Plenumvergadering

Séance plénière

 

van

 

donderdag 11 juni 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

jeudi 11 juin 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. Patrick Dewael.

 

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:

Herman Van Rompuy.

 

De voorzitter: De vergadering is geopend.

La séance est ouverte.

 

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

 

Berichten van verhindering

Excusés

 

Daniel Ducarme, Florence Reuter, wegens gezondheidsredenen / pour raisons de santé;

Olivier Maingain, met zending buitenslands / en mission à l'étranger;

Luc Goutry, Raad van Europa / Conseil de l’Europe.

 

Vragen

Questions

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Hendrik Daems aan de eerste minister over "het opstellen van de begroting 2010 en 2011" (nr. P1159)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de eerste minister over "het opstellen van de begroting 2010 en 2011" (nr. P1160)

- mevrouw Meyrem Almaci aan de eerste minister over "het opstellen van de begroting 2010 en 2011" (nr. P1161)

- de heer Robert Van de Velde aan de eerste minister over "het opstellen van de begroting 2010 en 2011" (nr. P1162)

01 Questions jointes de

- M. Hendrik Daems au premier ministre sur "la confection des budgets 2010 et 2011" (n° P1159)

- M. Hagen Goyvaerts au premier ministre sur "la confection des budgets 2010 et 2011" (n° P1160)

- Mme Meyrem Almaci au premier ministre sur "la confection des budgets 2010 et 2011" (n° P1161)

- M. Robert Van de Velde au premier ministre sur "la confection des budgets 2010 et 2011" (n° P1162)

 

01.01  Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, premier, we hebben het verslag van de Nationale Bank mogen lezen en erover haar gouverneur, de heer Quaden, gehoord. Hij stelt dat, indien we het Stabiliteitspact volgen dat door de regering aan de Europese instanties is voorgesteld, we volgende jaar een globale financiële oefening van 7 miljard euro moeten doen. Dat is een eerste element in mijn betoog.

 

Een tweede element heeft te maken met het feit dat de Hoge Raad van Financiën, die op basis van het Stabiliteitspact trouwens zijn advies heeft gemaakt, heel duidelijk heeft gesteld dat, wanneer alle overheidsgeledingen aan die financiële oefening meedoen bij het tekort dat oorspronkelijk was geraamd, een nuloperatie of nulgroei van de uitgaven zou volstaan.

 

De ramingen zijn verslechterd. Het advies van de Hoge Raad van Financiën dat alle overheidsgeledingen moeten meedoen, lijkt me logisch. Ik geef een heel eenvoudige oefening.

 

Men heeft 7 miljard nodig als men alleen op federaal vlak de oefening maakt. In verband met de federale primaire uitgaven komt men uit op 16 tot 17 miljard. Doet men dat voor alle uitgaven, zo’n 150 tot 160 miljard, dan is dat nog een enorme oefening.

 

Gegeven die twee elementen en ook uw reactie op de gouverneur, met name dat we best een begroting voor twee jaar opstellen, wil ik u drie concrete vragen stellen.

 

Ten eerste, u hebt uw vicepremiers ontmoet. Houden wij ons aan de doelstellingen van het Stabiliteitspact: de globale evenwichten tegen 2015? Houden wij ons aan de lijn van het Stabiliteitspact, zoals overgelegd aan de Europese Commissie? Ik denk dat dat goed zou zijn. Dat maakt eenieders taken echter niet makkelijker.

 

Ten tweede, meent u nog altijd dat we deze zomer best een begroting voor twee jaar opstellen? Ik ben daar ook voorstander van. Ik weet dat dat wettelijk technisch niet kan door de zogenaamde jaarlijksheid van de begroting. Ik ben met mijn fractie bereid de oefening te maken en twee begrotingen ineens op te stellen en zelfs goed te keuren wat mij betreft. We weten dat 2011 een electoraal jaar is en dat heeft altijd invloed.

 

Ten derde, misschien nog belangrijker, acht u het niet raadzaam om nu reeds informeel contact te hebben met de respectieve regionale formateurs? Ik denk alvast van wel. We moeten het toch met zijn allen doen. Mij lijkt het raadzaam, vandaar mijn vraag. Acht u het goed om nu reeds informeel contact te houden met de regionale formateurs, opdat alle neuzen in dezelfde richting staan?

 

Hoe men het draait of keert, tenslotte verdedigen we allemaal hetzelfde, te weten het algemeen belang van alle burgers. Dat is maar te dienen door met zijn allen uit de budgettaire problemen te geraken.

 

01.02  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de eerste minister, het behoort tot de traditie van het Vlaams Belang om u maandelijks te ondervragen over de begrotingstoestand. Op basis van recente cijfers van het Planbureau en de Nationale Bank stellen wij vast dat het alsmaar dramatischer wordt. Het begrotingstekort voor dit jaar is al opgeschoven naar 5,5 procent van het bbp. Voor volgend jaar gaat u naar 6 procent. En dan zwijgen wij nog over de staatsschuld, die ook fenomenaal toeneemt.

 

U zult daaraan iets moeten doen. Ik neem aan dat u fors zult moeten ingrijpen, en dat allemaal op een moment dat de economische crisis nog volop aan de gang is.

 

Wij hebben Luc Coene van de Nationale Bank gisteren op tv en vanmorgen op de radio horen verklaren dat de zwaarste last door de sterkste schouders moet worden gedragen. In politieke termen vertaald, betekent dat dat Vlaanderen waarschijnlijk zware inspanningen zal moeten leveren. Als ik het dan nog verder vertaal, is het waarschijnlijk Vlaanderen, die de factuur zal moeten betalen.

 

Op basis van een voorzet van dezelfde Luc Coene komt u af met een nieuwigheid om twee begrotingen in een keer te doen, de begroting van 2010 en 2011. Ik wil de Kamerleden hier aanwezig eraan herinneren dat uw recente voorganger, Yves Leterme, er nog niet in is geslaagd om de begroting 2009 op te stellen. Ik ben zeer benieuwd naar die samengestelde oefening.

 

Mijnheer de eerste minister, ik heb twee vragen. Ten eerste, komt u in oktober daadwerkelijk naar het Parlement met twee begrotingen in een pakket?

