambres du conseil au sein des établissements pénitentiaires. Avez-vous des pistes concrètes à avancer pour améliorer cette sécurité?
07.02 Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, monsieur Baeselen, la sécurité au palais de justice de Bruxelles est évidemment nécessaire mais n'est pas simple à réaliser. Des kilomètres de couloir doivent être surveillés.
Votre question ne porte pas tellement sur le transfèrement des détenus mais sur la sécurité globale et générale dans le Palais. Le point soulevé est, en principe, réglé par le fait qu'à côté de la police de Bruxelles qui est généralement responsable, un corps de sécurité a également été constitué. Celui-ci compte 97 personnes, le cadre étant plutôt complet. Tous les jours, lors des audiences du matin et de l'après-midi, à côté du transfèrement, deux équipes de deux personnes sont à la disposition de tous pour garantir cette sécurité.
Des accords avec le tribunal de première instance sont intervenus, en ce sens que toutes les listes des audiences avec indication des risques existants sont communiquées à ce service. Au contraire, il n'y a pas de coopération au niveau de la cour d'appel. Le greffe ne communique pas les listes, de sorte que les membres de ce corps ne se trouvent pas là où il y aurait éventuellement des risques. Ils se trouvent donc dans le bâtiment mais à des endroits différents.
Il faut maintenant régler ce contact entre la cour d'appel et ce corps de sécurité, de sorte qu'il y ait une meilleure coordination des travaux.
Un groupe de travail a été installé. Nous allons essayer de coordonner les travaux et nous espérons pouvoir garantir plus de sécurité au tribunal de première instance de Bruxelles.
07.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre de sa réponse.
La sécurité au palais de justice de Bruxelles reste une priorité. Manifestement, les incidents ne sont pas isolés, ils sont relativement nombreux. J'espère que nous allons pouvoir poursuivre la sécurisation des palais de justice, notamment celui de Bruxelles.
L'incident est clos.
- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het jaarverslag van het Comité P" (nr. P0882)
- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het jaarverslag van het Comité P" (nr. P0883)
- M. Ben Weyts au ministre de l'Intérieur sur "le rapport annuel du Comité P" (n° P0882)
- M. Michel Doomst au ministre de l'Intérieur sur "le rapport annuel du Comité P" (n° P0883)
08.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de minister, vandaag kwam er opnieuw zeer scherpe kritiek van het Comité P in het jaarverslag. Jonge agenten zouden niet klaar zijn voor hun taak. De opleiding zou te kort zijn. Ze trekken veel te snel hun wapen. Ze zouden te veel kijken naar Amerikaanse politieseries. Ze missen basisvaardigheden. Er is sprake van normvervaging, van gewoon onbeleefdheid. De officieren en het middenkader zitten blijkbaar achter hun bureau.
Dat werd aangekondigd als nieuws, maar spijtig genoeg is dat geen nieuws. Ik heb de jaarverslagen van 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 erop nagekeken en dezelfde klachten keren telkens terug.
Mijn vraag is zeer eenvoudig, mijnheer de minister. Wat zult u eindelijk doen aan alle gebreken die worden vastgesteld?
08.02 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, het Comité P heeft opnieuw het aantal klachten en de grond ervan van 2007 en deels van 2008 onderzocht. Dat aantal is opnieuw flink gestegen en is, zoals wij in vorige besprekingen al hebben geconcludeerd, ongegrond. Wij moeten opletten dat het Comité P geen schietkraam wordt voor mensen die hun gelijk tegenover agenten willen halen. Ik denk echter dat wij het kraam toch open moeten houden. Het is heel belangrijk voor de democratische controle, dat mensen weten tot wie zij zich kunnen richten.
Het is duidelijk. Agenten zitten dus blijkbaar niet goed in het blauwe vel op het terrein. Dat blijkt het probleem te zijn. Wij horen dat ze zondigen tegen zaken die normaal gezien als geboden op school moeten worden vooropgesteld: wees niet ijdel, vloek noch spot en behandel iedereen normaal, wijs, attent genoeg, begot. Dat is waar het om gaat.
Mijnheer de minister, er zijn drie domeinen waar er problemen zijn. Ten eerste, er is de agressievere gemeenschap, waarin die mensen zich moeten bewegen. Ten tweede, er is de opleiding waar duidelijk meer nadruk op attitude, op houding moet worden gelegd. Ten derde, er is ook de indeling in de korpsen waar de ouderen liever op het droge blijven en de jongeren misschien iets te veel in de nattigheid worden gestuurd.
Mijnheer de minister, wat denkt u daaraan op korte termijn te kunnen doen? Van welke punten in de evaluatie van de politiehervorming, die binnenkort aan bod komt, kunnen wij werk maken? Welke concrete initiatieven kunnen wij op het vlak van de opleiding nemen?
08.03 Minister Guido De Padt: Mijnheer de voorzitter, collega’s, toen ik vanmorgen kennis nam van de artikelen, vooral in de Nederlandstalige pers, heb ik onmiddellijk de top van de politie en andere mensen samengeroepen om daarover even van gedachten te wisselen. Ik was wel wat verwonderd over hun uitspraak dat zij de rapporten zelf van de website van het Comité P hadden moeten plukken, terwijl dat voordien iets eleganter gebeurde. Toen stelde het comité de rapporten iets vroeger ter beschikking van de politie om haar toe te laten daar eventueel op te anticiperen. Dat is nu niet het geval geweest. Die mensen zijn nu volop bezig om na te kijken en uit te pluizen wat er juist aan de hand is. Ik heb die rapporten natuurlijk ook ontvangen en wij zijn die ook aan het bekijken.
Wat mij betreft zou het ook goed zijn wanneer het positieve uit het rapport even wordt benadrukt, namelijk dat nog altijd minder dan 15 procent van de ongeveer 4.500 klachten gegrond is. Dat wil zeggen dat bijna 86 procent van de klachten ongegrond is. Wij hebben bovendien te maken met ongeveer 38.000 politiemensen, zowel federaal als lokaal, en het is dus niet uitgesloten dat er af en toe iets mis loopt bij het aansturen van bepaalde zaken. Ik betreur ook dat men de klachten niet in een bepaalde context plaatst, namelijk dat men niet vermeldt of het mensen zijn die regelmatig klacht indienen en in welke situaties dat gebeurt. Ook daaromtrent willen wij verder onderzoek voeren.
Het is natuurlijk belangrijker te weten wat er sedert juni 2008 verder is gebeurd. Het rapport alludeert op de periode 2007- eerste helft 2008. Had men ons dat gevraagd – wat niet is gebeurd –, dan hadden wij het comité P kunnen inlichten over het feit dat er sedertdien toch wel wat initiatieven zijn genomen door de politie. Ik verwijs er even naar. Er is een nieuw federaal opleidingsplan, dat de nadruk legt op de excellente politiezorg en op basiscompetenties. Ik gaf ondertussen ook groen licht voor wat men het Bolognaproject noemt, dat de grondslag moet leggen voor nieuwe concepten inzake basisopleiding en bijscholing. Ik verwijs daarbij naar de multidisciplinariteit. Daarmee bedoel ik dat academici samen met politiemensen en andere externe partners via een gedegen projectwerking werk moeten maken van die basisopleiding.
Men heeft ook al een aantal maatregelen genomen in het bijzonder wat het gebruik van dwang betreft voor de spoorwegpolitie, die vandaag ook in de pers kwam, en dat belangt ook de federale politie aan.
Collega’s, ik som ze even op. Het zijn preventieve maatregelen, gaande van de organisatie van psychosociale opleidingen, opleidingen geweldbeheersing, systematische debriefings over interventies en dergelijke meer, en repressieve maatregelen, waarbij voor ernstige feiten steeds proces-verbaal wordt opgesteld, ten laste van de medewerkers die zich schuldig maken aan bepaalde feiten, met de opstart van een tuchtprocedure.
Wij zijn ook intern opnieuw bezig met een vraag aan de algemene inspectie om de interne controle binnen de politieorganen op een goede manier aan te sturen. Wij voelen immers aan dat er op dat vlak geen malaise, maar toch een gebrek aan inzet was.
Collega’s, wat in de toekomst? De cijfers wijzen ook uit dat er een verjonging is van de politiekorpsen, zowel federaal als lokaal. Er komen jonge mensen in dienst. Dat kan bepaalde – ik zou bijna durven te zeggen – machogedragingen tot gevolg hebben. Op dat vlak is het zo dat wij absoluut werk willen maken van de coaching van de jonge afgestudeerde aspiranten, waarbij wij hun sociale vaardigheden willen aanleren.
Collega’s, ik wil de deontologische commissie, die in feite is ingevoerd in 2006, bij koninklijk besluit van mei 2006, opnieuw wat leven inblazen, door concrete directieven te geven over de wijze waarop ze moet ageren.
Ten slotte, ik zou toch willen aangeven dat het mijn aanvoelen is dat het overgrote deel van onze politiemensen puik werk levert. Ik heb dat zelf reeds kunnen meemaken, in dramatische omstandigheden overigens. Ik zal – ik heb dat ook aangeboden aan de vaste begeleidingscommissie van het comité P – na de paasvakantie eventueel verslag uitbrengen over onze bevindingen ter zake.
De voorzitter: De vraagstellers kunnen nu een korte repliek geven, want het antwoord was heel omstandig.
08.04 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de minister, ik vrees dat u de bevindingen van het rapport al te sterk nuanceert. U veegt ze bijna onder de mat.
Wij hebben hier tevoren al de ootmoedige schuldbekentenissen van minister De Clerck gehad, die toegaf dat er de voorbije tien jaar inzake justitie niks was gebeurd. Wanneer ik de rapporten vanaf 2003 en vroeger lees, stel ik vast dat door het Comité P telkens opnieuw dezelfde problemen worden gesignaleerd.
Er zal dus, ten eerste, meer nodig zijn dan uw maatregelen op het vlak van rekrutering, selectie en opleiding. Doe dus ook iets aan het tweede aspect. De burgers willen de politie, hun – als het even kan – beleefde vriend, meer op straat en minder achter het bureau. Zorg voor een gezonde mix, ook inzake leeftijd. Zorg dat er ervaring op straat is en dat er degelijke, beleefde politiemensen op straat komen.
Doe er iets aan. Het is nog niet te laat. U hebt mogelijkerwijs nog een paar jaar voor de boeg, hoewel ik niet weet of de huidige regering zal standhouden.
De voorzitter: Uw laatste opmerking heeft niets met het Comité P te maken.
08.05 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, opleiding en houding of attitude zijn inderdaad de sleutelwoorden. Op dat vlak vertonen wij blijkbaar wel enig gebrek.
In de evaluatie van de politiehervorming moet er dus heel veel aandacht naar voornoemde, eenvoudige punten gaan. Zoals ooit in de vakken fysica en chemie, is er ook hier niet alleen de theorie, maar ook het practicum. Wij zullen meer de nadruk op het practicum moeten leggen.
Ten tweede, op korte termijn moeten wij de taakverdeling in de korpsen eens bekijken. Ik merk toch ook dat de ouderen heel graag in het droge en de jongeren iets te veel in de nattigheid staan. Op het terrein kunnen wij aan voornoemde situatie wat doen.
Ten derde, wij kunnen ook op lange termijn iets doen. Het blijft een agressieve maatschappij, waaraan wij moeten werken. Wij moeten dus ook de nadruk leggen op preventie en op voornoemd, maatschappelijk gegeven. De politie moet in dat verband ook een regionale reflex hebben en aanleunen bij wat er in de regio’s gebeurt.
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Clotilde Nyssens au ministre de l'Intérieur sur "les voitures appâts utilisées par les policiers" (n° P0884)
09 Vraag van mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebruik van lokauto's door de politie" (nr. P0884)
09.01 Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la presse relatait ce matin que certaines polices locales utilisent des voitures appâts. Qu'est-ce qu'une voiture appât? Il s'agit d'un véhicule garé à certains endroits, renfermant des objets de valeur afin d'attirer les voleurs et les prendre la main dans le sac.
Il semblerait que de telles voitures soient efficaces. Pouvez-vous me le confirmer? Selon vous, ces moyens sont-ils légaux? La loi permet-elle de tels procédés pour coincer les voleurs? Ces voitures sont-elles utilisées par de nombreuses polices dans notre pays?
09.02 Guido De Padt, ministre: Monsieur le président, madame Nyssens, comme je vous l'ai dit, je ne connaissais pas la teneur de votre question, mais je suis heureux d'avoir obtenu la bonne réponse.
Je puis vous dire qu'un arrêt de la cour d'appel de Bruxelles du 14 mars 2007 confirme que l'utilisation des voitures appâts ne constitue pas une provocation dans le chef des services de police à condition que ceux-ci se limitent à créer l'opportunité pour le début d'exécution d'un délit déjà planifié par les auteurs.
Toujours est-il que, sur base d'une analyse des coûts, la police n'a pas l'intention d'utiliser des voitures appâts.
09.03 Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir fait état de cet arrêt de la cour d'appel de Bruxelles. Je suis contente d'apprendre que la police, malgré cet arrêt, ne compte pas se précipiter sur l'occasion pour multiplier ce genre d'outil particulier.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van militaire vliegtuigen voor privédoeleinden door het koningshuis" (nr. P0880)
10 Question de M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "l'utilisation d'avions militaires à des fins privées par la Maison royale" (n° P0880)
10.01 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij beginnen ons echt zorgen te maken over de zogenaamde prioriteiten van het leger.
Bij uw aantreden als minister van Landsverdediging hebt u verkondigd dat u ervoor zou zorgen dat het leger zich meer zou bezighouden met zijn kerntaken.
We stellen vandaag het tegenovergestelde vast. Ik heb u gisteren in de commissie al vragen gesteld over de protesten in het leger tegen de opvang van illegalen in het militair kwartier van Evere. Behalve dat voorbeeld, blijkt het vervoer van Koning Albert naar zijn vakantiebestemmingen voor u een kerntaak van het leger te zijn.
Het is duidelijk dat de crisis niet geldt voor Koning Albert. Behalve zijn jaarlijkse dotatie van om en bij 10 miljoen euro kan hij, met uw steun, op kosten van het leger op vakantie gaan.
Mijnheer de minister, op basis van de cijfers die ik gisteren heb gekregen, wil ik van u vernemen hoeveel keer de Koning en de Koningin op vakantie gingen met behulp van het leger.
Uit het overzicht waarin geen onderscheid werd gemaakt tussen officiële en privébezoeken blijkt dat het koningspaar, behalve de staatsbezoeken aan India en Estland, vorig jaar tien keer naar Frankrijk vloog. Dat is niet toevallig, want daar bevindt zich een buitenverblijf van Koning Albert. Bovendien vlogen zij dertien keer naar Italië, toch ook niet toevallig aangezien Koningin Paola daarvan afkomstig is en vier keer naar Griekenland. Koningin Fabiola vloog vorig jaar twee keer naar Spanje.
Dit maakt een totaal van 571.000 euro, een vermeerdering met 80.000 euro ten opzichte van vorig jaar en met 100.000 euro ten opzichte van twee jaar geleden. Als we de cijfers ontleden, blijkt dat een vlucht heen en terug naar het vakantieverblijf in Nice ongeveer 9.500 euro kost.
Mijnheer de minister, kunt u mij meedelen hoeveel van de geciteerde vluchten privébezoeken zijn? Aangezien u hebt gezegd dat het leger zich zou bezighouden met zijn kerntaken, kunt u mij meedelen of het vervoer van de Koning naar zijn vakantieverblijven of het aanbieden van een gratis reisbureau aan de Koning, een kerntaak van het leger is?
10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega's, mijnheer Stevenheydens, ik verwijs naar het antwoord dat ik u heb gegeven op een mondelinge vraag in de plenaire vergadering van 3 juli 2008.
Ik herhaal wat ik toen heb gezegd. Wat de Koning betreft, is de Belgische Staat verantwoordelijk voor de veiligheid van de Koning, zowel in het binnen- als in het buitenland.
Om de beveiliging van het staatshoofd optimaal te verzekeren tijdens verplaatsingen per vliegtuig, wordt er gebruik gemaakt van militaire vliegtuigen. Dat is niet alleen het geval voor officiële verplaatsingen, maar ook voor alle andere verplaatsingen. Waar het staatshoofd zich ook verplaatst, hij behoudt immers steeds de hoedanigheid van staatshoofd. Daarom blijft de Belgische Staat permanent verantwoordelijk voor de veiligheid van de Koning.
Ik meen trouwens te mogen zeggen dat dit niet uitzonderlijk is. Ook in andere landen geldt de regel dat het staatshoofd voor zijn buitenlandse verplaatsingen beroep doet op vliegtuigen van de nationale defensie.
Ik geef u nog een kleine raad. U kunt deze vraag en de vraag over het standpunt van de regering nog meerdere keren stellen, en u zult daarmee misschien een paar keer het woord kunnen nemen in de plenaire vergadering, maar ik zal het volgende altijd blijven herhalen. Het is mijn standpunt en dat van de regering dat, om de redenen die ik heb opgesomd, het staatshoofd verder gebruik zal kunnen maken van de toestellen van Defensie voor zijn verplaatsingen. Ik meen ook te mogen zeggen dat een groot gedeelte van uw kiezers dezelfde mening is toegedaan.
10.03 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in verband met dat laatste denk ik dat u zich vergist. Ik wil uw glazen bol daaromtrent toch wel eens graag zien. Ik had van u wat meer verantwoordelijkheidszin verwacht. Ik zal ook blijven vragen stellen om de regeling ongedaan te maken.
Mijnheer de minister, het is zelfs reeds zo ver gekomen dat op sommige van de genoemde vluchten geen passagiers zaten, maar dat er alleen documenten die dringend moesten worden ondertekend heen en weer werden gevlogen naar de vakantievilla aan de Middellandse Zee.
Als wij de optelsom maken, op basis van alle gegevens die u mij hebt verstrekt, stellen wij vast dat de Koning, dat is toch wel het verschil met staatshoofden uit andere landen, zijn riante dotatie voornamelijk benut aan de Middellandse Zee. Het leger dient dan nog eens als private luchtvaartmaatschappij naar de zonnige andere bestemmingen.
Mijnheer de minister, vroeger sprak men over Air Flahaut. Bij uw aantreden sprak men van Air De Crem. Ondertussen begint dat te veranderen in Air Albert of moeten wij het zelfs Air Royal noemen. Voor ons is het een echte schande dat u daaraan niets wilt veranderen. Voor ons dient die regeling afgeschaft te worden. Eigenlijk mag heel die koninklijke poppenkast worden afgeschaft.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "le statut de livreur de courrier" (n° P0869)
- Mme Ine Somers au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "le statut de livreur de courrier" (n° P0870)
- M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "le statut de livreur de courrier" (n° P0871)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het statuut van postbezorger" (nr. P0869)
- mevrouw Ine Somers aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het statuut van postbezorger" (nr. P0870)
- de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het statuut van postbezorger" (nr. P0871)
11.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, nous ne nous quittons plus sur ce dossier! Je vous l'ai dit, je ne le lâcherai pas, car je pense qu'il est important et qu'il est mal embarqué. Nous avons déjà eu une discussion ce lundi en commission à ce propos. Nous avons vécu une grève de trois jours, qui marque le ras-le-bol légitime des travailleurs de La Poste, mais aussi leur souci de maintenir leur outil en fonction au bénéfice des citoyens, avec des conditions de travail suffisantes.
Quel bilan tirez-vous de cette grève? Pouvez-vous nous décrire la façon dont le dialogue social a repris ce matin? Pouvez-vous nous donner des informations fraîches? Avance-t-on positivement? Avez-vous pesé de votre poids dans ce dossier? L'un des points qui est discuté, c'est le statut du futur livreur de courrier. Pouvez-vous apporter des garanties quant à la qualité de ce statut? Pouvez-vous vous engager à ce que ce soient au moins des travailleurs à mi-temps, avec le même barème que celui appliqué actuellement pour les travailleurs de La Poste?
Je l'ai déjà dit, je pense qu'une entreprise publique, même si elle est autonome, doit montrer l'exemple quant à la qualité du travail et essayer de préserver l'emploi.
11.02 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, beste minister, de voorbije dagen hebben wij geen post in onze brievenbus gekregen want er was een driedaagse staking van De Post. De bezorgdheid van de bonden ging voornamelijk uit naar het voorstel van de directie om te werken met postbezorgers voor de bedeling van de post. Deze postbezorgers zouden enkele uren per dag kunnen werken. Zij zouden kunnen instaan voor de gewone bedeling van de post, dus niet voor de specifieke bedelingen zoals aangetekende zendingen en dergelijke meer.
Uiteraard willen wij de nadruk erop leggen dat wij de hervormingen hier zeker niet ter discussie stellen en dat De Post inzake de vrijmaking van de markt zeker al haar middelen efficiënt moet kunnen inzetten. Toch willen wij niet voorbijgaan aan enkele bezorgdheden omtrent die postbezorgers. Het zijn effectief naar alle waarschijnlijkheid goedkopere werkkrachten die de bedeling gaan doen, in tegenstelling met de prijs van de postbodes zelf. Op zich is er niets tegen dat sommige mensen enkele uren per dag willen werken in het statuut van die postbezorgers, maar het wordt toch wel anders als de postbode zou kunnen worden gedwongen om in het nieuwe statuut van postbezorger te stappen.
Bovendien hebben wij ook een bedenking bij het feit dat er vooral wordt gekeken naar de groep van werklozen om die taak als postbezorger uit te voeren. Wij vrezen dat dit wel kan zorgen voor het stimuleren van een werkloosheidsval.
Daarom hebben wij enkele vragen, mijnheer minister. Hebt u meer informatie over het statuut van de postbezorgers, meer bepaald over de loonsvoorwaarden en het aantal uren dat deze postbezorgers moeten werken? Hebt u al contact gehad met De Post inzake het overleg omtrent die postbezorgers? Zal u erop toezien dat de huidige postbodes niet zullen worden gedwongen om verplicht over te stappen naar dit nieuwe statuut?
11.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, het postpersoneel maakt zich zorgen omtrent zijn statuut en omtrent de kwaliteit van de dienstverlening. Sommige collega’s uit het halfrond schrijven dan wel mooie brieven naar de kranten maar zijn zich er niet van bewust dat hun collega’s in het Europees Parlement wel hebben gestemd voor de richtlijn die wij naar Belgisch recht hebben getransponeerd.
(geroezemoes)
Het doet misschien een beetje pijn, maar u heeft zelfs het voorstel tot verwerping verworpen. U kan dan wel zeggen dat het niet goed werd omgezet, maar ik kan u verzekeren, mijnheer Geerts, dat de Europese Commissie zich bijna ergert dat de Belgische regering de richtlijn zo goed en op een dusdanig sociale manier heeft omgezet dat men zelfs vreest dat ze te sociaal zou zijn in andere landen, omdat het precies de liberalisering dreigt te ondermijnen die commissaris McGreevy oorspronkelijk voor ogen had. Laten we dat niet vergeten.
Mijnheer de minister, belangrijk is dat wij een antwoord kunnen bieden op de huidige bezorgdheden. De grote vraag is: onder welk statuut zal het personeel ressorteren? Komt er een cao voor de hele postsector en zo ja, hoe wordt die dan gedefinieerd?
Er doen verschillende scenario’s de ronde en enige duidelijkheid hieromtrent is welkom.
Met alle respect en eerbied voor huisvrouwen, maar wat de postbezorgers betreft is er altijd de vrees dat men afglijdt naar het huisvrouwmodel. De kwaliteit van de tewerkstelling is zeer belangrijk. De mensen die het statuut van bezorger zullen dragen, zitten met vragen.
Wat zal de minimum- en maximumduur zijn per dag? Wat met vakantie? Hoe zullen interims worden ingeschakeld? Wat met de interimarbeid in tijden van sociale onvrede? Want, het zou jammer zijn dat het stakingsrecht, zo belangrijk in België, zomaar wordt uitgehold, bijvoorbeeld door op dat moment interim-arbeid in te zetten. Dat zijn allemaal legitieme vragen.
En, ten slotte, mijnheer de minister, we lezen in gespecialiseerde dagbladen zoals Financial Times dat De Post in een conglomeratenconsortium met CVC en andere postbedrijven zou stappen om een bod uit te brengen op 30 procent van de aandelen van de Royal Mail, of dat deel dat op de markt is vrijgekomen. Hoe moeten wij dit kaderen? Wat hoopt De Post daarmee qua expertise en kapitaalstructuur te bereiken? Is dit een losse flodder. Is dit uit de lucht gegrepen of zal men effectief, na het spreken van een woordje Deens door de directie, nu het Kanaal overzwemmen om ook daar de postactiviteiten te onderzoeken?
11.04 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, bedankt dat u wat meer spreektijd gunt. Wij spreken hier over een overheidsbedrijf met enorm veel tienduizenden personeelsleden.
Monsieur Gilkinet, vous ne devez pas me lâcher. Je ne m’enfuis pas.
Ik vind het een heel goed idee om geregeld over zo’n belangrijk bedrijf en de toekomstkansen van dat bedrijf te spreken. Er zijn intense veranderingen aan de gang, in het licht van wat er over 21 maanden zal gebeuren. Wij zeggen dikwijls dat de liberalisering eraan komt. Laat ons niet vergeten dat het over 21 maanden, op 1 januari 2011, zo ver zal zijn. Ik begrijp dat er heel wat vragen zijn, die terecht worden gesteld, van postbodes en andere mensen die in De Post actief zijn, met betrekking tot hun toekomst.
Ik wil toch nog eens onderstrepen dat de federale regering niet alleen woorden heeft gesproken, maar ook daden heeft gesteld, bijvoorbeeld door maatregelen van het IPA die de kostprijs van de tewerkstelling in de bedrijven niet te duur te maken ook op de overheidsbedrijven toepasselijk te verklaren. Voor De Post alleen is het een recurrent bedrag van 27,6 miljoen euro. Dat zijn middelen die de tewerkstelling binnen De Post voordeliger maken.
Ik heb dus begrip voor een aantal legitieme vragen, maar ik bevestig ook een beetje wat de heer Deseyn zegt. Er bereiken ons informele signalen, vanuit de Europese Unie, dat men vindt dat de manier waarop een en ander is omgezet – ik verwijs naar de kritiek die sommigen kunnen hebben en de vraag of men niet te streng is voor nieuwe binnenkomers – getuigt van een relatief voluntaristische kijk op een beschermde markt.
Wij zullen dat allemaal nog zien wanneer de gesprekken met de Europese Unie zijn afgerond, maar laat er ons ook bewust van zijn dat, daar waar er thesissen zijn van sommigen die zeggen dat men niet streng genoeg is voor nieuwe binnenkomers en dat men defensiever moet zijn ten aanzien van de bestaande post, er ook thesissen zijn van anderen, die zeggen dat men wat meer moet toelaten, als men dat omvormt.
Wij moeten ook vaststellen dat de resultaten van De Post fundamenteel, in vier jaar tijd, fantastisch verbeterd zijn. Ik geef maar een voorbeeld, op het financiële vlak. Het brutoresultaat is in vier jaar tijd met 46 procent verbeterd. Op het vlak van de kwaliteit is het aantal op tijd toegekomen zendingen van 91 naar 95 procent gestegen. Er is dus vooruitgang.
Il est un peu trop tôt pour évaluer avec précision les conséquences du mouvement de la grève.
Je peux cependant vous confirmer que la rencontre de ce matin entre la direction et les syndicats a été plutôt constructive.
Un élément en particulier a fait l’objet de questions: l’introduction des livreurs de courrier. La direction a confirmé qu’elle prendra le temps nécessaire pour une analyse approfondie de tous les aspects et modalités de lancement de cette nouvelle catégorie de collaborateurs mi-temps contractuels. Cette introduction interviendra après l’été.
Ik denk dat het ook belangrijk is iets te zeggen over die postbezorgers. Zij zijn het voorwerp van onderhandelingen. U weet dat dit voortvloeit uit de grotere automatisering bij de sortering. Daardoor vergt de typische taak van de postbode veel minder voorbereidingstijd en is er inderdaad plaats voor mensen die een eenvoudiger beroep hebben, namelijk het leveren van brieven die geen andere speciale handelingen veronderstellen, dus geen kranten, geen pakjes, geen aangetekende zendingen, geen uitbetaling van het pensioen aan huis.
Ik begrijp dat sommige mensen zich afvragen wat dat nieuw beroep is en daar bang van zijn. Ik wil in alle transparantie zeggen dat het uiteraard niet de bedoeling van de overheid is om naar hamburgerjobs te gaan. Ik ken de karikaturen die daarover de ronde doen.
Ik heb daarnet het woord werkloosheidsval horen uitspreken. Het geval waarin mensen die uit de werkloosheid komen een dergelijke job zouden krijgen, is echter geen voorbeeld van een werkloosheidsval. Dat is een voorbeeld van mensen aan de slag krijgen. Voor een aantal minder geschoolde mensen is dit een kans. Voor mensen die in een latere fase van hun carrière zijn gekomen en die zelf op vrijwillige basis kiezen voor deeltijds werk en een eenvoudiger werk met minder ingewikkelde contacten kan dat een kans zijn.
Ik wil dit in elk geval overlaten aan het gesprek tussen vakbonden en directie, maar weiger dat nu per definitie als iets negatiefs te beschouwen.
Tot slot, mijnheer Deseyn, u vraagt om naar de context van wat over de Engelse post wordt verteld. U moet dat passen in het kader van de geruchten en niet meer dan dat.
11.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je note avec intérêt que le dialogue a repris au sein de La Poste et que l’on va étudier le problème de façon prudente. Cependant, je constate que l’on se donne des moyens mais pas d’obligation de résultat, comme pour l’ouverture de Points Poste lorsque l’on ferme des bureaux de poste. Je ne suis donc pas rassuré car vous ne dites pas clairement que ces distributeurs de courrier auront au moins des contrats à mi-temps, avec les barèmes appliqués actuellement au sein de La Poste.
Comme je vous l’ai déjà dit, vous ne devez pas être le notaire qui enregistre les décisions prises par la direction de La Poste ou les options de l’Europe qui, en matière de libéralisation du marché postal, ne présente pas la volonté sociale dont nous rêvons. Des latitudes existent pourtant. La directive a été amendée et l’ensemble des Verts européens ne l’ont pas soutenue, ils l’ont plutôt combattue. D’autres pays utilisent certaines latitudes et je citerai le cas de la Finlande. Je vous demande de faire de même.
Vous mettez toujours en évidence la modernisation de La Poste et les bonis qu’elle a encaissés. Il faut remarquer que ces bonis ont surtout servi à rémunérer les actionnaires privés. Je vous demande donc de reprendre pied dans ce dossier ainsi que dans l’actionnariat de La Poste.
En ce qui concerne le métier de distributeur de courrier, je voudrais vous lire un extrait d’une note que j’ai retrouvée: "Un facteur est bien plus qu’une personne qui distribue du courrier à domicile, aussi rapidement que possible; il remplit également une importante fonction sociale. Cette fonction possède une valeur ajoutée qui ne peut être exprimée simplement en euros (etc.)". Ce texte est extrait d’une proposition de résolution déposée en 2004 par une personne de votre groupe CD&V, la précédente ministre des Entreprises publiques!
Je vous demande donc simplement d’appliquer votre programme en matière postale.
11.06 Ine Somers (Open Vld): Ik dank de minister voor het uitvoerige antwoord. Het is zeer belangrijk dat wij steeds alle bezorgdheden die er zijn, meenemen in besprekingen en overleg om er zo voor te zorgen dat de ongewenste effecten die er kunnen komen als gevolg van zeer begrijpbare maatregelen beperkt worden. We moeten een belangrijk signaal geven om er zo voor te zorgen dat de rust en de vrede bij De Post terugkomen.
11.07 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het is duidelijk dat De Post zich moet blijven voorbereiden op de liberalisering en dat er al enorm grote inspanningen gedaan zijn door het personeel. Het gaat over de implementatie van Georoute I, II en III en de weg die men bewandelt naar het systeem van de bezorgers. Vandaar dat zij met alle respect moeten worden bejegend, ook als het gaat om hun verloning. Bij het grote publiek is er altijd bezorgdheid, soms onterecht, omtrent de dienstverlening. Ook daar kunnen signalen worden gegeven wanneer men nieuwe lokale markten openstelt voor het PostPunt, voor het nieuwe concept, waar vroeger in een eerste golf kantoren zijn gesloten voor er sprake was van een PostPunt. Dat kan ook bijdragen tot de goede positionering van het autonome overheidsbedrijf De Post.
Ten slotte pleit ik nogmaals voor de oprichting van het paritair comité in overleg met uw collega van Werk. Men moet een sterk paritair comité hebben voor de postsector om daar maximaal de vrede te bewaren.
De voorzitter: U mag één zin zeggen maar dan heeft men het recht om te repliceren. Het Parlement krijgt altijd het laatste woord.
11.08 Minister Steven Vanackere: De heer Gilkinet is dat gewoon. Hij heeft het talent om zaken te zeggen die mij dwingen om toch nog iets te antwoorden. Mijnheer Gilkinet, dank u wel dat u mij het document van de resolutie van mevrouw Vervotte bezorgt. Het is goed dat ik er een kopie van heb. Ik kan u hoe dan ook bevestigen dat dit bij mijn belangrijke documenten lag. U hebt mij dus eigenlijk iets gegeven dat ik al had. Wat hier instaat is helemaal niet in tegenspraak met wat er nu gebeurt. Ik wil bevestigen dat het beroep van postbode uiteraard blijft bestaan. Datgene wat in deze tekst staat, wordt niet afgeschaft. Het enige wat er gebeurt met het eventueel invoeren van een formule met postbezorgers is dat deze taken van de postbode ook worden ondersteund door een aantal mensen die toegang kunnen krijgen tot de job terwijl ze vandaag misschien toegang hebben tot geen enkele job.
De voorzitter: We weten dat het voorstel van mevrouw Vervotte bij de belangrijke documenten van de minister ligt.
11.09 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'ai l'art de vous faire réagir mais vous m'obligez à chaque fois à en remettre une couche!
La résolution demande au gouvernement de reconnaître formellement le rôle social du facteur et d’en tenir compte lors de l’établissement de son horaire de travail au moyen du logiciel Géoroute. C’est exactement le contraire que vous m’avez expliqué par rapport à cette nouvelle fonction consistant uniquement à distribuer le courrier, sans aucun autre contact!
La deuxième demande contenue dans cette résolution est de créer un fonds de compensation destiné à couvrir les frais du service universel. J’ai lu attentivement la décision du gouvernement du 19 décembre; cela n’apparaît nulle part!
Les postiers étaient toute cette semaine dans la rue. Ils ne peuvent plus assumer leur fonction correctement. En tant que ministre, je vous demande d’agir par rapport à cela, si telle est votre intention. C’est ce qui figurait dans cette résolution de 2004!
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "het initiatief van een OCMW-voorzitter om de steuntrekkers ertoe te verplichten deel te nemen aan een jobbeurs" (nr. P0879)
12 Question de M. Hans Bonte à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "l'initiative d'un président de CPAS visant à obliger les bénéficiaires de l'aide sociale à se présenter à une bourse pour l'emploi" (n° P0879)
12.01 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik wil even ingaan op wat er in de actualiteit is geweest, omtrent het OCMW van Zelzate. Ik zit al lang genoeg in de stiel om te weten dat er, in het licht van verkiezingen, altijd profileringskoorts ontstaat en er altijd mensen bereid worden gevonden om straffe toeren uit te halen. Wat mij ten zeerste stoort in het verhaal van Zelzate is dat dit gebeurt op de kap van misschien wel de zwaksten in onze samenleving.
Waarover gaat het? De voorzitter van het OCMW van Zelzate verplicht alle leefloontrekkers deel te nemen aan een jobbeurs. Als men tussen de lijnen van zijn brief door leest, komt het er eigenlijk op neer dat hij suggereert dat wie dit niet doet, zal worden gesanctioneerd. Achterliggend speelt natuurlijk het verhaal dat leefloontrekkers profiteren van het leefloon en dat daar iets moet tegenover staan.
Ik weet nog zeer goed, naar aanleiding van de bespreking van het wetsontwerp van toenmalig minister Vande Lanotte, het Lenteplan, dat er in de wet staat ingeschreven dat OCMW’s verplicht zijn om de arbeidsbereidheid na te gaan en de mensen te ondersteunen, te begeleiden en maatwerk te voorzien op het vlak van opleiding, training en sollicitatie. Ik denk dat dit totaal iets anders is dan wat wij in Zelzate zien.
Ik wil een vraag stellen, mevrouw de minister. Is de OCMW-voorzitter van Zelzate gemachtigd om op basis van de wet mensen te sanctioneren die niet naar de jobbeurs gaan, omdat zij andere dingen te doen hebben, omdat zij ziek zijn of omdat zij niet tot de groep behoren die zich dient aan te melden bij de arbeidsbemiddelingsdienst?
12.02 Minister Marie Arena: Mijnheer de voorzitter, ik heb via de media ook gehoord over het initiatief van het OCMW van Zelzate. Het behoort uiteraard tot de autonomie van het OCMW om een dergelijk initiatief te nemen. Voor mij gaat het om een informatie over een jobdag. Het OCMW kan geen sanctie nemen tegen de mensen die niet naar de jobbeurs gaan.
Er zijn verschillende mogelijkheden om mensen op de arbeidsmarkt te krijgen. Ik denk bijvoorbeeld aan artikel 60. In Zelzate zijn er te weinig mensen die door artikel 60 op de arbeidsmarkt raken. Zo is er in Zelzate bijvoorbeeld slechts 5 procent die een beroep doet op artikel 60. In België bedraagt dit percentage 10 procent. Het lijkt mij beter om de mensen via artikel 60 op de arbeidsmarkt te krijgen in plaats van via een informatiedag.
Maar zoals gezegd, dit behoort tot de autonomie van de OCMW’s. Zij kunnen dit doen.
12.03 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer duidelijk antwoord, dat zegt dat de OCMW-voorzitter de betrokkenen niet kan sanctioneren als zij er niet op ingaan. Volgens mij is het goed dat dit duidelijk wordt gemaakt.
Het lijkt mij even goed om duidelijk te maken dat OCMW’s de plicht hebben om mensen mee te begeleiden, te stimuleren, en eventueel in samenwerking met de VDAB, RVA of de regionale bemiddelingdiensten de nodige actieplannen te ondernemen.
Tot slot, onderstreep ik wat u zei, met name dat het merkwaardig is dat een dergelijk initiatief komt van het OCMW, dat zelf voor een stuk achterop blijft met de ontwikkeling van artikel 60 dat tewerkstellingsmogelijkheden creëert voor die doelgroep.
Meer algemeen wil ik eindigen met de trieste vaststelling die ik in het verleden al heb gemaakt. In deze crisisperiode voorziet het budget van de regering – ook niet de herstelwet die straks ter sprake komt – in geen enkele maatregel om de OCMW’s te versterken in hun activerende rol, in hun rol van begeleiding van steuntrekkers, of in een toename van de globale enveloppe voor artikel 60. Ik betreur dat, maar al bij al ben ik tevreden met uw antwoord.
Het incident is gesloten.
- M. Jean-Marc Nollet au premier ministre sur "Fortis" (n° P0857)
- M. Christian Brotcorne au premier ministre sur "Fortis" (n° P0858)
- de heer Jean-Marc Nollet aan de eerste minister over "Fortis" (nr. P0857)
- de heer Christian Brotcorne aan de eerste minister over "Fortis" (nr. P0858)
13.01 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, vous revenez à l'instant de Paris où vous avez évoqué entre autres le dossier Dexia. La question porte sur ce que vous avez dit mais plus encore sur ce que vous avez décidé dans ce dossier. Bien entendu, vous vous en doutez, je vais également vous interroger sur le volet Fortis de vos discussions à Paris.
Peut-être l'avez-vous su: pendant que vous étiez à Paris, certains des ministres de votre gouvernement ont commencé à se rendre compte qu'il valait peut-être mieux un stand alone qu'un mauvais accord avec BNP Paribas. C'est du moins ce qui ressort des réunions de ce matin. Je dirais: "Enfin, ils s'en rendent compte".
Pouvez-vous confirmer qu'il s'agit bien de la position de votre gouvernement et nous rassurer sur le fait que vous ayez travaillé sur deux scénarios en parallèle. On sait quel est votre scénario préféré, nous n'allons pas vous faire changer d'avis aujourd'hui. Avez-vous vraiment travaillé sur deux scénarios ou est-ce une option purement tactique et stratégique pour faire baisser les enchères du côté de BNP Paribas, comme on l'apprenait ce matin encore?
Bref, monsieur le premier ministre, quelles sont les dernières nouvelles au sujet de Dexia et de Fortis? Vous revenez de Paris, qu'avez-vous à nous annoncer? Pouvez-vous nous rassurer par rapport à ce qu'on pouvait lire ce matin dans la presse?
13.02 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, merci d'être avec nous pour ces questions d'actualité. En effet, nous nous trouvons en plein dans cette actualité: nous avons entendu tout à l'heure les réponses de M. Reynders sur les négociations avec BNP Paribas d'hier et de ce matin au Conseil des ministres restreint. Tout le monde sait que votre réunion de ce jour avec le président de la République française pouvait être déterminante par rapport au dossier Fortis.
Il est donc intéressant de connaître les nouvelles que vous ramenez de ces contacts avec Paris et le sommet de l'État. Il est vrai que nous avons parfois entendu dire que le gouvernement français considérait que ses banques devaient se remettre à travailler davantage pour l'intérêt national que penser à leur expansion.
Quelles en seraient les conséquences pour la situation belge? Quelle sera la situation de Fortis étant entendu que demain est, en principe, le jour où échoit le délai des négociations ou des accords conclus avec BNP Paribas?
13.03 Herman Van Rompuy, premier ministre: Monsieur le président, d'abord, je vous transmets les salutations cordiales et personnelles du président de la République. C'est déjà une bonne nouvelle.
Ensuite, en ce qui concerne l'état de la situation dans les négociations avec BNP Paribas, je vous renvoie à la réponse que le ministre des Finances vient d'apporter aux questions de M. Annemans et Van de Velde. Une réponse remarquable, m'a-t-on dit!
Lors de l'entretien que j'ai eu à Paris avec le président Sarkozy, nous avons évidemment parlé des négociations en cours avec BNP Paribas et d'une banque belgo-française Dexia. Cependant, vu le caractère délicat de ces négociations actuellement dans la dernière ligne droite, je ne peux vous en dire davantage.
13.04 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, sur le premier élément de votre réponse, je vous demanderai simplement de remettre aussi nos plus grandes salutations à M. Sarkozy, notamment celles de M. Reynders qui – c'est nouveau – ne se rend plus avec le premier ministre à Paris. Peut-être doit-on y voir un signal! Donc transmettez-lui toutes les salutations de la Chambre!
Mais surtout, à voir les exigences de BNP Paribas, que ce soit en termes de couverture de risques supplémentaires à prendre par la seule Belgique, les exigences en matière de fuite des centres de décision, les exigences de placements nationaux, comme l'a encore rappelé notre collègue, et surtout à voir les refus des garanties minimales que nous demandons pour l'emploi, monsieur le premier ministre, je crois que le message à continuer à faire passer à M. Sarkozy est que vous travaillez au concret sur une alternative: le stand alone. Et que vous auriez déjà dû le faire depuis longtemps!
13.05 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le premier ministre, je ne savais pas que M. Sarkozy me connaissait personnellement et pouvait donc me remettre ses salutations, mais j'en suis très flatté!
Pour le surplus, je crois que l’on peut déduire de votre réponse, non pas toute en nuances mais plutôt très discrète, que toutes les options sont encore possibles. Vous en avez discuté avec le président de la République française. À ce stade, je peux en déduire – je le répète – que toutes les options sont encore ouvertes.
Je comprends, monsieur le premier ministre, que la difficulté de ce dossier requiert une certaine confidentialité. Mais il faut que le Parlement puisse être parmi les premiers à être informés de la décision finale dans ce dossier au terme de négociations particulièrement difficiles.
13.06 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het is bij mijn weten de eerste keer dat de eerste minister voor vragen die hem worden gesteld, verwijst naar het antwoord dat een andere minister heeft gegeven op vragen van andere collega's.
Mijn vraag aan de eerste minister zou de volgende zijn. Als zijn antwoord na zijn terugkeer uit Parijs hetzelfde is als dat wat de heer Reynders mij twee uur geleden gaf, waarom is hij dan naar Parijs gegaan? Dat is mijn vraag aan de eerste minister.
De voorzitter: U hebt zich ingeschreven voor een vraag. U hebt eerst uw vraag aan de eerste minister gericht. Daarna veranderde u van mening en wou u een vraag stellen aan de heer Reynders. Nu wilt u opnieuw tussenbeide komen. U kunt niet op alle tableaus tegelijk spelen.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Ben Weyts aan de eerste minister over "de stand van zaken betreffende de werkgroep BHV" (nr. P0859)
14 Question de M. Ben Weyts au premier ministre sur "le bilan des travaux du groupe de travail BHV" (n° P0859)
14.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de eerste minister, de afgelopen weken hebben wij verschillende manoeuvres gezien van CD&V. Er was de demarche van Ludwig Caluwé, die zei: “Hou mij tegen of wij gaan stemmen over BHV”. Niemand heeft hem tegengehouden, maar goed. Enkele dagen later zei Marianne Thyssen: “Wij trekken onze leden, de CD&V’ers in die speciale commissie inzake BHV, terug, het is gedaan met die werkgroep”. Dat was eigenlijk zeer vreemd, want uiteindelijk is die werkgroep opgericht door de eerste minister zelf. Die werkgroep werd in de regeerverklaring aangekondigd door de eerste minister zelf.