 

Ten tweede, misschien een politiek interessantere vraag, welke eisen of voorwaarden zult u stellen aan de regio's met betrekking tot de inspanningen die zij moeten leveren om de begrotingsoefening te maken?

 

Ik denk dat dat relevanter is, al was het maar om u erop te wijzen dat Vlaanderen in de afgelopen jaren steeds miljarden euro's heeft bijgedragen voor het federale niveau tot het zogenaamde begrotingsevenwicht. Wij stellen vast dat de begrotingsoverschotten daar ook zijn weggesmolten als sneeuw voor de zon, laat staan dat er nog geld in de kas is.

 

Ik ben zeer benieuwd naar uw these over de dubbele begroting, waarmee u in oktober naar hier zou komen.

 

01.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, collega's, twee weken geleden stelde u hier in de volle campagnechaos dat iemand het hoofd koel moest houden en dat we daarvoor op u konden rekenen. Dat was een heel gul gebaar.

 

De verkiezingen zijn achter de rug. Na twee jaar ter plaatse trappelen kunt u eindelijk van start gaan. Het dramatische verslag van de Nationale Bank van België geeft aan dat het begrotingstekort heel groot zal zijn en dat we 7 miljard euro zullen moeten zoeken.

 

Net zoals de voorzitter van de Nationale Bank hebt u in de pers verklaard dat u het idee van een meerjarenbegroting wel ziet zitten. Ik deel uw visie en die van de voorzitter van de Nationale Bank dat de saneringen niet met de botte bijl moeten gebeuren. De vraag blijft echter hoe het dan wel moet gebeuren.

 

Wanneer de groei herneemt, wat al in 2010 zou kunnen zijn, moet er iets gebeuren. De vraag is wat. Een verhoging van de belastingen is voor de liberalen in uw coalitie uitgesloten. Zij vragen structurele hervormingen zoals het verminderen van het aantal ambtenaren. Is dat een piste die u volgt?

 

Bent u van plan om een nulgroei van de overheidsuitgaven te realiseren in een periode waarin er volgens de Nationale Bank van België maar liefst 180.000 extra werklozen worden verwacht en de druk op de sociale zekerheid dus verder zal stijgen?

 

Of zult u kiezen voor een hervorming van de arbeidsmarkt met voordelen voor wie langer werkt, zoals uw eminente collega Hendrik Bogaert in de pers heeft gezegd?

 

Mijnheer de premier, u bent een schrander man. U hebt gewacht met uw vijf werven tot het stof van de verkiezingen was gaan liggen. Het blijft echter een beetje dwarrelen. De economische situatie is op zijn zachtst gezegd heel somber en het is nodig om in die hogere versnelling te geraken.

 

Mijn laatste vraag is dus of dat wel mogelijk zal zijn. Kunt u in september wel van start gaan met uw begrotingsopmaak als uit de campagne en uit de regionale verkiezingen is gebleken dat de Vlaamse deelstaat niet bereid is om financieel bij te springen voor het saneren van uw begroting?

 

01.04  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, het was voorspelbaar. De verkiezingen zijn voorbij. Het slechte nieuws mag dus opnieuw volop uit de kast rollen. Tot hiertoe hebben wij geprobeerd om het zo veel mogelijk binnenshuis te houden. De verkiezingen zijn nu voorbij. U hebt met uw partij gewonnen. U mag nu de echte, reële boodschap en de reële toestand van het land uiteindelijk toch communiceren.

 

Mijnheer de eerste minister, de reële toestand is niet rooskleurig. De Nationale Bank van België spreekt van een inhaalbeweging van 7 miljard euro om tot een “aanvaardbaar” niveau van een tekort van 4 procent te komen. Wij durven het volledige bedrag zelfs niet meer uit te spreken.

 

01.05  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): (…).

 

De voorzitter: Mevrouw Almaci, u hebt het woord gehad. De heer Van de Velde heeft nu het woord.

 

01.06  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, wij durven het totaalbedrag van ons begrotingstekort zelfs niet meer uitspreken. Wij gaan in de richting van 20 miljard euro. Dat betekent dat wij jaarlijks het voor onze bankencrisis uitgetrokken bedrag zullen betalen, zonder dat er nog één bank moet worden gered. Wij evolueren dus in een dramatische richting.

 

De oplossingen die worden gesuggereerd zijn, enerzijds, maatregelen van structurele aard. Ik juich trouwens toe wat Ecolo op dit moment aan Waalse kant tracht te doen door bijvoorbeeld het afschaffen van het overbodige, provinciale niveau. Er wordt ook van een pact met de Gewesten gesproken, waarbij de factuur ook volgens mij uiteindelijk door Vlaanderen zal moeten worden betaald. Er is tevens het idee dat u met beide handen hebt vastgegrepen, met name het idee van een meerjarenbegroting.

 

Over het idee van de meerjarenbegroting zou ik u wat meer uitleg willen vragen. U onderneemt daarmee immers een nette poging om een aantal problemen op lange termijn te verdoezelen.

 

Als wij uit de huidige economische crisis een zaak hebben geleerd, dan is het wel dat de economische parameters in de huidige fase van de crisis niet voorspelbaar zijn. Ik vraag mij dan ook af in hoeverre u met een tweejarenbegroting een betere oplossing op de tafel kunt leggen.

 

Mijnheer de eerste minister, hoe zult u, los van het technische probleem, de opmaak van de tweejarenbegroting aanpakken? Er is immers een wettelijk probleem. Wij moeten volgens de wet een begroting voor een jaar en niet voor twee jaar opstellen.

 

Tot slot, door een tweejarenbegroting onderschat u de realiteit van de economie. Hoe zult u voornoemd probleem oplossen?

 

01.07 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, collega's, daarnet is gezegd dat men slechte berichten lang onder de mat heeft geveegd, maar het Planbureau bevestigt voor het jaar 2011 wat de Nationale Bank vandaag komt te zeggen. Wij werden de jongste weken en maanden zelfs overstelpt met donkere berichten over de crisis en de weerslag daarvan op het budget. Dit is niet alleen voor ons land het geval, maar ook voor alle andere landen van de Europese Unie. Ik zou u dat met veel cijfers in de hand kunnen bewijzen.

 

Ik heb aan de vice-eerste ministers voorgesteld om in september en oktober de begrotingen voor beide jaren tezamen aan te pakken. Natuurlijk is het zo dat wettelijk elk jaar een algemene uitgavenbegroting en een rijksmiddelenbegroting wordt neergelegd. De Grondwet verplicht ons daar zelfs toe. Niets belet echter om vooruit te kijken. Niets belet om een begroting 2010 op te maken met een perspectief naar de toekomst en zeker naar het laatste jaar van deze legislatuur, het jaar 2011.

 

Als men vooruitkijkt, is het goed voor sommigen maar voor anderen is zelfs vooruitkijken al problematisch en gebeurt dit enkel om de problemen verdoezelen. Zo is het nooit goed. Ik denk dat wij wijs handelen wanneer wij de begrotingen van 2010 en 2011 gezamenlijk behandelen. Ik heb veertien dagen geleden trouwens zelf aan de gouverneur dit voorstel gedaan. Ik ben dankbaar dat de gouverneur van de Nationale Bank dat voorstel heeft overgenomen en mij in deze aanpak steunt.

 

De regering zal haar eigen stabiliteitsprogramma, voor de vermindering van het structurele tekort, natuurlijk handhaven in een perspectief om binnen enkele jaren naar een evenwicht terug te keren. Het eigene van het stabiliteitsprogramma was dat het eigenlijk is gericht op het wegwerken van het structureel tekort, los van de conjuncturele situatie waarin men zich bevindt. Ik denk dat dit een verstandige aanpak is. Wij zullen ons zeker houden aan wat toen, eind april, is afgesproken.

 

Met de Gewesten en Gemeenschappen zal een akkoord moeten worden gesloten over de verdeling van de inspanningen tussen de verschillende entiteiten, de verschillende bestuursniveaus die het land kent. Ik ben ervan overtuigd dat de Gewesten en Gemeenschappen, zoals de lokale besturen, zelf voldoende redenen hebben om eveneens, zoals de federale overheid en de sociale zekerheid, naar een evenwicht op hun begroting te streven. Dat heeft niets te maken met dictaten die worden opgelegd of opdrachten die worden uitgedeeld. Ik denk dat men in het eigen belang moet streven naar een evenwicht op de begroting. Ik moet hen daartoe niet aanzetten. Ik denk dat zij dit uit eigen beweging ook doen. Het spreekt voor zich dat ik daarover de volgende dagen informele contacten zal hebben, voor zover deze nog niet hebben plaatsgevonden.

 

Ik hoop dat wij die moeilijke besprekingen pragmatisch kunnen aangaan, met een open geest en met zin voor evenwicht en sociale rechtvaardigheid. Dat is althans de instelling waarmee ik zal vertrekken, wanneer wij aan die moeilijke taak beginnen, van eind augustus tot de algemene beleidsverklaring in oktober.

 

01.08  Hendrik Daems (Open Vld): Mijnheer de premier, ik dank u voor uw antwoord, om drie redenen, namelijk de antwoorden op mijn drie vragen.

 

Ten eerste, laat het voor iedereen duidelijk zijn dat wij het stabiliteitsprogramma, zoals wij het in april hebben afgesproken, handhaven en dat wij, met andere woorden, naar een structureel evenwicht voor 2015 werken. Wij hebben dat hier destijds het scenario 1bis genoemd.

 

Ten tweede, ik ben het er absoluut mee eens dat men de begroting 2010 en de begroting 2011 best nu maakt. Men kan daar nu omheen draaien, maar 2011 is hoe dan ook een verkiezingsjaar. Dat zal het alleen maar moeilijker maken. Bovendien is vooruit kijken een eigenschap die elke politicus zou moeten hebben. Een politicus probeert problemen te voorzien en opportuniteiten uit te buiten, voor zover ze nog bestaan.

 

Het is dus een goede zaak om de begrotingen 2010 en 2011 gezamenlijk op te stellen en ik sta daarachter. Bovendien meen ik, premier, dat met enige creativiteit zelfs de wettelijke "annaliteit" wel aan te passen valt en dat er hier bij stemmingen toch engagementen zijn die verder gaan dan alleen de algemene uitgavenbegroting.

 

Ten derde, het is bijzonder wijs – dat is misschien nog belangrijker – om nu, als premier, reeds informeel contacten te hebben met de regionale formateurs, al was het maar opdat de neuzen in dezelfde richting zouden wijzen. Hoe men het ook draait of keert, wij zullen het allen samen moeten oplossen. Denken dat men het fragmentarisch, met bepaalde stukken, kan oplossen, is waanzin, want dan rijden wij gewoon allen samen tegen de muur.

 

01.09  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U zult begrijpen dat wij als oppositie enigszins terughoudend zijn tegenover twee begrotingen in één keer, al was het maar omdat wij ons controlerecht vanuit het Parlement op jaarbasis willen kunnen uitoefenen.

 

Het mag natuurlijk ook geen argument zijn om met een soort volmachten- of semivolmachtensysteem naar het Parlement te komen. Dat zullen wij niet aanvaarden.

 

Voorts was u niet erg duidelijk omtrent uw verwachtingen inzake de andere entiteiten, zoals de Vlaamse Gemeenschap en de steden en gemeenten. Er wordt gestreefd naar een begrotingsevenwicht. Als zij al streven naar een begrotingsoverwicht hebt u op federaal niveau natuurlijk een enorm groot probleem. Bovendien zitten wij nu met de vorming van een Vlaamse regering met vier partijen. Ik ben zeer benieuwd hoe de droogleggingtechniek van Bart De Wever – als ik die term mag gebruiken – zal gehanteerd worden om de stilstand op federaal niveau te deblokkeren of verder onder druk te zetten. Het ziet er naar uit dat het nog niet voor morgen is. Wij geven elkaar rendez-vous in september, wanneer u met uw dubbele begroting komt.

 

01.10  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, u hebt in uw antwoord nogmaals aangegeven dat u bij de komende onderhandelingen het hoofd koel zult houden. Ik hoop dat u niet de enige zult zijn en dit in tegenstelling tot wat de voorbije twee jaar is gebeurd.

 

Het rapport van de Nationale Bank van België, collega’s, legt namelijk de noodzaak op van een gecoördineerde actie, waarbij ook aan het bredere kader wordt gewerkt. Daarvoor is het essentieel dat er een juiste diagnose is van de fiscale ontvangsten en van de verdeling van de fiscale druk.