Die had ook aangekondigd dat er al in de zomer al oplossingen zouden zijn voor BHV. De partijtop van CD&V daarentegen heeft gezegd dat er niet zou worden onderhandeld in die werkgroep. Er zou gewoon worden gesproken en in de zomer zou er een oplossing komen voor BHV. Het is dus vreemd dat CD&V zijn vertegenwoordigers terugtrekt uit die werkgroep van de eigen partij terwijl er helemaal niet zou worden onderhandeld over BHV en geen enkele toegeving zou worden gedaan.
Wat gaat u nu doen, mijnheer de eerste minister, met dat kartelprogramma en dat regeerakkoord? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de staatshervorming wordt gerealiseerd en hoe zal de splitsing van BHV worden gerealiseerd, zoals u hebt aangegeven in uw regeerverklaring?
14.02 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, waarde collega, op voorstel van het Overlegcomité en als voorzitter van het Overlegcomité, heb ik op 22 januari een werkgroep geïnstalleerd die ermee belast was, zoals het regeerakkoord zei, voorstellen uit te werken voor oplossingen van het belangenconflict over de wetsvoorstellen inzake de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde.
Die werkgroep was natuurlijk volledig autonoom wat de regeling van de werkzaamheden betrof. Ik heb akte genomen van de mededeling dat een van de betrokken partijen besloten heeft haar deelname aan de werkzaamheden van de werkgroep minstens tijdelijk op te schorten.
14.03 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de eerste minister, dank u dat u meer adem hebt verspild aan het antwoord op mijn vragen dan voorheen.
Ik stel vast dat u niet meer bereid bent het kartelprogramma en de regeerverklaring te realiseren. U schuift gewoon de schuld en de verantwoordelijkheid in andermans schoenen. U ontdoet zich volledig van die verantwoordelijkheid. De staatshervorming schuift u in de schoenen van Kris Peeters, de splitsing van BHV schuift u in de schoenen van de parlementair werkgroep. En wanneer die twee, zowel Kris Peeters als de parlementaire werkgroep zeggen er niet meer mee voort te doen, zegt u gewoon: “Ik neem er akte van”.
U werkt dus niet voort aan de realisatie van de regeerverklaring, laat staan dat u voortwerkt aan de realisatie van ons kartelprogramma. Het stemt mij zeer bitter dat er van dat kartel nog maar één kartelpartner is die voortgaat, in woord en daad, met de realisatie van dat kartelprogramma.
De voorzitter: Dank u wel. Wij nemen akte van uw repliek.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Jan Peeters aan de eerste minister over "de redding van Opel" (nr. P0881)
15 Question de M. Jan Peeters au premier ministre sur "le sauvetage d'Opel" (n° P0881)
15.01 Jan Peeters (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de laatste weken heeft de Vlaamse regering de leiding genomen in het verzekeren van de toekomst voor Opel Antwerpen. De federale regering heeft daar de laatste weken goed aan meegewerkt en heeft zich vooral ingeschreven in een piste om samen met Duitsland een reddingsplan voor Opel Europe en dus ook voor Opel Antwerpen te realiseren.
Vanmorgen was er een aantal verontrustende berichten uit Duitsland. Bondskanselier Merkel zou hebben verklaard dat Opel Antwerpen van haar geen speciale behandeling van Duitsland zou krijgen bij het verlenen van staatshulp. Voor hen zou Opel voor de Duitse economie niet systeemrelevant zijn. Zij ziet het niet echt zitten om een participatie te nemen met de Duitse overheid in Opel Europe en dus onrechtstreeks ook in Opel Antwerpen.
Mijnheer de minister, zijn u of uw collega's hierover geïnformeerd of geconsulteerd door de Duitse overheid, door de diensten van de bondskanselier? Welke strategie gaat de Belgische regering nu hanteren om alsnog de toekomst van Opel Antwerpen te verzekeren?
15.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Peeters, ik kan u zeggen dat de houding van de Belgische regering in deze niet is gewijzigd. Wij staan samen met de Vlaamse regering schouder aan schouder om een oplossing voor het probleem te vinden, maar wel een oplossing die geconditioneerd is.
Er is een aantal voorwaarden gesteld. Er moet een duidelijk plan op tafel liggen dat een oplossing biedt voor het probleem van de overcapaciteit. Er moet voorts ook altijd de mogelijkheid zijn om uit het dossier te kunnen stappen.
Ik heb vanmiddag nog contact gehad met minister Zu Guttenberg, de Duitse minister van Economie. Hij heeft mij gezegd dat het voorliggende plan van GM Europe momenteel een onvoldoende van hem krijgt om gelijk welke steunmaatregel te overwegen. Hij heeft hen gevraagd tegen volgende week met een duidelijker plan te komen waarin antwoorden worden gegeven op de vragen die zijn gesteld.
Voorts hebben wij net met de bevoegde ministers op een Europese Raad besloten om volgende week een ontmoeting te hebben met alle landen die betrokken partij zijn in het dossier GM Europe om een gemeenschappelijke strategie af te spreken en om duidelijk het signaal aan GM Europe te geven dat de politiek om het ene land tegen het andere uit te spelen niet kan worden aanvaard.
Volgende week zullen wij dus informatie uitwisselen en duidelijk maken dat de aanpak van GM Europe er moet in bestaan om gelijke informatie aan elk land te geven en de strategie van de verschillende landen op elkaar af te stemmen.
15.03 Jan Peeters (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord geeft een actuele stand van zaken weer. Ik hoop dat de Belgische regering inderdaad schouder aan schouder met de Vlaamse regering blijft strijden voor de toekomst van Opel en dat u ook uw Duitse collega’s ertoe kan bewegen om initiatief te blijven nemen, om de leiding te blijven nemen in dat dossier, om voor die duizenden werknemers in het Antwerpse werkzekerheid te garanderen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, hiermee is het vragenuurtje afgewerkt.
Bij brief van 2 maart 2009 deelt de heer Luc Sevenhans mij mede dat hij als onafhankelijke zal zetelen.
Par lettre du 2 mars 2009, M. Luc Sevenhans me communique qu'il siègera comme indépendant.
17 Belangenconflict – Ontwerp van economische herstelwet
17 Conflit d'intérêts – Projet de loi de relance économique
Bij brief van 4 maart 2009 deelt
de Voorzitter van het Vlaams Parlement mee dat het Vlaams Parlement, in
plenaire vergadering van 4 maart, beslist heeft het belangenconflict over het ontwerp van economische
herstelwet (nr. 1788/1) te beëindigen.
Par lettre du 4 mars 2009, la présidente du Vlaams Parlement communique que le Vlaams Parlement a décidé, en sa séance plénière du 4 mars dernier, de mettre fin au conflit d'intérêt sur le projet de loi de relance économique (n° 1788/1).
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 4 maart 2009, stel ik u voor:
1. de agenda te beginnen met het wetsontwerp tot wijziging van
diverse wetten betreffende het statuut van de militairen (nrs 1742/1 en
2).
2. op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag in te schrijven:
- het ontwerp van economische herstelwet (nrs 1788/1 tot 13);
- het wetsvoorstel van de heer Alain Mathot, mevrouw Dalila Douifi, de heren Guy Coëme en Yvan Mayeur en de dames Colette Burgeon en Karine Lalieux strekkende tot het toepassen van een verlaagd tarief van 6% BTW op de huishoudelijke levering van gas en elektriciteit (nrs 399/1 en 2);
- het voorstel van resolutie van de heren Yvan
Mayeur, Guy Coëme en Alain Mathot en de dames Karine Lalieux en Colette Burgeon
betreffende de voorafgaande kennisgeving aan de Europese Commissie van de
toepassing van een btw-tarief van 6% op de residentiële levering van gas en
elektriciteit (nrs 416/1 en 2);
- het wetsvoorstel van de heer Dirk Van der Maelen en mevrouw Maya Detiège tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wat de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets betreft (nrs 499/1 tot 4);
- het wetsvoorstel van de heren Pierre-Yves Jeholet, François-Xavier de Donnea, Bart Tommelein en Luk Van Biesen tot aanvulling van artikel 176(2) van het Wetboek diverse rechten en taksen, teneinde de premies voor de exportkredietverzekeringscontracten vrij te stellen van de taks op de verzekeringscontracten (nrs 533/1 en 2);
- het wetsvoorstel van de heer Maxime Prévot, de dames Véronique Salvi en Brigitte Wiaux en de heer Christian Brotcorne tot aanvulling van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met het oog op de spreiding over diverse aanslagjaren van de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen in de woning (nrs 637/1 tot 3);
- het wetsvoorstel van de heer Dirk Van der Maelen, mevrouw Dalila Douifi en de heer Peter Vanvelthoven inzake de toekenning van een korting voor energiebesparende uitgaven (nrs 675/1 tot 3);
- het wetsvoorstel van de heren Bruno Valkeniers en Bart Laeremans, mevrouw Barbara Pas en de heren Peter Logghe, Bruno Stevenheydens en Hagen Goyvaerts tot wijziging van koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven voor wat betreft het BTW-tarief voor aardgas en elektriciteit (nrs 752/1 en 2);
- het wetsvoorstel van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers, de heer Stefaan Van Hecke, mevrouw Tinne Van der Straeten, de heer Georges Gilkinet, de dames Meyrem Almaci en Muriel Gerkens en de heren Fouad Lahssaini, Philippe Henry en Wouter De Vriendt tot omvorming van de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven in een belastingkrediet (nrs 1071/1 en 2);
- het wetsvoorstel van de heren Dirk Van der Maelen en Peter Vanvelthoven tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat betreft de moratoriumintresten inzake bedrijfsvoorheffing (nrs 1072/1 en 2);
- het wetsvoorstel van de heren Koen Bultinck, Jan Mortelmans, Guy D'haeseleer, Hagen Goyvaerts en Peter Logghe en de dames Barbara Pas, Rita De Bont en Linda Vissers tot wijziging van de bijlage van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat de verlaging van de tarieven met betrekking tot de bouw en levering van privéwoningen betreft (nrs 1098/1 en 2);
- het wetsvoorstel van de dames Meyrem Almaci en Thérèse Snoy et d'Oppuers teneinde het fietsgebruik voor woon-werkverkeer fiscaal aan te moedigen (nrs 1130/1 tot 4);
- het wetsvoorstel van de heren Hans Bonte en David Geerts, mevrouw Meryame Kitir en de heer Dirk Van der Maelen tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat de fiscale vrijstelling van de fietsen voetgangersvergoeding betreft (nrs 1555/1 en 2);
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 4 mars 2009, je vous propose:
1. de commencer l'ordre du jour par le
projet de loi modifiant
diverses lois relatives au statut des militaires (n°s 1742/1 et 2);
2. d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi:
- le projet de loi de relance économique (n°s 1788/1 à 13);
- la proposition de loi de M. Alain Mathot, Mme Dalila Douifi, MM. Guy Coëme et Yvan Mayeur et Mmes Colette Burgeon et Karine Lalieux visant à appliquer un taux réduit de 6% de TVA sur la fourniture domestique de gaz et d'électricité (n°s 399/1 et 2);
- la proposition de résolution de MM. Yvan Mayeur, Guy Coëme et Alain Mathot et Mmes Karine Lalieux et Colette Burgeon visant à informer préalablement la Commission européenne de l'application d'un taux de TVA de 6% sur la fourniture domestique de gaz et d'électricité (n°s 416/1 et 2);
- la proposition de loi de M. Dirk Van der Maelen et Mme Maya Detiège modifiant l'article 38 du Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne la mise à disposition d'une bicyclette de société (n°s 499/1 à 4);
- la proposition de loi de MM. Pierre-Yves Jeholet, François-Xavier de Donnea, Bart Tommelein et Luk Van Biesen complétant l'article 176(2) du Code des droits et taxes divers en vue d'exonérer de la taxe sur les contrats d'assurance les primes des contrats d'assurance-crédit à l'exportation (n°s 533/1 et 2);
- la proposition de loi de M. Maxime Prévot, Mmes Véronique Salvi et Brigitte Wiaux et M. Christian Brotcorne complétant le Code des impôts sur les revenus 1992 en vue de prévoir une réduction d'impôt sur plusieurs exercices pour les dépenses d'investissements réalisées en vue d'économiser l'énergie dans les habitations (n°s 637/1 à 3);
- la proposition de loi de M. Dirk Van der Maelen, Mme Dalila Douifi et M. Peter Vanvelthoven octroyant une réduction pour les dépenses faites en vue d'économiser l'énergie (n°s 675/1 à 3);
- la proposition de loi de MM. Bruno Valkeniers et Bart Laeremans, Mme Barbara Pas et MM. Peter Logghe, Bruno Stevenheydens et Hagen Goyvaerts modifiant l'arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux en ce qui concerne le taux de TVA applicable au gaz naturel et à l'électricité (n°s 752/1 et 2);
- la proposition de loi de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers, M. Stefaan Van Hecke, Mme Tinne Van der Straeten, M. Georges Gilkinet, Mmes Meyrem Almaci et Muriel Gerkens et MM. Fouad Lahssaini, Philippe Henry et Wouter De Vriendt transformant la réduction d'impôt pour les dépenses faites en vue d'économiser l'énergie en crédit d'impôt (n°s 1071/1 et 2);
- la proposition de loi de MM. Dirk Van der Maelen et Peter Vanvelthoven modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne les intérêts moratoires en matière de précompte professionnel (n°s 1072/1 et 2);
- la proposition de loi de MM. Koen Bultinck, Jan Mortelmans, Guy D'haeseleer, Hagen Goyvaerts et Peter Logghe et Mmes Barbara Pas, Rita De Bont et Linda Vissers modifiant l'annexe de l'arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant le taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux, en ce qui concerne la diminution des taux relatifs à la construction et à la livraison d'habitations privées (n°s 1098/1 et 2);
- la proposition de loi de Mmes Meyrem Almaci et Thérèse Snoy et d'Oppuers visant à encourager fiscalement l'utilisation de la bicyclette sur le chemin du travail (n°s 1130/1 à 4);
- la proposition de loi de MM. Hans Bonte et David Geerts, Mme Meryame Kitir et M. Dirk Van der Maelen modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne l'exonération fiscale de l'indemnité de marche et de bicyclette (n°s 1555/1 et 2).
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
19 Wetsontwerp tot wijziging van diverse wetten betreffende het statuut van de militairen (1742/1-2)
19 Projet de loi modifiant diverses lois relatives au statut des militaires (1742/1-2)
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
La parole est au rapporteur, Mme Wiaux.
19.01 Brigitte Wiaux, rapporteur: Monsieur le président, je me réfère à mon rapport écrit.
19.02 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, heren minister, collega’s parlementsleden, wij gaan vandaag stemmen over een belangrijk wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen in het statuut van onze militairen. De Open Vld-fractie staat volledig achter dit wetsontwerp omdat het tegemoetkomt aan de noden van onze militairen in een moderne krijgsmacht.
Zonder nogmaals alle wijzigingen te willen opsommen is het belangrijk om vandaag bij een aantal punten stil te staan. Ten eerste weten we allemaal dat ons Belgisch leger hoofdzakelijk in internationaal verband opereert tijdens militaire operaties. Het ontwerp waarover we vandaag gaan stemmen, omtrent de Engelse taal voor onze militairen, is natuurlijk cruciaal. Voldoende kennis van het Engels volgens de NAVO-normen is geen overbodige luxe.
Ten tweede, mijnheer de minister, de voornaamste uitdaging die de komende jaren en maanden voor u ligt, is het personeelsbeleid van onze krijgsmacht. We hebben in de commissie al heel vaak tegen elkaar gezegd dat we moeten waken over voldoende instroom van jonge krachten in onze krijgsmacht en ook over voldoende uitstroom. We willen onze krijgsmacht immers afslanken. De rechtszekerheid inzake het ontslag en de verbreking van indienstneming is heel belangrijk voor ons.
Mijnheer de minister, zoals u al verschillende keren hebt gezegd, het streefcijfer van 37.725 militairen en burgers, zoals vastgelegd onder minister Flahaut in de politieke oriëntatienota en in het strategisch plan voor de modernisering van de Belgische krijgsmacht, zal vóór 2015 worden behaald, zelfs zonder bijkomende inspanningen. Uiteraard zullen we erover moeten waken dat we ieder jaar genoeg jonge krachten aantrekken.
Door de huidige economische crisis heb ik heel veel reacties op de vacatures vastgesteld. Laten we hopen dat de economie terug aantrekt en dat de economische crisis snel achter ons ligt. Dan zullen we onze beste jongeren ervan moeten overtuigen om in dienst van het vaderland te treden.
De veiligheidssituatie wijzigt en de economische markt wijzigt. Wat het personeelsbeleid betreft, moeten wij heel duidelijk maken waar we onze krijgsmacht zien binnen vijftien jaar. Hoeveel militairen willen we, met welke taken, welk ambitieniveau en welke uitrusting? Dat is van cruciaal belang. Voor ons is het personeelsbeleid heel belangrijk zoals ik daarstraks heb gezegd.
U hebt al gezegd dat we binnenkort in de commissie eindelijk het infrastructuurplan zullen behandelen. Voor ons is het personeel het dierbaarste bezit van de krijgsmacht. Dat personeel heeft voor ons recht op duidelijkheid. Zij moeten weten welke kazernes open blijven en welke kazernes zullen sluiten op welke termijn. Vandaar dat ik u vraag om tijdig de wijzigingen te communiceren die zouden gebeuren in het infrastructuurplan dat nog onder minister Flahaut werd goedgekeurd.
Présidente: Corinne De Permentier, premier vice-présidente.
Voorzitter: Corinne De Permentier, eerste ondervoorzitter.
De legergemeenschap heeft absoluut het recht om op tijd te weten wat van haar wordt verwacht.
De continuïteit binnen de krijgsmacht is voor ons ook belangrijk. De Open Vld-Kamerfractie vraagt om heel snel werk te maken van het gemengde loopbaanconcept dat al in het voorjaar van 2007 in beide Kamers werd goedgekeurd. We verschillen af en toe een beetje van mening, maar enkel via het gemengd loopbaanconcept kunnen we samen werken aan een jonge, inzetbare en goede krijgsmacht die nodig is om de vele internationale opdrachten aan te kunnen.
Het oriëntatiepunt staat centraal in het hele debat. Ik zie dat geen enkele militair in geen enkel professioneel leger, waar ook ter wereld, zijn hele leven in dienst blijft. Er is een uitstroom naar de privé of naar andere overheidsdiensten. Ook in België zijn we op de goede weg, maar dan moeten we daar verder werk van maken.
Nog twee belangrijke punten. Open Vld hecht veel belang aan het gemoderniseerd tuchtstatuut voor alle categorieën van militairen, dat vanzelfsprekend moet worden aangepast aan de noden van onze tijd, aan de behoefte van onze organisatie en aan de persoonlijke vrijheden die in een democratische rechtsstaat voor alle burgers gelden. Open Vld wil absoluut dat hiervan een punt wordt gemaakt. Er bestaat een hoge nood aan een coherent, aangepast tuchtstatuut.
Tot slot, het leger en de belastingbetaler investeren in dure en doorgedreven vormingen van onze militairen, en maar goed ook, aangezien militairen zich naar mijn mening blijvend moeten kunnen bijscholen, zoals burgers dat kunnen. Dat aanbod moet er zijn. Wanneer wij militairen de kans geven om zich bij te scholen en dure vormingen te volgen, dan moeten zij uiteraard tekenen voor een goede rendementsperiode binnen onze krijgsmacht. Ik ben heel blij, mijnheer de minister, dat u op dat vlak de nodige rechtszekerheid creëert, en dat de militairen die zich hebben bijgevormd maar voortijdig willen weggaan, deze kosten terugbetalen aan de Belgische Staat. Dat is fair play. Dat is nodig om het krappe budget van Landsverdediging op peil te houden. Het is goed dat het voor alle militairen wordt doorgevoerd.
Mijnheer de minister, ik wens u veel succes met de uitvoering van dit wetsontwerp. U krijgt alvast de steun van de Open Vld-Kamerfractie.
De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen.
De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1742/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1742/1)
Het wetsontwerp telt 29artikelen.
Le projet de loi compte 29 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 29 worden artikel per artikel aangenomen, alsmede de bijlagen.
Les articles 1 à 29 sont adoptés article par article, ainsi que les annexes.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
20 Wetsontwerp houdende wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, met het oog op de erkenning en financiering van palliatieve thuiszorgequipes voor kinderen (1675/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat de palliatieve thuiszorgequipes voor kinderen betreft (1466/1-2)
20 Projet de loi modifiant la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, en vue de l'agrément et du financement des équipes de soins palliatifs à domicile pour enfants (1675/1-2)
- Proposition de loi modifiant la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, en ce qui concerne les équipes de soins palliatifs pédiatriques à domicile (1466/1-2)
Wetsontwerp overgezonden door de Senaat
Projet de loi transmis par le Sénat
Voorstel ingediend door:
Proposition déposée par:
Maya Detiège, Katia della Faille de Leverghem, Mia De Schamphelaere, Yvan Mayeur, Marie-Martine Schyns
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
20.01 Katia della Faille de Leverghem, rapporteur: Mevrouw de voorzitter, collega’s, de commissie voor de Volksgezondheid heeft dit wetsontwerp en dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergadering van 10 februari laatstleden. Zowel het ontwerp als het voorstel hebben tot doel te voorzien in een structurele financiering van palliatieve zorgequipes voor kinderen. In deze financiering dient voorzien te zijn tegen het einde dit jaar. Het ontwerp, dat eerder in de Senaat unaniem werd goedgekeurd, werd ook in onze commissie eenparig aangenomen.
De voorzitter: Mevrouw Detiège heeft het woord in de algemene bespreking.
20.02 Maya Detiège (sp.a): Mevrouw de voorzitter, het verheugt mij dat vandaag een belangrijk wetsontwerp door de Kamer zal worden goedgekeurd. Het wetsontwerp zorgt er immers voor dat de palliatieve thuiszorg voor kinderen voortaan structureel wordt gesubsidieerd. Tot dusver hingen de thuiszorgteams af van projectsubsidies en giften. België is met zijn aanbod van palliatieve zorg voor kinderen al jaren toonaangevend, maar onze initiatieven bestonden alleen maar bij de gratie van steun voor goede doelen.
Vandaag wordt eindelijk overheidssteun gegarandeerd. Ik wil iedereen eraan herinneren dat het wetsontwerp dat vandaag wordt goedgekeurd aanvankelijk een bicameraal voorstel was. Het gaat om een parlementair initiatief, met als hoofdindieners Myriam Vanlerberghe en Marleen Temmerman in de Senaat, en ikzelf, als hoofdindienster in de Kamer. Voor een keer werkte de Senaat vlugger dan de Kamer. Met mijn sp.a-collega’s als drijvende kracht werd het initiatief in de Senaat eenparig aangenomen.
Gezien het belang van het voorstel – het wetsontwerp heeft immers als doel voor 31 december 2009 bij KB de structurele financiering te realiseren – heb ik mij, samen met mijn collega’s en mede-indieners, achter het wetsontwerp geschaard. Het wetsontwerp is immers identiek aan het wetsvoorstel van mijzelf, mevrouw Katia della Faille, Mia De Schamphelaere, Yvan Mayeur en Marie-Martine Schyns. De goedkeuring van ons wetsvoorstel zou de procedure vertragen om een structurele financiering te krijgen. De reden daarvoor is dat ons instituut complex werkt en het voorstel nog eens ter bespreking naar de Senaat zou moeten terugkeren.
Het verheugt mij enorm dat er ook in de Kamercommissie geen twijfel over bestond dat het voorstel een belangrijke vooruitgang betekent voor de palliatieve zorg in ons land. Vanaf vandaag weten de teams die instaan voor de thuiszorgprojecten – het eerste initiatief bestaat al sinds de jaren ’80 – dat zij niet meer moeten afhangen van steun voor goede doelen en pensenkermissen. Dat is een goede zaak vermits de bestaande equipes goede resultaten kunnen voorleggen. Drie op vier terminaal zieke kinderen, die bijvoorbeeld door de Leuvense en Gentse ploegen worden begeleid, sterven thuis in plaats van in het ziekenhuis. De teams begeleiden zorgverleners, de patiëntjes zelf en de ouders.
Ze zorgen ook voor de verstrekking en de uitlening van specifieke zorgmiddelen die niet voorradig zijn in de apotheek of bijvoorbeeld de uitleendiensten van het ziekenfonds. Ze voorzien ook in speciale antidecubitusmatrassen voor kinderen, aangepaste beademingsmiddelen, enzovoort.
Die teams krijgen vandaag eindelijk definitief de zekerheid dat zij financieel worden ondersteund. Ik wil daarom nogmaals mijn collega’s, en natuurlijk ook minister Onkelinx, bedanken voor het steunen van dit initiatief.
20.03 Luc Goutry (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, uiteraard steunen wij het wetsontwerp, dat oorspronkelijk een wetsvoorstel was in de Senaat en een wetsontwerp is geworden, zeker omdat het handelt over palliatieve zorg, wat altijd onze belangstelling zal wegdragen en zal blijven wegdragen, dat is essentieel.
Het enige dat ik daarover wil zeggen, is dat wij natuurlijk moeten opletten dat wij niet te veel in een doelgroepenbeleid belanden en niet te veel kleine dingetjes maken die dan soms aanleiding geven tot te complexe regelgevingen, omdat ze te veel op één bepaalde groep zijn gefocust, maar wij steunen het en wij zullen het blijven steunen.
Ik doe toch een oproep om daaraan, liefst kamerbreed, verder te werken. Er liggen in de commissie verschillende teksten neer over palliatieve zorg. Wij zouden erin moeten slagen om tot één grote tekst te komen die kan worden gedragen door de verschillende fracties, zodat wij vanuit het Parlement een oproep kunnen doen aan de uitvoerende macht, aan de regering. Dat zou dan ook een beetje in uitvoering zijn van het evaluatieplan dat is opgemaakt door de evaluatiecel Palliatieve Zorgen. Daarin vraagt men om op diverse terreinen in meer middelen te voorzien, zowel voor de thuiszorg als voor de intramurale palliatieve zorgen. Mits een stappenplan, mits een financieel plan, wellicht een meerjarenplan, dat is vastgelegd zodat wij weten waar wij uitkomen, kunnen wij dan systematisch verder werken aan een betere uitbouw van de palliatieve zorg.
In die zin wil ik even die bedenking erbij maken, maar uiteraard zullen wij het voorstel steunen.
20.04 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, collega’s, uiteraard zal ook de Vlaams Belang-fractie het voorliggende wetsvoorstel steunen. Wij zullen uiteraard dezelfde houding aannemen als de houding die wij in de commissie hebben aangenomen.
Ik neem met tevredenheid akte van het standpunt van mijn goede CD&V-collega Luc Goutry. Hij kondigt aan dat wij straks aan een kamerbreed voorstel van resolutie zullen werken. Ik hoop dat zulks inderdaad Kamerbreed zal kunnen gebeuren en dat niet het kleine spelletje zal worden gespeeld.
Wij hopen bijgevolg dat het feit dat als eerste agendapunt een voorstel van resolutie vanwege het Vlaams Belang met betrekking tot palliatieve zorgen ter tafel ligt, geen rem zal zijn op het feit dat iedereen ervoor is gewonnen om van de betrokken sector werk te maken.
Ik hoop dat de behandeling kamerbreed kan gebeuren. De sector is te belangrijk – daarover zijn wij het allen eens – om rond het onderwerp in kwestie kleine, politieke spelletjes te spelen.
Uiteraard zullen wij het voorstel, zoals het nu voorligt, als eerste stap in de goede richting goedkeuren. Niettemin willen wij de komende weken veel verder gaan dan wat hier nu voorligt.
De voorzitter:
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1675/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1675/1)
Het wetsontwerp telt 5 artikelen.
Le projet de loi compte 5 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 tot 5 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 à 5 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
21 Wetsontwerp houdende goedkeuring van de Resoluties 63-2 en 63-3 van de Raad van gouverneurs van het Internationaal Monetair Fonds betreffende de amendering van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds (1772/1-2)
21 Projet de loi portant approbation des Résolutions 63-2 et 63-3 du Conseil des gouverneurs du Fonds Monétaire International et relatif à l'amendement des statuts du Fonds Monétaire International (1772/1-2)
Overgezonden door de Senaat
Transmis par le Sénat
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
M. Brotcorne
n'est pas là. Il renvoie à son rapport écrit.
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1772/1)
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1772/1)
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Le projet de loi compte 2 articles.
Er werden geen amendementen ingediend.
Aucun amendement n'a été déposé.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
21.01 Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Le vote aura lieu en fonction du rapport, madame la présidente.
La présidente: Je compte sur vous, monsieur Nollet. Nous aurons tout le loisir pour l'étudier.
M. Brotcorne arrive! C'est comme les carabiniers d'Offenbach, 't is een beetje te laat. La discussion générale est close. Le rapport écrit suffira.
22 Ontwerp van economische herstelwet (1788/1-14)
- Wetsvoorstel strekkende tot het toepassen van een verlaagd tarief van 6% BTW op de huishoudelijke levering van gas en elektriciteit (399/1-2)
- Voorstel van resolutie betreffende de voorafgaande kennisgeving aan de Europese Commissie van de toepassing van een btw-tarief van 6% op de residentiële levering van gas en elektriciteit (416/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wat de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets betreft (499/1-4)
- Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 176(2) van het Wetboek diverse rechten en taksen, teneinde de premies voor de exportkredietverzekeringscontracten vrij te stellen van de taks op de verzekeringscontracten (533/1-2)
- Wetsvoorstel tot aanvulling van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met het oog op de spreiding over diverse aanslagjaren van de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen in de woning (637/1-3)
- Wetsvoorstel inzake de toekenning van een korting voor energiebesparende uitgaven (675/1-3)
- Wetsvoorstel tot wijziging van koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven voor wat betreft het BTW-tarief voor aardgas en elektriciteit (752/1-2)
- Wetsvoorstel tot omvorming van de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven in een belastingkrediet (1071/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat betreft de moratoriumintresten inzake bedrijfsvoorheffing (1072/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de bijlage van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat de verlaging van de tarieven met betrekking tot de bouw en levering van privéwoningen betreft (1098/1-2)
- Wetsvoorstel teneinde het fietsgebruik voor woon-werkverkeer fiscaal aan te moedigen (1130/1-4)
- Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat de fiscale vrijstelling van de fiets- en voetgangersvergoeding betreft (1555/1-2)
22 Projet de loi de relance économique (1788/1-14)
- Proposition de loi visant à appliquer un taux réduit de 6% de TVA sur la fourniture domestique de gaz et d'électricité (399/1-2)
- Proposition de résolution visant à informer préalablement la Commission européenne de l'application d'un taux de TVA de 6% sur la fourniture domestique de gaz et d'électricité (416/1-2)
- Proposition de loi modifiant l'article 38 du Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne la mise à disposition d'une bicyclette de société (499/1-4)
- Proposition de loi complétant l'article 176(2) du Code des droits et taxes divers en vue d'exonérer de la taxe sur les contrats d'assurance les primes des contrats d'assurance-crédit à l'exportation (533/1-2)
- Proposition de loi complétant le Code des impôts sur les revenus 1992 en vue de prévoir une réduction d'impôt sur plusieurs exercices pour les dépenses d'investissements réalisées en vue d'économiser l'énergie dans les habitations (637/1-3)
- Proposition de loi octroyant une réduction pour les dépenses faites en vue d'économiser l'énergie (675/1-3)
- Proposition de loi modifiant l'arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux en ce qui concerne le taux de TVA applicable au gaz naturel et à l'électricité (752/1-2)
- Proposition de loi transformant la réduction d'impôt pour les dépenses faites en vue d'économiser l'énergie en crédit d'impôt (1071/1-2)
- Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne les intérêts moratoires en matière de précompte professionnel (1072/1-2)
- Proposition de loi modifiant l'annexe de l'arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant le taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux, en ce qui concerne la diminution des taux relatifs à la construction et à la livraison d'habitations privées (1098/1-2)
- Proposition de loi visant à encourager fiscalement l'utilisation de la bicyclette sur le chemin du travail (1130/1-4)
- Proposition de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne l'exonération fiscale de l'indemnité de marche et de bicyclette (1555/1-2)
Voorstellen ingediend door:
Propositions déposées par:
- 399:Alain Mathot, Dalila Douifi, Guy Coëme, Yvan Mayeur, Colette Burgeon, Karine Lalieux;
- 416: Yvan Mayeur, Guy Coëme, Alain Mathot, Karine Lalieux, Colette Burgeon;
- 499: Dirk
Van der Maelen, Maya Detiège;
- 533: Pierre-Yves Jeholet, François-Xavier de Donnea, Bart Tommelein, Luk Van Biesen;
- 637: Maxime Prévot, Véronique Salvi, Brigitte Wiaux, Christian Brotcorne;
- 675: Dirk
Van der Maelen, Dalila Douifi, Peter Vanvelthoven;
- 752: Bruno
Valkeniers, Bart Laeremans, Barbara Pas, Peter Logghe, Bruno Stevenheydens,
Hagen Goyvaerts;
- 1071:
Thérèse Snoy et d'Oppuers, Stefaan Van Hecke, Tinne Van der Straeten, Georges
Gilkinet, Meyrem Almaci, Muriel Gerkens, Fouad Lahssaini, Philippe Henry,
Wouter De Vriendt;
- 1072: Dirk
Van der Maelen, Peter Vanvelthoven;
- 1098: Koen
Bultinck, Jan Mortelmans, Guy D'haeseleer, Hagen Goyvaerts, Peter Logghe,
Barbara Pas, Rita De Bont, Linda Vissers;
- 1130:
Meyrem Almaci, Thérèse Snoy et d'Oppuers;
- 1555: Hans
Bonte, David Geerts, Meryame Kitir, Dirk Van der Maelen.
De algemene bespreking is geopend.
La discussion générale est ouverte.
22.01 Maggie De Block, rapporteur: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, op 17 februari besprak de commissie voor de Sociale Zaken een eerste keer het voorliggende wetsontwerp. Een deel van de daarin voorgestelde artikelen valt onder de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken. Mevrouw Onkelinx gaf een toelichting bij de belangrijkste wijzigingen. De wijzigingen hebben betrekking op de welvaartsaanpassingen, de werkverwijdering van zwangere vrouwen, de herverdeling van de sociale lasten en de eenmalige innovatiepremies.
Daarnaast is er een deel bepalingen die ressorteren onder de minister van Werk. Ook minister Milquet lichtte twee hoofdstukken uit de wet toe.
Een eerste hoofdstuk bevat de artikelen met betrekking tot ondernemingen in herstructurering. Het tweede hoofdstuk behelst een reeks artikelen die de concrete uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009-2010 mogelijk maken.
Nadien volgde de algemene bespreking. De collega’s hadden vooral vragen over het deel werk. Er werden tevens verschillende amendementen ingediend. Het voorliggende wetsontwerp werd door de commissie aangenomen met negen stemmen voor, een tegen en drie onthoudingen.
De commissie voor de Sociale Zaken kwam een tweede keer bijeen op 19 februari jongstleden. Die vergadering kwam er naar aanleiding van het belangenconflict dat het Vlaams Parlement heeft ingeroepen. Als gevolg hiervan werden de artikelen die betrekking hadden op de vereenvoudiging van de banenplannen en die het voorwerp uitmaakten van het belangenconflict, namelijk de artikelen 46 tot 51 en artikel 54, geschrapt uit de economische herstelwet. Die artikelen zullen later in een apart ontwerp, en na de nodige aanpassingen, in overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten, terugkomen. De commissie ging hiermee unaniem akkoord.
22.02 Jean-Jacques Flahaux, rapporteur: Madame la présidente, chers collègues, la commission des Finances qui s'est réunie à deux reprises, le 21 janvier et le 18 février 2009, a examiné avec beaucoup d'attention et d'intérêt les mesures proposées dans le cadre du projet de loi de relance économique. Comme vient de le dire la présidente, indépendamment du projet gouvernemental, toute une série de propositions de loi ont été déposées. Cela démontre bien l'intérêt des parlementaires, tous groupes confondus, pour les problématiques que nous avons abordées et qui, pour la plupart d'entre elles, sont peu ou prou insérées dans le projet de loi.
Cela étant, je tiens à rappeler brièvement ce que le gouvernement fédéral a élaboré conjointement avec les gouvernements régionaux et les partenaires sociaux en matière de finances. Trois séries de mesures s'inscrivent dans le cadre de la recommandation du plan de relance européen annoncé par la Commission européenne. Il s'agit, en l'occurrence, d'offrir un ballon d'oxygène aux entreprises, de garantir l'emploi, de renforcer le pouvoir d'achat et d'investir dans la croissance et la durabilité à laquelle nous sommes très attachés.
Sous le titre "Finances" de ce projet a été regroupée une série de mesures touchant à la fiscalité. Parmi celles-ci, je voudrais mettre en évidence les plus innovantes et, d'abord, des mesures fiscales favorables aux contribuables en vue d'économiser l'énergie, à savoir la bonification de l'intérêt, le traitement fiscal des prêts verts et les avantages fiscaux pour les investissements économiseurs d'énergie. Le dispositif prévu par le gouvernement consiste à rendre moins chers, pour tous les particuliers, les prêts pour les dépenses faites en vue de réaliser des économies d'énergie.
Pour ce faire, l'État prendra à sa charge une bonification d'intérêt de 1,5% pour chaque contrat de prêt conclu par une personne physique avec un prêteur et destiné à financer de telles dépenses.
On ne s'arrête pas là, car le gouvernement désirait également contribuer à la lutte contre la déperdition énergétique par une isolation des murs et des sols. À cette fin, il a été décidé d'élargir les possibilités de réduction d'impôt existantes en octroyant pour de telles dépenses d'isolation effectuées durant les années 2009 et 2010, une nouvelle réduction d'impôt aux mêmes conditions, avec en outre la possibilité d'un report de la réduction d'impôt sur trois ans.
Le gouvernement prévoit également une nouvelle réduction d'impôt pour des intérêts liés à des contrats de prêts relatifs à des dépenses en vue d'économiser l'énergie.
Pour les contribuables qui ne sont pas ou peu redevables d'impôts, il est prévu de convertir en un crédit d'impôt remboursable la réduction d'impôt pour des investissements en matière d'isolation du toit, des murs et des sols, dans la mesure où la réduction n'est pas imputée dans le chef du contribuable, et ce, pour les exercices d'imposition 2010 et 2011.
Ensuite, il y a la confirmation des mesures prévoyant une réduction de la TVA pour les nouvelles constructions. Ces mesures ont été prises en vue de stimuler la construction et la livraison de nouveaux bâtiments d'habitation. Plus précisément, il est prévu trois mesures phares.
D'abord, l'extension à l'ensemble du territoire du bénéfice du taux réduit de TVA de 6% aux travaux ayant pour objet la démolition et la reconstruction conjointes d'un bâtiment d'habitation.
Ensuite, la réduction du taux de TVA de 21% à 6% pour la construction et livraison de bâtiments que le maître de l'ouvrage ou l'acquéreur utilisera, soit exclusivement soit à titre principal, comme logement privé durable où il a élu domicile, et ce, pour une tranche de 50.000 euros.
Enfin, pour le secteur des logements publics sociaux, le taux de TVA est réduit de 12% à 6%.
Je tiens à préciser que, dans ce domaine, il s'agit de faire adopter par le Parlement la mesure qui a déjà été adoptée sur proposition du gouvernement en Conseil des ministres.
Une autre mesure importante est l'introduction de l'exemption de la taxe annuelle sur les opérations d'assurance pour les contrats d'assurance-crédit contre les risques commerciaux et/ou les risques "pays". Les problèmes d'insolvabilité qui résultent de la crise économique et financière constituent une entrave au commerce national et international et au développement économique. Il est donc essentiel - toute la commission en était consciente - que les entreprises puissent, à des conditions optimales, se protéger contre les risques de faillites et s'assurer ainsi un meilleur accès au crédit.
Un amendement relatif au trajet en vélo entre le domicile et le lieu de travail, reprenant l'esprit des propositions déposées par divers groupes a également été adopté par la commission. En bref, l'indemnité kilométrique est exonérée d'impôt et le montant de base est dorénavant indexé. La mise à disposition gratuite d'une bicyclette d'entreprise est également exonérée dans le chef du contribuable bénéficiant de l'avantage.
En outre, une possibilité de déduction majorée de frais d'investissement supportés par l'employeur est octroyée en vue d'encourager l'utilisation de la bicyclette pour le trajet domicile-lieu de travail (vélos, douches, aménagements immobiliers, vestiaires, sanitaires).
L'ensemble de ces mesures a fait l'objet de longues discussions et d'amendements qui, hormis ceux que j'ai cités, n'ont pas été retenus.
Globalement, même si les membres du Parlement ont eu l'occasion de donner leur touche ultérieurement, les propositions allaient dans le bon sens.
L'ensemble du projet en matière de Finances a été adopté par huit voix et cinq abstentions.
22.03 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de voorzitter, collega’s, kort een aantal reflecties vanuit onze fractie, omtrent de economische herstelwet omdat daarin een aantal belangrijke maatregelen zijn opgenomen die wij ten volle ondersteunen.
Een eerste maatregel betreft de tewerkstellingscellen. CD&V-Kamerfractie steunt de plannen van de regering-Van Rompuy om het toepassingsgebied van die tewerkstellingscellen bij een herstructurering te versterken. De financieel-economische crisis mag er immers niet toe leiden dat mensen passief op de pechstrook blijven staan; zij moeten, integendeel, maximaal worden gewapend om hun kansen te versterken op de arbeidsmarkt. Alles moet in het werk worden gesteld, op alle beleidsniveaus, om de inzetbaarheid en de competenties van de mensen te verhogen. In die zin is het dan ook logisch dat alle werknemers – ook zij die jonger zijn dan 45 jaar, tijdelijke krachten en interimkrachten – gebruik kunnen maken van de begeleiding.
In het kader van de activering zijn wij het er ook volledig mee eens dat de inschakelingsvergoeding niet wordt verminderd bij het aanvaarden van een job, zodat ontslagen werknemers gemotiveerd blijven om zo snel mogelijk op zoek te gaan naar een nieuwe job.
Wat betreft de tewerkstellingscellen is het zo dat er via een koninklijk besluit aan kleine werkgevers en werkgevers die gehandicapte werknemers tewerkstellen, vrijstelling wordt verleend van de verplichting om een tewerkstellingscel op te richten. Onze fractie kan zich hierin vinden, gezien de eigenheid van deze ondernemingen. Toch betekent dit niet dat de werknemers van die ondernemingen in de steek mogen worden gelaten. Daarom vinden wij dat deze werknemers begeleiding zouden moeten kunnen krijgen van een tewerkstellingscel die de vrijgestelde werkgevers overkoepelt.
Er bestaat ook de mogelijkheid om via een koninklijk besluit bepaalde werkgevers vrij te stellen van de verplichting om deel te nemen aan een tewerkstellingscel. Onze fractie vindt dat wij die vrijstelling toch maximaal moeten beperken en erover moeten waken dat zoveel mogelijk mensen aan die tewerkstellingscel kunnen participeren.
Onze fractie is heel tevreden over het feit dat het Socialemaribelfonds wordt versterkt. Er wordt in bijkomende middelen voorzien. Er is eigenlijk al ten overvloede aangetoond dat lastenverlagingen in de socialprofitsector het meest effectief zijn voor jobcreatie omdat de bijkomende middelen quasi automatisch worden omgezet in extra jobs. De vraag vanuit de sector blijft evenwel of die socialemaribelmiddelen niet rechtstreeks met de instellingen kunnen worden verrekend. Dit zou heel wat administratieve vereenvoudiging met zich meebrengen.
22.04 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer Vercamer, ik heb tot mijn spijt de lange bespreking in de commissie moeten missen. Ik deel echter absoluut uw enthousiasme over de tewerkstellingscellen en de veralgemening tot de –45-jarigen. De logische conclusie, wanneer men de arbeidsmarkt en de problemen vandaag bekijkt, is dat die uitbreiding er moet komen.
Wat er bij mij absoluut niet in kan is waarom men de voorziene extra ondersteuning voor werknemers die het slachtoffer zijn van een herstructurering, ook niet mogelijk maakt voor werknemers die het slachtoffer zijn van faillissementen. Nu hebben we een reeks maatregelen in het kader van herstructureringen met tewerkstellingscellen en verlaagde loonkosten voor mensen die vanuit die positie gaan solliciteren bij een andere werkgever. De slachtoffers van falingen hebben dit niet. Zij krijgen dit financieel voordeel niet en worden dus de facto achtergesteld. Ik heb gemerkt dat wij in de commissie de gelijkstelling van de maatregelen waarover we zo enthousiast zijn, ook willen doortrekken naar degenen die het slachtoffer zijn van een faling. Waarom zijn jullie in godsnaam niet bereid om dat positief verhaal dat we samen kunnen maken voor mensen die het slachtoffer zijn van herstructurering ook te maken voor werknemers die het slachtoffer zijn van faling, wetend dat die er alleen voor staan en wellicht veel moeilijker terug aan de slag zullen raken dan de slachtoffers van herstructurering? Waarom wil men in godsnaam niet ingaan op de suggestie om dat ook te doen voor slachtoffers van falingen?
22.05 Stefaan Vercamer (CD&V): Ik deel de bezorgdheid van mijnheer Bonte, dat weet hij. Het is aan de minister om daaromtrent initiatieven te nemen, daarbij het budgettaire plaatje niet uit het oog verliezend.