 

De cijfers – daarover verschil ik met u toch van mening – zijn immers dramatisch gewijzigd. De voorspelde groeivoet die werd gebruikt om het Stabiliteitsprogramma op te stellen ging nog uit van een inkrimping met 1,9 procent in 2009 met daarna opnieuw een groei, terwijl de meest recente voorspellingen duidelijk aantonen dat er een inkrimping van 3,5 procent zou zijn in 2009 en dat er zich ook nog een inkrimping zal voordoen in 2010. Het primair saldo zal vijf keer minder bedragen dan verwacht. De gevolgen zijn navenant voor de begroting.

 

Dat impliceert dat er eigenlijk een nieuw stabiliteitsprogramma nodig is, geachte collega’s, als men die dramatische situatie incalculeert. Die verslechterende begrotingssituatie toont het belang aan van een krachtige en duurzame economie, waarbij niet alleen de fiscale fraude eindelijk wordt aangepakt en de FOD Financiën eindelijk wordt hervormd zoals nodig is, maar waarbij ook dure – want blinde – uitgaven worden bijgestuurd zoals de notionele intrestaftrek, zodat er op die manier eindelijk een rechtvaardiger verdeling wordt gerealiseerd van de zware lasten die op de schouders van onze bevolking liggen.

 

01.11  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de premier, ten eerste zou ik u willen vragen op te houden met het uitspreken van het dogma dat het in andere landen zo mogelijk even erg of slechter is. In andere landen kampt men niet met een staatsschuld die de 100 procent overschrijdt.

 

Ten tweede denk ik ook dat de druk van de vergrijzing hier dermate zwaar aan het worden is dat we zullen moeten ingrijpen.

 

Ten derde, u maakt een opmerking over vooruitzien. Vooruitzien is uiteraard perfect. Alleen, onder de gegeven omstandigheden zou het niet verstandig zijn om een tweejarenbegroting te maken als je weet dat de economische parameters bij wijze van spreken op weekbasis zich aanpassen.

 

Sinds 2007 heb ik hier elke drie maand over de begroting gesproken en ik heb telkens hetzelfde gehoord: “We gaan het aanpakken.” Ofwel lukte het ideologisch niet tussen de verschillende partijen, ofwel lukte het niet om communautaire redenen.

 

Ik denk dat u vandaag één grote belangrijke verantwoordelijkheid hebt. Net zoals in bedrijven, op gebied van de uitvoerende macht en de administraties, is er op dit moment gewoon niets anders mogelijk dan één lineaire besparingsopdracht van 4 procent van nu tot december, om ervoor te zorgen dat u de 2 procent voorbereidt die u volgend jaar nodig hebt, want anders hebt u die volgend jaar niet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Délégation étrangère

Buitenlandse delegatie

 

De voorzitter: Collega's, het is mij een genoegen de heer Jeremic, minister van Buitenlandse zaken van de republiek Servië, in de tribune te mogen begroeten.

 

Monsieur le ministre, je vous souhaite la bienvenue dans cette enceinte.

 

(Applaudissements)

 

02 Question de Mme Zoé Genot au premier ministre sur "le suivi des cinq travaux post-élections" (n° P1163)

02 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de eerste minister over "de aanpak na de verkiezingen van de vijf werken" (nr. P1163)

 

02.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, on ne peut pas dire que nous ayons beaucoup travaillé dans ce parlement durant ces dernières années. En effet, nous avons connu l'orange bleue gâtée avant d'avoir mûri, le retour de M. Verhofstadt, les pataugeages de M. Leterme avant les démissions et, enfin, votre arrivée. En outre, l'examen d'une partie des dossiers a été reporté partant du principe qu'on le reprendrait après les élections.

 

Il est clair que ces périodes d'affaires semi-courantes ne peuvent s'éterniser. Vous avez clairement déclaré avant les élections que cinq grands dossiers seraient examinés dans les plus brefs délais après le scrutin. Il s'agit notamment des dossiers ayant trait au budget, aux affaires institutionnelles et aux sans-papiers. Chacun sait qu'il s'agit de dossiers explosifs en raison du fait qu'ils concernent des personnes. Le budget a des conséquences importantes pour les milliers de gens qui ont perdu ou perdront leur emploi et qui ainsi dépendront, demain, des allocations sociales. Il est donc crucial que ce dossier soit correctement géré. Pour ce qui concerne les affaires institutionnelles, nous savons tous que notre pays est "grippé" et qu'il faudra bien, à un moment donné, se pencher sur cette problématique. Pour ce qui est des sans-papiers, encore aujourd'hui de nombreuses personnes mettent leur vie en danger car c'est leur seule possibilité d'obtenir un permis de travail.

 

Monsieur le premier ministre, concrètement, comment comptez-vous vous atteler à ces dossiers? Nous savons que vous avez consulté les différents vice-premiers ministres pour tenter d'établir un agenda et une méthodologie. Quels sont-ils?

 

02.02  Herman Van Rompuy, premier ministre: Monsieur le président, chère collègue, j'ai eu un entretien avec les cinq vice-premiers ministres fédéraux séparément sur l'agenda de travail gouvernemental pour les semaines et les mois à venir. Les cinq sujets sont bien connus. Je ne les rappellerai donc pas.

 

Ces entretiens se sont déroulés dans un esprit constructif et positif. Les vice-premiers ministres vont réfléchir aux propositions que je leur ai faites.

 

Nous nous reverrons bientôt pour en tirer les conclusions, c'est-à-dire pour fixer un agenda définitif, dont je vous informerai bien entendu.

 

02.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur Van Rompuy, depuis votre entrée en fonction, nous avons voulu croire que des changements allaient survenir. Cette fois encore, nous vous laisserons ce crédit. Mais nous ne pourrons continuer de la sorte pendant des mois. J'espère que, très rapidement, les propositions que vous avez déposées sur la table seront débattues et pourront déboucher sur des décisions, car certains dossiers ne sauraient plus souffrir aucun retard.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la Loterie Nationale" (n° P1164)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la Loterie Nationale" (n° P1165)

- Mme Barbara Pas au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la Loterie Nationale" (n° P1166)

- Mme Valérie Déom au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la Loterie Nationale" (n° P1167)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Nationale Loterij" (nr. P1164)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Nationale Loterij" (nr. P1165)

- mevrouw Barbara Pas aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Nationale Loterij" (nr. P1166)

- mevrouw Valérie Déom aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Nationale Loterij" (nr. P1167)

 

03.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, sur le site de la Loterie Nationale, on peut trouver un intéressant document intitulé "Code de publicité éthique et responsable", qui contient de nombreuses dispositions généreuses comme on est en droit d'en attendre d'une entreprise publique, même autonome. Cependant, il faudra peut être y ajouter un article qui mentionne que, dans le cadre de ses publicités, la Loterie Nationale ne ment pas, notamment par rapport à l'identité et à la situation de vie des vainqueurs des gros lots.