22.06 Hans Bonte (sp.a): Dit is de wetgevende Kamer. Wij hebben een amendement voor ons liggen. Het is niet aan de minister om initiatieven te nemen, het is aan u om uw verantwoordelijkheid op te nemen, tenzij u zegt dat een slachtoffer van een herstructurering ons budgettair meer waard is dan een slachtoffer van een faling. Tenzij dat uw stelling is, zou ik nog in uw budgettaire argumenten kunnen geloven. Het is niet aan de regering om initiatief te nemen. Neem alstublieft zelf eens uw verantwoordelijkheid.
22.07 Stefaan Vercamer (CD&V): Ik vind dat we die discussie nu niet moeten voeren.
Ik vind het Socialemaribelfonds minstens even belangrijk en de vrijgekomen middelen in dat verband een goede zaak.
Wat betreft de uitkeringen voor arbeidsongevallen is onze fractie mede voortrekker geweest van de verhoging van de loongrens voor de berekening van de uitkeringen voor arbeidsongevallen. Dit maakt deel uit van de rechtvaardigheidsagenda van onze partij en is een belangrijke stap om het verzekeringsprincipe in de sociale zekerheid opnieuw te herstellen.
Onze fractie steunt de herverdeling van de sociale lasten, om de compenserende bijdragen van de grote ondernemingen, zijnde de bijdragen die dienen om de bijdragevermindering van kleine bedrijven te financieren, te verlagen met 70 miljoen. Dat is mogelijk omdat er overschotten zijn. Het is dan ook logisch dat we die verlagingen doorvoeren. Door deze maatregelen worden ondernemingen in een tijd van economische crisis ontlast.
Wij steunen ook de opheffing van de onderlinge discriminatie, waarbij zwangere werkneemsters tijdens hun zwangerschap niet meer mogen werken en een verschillende uitkering krijgen van de instelling, hetzij van het RIZIV, hetzij van het Fonds van de Beroepsziekten. Het blijft voor ons wel eigenaardig dat het RIZIV wordt belast met de uitbetaling van de uitkering voor de zwangere vrouwen die niet meer mogen werken, terwijl het Fonds voor Beroepsziekten voor de opvolging en de analyse verantwoordelijk wordt gesteld. Dat lijkt ons niet echt logisch. Het ware voor ons logischer geweest, had men alles aan een en dezelfde instelling toevertrouwd.
Wij steunen de herstelwet zoals die voorligt.
22.08 Daniel Bacquelaine (MR): Madame la présidente, tout le monde a compris la dimension de la crise économique que nous connaissons dans tous les domaines.
Nous devons poser des bases fortes pour une relance économique et promouvoir, dans un contexte favorable, le pouvoir d’achat mais aussi le maintien de l’emploi, les deux étant intimement liés.
Nous savons aujourd’hui que les indexations des salaires et la baisse du coût de l’énergie ont heureusement permis d’amortir les difficultés en matière de pouvoir d’achat. Les véritables problèmes qui touchent au pouvoir d’achat se rencontrent chez ceux qui perdent leur emploi. La crise économique à laquelle nous assistons est dramatique pour les personnes qui ont perdu leur emploi ou qui risquent de le perdre. Ces personnes sont confrontées aujourd’hui à de très graves difficultés. Le pouvoir d’achat et l’emploi sont donc intimement liés.
Le plan de relance inclut la mise en œuvre de l’accord interprofessionnel ainsi qu’une série d’arrêtés royaux relatifs par exemple à la réduction de la TVA. Ce plan s’inscrit également dans un cadre beaucoup plus large: pour le maintien du pouvoir d’achat et l'indexation des barèmes fiscaux, pour l'emploi et le développement de l'activité économique qui sous-tend l'emploi; je pense au plan en faveur des PME, développé par la ministre Laruelle.
Je désirerais aborder ici deux chapitres.
Premièrement, les mesures en matière de
fiscalité, comme la réduction fiscale ou l’incitation fiscale. En deuxième lieu, j‘aborderai les
mesures en matière d’emploi.
En matière
de fiscalité, les mesures concernent notamment la construction. On dit souvent
que quand le bâtiment va, tout va! Il est donc important de soutenir ce
secteur. Ces mesures touchent aussi une meilleure prise en compte des enjeux
environnementaux, dans le cadre d’une politique de développement durable. Nous
voulons ici faire la démonstration que les politiques de réduction ou
d’incitation fiscales et les politiques qui soutiennent le développement
durable sont intimement liées et que c’est par l’incitation fiscale que l’on
peut favoriser les aménagements ou les travaux destinés à réduire les
consommations énergétiques.
À ce titre,
le projet prévoit notamment une réduction d’impôt pour les travaux réalisés en
2009-2010, en matière d’isolation, que ce soit au niveau des murs ou des sols
des habitations. Il est intéressant de constater que cette réduction fiscale,
plafonnée, peut être étalée sur trois exercices.
Ces mesures s'adressent également aux personnes disposant de revenus modestes puisqu'au-delà de la réduction fiscale effective, il y a la notion de crédit d'impôts leur permettant de bénéficier d'avantages pour des travaux d'isolation et d'économies d'énergie. Enfin, il y a la réduction de TVA pour les nouvelles constructions. Ces mesures sont évidemment limitées dans le temps puisqu'il s'agit de provoquer un effet de "boost". On veut permettre une concentration de lancements de travaux de construction cette année, de telle sorte que les personnes concernées puissent bénéficier de réductions de TVA. Elles sont destinées à rendre du tonus aux secteurs de la construction et du logement.
Nous nous félicitons aussi de la suppression de la taxe de 9,25% sur les primes d'assurance crédit dont je rappelle qu'elles sanctionnent injustement les entreprises, particulièrement celles qui exportent. Il s'agit de la concrétisation d'une de nos revendications depuis plusieurs années. Nous saluons la décision du gouvernement à double titre car cette taxe est supprimée non seulement pour les assurances qui visent les opérations à l'export, ce que nous avions demandé dans une proposition de loi, mais pour l'assurance crédit en général.
Je ne voulais pas clore ce chapitre sans rappeler l'accord intervenu entre les parlementaires au sujet de l'amendement relatif aux trajets vélo entre le domicile et le lieu de travail. Ce n'est sans doute pas une mesure fondamentale sur le plan économique, ce n'est pas son élément moteur, mais elle permet d'envisager la relance économique sous un autre angle, particulièrement intéressant. Au terme de cet amendement, l'indemnité kilométrique payée par l'employeur sera non seulement indexée mais également exonérée d'impôt dans le chef du travailleur qui utilise un vélo. La mise à disposition gratuite par l'employeur d'une bicyclette d'entreprise sera également exonérée dans le chef du contribuable bénéficiant de cet avantage. L'entreprise qui investit dans des infrastructures permettant d'accueillir le travailleur-cycliste, qu'il s'agisse de salles de douche, de vestiaires, de vélos et autres infrastructures bénéficiera d'une possibilité de déduction majorée.
Nous soutenons pleinement ces déductions fiscales à côté du principe général d'indexation des barèmes fiscaux qui vise le maintien du pouvoir d'achat.
Le deuxième grand volet est l’emploi.
Le contexte actuel est difficile: tous les jours, il y a des pertes d’emploi. Nombreux sont les secteurs concernés, à peu près tous. En cette période, nous devons focaliser notre attention sur la création d’emplois et sur le maintien des emplois existants.
Le plan de relance intégrant l’accord professionnel a été présenté par le premier ministre fin 2008. Des mesures concrètes ont déjà été prises par le gouvernement; je pense notamment au plan PME qui participe au soutien des PME en favorisant leur création. On sait que ce secteur est essentiel en matière de création d’emplois.
Dans le plan de relance économique, je pointe plusieurs grands aspects.
Le premier est l’outplacement, dorénavant accordé à tous les travailleurs licenciés et non plus uniquement à ceux de 45 ans et plus. Deux conditions doivent être remplies: les travailleurs s’inscrivent dans un plan de licenciement collectif et comptent au moins une année ininterrompue d’activité dans l’entreprise en restructuration. Ce système est étendu à tous les travailleurs, qu’ils soient à contrat à durée déterminée ou même des intérimaires. Nous sommes satisfaits car, bénéficieront de cette mesure tous les travailleurs touchés par les licenciements collectifs et susceptibles d’avoir besoin d’un accompagnement vers un nouvel emploi.
Nous sommes très attentifs à la notion de coaching en matière de chômage. Il est important que le chômeur ne soit pas livré à lui-même, sans aide. Nous pensons qu’il doit bénéficier d’un encadrement extrêmement précoce, sans perte de temps, de telle sorte que la rupture avec le milieu du travail ne s’installe pas de manière aiguë et chronique.
Autre aspect: le projet de loi prévoit, en exécution de l’accord interprofessionnel, quelques mesures concernant les accidents du travail, la protection de la rémunération et la prépension à mi-temps.
Enfin, une proposition de simplification structurelle et visible des plans d’embauche avait été conçue par les partenaires sociaux dans le cadre de l’accord interprofessionnel 2009-2010. Cette simplification était prévue dans le présent projet de loi. Actuellement, il existe deux mécanismes de réduction de cotisations patronales. Le premier est une réduction structurelle, assez linéaire pour tous les travailleurs salariés assujettis à toutes les branches de la sécurité sociale, réduction en général forfaitaire avec une composante bas salaires et une composante hauts salaires.
Le deuxième mécanisme consiste en une réduction à l'égard de groupes cibles, tels que les travailleurs âgés, plus jeunes ou les chômeurs de longue durée.
L'opération de simplification visait à affecter le budget actuellement disponible pour les réductions "groupes cibles" à un renforcement de la réduction structurelle de cotisation et, en particulier, à sa composante "bas salaires". De fait, c'est là que l'effort doit d'abord porter, notamment face aux pièges à l'emploi que constituent parfois des salaires très peu élevés et qui ne sont pas "compétitifs" par rapport aux allocations de chômage.
L'enveloppe actuellement disponible pour les groupes cibles est de 748 millions d'euros. Les partenaires sociaux ont souhaité en affecter 5/7, à savoir 521 millions d'euros, à la réduction structurelle de cotisation, c'est-à-dire celle qui s'applique à tous les travailleurs, en ne conservant que 218 millions d'euros pour des mesures en faveur de groupes cibles. En outre, 41 millions d'euros devaient servir au renforcement des mesures d'activation des allocations de chômage. Les réductions "groupes cibles" devaient donc être supprimées, que ce soit pour les travailleurs âgés, les chômeurs de longue durée ou les jeunes travailleurs à bas salaire ou moins qualifiés. Cette simplification devait entrer en vigueur le 1er avril 2009 et des mesures transitoires étaient prévues jusque fin 2010, le régime définitif devant être mis en place le 1er janvier 2011. Je parle bien entendu au passé car cette simplification n'est plus, en quelque sorte. En raison d'un conflit d'intérêts, ce chapitre a été retiré du projet de loi. Nous le regrettons très clairement!
Faut-il rappeler que la dernière simplification des plans d'embauche date de 2004, voici 5 ans, et que la complexité de ces plans est telle que les employeurs ne s'y retrouvent plus. Nous réclamons donc une simplification depuis des années. Les partenaires sociaux étaient tombés d'accord après de longues et multiples discussions. Cette procédure de conflit d'intérêts a remis en cause le plan de relance et l'accord interprofessionnel, discréditant par là même la concertation sociale dans notre pays, alors que c'est une des clés de notre système socioéconomique!
Nous regrettons que l'accord interprofessionnel conclu par les partenaires sociaux n'ait pu être exécuté complètement. Cette simplification allait pourtant dans la bonne direction puisque les discriminations entre travailleurs étaient supprimées de même que les effets pervers liés à certains plans. Je pense notamment à la rotation anormale des travailleurs des titres-services liée aux mesures Activa. J'ajoute encore que la complexité des plans est telle que beaucoup d'employeurs méconnaissent les mesures qui leur permettent pourtant d'engager un travailleur plus facilement. Cela constitue de réelles charges administratives pour ces pourvoyeurs d'emplois.
À l'inverse du régime actuel, une mesure structurelle pour les bas salaires touche tous les types de travailleurs et cela nous semble davantage bénéfique. Les experts économistes relèvent d'ailleurs que le système des plans d'embauche est devenu exagérément compliqué, tout en indiquant que les effets les plus significatifs en termes de création d'emploi sont obtenus par un renforcement des mesures structurelles de réduction des cotisations sociales lorsqu'elles sont pratiquées plus spécifiquement sur les bas salaires.
22.09 Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer Bacquelaine, wij waren het er tijdens de lange bespreking in de commissie allemaal over eens dat de vereenvoudiging van de banenplannen er inderdaad moet komen. Gezien het belangenconflict hadden wij geen andere keuze dan die artikelen eruit te lichten. Dat is duidelijk gezegd in de commissie.
Het was niet de keuze van de commissieleden om heel het relanceplan, waarover wij niet konden stemmen gezien het belangenconflict, te laten sneuvelen. Over de grond van de zaak dat er een vereenvoudiging van de banenplannen moet komen, was iedereen het eens. Het is dan ook unaniem goedgekeurd. Ik begrijp niet goed uw betoog na de feiten. Het heeft voor u misschien wel zin.
Er is een lange bespreking aan gewijd. Ik denk dat de collega's die daar aanwezig waren, dat kunnen beamen. Voor ons is het evident dat het een noodingreep was. Wij konden niet anders, wilden we al de rest niet belemmeren.
22.10 Daniel Bacquelaine (MR): Si vous voulez venir… Moi, je dis que nous étions évidemment partisans depuis de très nombreuses années d'une simplification; je pense que vous aussi. Je l'ai bien compris. C'est pourquoi je regrette que l'on mette en péril le modèle de concertation sociale, car on aurait pu régler le problème autrement que par un conflit d'intérêts. C'est donner une nouvelle fois une coloration communautaire à ce qui ne devait pas en avoir, ce qui m'apparaît comme une erreur substantielle pour notre modèle de concertation sociale.
La ministre de l'Emploi est évidemment responsable de la recherche d'une solution et nous attendons qu'elle fasse aboutir rapidement ce dossier pour lequel elle est compétente, bien sûr en concertation avec les partenaires sociaux. Vous pouvez donc transmettre à votre ministre que nous sommes impatients qu'elle se mette au travail et que nous puissions retrouver de véritables incitants à l'embauche, notamment des travailleurs à bas salaire.
Je vous remercie de transmettre ce message puisque le plan de relance n'a pas mobilisé la ministre de l'Emploi cet après-midi. Je tenais quand même à ce qu'elle soit au courant de la teneur des informations qui se donnent parfois à la Chambre et qui se donneraient avec encore davantage d'enthousiasme si les ministres responsables daignaient nous accorder leur présence.
En conclusion, les mesures prises tant en matière de pouvoir d'achat par le biais des réductions et incitations fiscales que les mesures prônées en matière d'emploi sont indispensables pour la relance économique, dans notre pays comme partout ailleurs. Nous devons donc nous inscrire résolument dans une politique volontariste dans l'ensemble de ces matières.
22.11 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik zal het rustig houden. Ik zal de discussies die wij in de commissie hebben gevoerd, hier vandaag niet volledig reproduceren. Ik wil wel het belangrijke verhaal vertellen achter onderhavig relanceplan en wat de visie ervan zou moeten zijn.
Geachte collega’s, de mensen die ons in 2007 hebben gekozen als hun vertegenwoordigers, verwachten van ons duidelijke antwoorden op de huidige crisis. Zij vragen maatregelen die hen beschermen tegen de drie crisissen die zich tegelijkertijd aandienen: de ecologische, de economische en de sociale. Het zijn drie crisissen die ons land, onze bedrijven en hun jobs aanvallen. Het zijn drie crisissen waarop wij een antwoord moeten geven dat hen voorbereidt op een nieuwe, bloeiende en duurzame toekomst en economie. Onze bevolking vraagt van ons daadkracht, actie en een toekomstvisie. Onze bevolking vraagt ons eigenlijk om te kiezen voor een groene new deal.
Voor Groen!, geachte collega’s, zijn de drie huidige crisissen een uitdaging. Wij moeten vandaag jobs creëren en een ontsporende overheidsschuld tegengaan. Wij moeten dat ook op een slimme manier doen. Wij moeten een andere weg inslaan. Laten wij die economische, sociale en ecologische crisissen niet als drie onafhankelijke gebeurtenissen zien, maar ze bekijken zoals ze zijn, namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. De groene new deal, beste collega’s, heeft daar een antwoord op: een gelijktijdige en krachtdadige aanpak van de drie crisissen via massale investeringen in een ecologische economie. Wij kunnen werk creëren in de sectoren van de toekomst zoals hernieuwbare energie, ecologische bouw, emissievrij vervoer. Daartoe is het nodig dat wij een pact sluiten met werkgevers, werknemers, ngo’s, alle overheden en alle betrokkenen. Dat is handelen en dat is vooruitzien.
Beste collega’s, Batibouw opende vorige week zijn deuren in een sfeer van recessie en crisis. De activiteiten van de bouwsector zouden in 2009 met 5 tot 6 procent krimpen. Het is dan ook begrijpelijk dat dezelfde bouwsector aan de alarmbel trekt. Daarom is het ook logisch om te investeren in betere en energiezuinige woningen en in sociale huisvesting.
Op grote schaal woningen ecologisch renoveren zorgt voor een grote winst op milieuvlak, garandeert heel wat jobs en vermindert de energiefactuur van de gezinnen. Collega’s, wanneer we per jaar 100.000 woningen ecologisch renoveren, garandeert dat dat de bestaande 180.000 jobs in de bouwsector blijven bestaan en vermeerderen en halveert dat bovendien de energiefactuur en de CO2-uitstoot van 100.000 gezinnen. De economische crisis, de sociale crisis en de klimaatcrisis, we pakken ze hiermee onmiddellijk alle drie aan. Laten we duidelijk zijn: het ecologisch renoveren van woningen levert jobs op die niet zomaar met een vingerknip van een ceo uit Amerika of van de andere kant van de oceaan kunnen verdwijnen.
Investeren in hernieuwbare energie, is nog zo’n maatregel die de drie crisissen tegelijk aanpakt. Windmolens moeten gemaakt, geplaatst en onderhouden worden. De investeringen die daarmee gepaard gaan, geven onze kenniseconomie een stevige boost. Jobs, jobs en jobs, dat is het toch wat met zijn allen willen, werkzekerheid, sociale bescherming.
Als derde voorbeeld is er het cradle-to-cradle-concept dat een wereld van dynamiek, energie en grenzeloze kansen opent. Hierbij worden uitsluitend nog intelligente producten ontworpen, gemaakt van verantwoorde en volledig afbreekbare materialen, waarbij afval weer voedsel wordt, materiaal eindeloos herbruikbaar blijft en weer grondstof voor nieuwe producten. Dat is groene innovatie in de praktijk. Zoiets bestaat vandaag al bij grote bedrijven: Nike bijvoorbeeld gebruikt het concept vandaag al in zijn ontwerpen. De studenten aan onze universiteiten die zich daarmee bezighouden, de ingenieurs, dat zijn de mensen die de innovatie morgen zullen toepassen. Zij zullen gebouwen, producten en steden intelligenter ontwerpen door productieprocessen schoon en eco-effectief in te richten. Geachte collega’s, cradle-to-cradle is het begin van een nieuwe industriële evolutie. Het zijn antwoorden op de drie crisissen die we vandaag meemaken, antwoorden op de huidige uitdagingen, antwoorden op de problematiek zoals men die van ons verwacht, antwoorden die realistisch en haalbaar zijn.
Collega’s, laten we van de nood een deugd maken en met vereende krachten de uitdaging aangaan. Laten we kiezen voor die maatregelen, die de verschillende problemen tegelijk aanpakken, sociaal, economisch en ecologisch en die op korte, alsook op lange termijn het meeste opbrengen.
Het is tijd om daarbij het blinde geloof in de vrije markt achter ons te laten. Het is tijd om de markt dringend sociaal en ecologisch te heroriënteren en de warboel in de financiële sector, ten gevolge van het neoliberalisme, eindelijk aan te pakken en op een ethische manier te hervormen.
Wat zien wij nu? Het relanceplan van de regering, dat vandaag voorligt, is een absoluut minimum, een eerste schuchtere aanzet, zonder evenwel een duidelijke, consequente rode draad. Het is het begin van een antwoord, dat eerst en vooral werd uitgewerkt door de sociale partners – waarvoor dank – voor de mensen die het moeilijk hebben. De regering heeft een aantal maatregelen gesponnen, maar wij willen dat zij daarbij verder gaat en verder kijkt.
De maatregelen die nodig zijn om de huidige crisissen te bezweren, moeten slim zijn. Ze moeten de heropleving van de economie als doel hebben en integreren. Het plan zou dan ook veel beter zijn, mocht het zich niet beperken tot het herlanceren en, integendeel, heroriënteren. Het zal namelijk niet voldoende zijn, geachte collega’s, om de machine na vandaag simpelweg weer herop te starten. De drie crisissen zijn niet toevallig. Ze zijn een gevolg van het ongebreidelde casinokapitalisme, waarbij iedereen een dagelijkse overdosis stress te slikken krijgt.
Wat wij niet mogen doen in zo’n relanceplan,
is rariteiten beslissen, zoals het geven van fiscale stimuli aan bedrijven om hun belastingen te betalen,
zoals een lid van de meerderheid het onlangs cynisch in de pers verwoordde, of
het verder ondersteunen van de uitbetaling van loon in aandelen, want dat werkt
het kortetermijndenken in de hand. De ravage die dat soort denken heeft
aangericht, ziet iedereen vandaag. Wij moeten voluit kiezen voor een groene
fiscaliteit en ethiek in de financiële sector, in plaats van voort te gaan
alsof er niets is gebeurd.
Wij moeten
consequent zijn en energiebesparende maatregelen slim toepassen en niet
ondergraven door tegelijkertijd een eenmalige korting van 30 euro op de
energiefactuur te geven, ook aan degenen met een verwarmd buitenzwembad. Die
maatregel is structureel niet duurzaam, is niet herverdelend en stimuleert de
economie niet. Een groene new deal, collega’s, is een plan dat de mensen helpt.
Dat betekent dat wij onze kinderen en kleinkinderen niet opzadelen met een
torenhoge schuld, die hun toekomst volledig hypothekeert.
Mensen willen dat
niet langer. Zij willen andere keuzes. Het is niet toevallig dat
fairtradeproducten vandaag boomen en dat mensen massaal beginnen te kiezen voor
ethische bankbeleggingen. Dat is niet toevallig. De mensen verlangen naar dat
soort keuzes en die omkadering. Zij willen daarvan de neerslag zien in een
dergelijk relanceplan.
Het relanceplan, dat vandaag voorligt, houdt daarmee allemaal veel te weinig rekening.
Het is ontstaan vanuit het IPA van de sociale partners, die in moeilijke omstandigheden, voornamelijk aangericht door de politiek, hun verantwoordelijkheid hebben genomen om onze economie draaiende te houden.
Het moet dringend worden aangevuld met een tweede werkstuk van de regering zelf. Ik hoop dat u luistert, mijnheer de viceminister. U moet een plan uitwerken met een expliciete langetermijnvisie die de drie uitdagingen waarvoor wij nu staan ten volle aanpakt door te investeren in groene technologie, groene innovatie en hernieuwbare energie.