 

Les informations parues dans la presse d'hier, et qui ont été confirmées, sont inacceptables, vous en conviendrez.

 

Le problème des billets à gratter non conformes et non retirés de la vente était quant à lui mineur au regard d'autres difficultés aujourd'hui, qui appellent une réaction.

 

Vous me direz que vous n'exercez la tutelle que depuis peu mais je pense, monsieur le ministre, qu'il faut agir.

 

Quel est votre point de vue sur cette situation?

Qu'allez-vous faire pour que les choses changent et que la Loterie Nationale se ressaisisse quelque peu en ce qui concerne sa gestion?

 

03.02  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb alleen vragen, zonder meer. De voorbije jaren heeft de Nationale Loterij bewust een aantal verzinsels gebruikt over de identiteit van de winnaars van Euro Millions. Ik denk dat de winnaars absoluut het recht hebben om volledig anoniem te blijven, indien zij dat wensen. Bovendien heeft de Nationale Loterij absoluut de plicht om hen ook te beschermen.

 

Naar aanleiding van de gegevens die gisterenmorgen in de media zijn verschenen, heb ik twee korte vragen. Kan het volgens u dat het bedrijf bewust dergelijke verzinsels gebruikt? Wat gaat u desgevallend ondernemen of wat hebt u reeds gedaan?

 

Ten tweede, kunt u inschatten welk effect dat kan hebben op de reputatie van de Nationale Loterij? Het is toch erg belangrijk dat de reputatie van het overheidsbedrijf intact blijft.

 

03.03  Barbara Pas (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Nationale Loterij dient de strikte anonimiteit van de grote winnaars te waarborgen, indien zij dat wensen. Volgens diverse media blijkt de jongste dagen dat de Nationale Loterij die anonimiteit misbruikt om verhaaltjes over de winnaars attractiever te maken. Het profiel van de winnaars wordt blijkbaar verzonnen door marketingspecialisten om het aantrekkelijker en meer herkenbaar te maken dan in de werkelijkheid. Een spannend verhaal doet de kassa immers rinkelen. De Nationale Loterij zou zelfs wekenlang reclame hebben gemaakt voor een bepaald krasbiljet, zonder te communiceren dat de hoofdprijs van dat krasbiljet al lang weg was.

 

Ik heb daarover drie concrete vragen.

 

Kunt u bevestigen dat de berichtgeving over de Nationale Loterij inzake het profiel van de grote winnaars niet klopt?

 

Ten tweede, vindt u dat het bewust verspreiden van foutieve berichtgeving strookt met de maatschappelijke verantwoordingsplicht van een overheidsbedrijf?

 

Ten derde, hebt u reeds initiatieven genomen om de Nationale Loterij aan te manen om in het vervolg aan correcte communicatie te doen?

 

03.04  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, lorsque je vous interrogeais voilà un mois et demi, vous me répondiez que vous me reverriez certainement dans un mois; il faut croire que vous aviez une boule de cristal et que vous saviez que les errements de la Loterie Nationale se poursuivraient!

 

Á côté des billets de Bingo mal imprimés, des budgets contestés pour le 75e anniversaire, la Loterie sur le net, dont on apprend par la presse que le mot d'ordre est l'autorégulation des joueurs, sortent aujourd'hui les mensonges concernant le profil des gagnants à l'Euro Millions, avec l'aveu inquiétant de l'ancien directeur commercial de la Loterie: cette tromperie est uniquement une opération de marketing.

 

Évidemment, cette direction que semble prendre la Loterie Nationale depuis un certain temps, en oubliant ses missions d'entreprise publique et en optant pour un marketing pur et simple, nous interpelle.

 

De plus, à cette dérive de marketing, il faut ajouter le problème éthique. Je reviens sur l'affaire du choix de l'orchestre dans le cadre du concert du 75e anniversaire, à savoir le Brussels Jazz Orchestra, dont le président est également l'avocat et le grand ami de M. Pittevils, patron de la Loterie Nationale.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous les liens entre le Brussels Jazz Orchestra et l'administrateur de la Loterie Nationale? Cette situation constitue-t-elle un problème à vos yeux?

 

Considérez-vous que la Loterie remplit toujours correctement ses missions, notamment lorsqu'il est question d'autorégulation par les joueurs, alors qu'une de ses missions est la lutte contre la dépendance au jeu? Ne conviendrait-il pas de contrôler la Loterie Nationale?

 

03.05  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, pour ce qui concerne les questions au sujet du 75e anniversaire et les jeux sur internet, j'ai répondu de très nombreuses fois non seulement ici mais aussi en commission. Nous pourrons y revenir en commission si on le souhaite. Tous les rapports ont été demandés et reçus: je ne répéterai donc pas mes réponses.

 

D'abord, je suis scandalisé par l'annonce d'un ancien directeur de marketing selon laquelle, pendant des années, il a délibérément menti dans ses communications concernant les gagnants de l'Euro Millions. Il révèle donc son mensonge délibéré. Sur ce point, je serai clair: c'est inacceptable. Je puis comprendre que l'on veuille protéger l'anonymat des gagnants, ce qui sous-entend qu'on ne dévoile aucune donnée et certainement pas de fausses données les concernant. C'est scandaleux: pendant des années, cette pratique a été utilisée délibérément par un directeur du marketing qui en assume partiellement la responsabilité. Il faudra cependant enquêter pour déceler d'éventuelles autres responsabilités.

 

Ten tweede heb ik aan de voorzitster van de raad van bestuur van de Nationale Loterij een verslag gevraagd, na een onderzoek, om te weten of het mogelijk is om alle inlichtingen in dat verband te ontvangen en te weten wie de beslissing heeft genomen binnen de Nationale Loterij: de directeur zelf of andere mensen? Ik zal ook vragen aan mijn voorgangers of er informatie bestond in dat verband. Ik weet het niet.