Dat is onze verantwoordelijkheid. Dat is de uitdaging waarvoor wij vandaag staan. Ik hoop dat u vandaag allemaal die kaap met ons durft te nemen.
22.12 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, chers collègues, j'ai envie de dire: "Ceci n'est pas un plan de relance", pour paraphraser un artiste célèbre. Une première chose qui me frappe en lisant ce document est la différence de vocabulaire entre le français ("plan de relance") et le néerlandais ("herstelplan"). "Herstellen" veut dire réparer. J'ai l'impression que l'on a envie de recommencer tout, sans même tenir compte des leçons à tirer des évènements des dix dernières années et surtout des derniers mois.
Monsieur le ministre des Finances, il aurait fallu un véritable plan de réorientation et de redéploiement de notre économie. Or ce n'est pas ce que nous analysons aujourd'hui. En matière sociale, nous n'assistons qu'à l'exécution de l'AIP. Tant mieux: il faut respecter les partenaires sociaux, qui nous ont bien aidés à stabiliser cette crise. Néanmoins, nous constatons très peu d'impulsions, mais seulement des baisses d'impôt qui sont très peu conditionnées et orientées. Il n'y a pas d'investissements réels pour redéployer notre économie vers un modèle qui gaspillerait moins de ressources naturelles et serait plus respectueux des travailleurs.
Il manque aussi plusieurs dimensions à ce plan. Un véritable plan vert devrait être élaboré et dirigé vers une économie durable. Certes, les trajets en vélo seront mieux remboursés. C'est formidable: il s'agit d'une vieille proposition écologiste, que nous applaudissons évidemment. Mais nous ne voyons rien en matière de sauvegarde du service et des emplois publics. J'en ai encore débattu, lors des questions d'actualité, avec le ministre des Entreprises publiques. Vous dites que vous allez relancer l'emploi, mais vous acceptez sans sourciller de voir disparaître à terme 10.000 emplois postaux. Dans le non-marchand, il reste beaucoup de travail à accomplir. Le Maribel social est élargi. Nous réclamions cette mesure au cours de la discussion de la note de politique générale, et nous l'accueillons donc favorablement. Nous vivons dans une société qui vieillit de plus en plus, avec un accroissement du nombre d'aînés. Des emplois devraient être créés pour permettre plus de solidarité et de loisirs.
Et surtout, par rapport à tout ce qui nous a menés là où nous sommes, je ne vois pas de vraies mesures ni dans ce plan de relance ni ailleurs pour réformer fondamentalement notre système financier. Nous sommes au carrefour de toutes les crises, économique, sociale, énergétique, environnementale, et nous attendons davantage que le contenu de ce texte mais plutôt un véritable plan de redéploiement.
J'ai eu l'occasion ces dernières semaines de rencontrer pas mal de travailleurs – mais aussi d'employeurs – lors de manifestations à Sambreville autour de la perte d'emplois dans l'entreprise Saint-Gobain, des travailleurs du secteur postal. Cela dit, il ressort de leurs conversations une véritable inquiétude: la réalité dévoile une perte de confiance, une baisse des commandes, l'obligation pour les travailleurs de récupérer leurs heures supplémentaires, de prendre leurs congés, la suppression des emplois intérimaires et, parfois, l'annonce du choix de suppression d'emplois. Le Bureau du Plan nous annonce 50 à 100.000 emplois perdus.
Ce qui est important à noter est que ces pertes d'emploi touchent davantage certaines catégories de travailleurs, notamment les travailleurs âgés. Le chômage des plus de 50 ans a augmenté de 34,8% depuis 2007, celui des jeunes de plus de 16%. Voilà qui doit nous mobiliser.
Dans ce cadre, les responsabilités sont multiples. Épinglons d'abord la responsabilité des patrons et des actionnaires qui ont perçu, au cours des années d'avant-crise, des bonis parfois spectaculaires, qui n'ont pas toujours été réinvestis dans l'outil. Accepteront-ils un ralentissement de leurs dividendes, accepteront-ils l'un ou l'autre exercice négatif afin de maintenir l'emploi? C'est une question qui se pose.
Si j'analyse le rapport annuel du groupe Saint-Gobain, en jeu dans le cadre de l'industrie du verre si importante pour la région de la Basse-Sambre, il est globalement très positif. Le groupe Saint-Gobain est actif dans plusieurs pays dans différents secteurs d'activité; il pourrait donc réellement, s'il se sentait soutenu en ce sens, vouloir poser les actes d'investissement nécessaires pour maintenir l'outil. Si l'on connaît précisément la situation, on sait que l'entreprise a investi pour réhabiliter un four, ce qui constitue un investissement très important dans l'industrie du verre, équivalant à près de 90% des coûts nécessaires, mais ce sont les derniers 10% qui manquent faute de confiance, faute de soutien.
Présidente: Colette Burgeon, deuxième vice-présidente.
Voorzitter: Colette Burgeon, tweede ondervoorzitter.
La responsabilité des pouvoirs publics est d'être en dialogue avec les entreprises. La Région wallonne l'est mais cela ne conduit pas à des résultats extraordinaires. Il faut donner confiance et donner des impulsions, précisément dans l'industrie du verre qui a un rôle important à jouer par rapport aux défis actuels. On a besoin de verres résistants pour les trains et les bus, de verres isolants pour les maisons, de verres pour les panneaux solaires ou photovoltaïques. C'est une région qui a de la main-d'œuvre qualifiée et une tradition dans ce métier. Il y a là une responsabilité des entrepreneurs et des pouvoirs publics.
J'en arrive à notre demande d'un véritable plan "vert", un "Green Deal". Nous avons fait campagne, pour les élections fédérales en 2007, autour d'une union nationale pour le climat, un vaste plan de relance écologique fixant des objectifs de diminution de production de CO2, de création d'emplois durables et de qualité. Ce qui m'a frappé au cours de cette campagne, c'est le consensus qui se dégageait autour de ces propositions. On applaudissait ces propositions en disant que c'est vraiment cela qu'il faut faire et tout le monde allait essayer de le faire.
Ensuite, on a formé un gouvernement et rien ne se fait!
Monsieur le secrétaire d'État, si vous m'écoutiez, vous me diriez que cela ne concerne pas ce Parlement mais le Parlement wallon. Dans le Plan Marshall de relance de la Wallonie, cette dimension n'a pas du tout été prise en compte. Par exemple, quand on nous a invités aux négociations pour participer à ce bateau ivre qu'est le gouvernement fédéral, nous avons mis ces revendications et ces attentes sur la table en espérant un plan de relance "verte". On nous a répondu qu'il n'y avait pas d'argent pour cela.
Or, six mois plus tard, on a trouvé beaucoup plus d'argent pour le secteur bancaire que ce que nous demandions.
Pourtant un marché extraordinaire est à conquérir. Nous serions trois fois gagnants si notre pays se spécialisait dans cette économie d'avenir. C'est notamment la recherche et le développement de modes propres de production d'énergie, de modes de transports propres et au niveau de l'isolation des maisons. En faisant cela, on gagnerait sur trois plans. Premièrement, on crée et on maintient de l'emploi. Deuxièmement, on permet aux citoyens et aux collectivités de réaliser des économies. Je ne dois pas vous parler de l'état déplorable des bâtiments fédéraux dépendant de la Régie des Bâtiments! Enfin, on participe de cet effort plus indispensable que jamais qui nous coûtera encore beaucoup plus cher si on ne réduit pas notre production de CO2. Celle-ci a des conséquences désastreuses sur notre climat et en aura très rapidement sur notre économie.
J'ai pris l'industrie du verre pour exemple car c'est la région de Namur, de la Basse-Sambre. Un groupe industriel se demande s'il doit réinvestir ou non dans cet outil. Or, un pays pour lequel ce serait la priorité et qui serait à la pointe pourrait capter les marchés de demain. Cela vaut aussi pour l'industrie automobile et l'industrie du verre n'est pas sans lien avec celle-ci. Si nous avions fait le choix plus clairement de nous inscrire dans cette économie verte, notre pays serait beaucoup mieux positionné qu'il ne l'est actuellement.
J'en viens à un contre-exemple. Vous estimez que votre plan est formidable. On a décidé de diminuer la TVA à 6% sur les constructions pour les premiers 50.000 euros. Il s'agit d'une mesure ponctuelle. C'est un effet d'aubaine plutôt que de favoriser le lancement de nouveaux chantiers. Comme vous le savez, avant de construire, il faut trouver un terrain, un architecte et avoir un projet. Peut-être avez-vous entrepris ce type de travaux voici quelques années. Tout ceci ne se fait pas en un coup de cuillère à pot!
Au contraire, on aurait pu faire le choix d'appliquer cette TVA de 6% aux investissements énergétiques et aux constructions "basse énergie" sur une période beaucoup plus longue, ce qui permet aussi aux entrepreneurs de réaliser les investissements nécessaires en matériel et aux organismes de formation de former les travailleurs qui pourront être actifs dans ce secteur. Mettre tout cela en place nécessite du temps. En l'occurrence, on a préféré une mesure ponctuelle qui ne permettra pas une orientation de notre économie.
Je l'ai dit dans mon introduction: je pense aussi à l'emploi non marchand.
Nous avons donc accueilli positivement l'élargissement du Maribel social dans le secteur non marchand. On espère qu'il durera plus longtemps que la durée d'application de l'AIP, soit deux ans. Pour le moment, on ne garantit pas que ce seront des réductions supplémentaires de cotisations à durée indéterminée. C'est pour deux ans mais il y a encore beaucoup de choses à faire.
Je l'ai dit, nous avons de plus en plus d'aînés dans notre société. On pourrait développer des mécanismes de solidarité plus importants avec les aînés et créer un grand nombre d'emplois, que ce soit dans le secteur des loisirs, celui des soins, avec des places d'accueil ambulatoires, etc.
Il faut aussi sauvegarder l'emploi où c'est possible. Je vais reprendre l'exemple de La Poste qui me tient à cœur.
Je suis inquiet quand on voit qu'un des employeurs les plus importants de l'État belge, un employeur public, envisage la suppression d'une dizaine de milliers d'emplois. Vous rétorquerez que c'est dû à la réalité du marché. Effectivement, on envoie moins de courriers que par le passé et les recettes diminuent. Toutefois, on pourrait décider de protéger ce marché et affirmer être les actionnaires de l'entreprise postale, plutôt que de revendre pour pas grand-chose la moitié des actions et de faire bénéficier les actionnaires privés du résultat des efforts des travailleurs.
Je maintiens qu'on pourrait également dire que la transposition de la directive de libéralisation du marché postal aurait pu être plus stricte, avec des conditions d'entrée sur le marché plus exigeantes pour essayer de protéger ce marché.
Ce qui a été décidé par le gouvernement au mois de décembre va permettre aux concurrents privés de La Poste de prendre les meilleurs morceaux, ceux sur lesquels on peut engranger les bénéfices les plus importants et laisser les moins beaux morceaux, notamment la distribution quotidienne dans les zones les plus reculées, à l'entreprise publique. Cela devra donc être compensé par des budgets publics, l'argent de tous les contribuables. C'est de nouveau un calcul à court terme.
Les partenaires sociaux sont à l'origine d'une grande partie de ce plan de relance. Ils ont négocié pendant de longs mois un accord qui ne les fait pas hurler de bonheur, mais qui a le mérite d'exister. En cette période de crise institutionnelle, qui a duré très longtemps, les partenaires sociaux ont joué un rôle de stabilisation essentiel, en essayant de maintenir une certaine paix sociale et un certain consensus. Reprendre le tout sans donner de cap, d'impulsion, sans diriger, cela nous semble problématique.
Le gouvernement est pieds et mains liés à cet accord. Qu'il soit bon ou mauvais, il faut l'appliquer. C'est comme cela que je résumerais les discussions que nous avons eues en commission des Affaires sociales sur le volet de la simplification des réductions de charges. Quand on pose une question complémentaire, comme quelle conséquence cela aura-t-il sur l'emploi des plus jeunes ou des aînés, on ne reçoit pas d'autre réponse que le respect de l'accord, dont on ne peut pas sortir.
Se greffent à cela des logiques plus communautaires: la course au meilleur Flamand ou au meilleur francophone, l'incapacité à mener un véritable dialogue au quotidien dans le respect. Il ne nous reste plus qu'une chose à faire: retirer de votre plan de relance, qui est déjà beaucoup moins épais que lors de sa présentation, toutes les parties problématiques. Si on n'arrive pas à se parler sur le plan communautaire, comme nous le faisons dans notre groupe Écolo-Groen!, on n'arrivera à rien!
Dernière partie de mon intervention, sur la question de la finance. La logique financière est ce qui nous a conduit là où nous en sommes, avec l'obligation de mobiliser des moyens publics à une hauteur qui donne le vertige, des moyens jamais déployés pour aucune autre politique ces cinquante dernières années.
Pourtant, la leçon ne semble pas avoir été retenue. Ces trois derniers mois, le volume moyen quotidien de l'échange d'actions Fortis est passé à 18 millions. La semaine dernière, on a atteint les 20 millions d'actions échangées. On continue à spéculer sur cette valeur, malgré le fait que sa valeur a été divisée par 20. Ce n'est pas le choix du résultat des choix de M. et Mme Tout-le-Monde mais c'est le fait de grands fonds spéculatifs, ceux-là mêmes qui ont provoqué, faute de règles assez précises, la crise que nous connaissons et qui sont toujours à l'œuvre. Parfois, ces fonds spéculatifs, ce sont les fonds de pension, qui jouent avec l'argent des travailleurs, des citoyens dans le cadre du deuxième et du troisième pilier de pensions.
Nous plaidons depuis longtemps pour des orientations et des règles plus claires pour ces fonds de pension, pour que cet argent soit réinvesti au bénéfice de l'économie réelle, pour des durées assez longues afin de permettre aux entrepreneurs de développer une véritable logique économique et de l'emploi, de consacrer une part plus importante à l'économie verte et à l'économie sociale. Il faut tirer les conclusions de cette crise financière et avancer de vrais changements. Et jusqu'à présent, nous n'avons pas vu grand-chose, si ce n'est un projet de loi sur les parachutes dorés, sur lequel le Conseil d'État a remis un avis très épais et très critique. Le gouvernement le retravaille actuellement; que va-t-il en rester? Pour avoir entendu le ministre de la Justice en commission à ce sujet, je crois qu'il n'en restera pas grand-chose.
Il faut profiter de cette crise pour modifier fondamentalement le système de la finance. Or je ne vois rien venir, alors qu'un plan de relance aurait été un moyen d'y parvenir. En 2004, ce Parlement dans lequel je n'avais pas encore le bonheur de siéger a voté avec une majorité alternative une proposition de loi importante qui avait été déposée au Sénat au début de la législature arc-en-ciel par Jacky Morael: la taxe Tobin-Spahn. Une majorité alternative "progressiste" a adopté cette taxe pour la Belgique sous la réserve de l'appliquer quand les autres pays d'Europe en feraient autant.
On a voté cela en se disant: voilà un outil pour mieux réguler le monde de la finance mais aussi pour retrouver des disponibilités budgétaires pour des politiques sociales ou environnementales, et le texte reste là!
Monsieur le ministre des Finances, un conseil Écofin se tient le 10 mars à Bruxelles, suivi d'un sommet européen les 19 et 20 mars. Ne serait-il pas intéressant, en tant que ministre des Finances de la Belgique, de remettre ce texte à vos collègues? Ne ferait-on pas œuvre utile au niveau européen en y adoptant nos outils de régulation de la finance? C’est un texte qui a été voté par ce Parlement, c’est une loi qui existe! Lorsqu'on dispose de bons outils et historiquement la Belgique a toujours joué un rôle moteur sur le plan diplomatique européen et international, il faut en faire bénéficier les autres pays.
Voilà notre analyse. Plutôt qu’un demi-plan de relance, nous aurions voulu un plan de redéploiement entier, comprenant cette dimension d’économie verte, montrant la volonté de sauvegarder l’emploi public là où il est utile et bien utilisé - ce qui n’est pas incompatible avec la modernisation du service public -, montrant la volonté de développer l’emploi non marchand là où c’est nécessaire, par exemple en matière de politique des aînés, et montrant notre volonté de poser les bases d’une réforme fondamentale du système financier.
Malheureusement, cela n’a pas l’air d’être votre volonté, monsieur le ministre des Finances et je le déplore!
22.13 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de voorzitter, waarde collega’s, de crisis slaat zwaar toe en op zo een moment is het zinvol om de grote geesten van dit land erbij te halen voor een beschouwing. Dat zijn de mensen die in het verleden bewezen hebben dat ze in tijden van crisis een doortastend beleid kunnen voeren, dat ze een begroting kunnen saneren, dat ze de staatsfinanciën op orde kunnen brengen. Van diezelfde grote geest hebben we veertien dagen geleden gezien dat een betoog niet lang moet zijn om toch impact te hebben op de Kamer. Die twee leerpunten, collega’s, neem ik mee.
Als we het relanceplan van deze regering bekijken, past het om even voor te lezen wat de Kamervoorzitter in oktober over dit relanceplan schreef onder de titel “Ik kan niet meer zwijgen”.
“Met de opmaak van de begroting 2009 heb ik weinig te maken,” dat klopt. “Ik heb me voorgenomen om zo weinig mogelijk tussen te komen in het beleid. Ik heb bewust de keuze gemaakt niet in de regering te stappen. Ik moet consequent zijn. Maar als Reynders een relanceplan van 3,5 miljard euro voorstelt dan kan ik niet meer zwijgen. We hadden al een structureel tekort van 1 procent”. Collega’s, we zijn allemaal jaloers op die tijd, konden we daar vandaag maar voor tekenen. “We hadden reeds een structureel tekort van 1 procent van het bbp of 3,5 miljard euro. Dat volstond al wel als relance, iets waarin ik trouwens niet geloof. Meer koopkracht verdwijnt immers in meer invoer en meer sparen, zeker in de huidige onzekerheid. Dat de btw op de bouw moest verlagen bij zo een lage hypothecaire rente en dat de energiefactuur moet dalen terwijl de olieprijzen kelderen, daarbij stel ik vragen. Maar elk zijn verantwoordelijkheid”. Getekend, Herman Van Rompuy, voorzitter van deze Kamer in oktober 2008.
Collega’s, onze fractie is niet zo zwaar in haar kritiek voor dit relanceplan. Wij zullen dit advies niet volgen en tegenstemmen. Wij zullen ons onthouden.
22.14 Maxime Prévot (cdH): Madame la présidente, messieurs les ministres et secrétaire d'État, chers collègues, la Belgique, l’Europe et de nombreux pays dans le monde traversent une crise sans précédent, faut-il encore le rappeler?
Notre pays et son gouvernement se devaient d’agir vite pour préserver l’emploi, le pouvoir d’achat de nos concitoyens et la compétitivité de nos entreprises. Il fallait agir vite, fort et de manière efficace.
Le projet de loi de relance économique que nous allons adopter aujourd’hui met en œuvre une partie des mesures qui ont été décidées pour soutenir l’activité économique. Cependant, on le sait, une grande partie d’entre-elles dépendent d’arrêtés royaux ou d’un accord entre les partenaires sociaux.
Le cdH veillera à ce que l’ensemble des mesures décidées qui ne figurent pas dans le projet de loi soit adopté rapidement. Je pense ici à l’élaboration du régime d’exonération pour l’octroi des éco-chèques destinés à l’achat de produits et de services écologiques qui demande la modification d’un arrêté royal.
Le soutien des partenaires sociaux était particulièrement important pour mettre en oeuvre des mesures efficaces, susceptibles de nous permettre de traverser la crise sans trop de dégâts sociaux majeurs. Heureusement, un accord est intervenu, même si cela fut difficile.
Le présent projet met également en œuvre certaines initiatives des partenaires sociaux pour relancer l’économie. Concrètement, ce projet s’articule autour de quatre axes: la protection des plus faibles, l’investissement dans le capital humain, la création d’emplois et l’indispensable soutien aux entreprises.
À l’égard de la protection des personnes les plus fragiles, une série de dispositions visent à améliorer le pouvoir d’achat des travailleurs qui perçoivent des allocations, comme les victimes d’un accident du travail ou les femmes enceintes, écartées du travail.
Dans ce même cadre de l’amélioration du pouvoir d’achat, la seconde mesure consiste en une réduction forfaitaire de 30 euros, octroyée à tous les ménages sur leur facture d’électricité. Nous avons soutenu cette mesure exceptionnelle en période de crise mais nous pensons que nous devons évoluer vers des mesures plus ciblées, encourageant des modifications de comportements en vue d’économiser l’énergie car, nous le savons tous, l’énergie fossile à bon marché ne durera pas.
Les personnes fragilisées sont aussi concernées par les mesures. Je pense au personnel d’entreprises en restructuration. L’objectif est que ces personnes puissent retrouver rapidement du travail. Parmi les améliorations les plus importantes, je citerai l’extension du bénéfice des cellules de remise à l’emploi et des formations y associées aux travailleurs temporaires et intérimaires, la poursuite du paiement de l’indemnité de reclassement, même en cas de reprise du travail, ce qui permet de supprimer un piège à l’emploi.
Une forte augmentation du chômage temporaire a, hélas, pu être notée dernièrement. C'est ainsi qu'on parle de près de 55.500 chômeurs temporaires en Région wallonne en novembre 2008, soit plus 49% par rapport à l'année précédente. Le plan de relance permet d'agir sur plusieurs leviers. Les personnes victimes de chômage temporaire pourront désormais être soutenues spécifiquement par le biais de réductions d'impôts et par une augmentation de leur allocation.
En matière de capital humain, la valeur essentielle de notre pays réside évidemment dans ce capital, comme on a pu le remarquer ces derniers temps. Il est donc indispensable de miser sur ce capital humain pour doper l'emploi et l'économie. Un tel investissement est bien sûr positif pour ses effets immédiats mais aussi pour ses effets pour l'avenir. Ainsi, l'idée de poursuivre le système des primes uniques d'innovation est à saluer; ces primes récompensent les entreprises et les travailleurs créatifs qui apportent des idées nouvelles.
En matière d'emploi, c'est une évidence et presque une lapalissade, il convient de mener des politiques génératrices d'emplois, notamment dans les secteurs porteurs pour l'avenir. Parmi eux figure en bonne place le secteur non marchand qui est un vivier d'emplois encore à exploiter largement.
Le cdH se réjouit donc de l'extension des fonds Maribel sociaux aux dispenses de versement de précomptes professionnels. Cette mesure aura incontestablement l'avantage de doper davantage ce secteur très important dans notre société et indispensable dans le quotidien des gens et la vie des personnes les plus dépendantes.