 

Zelf heb ik als voogdijminister geen informatie in dat verband, maar ik zal mijn voorgangers vragen of het mogelijk is om informatie te verkrijgen, en of zij over dergelijke informatie beschikten in de vorige jaren.

 

Ik ben bereid om dat verslag aan de commissie voor de Financiën van de Kamer te bezorgen. Dat is normaal.

 

Ik denk ook dat het nuttig is om een hoorzitting te organiseren met de afgevaardigd bestuurder van de Nationale Loterij en de voorzitster van de raad van bestuur. Ook dat lijkt mij normaal voor een publiek bedrijf.

 

Je pense que nous pourrons travailler de la sorte. Toutefois, je trouve totalement scandaleux que l'on puisse imaginer de mentir délibérément. Comme les parlementaires, je souhaite savoir qui en a pris la décision. S'agit-il du directeur qui aujourd'hui se dénonce lui-même à travers la presse ou d'autres responsabilités sont-elles également à isoler? Je souhaiterais que l'on puisse disposer de l'ensemble de l'information venant du conseil d'administration et de l'administrateur délégué. N'ayant reçu pour ma part aucune information sur le sujet avant la publication dans la presse, j'interrogerai mes prédécesseurs pour savoir si cette technique de soi-disant marketing a été portée à la connaissance de la tutelle. Devant un tel scandale, il est évident que nous devons faire toute la clarté, en ce compris au parlement!

 

03.06  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre des Finances, je souligne positivement votre volonté de clarifier le dossier. Nous participerons avec plaisir à ces auditions en commission des Finances sur la situation. Je n'ai pas envie de participer à une chasse à l'homme entre l'ancien directeur du marketing et l'actuel administrateur délégué. Néanmoins, il faut faire la clarté. Nous prendrons d'ailleurs nous-mêmes une initiative complémentaire en déposant une proposition de résolution chargeant la Cour des comptes de clarifier tant la gestion qu'un autre problème qui n'a pas été abordé ici, à savoir la répartition des subsides. C'est un problème sur lequel je vous ai déjà largement interpellé et qui nécessite également des éclaircissements. Il est temps de donner un signal clair à la Loterie Nationale. Vu le nombre de mes collègues qui vous ont interpellé et votre position personnelle sur le dossier, je ne doute pas que cette proposition de résolution, que nous déposerons sans tarder, sera soutenue!

 

03.07  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een bezorgdheid in dit alles en ik ben er zeker van dat u die bezorgdheid deelt. De Nationale Loterij heeft een belangrijke kanalisatieplicht. Dat betekent dat alles moet worden gedaan om ervoor te zorgen dat mensen deelnemen aan zeer goede, bonafide loterijen en andere spelen in het nadeel van malafide organisaties waar mensen hun geld kunnen kwijtspelen zonder enige kans op winst.

 

Daarvoor moet het overheidsbedrijf uiteraard een zeer goede en bekwame reputatie hebben. Ik denk dat diverse incidenten van de afgelopen maanden en jaren de reputatie van het bedrijf geen goed doen. Ik denk dat u alles moet doen om ervoor te zorgen dat de reputatie van de Nationale Loterij gestand blijft. Ik ben er ook zeker van dat dit de nodige vruchten zal afwerpen.

 

03.08  Barbara Pas (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik kijk alvast uit naar het rapport van de voorzitster van de raad van bestuur. Ik stel voor dat u via uw kabinetschef, die tenslotte regeringscommissaris bij de Nationale Loterij is, tot extra spoed aandringt en hem uitnodigt in de hoorzittingen die in de commissie voor de Financiën zullen plaatsvinden.

 

Het is inderdaad schandalig, zoals u het noemt, dat door een overheidsbedrijf leugens worden verspreid die beter in de marketingstrategie passen. Het is uiteraard het recht van elke winnaar om anoniem te blijven, maar om de anonimiteit te waarborgen kan men beter zwijgen. De beste garantie voor de anonimiteit van de winnaars is dan ook dat de Nationale Loterij geen enkele informatie meer geeft.

 

03.09  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, vous vous offusquez manifestement du mensonge mais je n'entends pas grand-chose sur les choix de marketing pris par la Loterie Nationale.

 

Cette dérive de marketing n'existe pas seulement au niveau du profil mensonger des gagnants. En effet, on trouve sur le site de la Loterie Nationale une offre d'emploi pour, je cite: "Un spécialiste en marketing. La mission principale de ce futur employé sera le recrutement de nouveaux joueurs et la conservation et l'intensification des joueurs existants". Voilà qui ne cadre pas du tout avec les missions sociales et professionnelles confiées à la Loterie Nationale.

 

Outre un rapport financier, on souhaiterait une réflexion approfondie sur le respect par la Loterie Nationale de ses missions.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- M. Alain Mathot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le secret bancaire" (n° P1168)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les directives UE relatives à l'épargne" (n° P1169)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Alain Mathot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het bankgeheim" (nr. P1168)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de EU-spaarrichtlijnen" (nr. P1169)

 

04.01  Alain Mathot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas revenir sur l'ensemble des travaux réalisés par la commission contre la fraude fiscale, et sur sa volonté de voir concrétiser l'ensemble de ses travaux via des textes de loi et une série d'actions qui peuvent être menées à votre niveau.

 

Néanmoins, j'ai été interpellé par certains articles de presse, notamment dans "L'Écho" et "Trends-Tendances", dans lesquels vous déclarez que l'échange automatique d'informations fiscales entre les pays de l'Union européenne ne se ferait pas avant 2011, alors qu'en mars, lorsque nous avons été touchés par le rôle qu'occupait la Belgique dans la fraude, vous aviez déclaré que ce serait à partir du 1er janvier 2010.

 

Monsieur le ministre, pourquoi ce pessimisme?

Est-il vrai que cet échange automatique sera postposé d'un an?

 

04.02  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, toen ons land in de loop van de maanden maart en april aan de fiscale schandpaal werd genageld, – ons land werd op de grijze lijst van fiscale paradijzen geplaatst – was uw reactie nogal klassiek. Volgens u was er geen probleem; u zou snel een aantal akkoorden sluiten en vanaf 1 januari 2010 zou er een einde komen aan de bronheffing en zou er informatie-uitwisseling zijn. Dat zei u voor de verkiezingen.