À l'instar des considérations émises tout à l'heure par le chef de groupe du MR qui n'est pas là pour l'instant, et j'ai pu le dire en séance plénière voilà deux semaines, je regrette que nous ayons été contraints de devoir expurger le texte des dispositions relatives aux simplifications des plans d'embauche parce qu'il s'agit selon moi d'un objectif à poursuivre de manière prioritaire; nous y fûmes contraints en raison du conflit d'intérêts déclenché par la Région flamande. Pourtant, indépendamment d'un accord important à respecter dans le chef des partenaires sociaux, une finalité conséquente restait à poursuivre puisque toutes les études s'accordent à reconnaître qu'une action massive sur les bas salaires est celle qui procure l'effet multiplicateur le plus considérable en termes de création d'emplois.
L'autre secteur d'avenir à développer est celui de la construction durable; Mme Almaci en a parlé. Un grand nombre d'emplois verts peut être créé en incitant les gens à investir dans ce secteur via les prêts verts, soutenus par une déduction fiscale mais aussi via l'élargissement des conditions de déductibilité pour les travaux économiseurs d'énergie au sein des habitations.
Ces mesures sont évidemment très complémentaires aux aides octroyées par les Régions. Stimulé par des mesures fiscales fédérales, l'investissement vert dans l'habitat a toujours été une priorité du cdH.
Pour reparler de la Région wallonne, en 2008, près de 45.000 dossiers de demandes de primes d'énergie ont été rentrés. Le succès a été tel qu'il a fallu augmenter de 45 millions d'euros les crédits pour l'année 2009. La Région wallonne a ainsi octroyé des aides aux ménages pour le remplacement du simple vitrage, les travaux de régulation thermique, l'installation d'une chaudière à gaz naturel à simple condensation, l'isolation des toits ou encore la réalisation d'un audit énergétique, et j'en passe, sans parler des 2.800 demandes pour l'installation de panneaux photovoltaïques introduites en 2008.
Et les mesures fiscales complémentaires, messieurs les ministres, proposées dans le cadre de cette loi de relance économique vont évidemment dans la même direction, c'est-à-dire dans le bon sens, celui d'une alliance entre l'emploi et l'environnement. Et je me réjouis que cela vous réjouisse!
Ajoutons également que la diminution temporaire du taux de TVA sur les nouvelles constructions permettra de soutenir pertinemment le secteur, tout en permettant aux ménages d'accéder plus facilement au logement. Cependant, de l'aveu même des professionnels de la fédération de la construction, il semble que le ressac des carnets de commandes soit hélas encore à venir. Nous espérons que ces mesures pourront limiter au maximum ce ralentissement de l'activité.
Un autre volet important est le soutien aux entreprises. La possibilité d'un report du payement du précompte professionnel de trois mois a été intégrée dans le projet. Il s'agit d'une aide substantielle, puisqu'elle représente la bagatelle de 11 milliards d'euros. Cette mesure devrait permettre de résoudre certains problèmes de liquidités rencontrés spécifiquement en cette période par les entreprises, y compris dans le secteur de l'automobile. Il est important d'insister sur cette dimension.
Madame la présidente, messieurs et mesdames les ministres, chers collègues, le groupe cdH votera évidemment le projet de plan de relance économique. Il sera attentif à sa mise en œuvre, mais aussi à son évaluation. Il s'agira, le cas échéant, de nous adapter rapidement en évitant deux écueils. Le premier consiste en l'adoption de mesures qui s'avéreraient insuffisantes pour relancer l'économie. Il conviendrait alors de les renforcer. Le second est de prolonger ces mesures au-delà de ce qui serait nécessaire pour relancer l'économie, au risque de creuser un déficit qui pourrait hypothéquer l'avenir.
Je pense néanmoins qu'il ne faut pas se leurrer. Si ces mesures ont un apport significatif très clair, elles devront probablement, ou certainement, s'accompagner rapidement de mesures complémentaires pour pouvoir faire face à ces différentes crises que nous connaissons aujourd'hui. Pensons à l'extension du chômage économique aux employés, à l'application de mesures relatives aux restructurations des entreprises pour les travailleurs qui sont licenciés en cas de faillite.
Pensons encore peut-être à l'éventualité d'une diminution du temps de travail dans un objectif de préservation de l'emploi. Pensons aussi au développement des services, en particulier en réfléchissant à la politique relative aux titres-services. Pensons encore à un investissement en termes de formation particulièrement important, à envisager en partenariat avec les Régions pour faciliter la reconversion des personnes victimes de chômage technique ou de chômage tout court, eu égard aux nouvelles qualifications qui sont requises.
Madame la présidente, chers collègues, nous avons et nous avions besoin d'un gouvernement efficace, réactif et qui soit capable d'adapter le cap en fonction de l'évolution de la situation économique. C'est ce que nous avons et ce dont nous avons besoin! Je vous remercie pour l'action et pour le soutien au plan de relance.
22.15 Jacques Otlet (MR): Madame la présidente, j'interviens de mon banc car je serai bref.
L'article 18 du projet de loi de relance économique prévoit que la dispense de versement de précompte professionnel de 0,25% actuellement pour les employeurs du secteur privé soit augmentée à 0,75% à partir du 1er juin 2009 et à 1% à partir du 1er janvier 2010. L'amendement déposé en commission des Finances affecte, en ce qui concerne les employeurs du secteur non marchand privé, l'augmentation de la dispense de versement de précompte professionnel, prévue à l'article 18 du projet de loi de relance économique, au fonds Maribel social. L'objectif est que les montants issus de l'augmentation de la dispense de versement de précompte professionnel dans le secteur non marchand privé, qui n'est pas ou quasiment pas soumis à la concurrence internationale, soient affectés essentiellement à la création d'emplois supplémentaires.
Concrètement, cela représente la création de plus ou moins 800 emplois en 2009 et de 2.000 emplois supplémentaires en 2010. Si j'approuve pleinement la mesure en faveur de l'emploi pour le secteur non marchand privé qui en a bien besoin, je voudrais profiter de ce débat pour attirer l'attention du gouvernement sur le fait que le secteur public, lui aussi représenté par les CPAS et les intercommunales, ne pourra quant à lui pas profiter de cette mesure, puisqu'il n'est pas concerné par les accords interprofessionnels.
Une telle distorsion de moyens n'étant pas souhaitable, je voudrais demander au gouvernement d'étudier rapidement la possibilité de mesures complémentaires pour ouvrir au secteur public la possibilité d'avoir également accès à des emplois supplémentaires à due concurrence.
La présidente: Monsieur Otlet, je vous remercie pour votre intervention. Je donne maintenant la parole à M. Van de Velde qui sera suivi par M. Guy Coëme.
22.16 Robert Van de Velde (LDD): Mevrouw de voorzitter, is dit niet uw “maidenmoment” als voorzitter?
De voorzitter: Neen, toch niet.
22.17 Robert Van de Velde (LDD): Mevrouw de voorzitter, beste collega’s, mijnheer de minister, mevrouw de minister, mijnheer de staatssecretaris, een herstelwet en een relanceplan dienen om iets te herstellen en om iets weer op gang te trekken. De wet die voorligt, doet wat mij betreft onvoldoende van beide en nagenoeg niets van beide.
De structurele tekortkomingen, die wij in onze economie al gedurende jaren aankaarten en die genoegzaam bekend zijn, worden niet aangepakt. Ik som er drie op: de concurrentiële achterstand ten opzichte van het buitenland, de loonhandicap die onze export achteruit doet gaan – ik wil hier toch nog eens in herinnering brengen dat wij gedurende de voorbije 12 jaar qua export 25 procent aan marktaandeel zijn verloren – en de arbeidsmarktrigiditeit. Dat laatste is een probleem waarmee, zeker in periodes van crisis, zoals wij nu meemaken, vooral de werkgevers heel sterk worden geconfronteerd en tegelijkertijd is het ook niet in het voordeel van de werknemers.
Met dat soort van parameters staan wij achteraan in het wereldpeloton. Het World Economic Forum heeft ons in zijn recentste rapport een serieuze veeg uit de pan gegeven. Voor parameters als fiscaliteit, arbeidsmarktrigiditeit en concurrentievermogen staan wij op plaatsen 117, 120 of zelfs 125.
Het begrotingstekort zal groeien. Het begrotingstekort zal niet binnen de grenzen van de 3 procent blijven, want vanuit de meerderheidsfractie hoor ik stilaan dat wij evolueren naar een tekort van 4 procent of zelfs meer. Ik kan dat niet alleen geloven, maar ook bekijken.
Wanneer ik dan zie dat op het gebied van de herstelwet en het relanceplan het IMF op een zeer ondubbelzinnige manier gevraagd heeft om begeleidende budgettaire maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat onze begroting niet ontspoort, dan legt de regering dat zonder meer naast zich neer. Ik zie geen enkele vorm van overheidsbesparing en de overheidslast die we gedurende jaren hebben opgebouwd, een uitvloeisel van de jaren 70, wordt niet aangepakt.
Wanneer de OESO in een fiscale studie aandringt op het gebruik van een aantal verstandige maatregelen tijdens de crisisperiode zoals het drukken van de vennootschapsbelasting en – zoals door ons voorgesteld – het tijdelijk versneld afschrijven van investeringen en ik daar niets van terug zie in het relanceplan, dan bloedt mijn hart, waarde collega’s. We weten immers dat we op dit moment dringende en zwaardere maatregelen nodig hebben om op een of andere manier onze investeringen, zowel voor onze bedrijven als voor onze consumenten, weer op gang te krijgen. De investeringen moeten vooruit worden getrokken, ze moeten worden gestimuleerd. De enige manier om dat te doen is op dit moment toestaan dat bepaalde investeringen tijdelijk sneller worden afgeschreven.
Een krimp van de economie met 3,2 procent zoals vandaag door de ECB aangekondigd, gaat men niet tegen door het uitdelen van snoepjes. Het relanceplan en de herstelwet zitten vol snoepjes. U verkiest…
22.18 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer Van de Velde, u noemt uw eigen voorstel om de investering in één jaar fiscaal aftrekbaar te maken, een verstandige maatregel. U hebt dat in de kranten toegelicht en u hebt dat ook kort toegelicht in de commissie voor de Financiën. Maar een dergelijke maatregel druist in tegen de fundamentele boekhoudkundige wetgeving, die stelt dat men een aangekocht product moet afschrijven volgens zijn levensduur.
Wat het herstelplan wenst te doen, is iets totaal anders. Wij wensen de cash die er bij de ondernemingen is, bij de ondernemingen te laten door het uitstellen van de bedrijfsvoorheffing en wij willen ook een aantal financiële maatregelen nemen ten gunste van de bedrijven, zodanig dat zij liquiditeit – want dat is het probleem van de ondernemingen, niet de fiscaliteit maar wel de liquiditeit – overhouden. Met andere woorden, uw voorstel, dat eigenlijk een repercussie heeft op een aantal jaren wat betreft de fiscale belastbare basis, is geen maatregel die de economie zal aanzwengelen. Het is eigenlijk een snoepje maar een dat men vandaag, morgen en overmorgen niet kan eten.
Ik begrijp dus echt niet waarom u uw voorstel om een investering in een jaar af te trekken, verstandig noemt. U weet dat dat, ten eerste, fundamenteel strijdig is met de boekhoudregels. Het heeft, ten tweede, een pervers karakter, want indien men vaste activa vervreemdt op korte termijn, dan creëert men een meerwaarde die men wel moet belasten het jaar daarop. Die maatregel heeft dus geen enkele zin en past helemaal niet in de filosofie van een economisch herstelplan.
22.19 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer Van Biesen, ik ben niet de enige die dat zegt. Ook op OESO-vlak wordt die maatregel toegejuicht. Hij werd trouwens al uitgevaardigd in een aantal landen. Ik wil met u de technische discussie over de boekhoudwetgeving gerust aangaan, maar ik denk dat dat nu niet aangewezen is. Er bestaat in elk geval een mogelijkheid om een en ander te omzeilen. Dat weet u best.
Wat het vooruitschuiven van investeringen betreft, u weet dat wij op jaarbasis ongeveer 20 miljard investeringen hebben door onze bedrijven. Dat is een grote pot, die aan de gang moet worden gehouden. Op dit ogenblik heeft het geen zin om slapend kapitaal te belonen, waarin u in uw fiscaliteit voorziet. Op dit ogenblik moet kapitaal werken. Wij moeten ertoe komen dat wij weer investeringen krijgen, zodat bedrijven verder kunnen en verder durven te kijken. Dat is een maatregel die er zeker en vast voor zal zorgen, als hij tijdelijk wordt ingevoerd, dat investeringen weer naar voren worden getrokken en bedrijven zullen durven te investeren. Op dit moment is het vertrouwen er niet en tegelijkertijd is de fiscaliteit er niet. U onderschat dat. De fiscaliteit zorgt ervoor dat wij exportmarktaandeel verliezen, al jaren aan een stuk. U en uw partij hebben daaraan niets gedaan.
Ik ga nu voort, maar wij zullen die discussie later nog voeren.
22.20 Luk Van Biesen (Open Vld): (…) De OESO bepaalt dat versnelde investeringsaftrekken gebeuren in bepaalde sectoren, maar vooral in landen die een ander systeem gebruiken dan het onze. Wij hebben, ten eerste, de notionele intrestaftrek en, ten tweede, de investeringsaftrek. In andere landen bestaan dergelijke gunstmaatregelen voor investeringen niet. Daarom stelt de OESO dergelijke maatregelen, zoals die in België bestaan, voor aan de andere landen. Men zou dus eigenlijk een pluim moeten geven aan deze en de voorgaande regering, omdat zij telkenmale een positief investeringsbeleid heeft gevoerd.
22.21 Robert Van de Velde (LDD): In elk geval, het blijven vasthouden aan slapend kapitaal en het niet werkend kapitaal belonen behoort tot uw politiek. Doe maar voort.
Tel daar nog eens de aankondigingspolitiek bij. In de regering zag ik er relatief weinig mensen van wakker liggen, maar het lanceren van berichten over bijvoorbeeld de invoering van de schrootpremie, terwijl men die dan niet uitvoert, zijn geen relancemaatregelen, dat zijn verlammende maatregelen. Heel wat verdelers, distributeurs en garages hebben moeite gehad om hun klanten uit te leggen dat de schrootpremie er niet zou komen, dat de beslissing om een nieuwe wagen aan te schaffen, best nu mocht worden genomen; die schrootpremie kwam er toch niet. Maar de klanten geloofden het niet. De communicatiepolitiek van de regering tijdens deze crisis is dramatisch en zorgt meer voor terugloop dan voor relance.
Juist, er zitten een paar goede maatregelen in het plan. De btw-verlaging voor nieuwbouw is een correcte maatregel, ook al is die weer gebrekkig gecommuniceerd en is er wellicht een pak werk voor de winkel om die maatregel breed en deftig te communiceren.
Ik hou het kort. Bottomline, voor ons is het gebrek aan structurele maatregelen, het gebrek aan begeleidende budgettaire maatregelen die de ontsporing van de begroting tegenhouden, en het niet opnemen van de werkelijke steun en de echte relancemaatregelen zoals een versnelde afschrijving of een technische werkloosheid voor bedienden, een reden om ons bij de stemming over onderhavig plan te onthouden.
22.22 Guy Coëme (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, chers collègues, nous sommes appelés à discuter un projet de loi de relance économique 1788, comme l'indique le tableau lumineux. Certains chiffres sont prémonitoires: je ne sais si nous aurons une révolution l'année prochaine, mais ce qui est sûr, c'est que nous sommes à la fin d'un régime. C'est la fin d'un régime basé sur des marchés devenus fous, fin d'un régime fondé sur la dérégulation, encouragée par des gourous internationaux mais aussi par des hommes et des femmes politiques néo-libéraux qui, partout dans le monde, ont encouragé ce système.
Je vous donne mon sentiment et je le ressens très profondément. Je ne suis pas sûr pour la révolution, mais de la fin de régime, je suis fortement assuré.
Madame la présidente, je trouvais que, depuis le début de ce débat, la Chambre était bien froide car, derrière ce projet, il y a des réalités. Je suis convaincu, pour être à l'écoute des gens, comme chacun et chacune d'entre vous, j'en suis certain, qu'il y a tant de drames sociaux aujourd'hui que nous devons d'abord donner à ce débat un vrai sens de l'humain. Je suis sûr que vous recevez comme moi, avec un changement considérable, des gens totalement désorientés par la crise. Nous n'avions certainement jamais reçu des personnes qualifiées qui jamais n'avaient sûrement pensé être un jour au chômage et qui, brutalement, aujourd'hui, y sont; ce sont des ingénieurs, des techniciens, des ouvriers spécialisés souvent issus de secteurs porteurs, ou qui l'étaient jusqu'à présent, des personnes qui apportaient souvent le revenu principal dans des familles, d'où le désarroi actuel.
Je suis aussi convaincu que vous percevez une autre forme de désarroi, une véritable forme de pauvreté qui s'accroît. Tous, nous le constatons. Je suis frappé de voir le nombre de personnes qui viennent nous dire qu'elles attendent le début du mois pour payer leur loyer, leurs factures notamment d'énergie, ajoutant, avec beaucoup de pudeur, qu'elles n'ont pratiquement plus rien pour terminer le mois. Ce sont à ces personnes-là que nous devons penser aujourd'hui au moment d'agir comme législateur. On peut le dire également d'entreprises car cela va au-delà de clivages qui pourraient exister entre nous. Elles n'ont jamais imaginé pouvoir tomber en faillite et sont, brutalement, frappées par la crise.
On est bien modeste par rapport à ce qui se passe aujourd'hui mais je voudrais demander aux représentants du gouvernement – ajoutant notre voix à celle de spécialistes qui viennent de s'exprimer récemment – que l'État honore ses obligations au sens propre du terme. Des gens, des entreprises, qu'elles soient petites, moyennes ou grandes, ont travaillé pour l'État, ont effectué des prestations et, dans la mesure où elles sont incontestables, que l'État paie! Qu'il ne diffère pas ses paiements arguant de sa propre faiblesse financière ou budgétaire! Ce sont des réalités que vivent bon nombre d'entreprises qui travaillent non seulement pour l'État mais pour les pouvoirs publics en général dans notre pays.
Madame la présidente, je me réjouis cependant de la rapidité avec laquelle le gouvernement a préparé ce plan de relance que je veux considérer comme un premier volet de mesures exceptionnelles qui sont prises pour affronter les premières vagues de la crise financière et économique. Ces mesures, qui ont le mérite de la clarté, doivent évidemment être adoptées rapidement. J'aimerais demander au gouvernement qui, j'imagine, va s'exprimer à la fin de ce débat, qu'il nous assure que, sur le mois qui vient de s'écouler, le temps a été mis à profit pour mettre en œuvre tous les arrêtés d'application dans tous les domaines concernés par ce projet de loi de relance économique.
Je voudrais souligner que ce plan intègre bon nombre de dispositions qui ont fait l’objet de discussions entre les partenaires sociaux et en ce faisant, ils respectent le cadre de l’accord interprofessionnel. Le groupe PS s’en réjouit parce que l’implication forte des partenaires sociaux, patrons et syndicats, est un gage de succès pour ce plan de relance. De plus, il est également le gage d’un équilibre indispensable pour que la population puisse adhérer de manière importante à ce plan. Equilibre au niveau des entreprises, grandes, moyennes ou petites, mais équilibre aussi au niveau de la population; je me réjouis que les personnes de condition modeste n’aient pas été oubliées par ce plan.
En ce qui concerne les mesures fiscales qui visent à stimuler les économies d’énergie, je me réjouis également du fait que, contrairement à certaines mesures qui avaient été prises dans le passé, les présentes dispositions ne soient limitées ni dans leur effet, ni dans le nombre de concitoyens concernés. Elles s’ouvrent à l’ensemble des concitoyens et sont particulièrement opportunes à un moment où personne n’est épargné par la crise.
J'ajoute qu’il est important de soutenir tous les efforts économiseurs d’énergie dans le cadre d’une politique d’écologie sociale, menée en parfaite concertation avec les Régions. Par ailleurs, nous tenons à mettre l’accent sur le fait que ce plan a la chance de pouvoir se baser sur un secteur public fort dans notre pays et sur un système d’indexation qui sauvegarde une bonne partie du pouvoir d’achat.
Enfin, sans trahir la confidentialité que requiert le huis clos qui préside aux travaux de la commission spéciale financière que vous avez constituée, il est symptomatique de constater que les experts financiers considèrent que la force de ce secteur public, que ce système d’indexation qui existe depuis longtemps dans notre pays sont des atouts importants pour celui-ci.
Il en est de même pour la balance des ménages et des entreprises, ce qui n'est pas contradictoire avec ce que je disais au début de mon intervention. Les moyennes lissent les problèmes sociaux qu'elles sont censées traduire. J'attire l'attention du gouvernement sur la crainte d'un surendettement des familles, qui ne comprendraient pas la difficulté dans laquelle nous sommes et qui sous-estimeraient la longueur de la crise qui nous attend.
Un expert reconnu nous disait encore au début de cette semaine que la prévision qu'il faisait en matière de décroissance économique était de 3 à 4%. Et la prévision que cet expert fait du déficit budgétaire de l'État pour cette année est de 4 à 6%. On comprend bien que le gouvernement n'a pas fini de revoir ses copies budgétaires, alors que tout le monde attend pourtant de lui qu'il fasse des efforts indispensables pour sauvegarder tout ce qui peut l'être au niveau économique, financier et social.
Notre groupe, madame la présidente, chers collègues, en tire deux conclusions très naturelles. La première, c'est qu'il faut que ce plan soit appliqué au plus vite. Nous espérons bien que tout est prévu dans ce sens. La seconde, c'est que nous invitons le gouvernement à rester attentif à l'évolution économique et à être prêt à prendre d'autres mesures que l'évolution de la situation requerrait. C'est dans cet état d'esprit que le groupe socialiste votera le plan de relance du gouvernement.
22.23 Luk Van Biesen (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, het zal u niet verwonderen dat de liberale fractie in dit Parlement uiteraard ja zal zeggen op deze economische herstelwet. Inderdaad, na een hele reeks van maatregelen ter bestrijding van de financiële crisis – onder andere door waarborgleningen, investeringen in kapitaal van diverse banken – en nadat de Gemeenschappen en Gewesten hun verantwoordelijkheid hebben opgenomen in verschillende andere dossiers, onder andere met het verhogen van de koopkracht van mensen in Vlaanderen door de Vlaamse jobkorting van 250 à 300 euro per werkende Vlaming tijdens de maand februari, zijn wij vandaag natuurlijk blij dat dit Parlement een herstelwet van circa 1,8 miljard lastenverlagende maatregelen zal goedkeuren zodat wij snel een cashinjectie kunnen geven aan de ondernemingen.
Wat betreft de maatregelen zelf zou ik mij vandaag willen beperken tot het overlopen van vier maatregelen die in de economische herstelwet staan en toch nog een aantal aanbevelingen te doen. Zoals de heer Coëme daarnet terecht zei, is dit slechts een eerste maar belangrijke stap. Wij nodigen de regering uit om nog verdere stappen te zetten in het bepalen van een nieuwe herstelwet die na deze wet moet komen. Samen met PS nodigen wij de regering uit om een aantal concrete maatregelen te verfijnen en nieuwe maatregelen te nemen om de ondernemingen en de koopkracht van de mensen te verbeteren.
De belangrijkste maatregel is uiteraard de verlaging van de btw op de bouw van 21 naar 6 procent. De koninklijke besluiten zijn reeds genomen en de mensen die vandaag starten met hun bouw of een bouwgrond kopen, weten waar zij aan toe zijn. Zij weten dat zij inderdaad een vermindering van de btw met circa 7.500 euro kunnen bekomen in het jaar 2009.
In het rapport van de heer Flahaux is dit niet opgenomen, maar het is toch belangrijk om even te melden dat er tijdens de bespreking in de commissie voor de Financiën een amendement van de heer Van Campenhout, daarna ondertekend door mijzelf en alle fracties, werd neergelegd om een bepaald element dat ontbreekt in het koninklijk besluit op te vangen, namelijk wanneer men een gebouw afbreekt, vernieuwt en het daarna verkoopt aan derden zonder dat er ooit een eerste gebruik is geweest van deze woning, men dan plotseling terugvalt op het regime van 21 procent.
Het was de overtuiging van de regering, in het bijzonder van de vice-eerste minister van Financiën, dat die maatregel – namelijk het ook kunnen verkopen erna, wanneer promotoren gebouwen afbreken, vernieuwen en ter beschikking stellen van nieuwe kopers – ook aan 6 procent zou komen. Die maatregel, die op ongeveer 54 miljoen euro werd geschat door het Rekenhof, zit in de berekening van het economisch relanceplan. Wij hebben ons amendement echter tijdens de commissievergadering terug ingetrokken omdat de vice-eerste minister zich sterk heeft gemaakt om dat binnen de regering opnieuw te bespreken en, met andere woorden, het koninklijk besluit aan te passen. Wij willen dan ook de vice-eerste minister herinneren aan zijn belofte om dat op 14 maart te bespreken binnen de regering en om daarna een koninklijk besluit uit te vaardigen waarin ook die maatregel – namelijk het verkopen van een gebouw door bijvoorbeeld promotoren, nadat zij eerst het gebouw hebben afgebroken, wederopgebouwd hebben en ter beschikking stellen van derden – wordt opgenomen. Wij hopen dat de vice-eerste minister op dat vlak inderdaad woord houdt en dat wij binnenkort die maatregel zien verschijnen in het Belgisch Staatsblad.
Een tweede belangrijke maatregel die toegevoegd is aan het economisch relanceplan, is de aanmoediging van het fietsgebruik. Het is een beetje de gewoonte geworden van de commissie Financiën om elk jaar een bepaald thema iets dieper uit te werken. Zo hebben wij in het vorig jaar de specifieke fiscaliteit inzake de sportbeoefenaars aangepast, en daar hebben alle fracties ook aan meegewerkt. Dit jaar hebben wij specifiek gewerkt rond het fietsgebruik. Wij zijn dan ook blij dat het vrijgesteld gedeelte van 0,15 naar 0,20 eurocent erdoor gekomen is en dat ook de indexatie erdoor gekomen is, maar ook het voorstel van de socialistische fractie om aan de werkgevers, wanneer zij fietsen ter beschikking stellen, fiscale stimuli te geven om die fietsen aan te kopen en ter beschikking te stellen.
Het gaat dus om drie maatregelen: ten eerste, de verhoging van 0,15 eurocent naar 0,20 eurcent; ten tweede, het fiscaal voordelig systeem voor de werkgevers; ten derde, de indexatie van dat bedrag in de toekomst. Dat laatste is uiteraard een belangrijk fiscaal principe. Immers, ik kan begrijpen, wanneer dat vandaag voor de fietsers wordt ingevoerd, het uiteraard ook de bedoeling moet zijn om dat later voor de andere gebruikers, zoals de woon-werkverkeergebruiker, namelijk de autogebruiker, door te voeren. Men kan in de fiscaliteit geen twee maten en twee gewichten hanteren. Het zal dus ook een uitnodiging zijn aan de regering om die wetgeving aan te passen in een volgende stap van het relanceplan, om ook daar de indexatie door de voeren voor het woon-werkverkeer met de auto.
Een derde belangrijke maatregel is, ons inziens, het verschuiven van de bedrijfsvoorheffing. Het wordt mogelijk gemaakt dat bedrijven dit kwartaal hun bedrijfsvoorheffing later in het jaar doorstorten. Het is een maatregel die circa 11 miljard cash bij de ondernemingen laat en hun de mogelijkheid biedt het essentiële liquiditeitsprobleem te overbruggen. Dit is een zeer belangrijke maatregel. Wij hebben in de commissie voor Financiën voorgesteld – en wij nodige de regering opnieuw uit om daar toch werk van te maken – om deze maatregel niet alleen te nemen op het vlak van de bedrijfsvoorheffing maar ook op het vlak van de voorafbetalingen voor zelfstandigen. U begrijpt dat de zelfstandigen ook een cashprobleem hebben, net als de bedrijven. Het zou daarom goed zijn als men de bonificatie die men geeft aan zelfstandigen wanneer zij voor 20 april, voor 20 juli of voor 20 september betalen op gelijke voet zou stellen zodanig dat de mensen er geen belang bij hebben om te storten in april maar dit zes maand later kunnen doen tegen dezelfde voorwaarden als wanneer ze dat in april zouden doen. Wij hebben dat voorgesteld aan de vice-eerste minister en hij heeft daarop geantwoord dat men eigenlijk aan een andere vorm denkt, namelijk de mogelijkheid om de sociale lasten van de zelfstandigen gedurende een aantal kwartalen uit te stellen. Hij heeft daar een aantal initiatieven voor aangekondigd. Het is niet in het rapport opgenomen maar ik wens deze Kamer niet te onthouden dat de vice-eerste minister zich samen met minister Laruelle heeft geëngageerd om de sociale lasten ook daar gedurende een aantal kwartalen te kunnen uitstellen om zo de zelfstandigen een cashinjectie te geven, om hen de mogelijkheid te geven om de sociale bijdragen niet te betalen voor het einde van het kwartaal maar enkele kwartalen later. Wij hopen ook dat de regering deze aanbeveling vanuit de commissie voor Financiën sterk maakt en dat zij daar werk van maakt en met concrete voorstellen komt.
Een vierde belangrijke maatregel in de herstelwet is het afschaffen van de taksen op exportsubsidies. Ongetwijfeld heeft het VBO dit enkele jaren geleden als een van de fiscale absurditeiten omschreven. We zijn dan ook blij dat het wetsvoorstel dat door Open Vld en MR werd ingediend in deze legislatuur werd overgenomen door de regering in haar economisch relanceplan. Ze heeft het nog iets sterker gemaakt en een groter toepassingsveld gegeven, namelijk door de taksen ook tot die voor dienstenrisico’s uit te breiden en niet alleen voor de exportkredietrisico’s. Er is echter nog een andere absurditeit waarop wij de minister hebben gewezen. Waarom moeten invoerende Belgische bedrijven een btw-waarborg storten aan de Belgische overheid die gelijk is aan 1/24 van de totaliteit van de btw op de invoer die zij gaan doen in het volgende jaar? Zij moeten dus eigenlijk schatten hoeveel hun btw op invoer zal zijn over het hele jaar en ze moeten dat provisioneren in een soort waarborgfonds.
Dat fonds bedraagt ongeveer 300 miljoen euro.
Mijnheer de staatssecretaris, wij stellen voor dat de regering deze maatregel, die uniek is in Europa, afschaft en de btw, die eigenlijk een pure waarborg is, aan de bedrijven terugstort. Dit heeft geen enkel gevolg voor de begroting want het is een waarborg en moet dus niet worden opgenomen in de ontvangsten. Bovendien geeft het de bedrijven 300 miljoen euro terug. Het is een van onze fiscale absurditeiten die onze ondernemingen concurrentieel verlammen ten overstaan van de ons omringende landen. Er zijn heel wat bedrijven die daardoor bepaalde import organiseren via Rotterdam en niet langs Antwerpen of andere havens. Dit is een aanbeveling aan de regering om werk te maken van de afschaffing van de waarborgen bij de import.
Wij betreuren dat de schrootpremie, die nochtans werd aangekondigd, niet in het relanceplan staat. De liberalen van MR en Open Vld hebben zich sterk gemaakt een schrootpremie in te voeren naar analogie van het Duitse model. De regering onderzoekt de premie nog steeds. Aangezien de crisis hard toeslaat, ook in de autosector, vragen wij de regering om dit project terug op te nemen. Wij hebben geen tijd te verliezen met dergelijke maatregelen. Want, laat ons eerlijk zijn, we hebben drie of vier maanden van administratieve omwegen achter de rug om het relanceplan in de Kamer te krijgen, tijdens een economische crisis is dat veel te lang. Daarom kunnen wij alleen maar zeggen: ook al is het een zeer goed plan, het duurt te lang alvorens het hier werkelijk kan worden gestemd. Wij doen verschillende aanbevelingen.
Wij vragen u: ten eerste, een aanpassing van de btw op de bouw voor promotoren die afbreken, vernieuwen en verbouwen. Ten tweede, de indexatie van de andere woon-werkgebruiker, het vrijstellingsbedrag. Ten derde, een aanpassing aan de voorafbetalingen voor zelfstandigen, en de bonificatie op dat vlak of, zoals de vice-eerste minister zelf heeft gezegd, het uitstellen van de kwartaalbijdragen voor de sociale lasten. Ten vierde, het afschaffen van de waarborgimport en de teruggave aan de ondernemingen. Ten vijfde, de schrootpremie.
Dit zijn de aanbevelingen aan het zeer goede plan dat internationale aandacht krijgt. Recent heeft de gewezen Nederlands minister van Sociale Zaken, mijnheer Vermeend, de verschillende Europese relanceplannen bekeken. Over het Belgische plan zei deze gewezen socialistische minister dat België het verstandigste plan in Europa was opgemaakt.
Als het goed is, mag het ook worden gezegd. Het is een goed plan voor onze Belgische economie en daarom zullen wij dit vanuit Open VLD steunen.
22.24 Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Dames en heren collega’s, dit is het ontwerp van economische herstelwet, le projet de relance économique. Toch zal het Vlaams Belang zich onthouden bij de stemming, want hiermee gaat de regering-Van Rompuy I de economische crisis te lijf. Correctie, hiermee wil ze de grootste economische crisis sinds de jaren 20 te lijf gaan. Niet alleen wil ze die crisis hiermee te lijf gaan, de regering heeft de ambitie, de vaste wil om die grootste economische crisis sinds de jaren 20 op te lossen.
Dames en heren van de meerderheid, collega’s, laten we ernstig zijn. Het enige verschil met het wit blad van de beloofde staatshervorming is dat dat blad wit gebleven is en dat het met zekerheid wit zal blijven, ook na de verkiezingen van 7 juni. Dit blad, deze bladen, hebben ten minste het voordeel dat de boom waar ze vandaan komen, niet voor niets is omgehakt, want op deze bladzijde is inkt gedrukt. Daar blijft het echter ook bij: bij inkt, de l’encre. Dit is los zand, bijeengescharreld op het moment, drie à vier maanden geleden, waarop de volle impact van de crisis ten eerste nog niet bekend was en, ten tweede, nog bijlange na niet de proporties had van vandaag. Dit is geen herstelplan zoals dat van Obama in Verenigde Staten of Merkel in Duitsland, die getuigen van doorzicht in de crisis en visie, laat staan dat het getuigt van een globale visie op wat ons nog te wachten staat en hoe we het echt moeten oplossen.
Ondertussen blijft de economische kanker voortwoekeren. Banken blijven het moeilijk hebben om de zo noodzakelijke kredieten aan het bedrijfsleven te verstrekken. Dan heb ik het nog niet eens over de vraag of we vandaag wel weten hoeveel Belgische banken we nog hebben. Misschien weet Leterme het. Neen, die weet het zeker niet meer. Misschien weet Van Rompuy het en heeft Sarkozy het hem verteld. In elk geval, vandaag heeft hij ons nog niets wijzer gemaakt.
De automobielsector, een wereldwijde, Europese, alsook zeker een Vlaamse sector bij uitstek, wacht bang af om te vernemen of de wereld, Europa, België, Vlaanderen nog wel in hem is geïnteresseerd.
Het aantal faillissementen de voorbije
weken, de voorbije paar maanden is hoger dan ooit. De werkloosheid piekt
opnieuw dramatisch. De begroting heeft nu al een tekort van 11 miljard euro.
Tussen haakjes, Waalse vrienden, 11 miljard euro is exact het bedrag van de
transfers van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel. U weet wel, la solidarité flamande.
Vandaag kan niemand zeggen hoeveel op het einde van het jaar de reële tekorten zullen zijn. Voor volgend jaar verwacht men een tekort van minstens, optimistisch gesproken, 15 miljard euro. Ondertussen is de schuldgraad van België opnieuw opgelopen tot 95% van het bnp en de teller tikt voort.
Dan hebben wij het nog niet eens gehad over de kosten van de ontgroening en de kosten van de vergrijzing. Over wat tot een half jaar geleden de uitdaging was, namelijk het opbouwen van overschotten om de toekomstige pensioenlasten van twee gepensioneerde generaties tegelijkertijd te betalen, wordt vandaag niet meer gepraat. Struisvogel, kop in het zand, probleem opgelost.
De zwaarste crisis sedert de jaren 20 wil men te lijf gaan met hooguit losse maatregelen en bijeengezocht zand. Neem van mij aan dat de hele Belgische natie, het bedrijfsleven, de werknemers en de werklozen, hiervan steil achterover zullen vallen, niet van het staatsmanschap, niet van de visie, niet van het goed bestuur. Iedereen zal zeer snel inzien dat het een werkstuk van kortzichtigheid is.
Jawel, uiteraard is het ook het Vlaams Belang voorstander van de verlaging van de btw op de bouw, maar dan lineair, niet alleen beperkt tot een schijf van 50.000 euro. Dat is een druppel op een hete plaat. Ook wij zijn voorstander van isolatiepremies voor grond en muren, maar, mijne heren, dat is regionale materie. Waarom doen wij dat hier? Waarom steken wij er hier geld in? Of is dat weer een van de vele verdoken transfers?
Een schrootpremie voor de automobielnijverheid, zo succesvol in de ons omringende landen, daar is niets van te zien, niets over beslist! En zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Ik zal hier het werk van de commissieleden, die er hun tijd en hun Latijn in hebben gestoken, niet opnieuw doen. Er zit, wat ons betreft, geen ziel in, helaas, geen visie. Het zijn zelfs geen pleisters op een houten been. Het zijn zelfs geen krukken voor een lamme. Het is op zijn best palliatieve voor de economie.
Dan verwijs ik inderdaad, zoals collega Jan Jambon, naar de beoordeling daarvan door de voormalige Kamervoorzitter. Dames en heren, ik vraag me af – en ik vraag het aan u – of het daarvoor is, voor die afgehakte boom, voor die bladzijde gedrukte inkt, dat de door het kartel en de Open Vld beloofde staatshervorming moest wijken? Is het daarvoor dat alle kiesbeloftes als hinderlijk, van tafel zijn geveegd? Is het daarvoor dat de tafel waar Leterme, Vandeurzen en Vervotte – mevrouw Vervotte is nu spijtig genoeg niet meer hier – met de leeuwenvlaggen op stonden te dansen, met de dansers en met de leeuwenvlaggen in de parlementaire vuilnisbak is gegooid? Is het daarvoor dat er no change nodig was? Het is inderdaad no change.
Maar u weet evengoed als ik wat er echt schort in dit land. U weet evengoed als ik wat er echt nodig is in dit land. U weet evengoed dat België – daarom duurt het drie tot vier maand vooraleer we dat los zand bijeenhalen – niet in staat is om een ernstig herstelplan uit te werken, omdat België op sterven na dood is. België is hoogstens een latrelatie tussen twee volkeren, Vlaanderen en Wallonië. Dat België – de Vlaamse werkgevers weten dat ondertussen maar al te goed – kan het niet en wil het niet oplossen. Kijk inderdaad maar naar de recente VOKA-analyse, de analyse van Urbain Vandeurzen van het herstelplan: vlijmscherp en vernietigend. België kan deze crisis niet oplossen, omdat de twee verschillende volkeren die er leven het over niets, ook niet over de economische crisis, eens worden.
België wil het probleem niet oplossen, omdat het heel goed weet dat het dan op zichzelf euthanasie zal moeten plegen.
Dus rest er Vlaanderen, Vlaanderen dat misschien wel wil. Dat moeten ze hier aan de overkant van de straat uitmaken. Bij gebrek aan onafhankelijkheid mag en kan Vlaanderen dat niet.
Daardoor is en blijft het resultaat hiervan ver ondermaats. Veel beloven en weinig geven, doet de zotten in vreugde leven.
Om die reden zal het Vlaams Belang zich onthouden. Het voorliggende is no change. Wat Vlaanderen nodig heeft, is precies change. Wat Vlaanderen nodig heeft, is een new deal, zodat het inderdaad met visie en samen met Europa zijn eigen boontjes kan doppen en op een ernstige manier zijn welvaart, zijn welzijn en dus zichzelf op de kaart kan zetten.
Dat gebeurt hier niet.
22.25 Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, je suis très content de m'exprimer après le discours que je viens d'entendre. Il aurait été dommage de terminer une discussion sur le plan de relance avec des "crapuleries" aussi extrémistes que celles-là. J'espère franchement que jamais la Flandre, que j'estime, ne donnera le pouvoir à des individus proches d'une émission qui passe ce soir à la télévision. Je suis extrêmement surpris qu'au moment où la crise touche tant la Wallonie que Bruxelles et la Flandre, certains aient encore des visières ou "de la merde dans les yeux" pour oser tenir des discours tels que celui-là. C'est la guêpe enfermée dans son bocal, qui ne se rend pas compte que la crise est non seulement européenne, mais mondiale.
Par ailleurs, je pense que la crise est une période propice à faire sauter les tabous et au cours de laquelle les combats dignes d'être menés, même minoritaires, peuvent enfin aboutir. Aujourd'hui, on construit l'Europe. L'Europe, c'est au-delà de la Flandre, de la Wallonie, de Bruxelles, c'est un continent que nous devons bâtir ensemble. C'est l'aspect positif de la crise: les tabous doivent sauter.
Je me rends compte cependant que ce n'est pas tout à fait le cas. Certains partis sont en train de distribuer des petits cochons jaunes pour l'épargne flamande. En termes de fuite en avant, j'ai entendu M. Jambon, d'Anvers, dire que la solution, ce serait l'indépendance de la Flandre. Certains pensent peut-être qu'on est encore en 1830, quand chaque État pouvait fonctionner tout seul. Aujourd'hui, pour certains dossiers, même l'échelle européenne risque d'être encore trop courte. Dans ce contexte, ce n'est pas une petite région face à l'ensemble du continent européen ou des 7 milliards de citoyens du monde qui s'en sortira toute seule, au détriment des autres.
Je rappelle également que cette région a été prospère jusqu'à présent, qu'elle vit grâce à des clients flamands mais aussi wallons. Nous espérons, en Wallonie, faire aussi bien qu'elle.
J'ai été surpris d'entendre M. Van de Velde. J'ai cru que Margaret Thatcher était ressuscitée et que Ronald Reagan revenait à la tribune de la Chambre. Finalement, notre collègue tient un discours ultra-libéral, en l'occurrence que le patient va mourir, mais qu'il sera guéri! Je pensais que, là aussi, les tabous avaient sauté. Pour lui, l'aspect de la norme budgétaire compte plus que le fait de traverser la crise le moins mal possible. Je ne comprends pas qu'on puisse encore tenir ce type de langage.
Quant à mes amis du PS, représentés par M. Coëme, j'ai été quelque peu surpris par leur discours. Nous ne sommes plus avant la chute du mur de Berlin, nous ne sommes plus en 1980! M. Coëme a dénoncé, à juste titre, certaines dérives de l'ultra-libéralisme. Mais qui menait la barque de l'ultra-libéralisme en Europe? Celui qu'on appelait non pas Tony mais "Tory Blair"! Encore aujourd'hui, le gouvernement socialiste britannique en arrive à des dérives inacceptables comme le protectionnisme: d'abord faire travailler les Britanniques. Cette dérive est inacceptable. Certains feraient donc bien de balayer devant leur porte et de voir si leur propre parti montre l'exemple dans les autres pays avant de donner des leçons à cette tribune.
Je pense que ce plan de relance est très important. Comme l'a dit mon collègue de l'Open Vld, même dans d'autres pays, on s'en réjouit.
Les Pays-Bas nous considèrent comme un exemple.
Il est clair qu'il conviendra sans doute d'aller encore plus loin: le pouvoir d'achat, l'écologie, l'emploi et le maintien d'un déficit budgétaire raisonnable.
Quand j'entendais tout à l'heure la droite extrême et l'extrême droite dénoncer le fait que nous laissions dériver le déficit budgétaire en Belgique alors que, si j'ai bien entendu, les États-Unis seront cette année à 13% de déficit budgétaire. Les pays qui apparaissaient comme pays modèles, comme l'Irlande ou l'Islande, sont dans une situation où tout l'État devra certainement faire l'objet d'une solidarité de l'Europe. L'Autriche est dans la même situation. Dès lors, il est un peu facile de nous donner des leçons comme si la situation ne visait que la Belgique, alors que notre pays, qui s'est sans doute montré moins dynamique que d'autres pays en situation de développement économique, réagit plutôt moins mal que les autres en cette situation. Voilà qui me paraît relativement intéressant.
Un côté positif aussi, c'est qu'à la lueur de ce plan de relance, naît toute une série d'évolutions et de changements de philosophie.
Ainsi, en termes d'économie d'énergie, alors que, pendant des années, des primes étaient accordées aux citoyens pour les aider à payer leurs factures de chauffage, cette fois, on se lance enfin dans des mesures permettant de consommer moins d'énergie. En effet, la meilleure énergie est celle qui n'est pas consommée. Les dispositions du présent projet de loi s'inscrivent enfin dans cette philosophie en encourageant ces économies d'énergie. C'est là une décision importante, car l'État n'aura pas nécessairement indéfiniment les moyens d'aider individuellement les citoyens: en poussant à consommer moins, voire d'en arriver à des maisons passives, le gouvernement agit dans le bon sens.
Comme je le disais en commission à Mme Almaci, on peut être à la fois libéral, social et écologique; c'est notre prétention. Et forcément humaniste. En tout cas, nous soutiendrons avec enthousiasme ce plan de relance.
La présidente: Cette intervention est comparable à une réponse du gouvernement! Merci, monsieur Flahaux.
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
De algemene bespreking is gesloten.
La discussion générale est close.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 5 mars 2009 à 19.20 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 5 maart 2009 om 19.20 uur.
La séance est levée à 19.11 heures.
De vergadering wordt gesloten om 19.11 uur.
Dit verslag heeft geen bijlage. |
Ce
compte rendu n'a pas d'annexe. |