 

Na de verkiezingen hoorden wij een heel ander geluid van u. Ik heb u gisteren ondervraagd. Er zijn vijf landen die erin geslaagd zijn om met Luxemburg zo’n akkoord te sluiten. België slaagt daar helemaal niet in. U zult nog eens informeren bij uw collega om te weten te komen waar het akkoord blijft.

 

Maandag, op de Ecofinraad, volgde een tweede verrassing. De vertegenwoordiger van de minister, Paul Hatry, verzette zich daar tegen het feit dat de Europese Commissie een mandaat vraagt om namens de lidstaten te onderhandelen met verschillende andere landen, zoals Liechtenstein, Zwitserland en Andorra, over informatie-uitwisseling. De Belgische vertegenwoordiger maakte stampei. Hij zei dat daarvan geen sprake kon zijn en dat het uitgesloten was dat België op 1 januari 2010 zou beginnen met informatie-uitwisseling in het kader van de spaarrichtlijn, als men doorging.

 

Mijnheer de minister, wat bent u van plan? Zult u eindelijk uw engagementen nakomen en die akkoorden sluiten? Zult u eindelijk starten met de organisatie van die informatie-uitwisseling of laat de informatica in uw departement u opnieuw in de steek?

 

04.03  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je voudrais tout d'abord dire à nos deux collègues que, s'ils lisent la presse avec attention, ils auront constaté que pas un seul article ne me fait dire quoi que ce soit. Dès lors, ne prétendez pas que je fais des déclarations! Même les journalistes ne font pas cela! On ne me cite à aucun moment.

 

Je voudrais vous confirmer très simplement les propos que j'ai tenus au mois de mars dernier. Quoi que pourraient écrire les journalistes dans les semaines et les mois à venir, nous passerons à l'échange d'informations au 1er janvier 2010. L'ensemble des arrêtés est en cours d'exécution.

 

Mijnheer Van der Maelen, u moet dezelfde lijn aanhouden, voor en na de verkiezingen. Er zal een inlichtingenuitwisseling gebeuren vanaf 1 januari 2010. Dat was zo gezegd, dat was zo beslist en dat zal ook zo gebeuren.

 

04.04  Alain Mathot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je suis ravi d'apprendre que les engagements seront respectés. Nous serons donc présents le 1er janvier 2010 pour être les témoins de la mise en place de cet échange d'informations qui, selon moi, constitue l'un des nombreux moyens pour faire reculer la fraude en Belgique.

 

04.05  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zou aan de minister het advies willen geven om zijn hoofdonderhandelaar inzake internationale relaties aangaande fiscaliteit in te trekken. Het gaat om Paul Hatry, om hem niet te noemen. Die man zit in raden van bestuur van vehikels die in Luxemburg aan de zeer lucratieve activiteit deelnemen van Belgen die daar met hun spaargeld zitten. Het is die man die ervoor zorgt dat het akkoord met Luxemburg niet tot stand komt en het is ook die man die maandag, namens de minister, stampei maakte op de Ecofinraad en ermee dreigde dat België op 1 januari 2010 niet zal overgaan tot informatie-uitwisseling, omdat hij natuurlijk niet wil dat de Europese Commissie werk maakt van informatie-uitwisseling.

 

Dus, ik wil weten wie het hier voor het zeggen heeft. Is het Paul Hatry die de lijn bepaalt of bent u het, mijnheer de minister?

 

04.06 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, dat is niet waar. Het was onze ambassadeur die daar aanwezig was en hij heeft dat niet gezegd.

 

Er zijn dus twee mogelijkheden. Ofwel, mijnheer Van der Maelen, heeft u gebrekkige informatie, ofwel bent u een leugenaar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het gebruik in de ziekenhuizen van de elektronische identiteitskaart in plaats van de SIS-kaart" (nr. P1170)

05 Question de M. Roel Deseyn à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'utilisation de la carte d'identité électronique dans les hôpitaux, au lieu de la carte SIS" (n° P1170)

 

05.01  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, collega’s, de meesten onder ons en bijna alle Belgen hebben minstens twee kaarten met chip in hun portefeuille.

 

Mevrouw de vicepremier, uw voorganger-partijgenoot heeft beloofd dat de twee kaarten, zijnde de elektronische identiteitskaart, enerzijds, en de SIS-kaart, anderzijds, tot één enkele kaart zouden worden herleid. De SIS-kaart zou in de elektronische identiteitskaart worden geïntegreerd.

 

Het is het goede moment om op de zaak terug te komen. De uitrol is immers voorbij en alle Belgen bezitten nu hun identiteitskaart. Er zijn 8,3 miljoen kaarten in omloop.

 

Er valt heel veel te zeggen voor de integratie van de SIS-kaart in de elektronische identiteitskaart.

 

De SIS-kaart heeft immers geen foto en is tien jaar geldig, wat tot veiligheidsproblemen kan leiden. Er zijn talloze gevallen bekend van personen die zich niet met hun eigen SIS-kaart maar met de SIS-kaart van iemand anders aanbieden en zich als die persoon voordoen, soms met dezelfde familienaam, wat tot verwarring aanleiding kan geven.

 

De integratie zou ook tot administratieve vereenvoudiging, meer veiligheid en minder sociale fraude leiden. Het is niet eerlijk dat anderen misbruik maken van de mensen die hun sociale verzekering correct betalen.

 

Ik wil nog even enkele cijfers uit 2007 aanhalen. Toen waren er meer dan 61.000 aangegeven, gestolen SIS-kaarten. Wij kunnen aannemen dat voornoemd getal slechts het topje van de ijsberg was. In datzelfde 2007 waren er meer dan 255.000 verloren SIS-kaarten. Verloren SIS-kaarten zijn vooral een probleem in steden zoals Gent en Antwerpen.

 

Het voorgaande kan tot heel gevaarlijke situaties leiden. Daarom ondervraag ik u vandaag over de materie. Van mensen die worden behandeld, wordt verkeerdelijk aangenomen dat zij een andere bloedgroep hebben, omdat het gegeven van de bloedgroep zich op de SIS-kaart bevindt. Soms staan er op de SIS-kaart ook zaken zoals transplantaties die zijn gebeurd. Zo is er een dame behandeld geworden en werden er echo’s genomen, hoewel op de SIS-kaart stond dat zij geen baarmoeder meer had. Er kunnen dus gevaarlijke situaties ontstaan, omdat de persoon die zich met de SIS-kaart presenteert, geen pincode hoeft in te voeren. Ook is er geen foto voorhanden, waardoor er identiteitsverwarring is.

 

Mijnheer de voorzitter, ik rond mijn inleiding af en kom tot mijn vragen.

 

Mevrouw de vice-eerste minister, wanneer kunnen wij tot één kaart komen? Wanneer zal de omschakeling naar één kaart gebeuren?

 

De vraag is eigenlijk: To SIS or not to SIS, that’s the question.

 

05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, het is een heel belangrijke vraag in het kader van de strijd tegen sociale fraude en in het kader van de administratieve vereenvoudiging.

 

Er zijn veel technische aspecten. Ik zal dus alleen de kern van de zaak aanhalen en voor de rest sta ik ter beschikking om een discussie te voeren in de commissie voor de Sociale Zaken.

 

Er zijn vijf punten. Ten eerste, ik bevestig dat de SIS-kaart binnenkort zal worden vervangen door de elektronische identiteitskaart. Momenteel werken de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, het RIZIV en de ziekenfondsen daaraan.

 

Ten tweede, gezien het grote aantal betrokken partijen en de technische aspecten van de fusie kan ik nog geen precieze datum geven. Normaal gezien moet de fusie, zoals al vaak gezegd, in 2012 plaatsvinden.

 

Ten derde, er moeten nog enkele belangrijke problemen worden opgelost, zoals de mogelijkheid om online verzekeringsgegevens te consulteren, voor de zorgverstrekkers die met het derdebetalersysteem werken.

 

Quatrièmement, en ce qui concerne la fraude, les hôpitaux ont déjà actuellement la possibilité de lutter contre la fraude. Ils peuvent évidemment travailler avec la vraie carte d'identité et la comparer avec la carte SIS. Étant donné que cette situation n'est pas idéale, nous attendons tous la carte unique. Toutefois, des possibilités existent déjà. Les pharmaciens ont eux aussi la possibilité légale de vérifier le nom sur la prescription en le comparant avec les données figurant sur la carte SIS.

 

Autrement dit, des moyens existent actuellement pour lutter contre la fraude. Ils sont insuffisants et nous travaillons avec tous les partenaires sur la carte d'identité SIS. Des problèmes techniques se posent mais nous tenterons de les surmonter. Normalement, tout sera prêt pour 2012. Je suis évidemment tout à fait disposée à avoir une discussion en commission des Affaires sociales pour vous expliquer les autres problèmes techniques auxquels nous sommes confrontés.

 

05.03  Roel Deseyn (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het komt dus iets later. Ik begrijp dat de deadline is verschoven van 2008 naar 2012. Het belangrijkste is dat de integratie van de twee kaarten er binnenkort komt. Het is belangrijk dat wij die toepassingen hebben, niet alleen voor de bestrijding van de sociale fraude, wat zeer belangrijk is voor de solidariteit, maar ook voor de promotie van de eID-kaart. Mensen zullen dan geneigd zijn hun pincode wat beter te onthouden.

 

Met de klassieke identiteitskaart is de verificatie van de identiteit zeker niet gewaarborgd, wanneer men dezelfde familienaam heeft of wanneer men die identiteitskaart niet bij heeft. Het is goed dat mensen een extra toepassing zullen hebben.

 

Bij de aangifte van de belastingen via tax-on-web ziet men dat mensen vaak de code vergeten. Als er nieuwe applicaties in de sociale zekerheid zouden worden ontwikkeld, zal dat zeer goed zijn voor de promotie van onze kaart.

 

Ik dank u voor uw inspanningen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het Belgische visum" (nr. P1171)

- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het Belgische visum" (nr. P1172)

- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de terugroeping van de ambassadeur te Moskou" (nr. P1173)

06 Questions jointes de

- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le visa belge" (n° P1171)

- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le visa belge" (n° P1172)

- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le rappel de notre ambassadeur en poste à Moscou" (n° P1173)

 

06.01  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de minister, wij vernamen vandaag via de pers dat de Belgische ambassadeur in Moskou zou zijn teruggeroepen wegens malversaties in verband met visa. De ambassadeur zou visa hebben verleend aan twee Thaise danseressen, om ze via België te laten overkomen naar Frankrijk, waar zij de Russische miljardair Kerimov gezelschap zouden houden.

 

De ambassadeur duidde deze vriendendienst als een manier om op een goed blaadje te komen bij het Kremlin, daar de heer Kerimov vooraanstaande contacten zou hebben met premier Poetin. Mijn eerste vraag is: kunt u die feiten bevestigen?

 

Wij merken dat de ambassadeur sinds hij werd teruggeroepen een interne functie vervult bij Buitenlandse Zaken. Over drie jaar kan hij opnieuw een externe post waarnemen. Mijn vraag is: waarom wordt er alleen een interne regeling getroffen en worden er geen juridische gevolgen aan de zaak verbonden? Waarom wordt de zaak niet door Justitie onderzocht?

 

Tegelijkertijd vernamen wij dat er ook problemen waren met iemand op de Belgische ambassade in Iran. Daar zou een ambtenaar blijkbaar 30 visa hebben verleend aan Iraniërs die naar België wilden komen. Deze dame werd ontslagen. Ook hier werd er verder geen juridisch gevolg aan de zaak gegeven. Vandaar mijn vraag: waarom blijft het bij een interne sanctie, zij het ontslag in dit geval, en werd geen juridisch gevolg aan de zaak gegeven?

 

Ten slotte, mijnheer de minister, kunt u ons zeggen hoe het staat met de zaak-Schmidt? Ik heb vernomen dat de juridische behandeling is uitgesteld tot oktober. Wat is het statuut van die man vandaag binnen Buitenlandse Zaken?

 

06.02  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, het Belgisch visum is niet veel soeps meer.

 

Ik ga even na wat er de laatste jaren is gebeurd, en ik spreek uit mijn geheugen. Ik herinner mij corruptieschandalen rond het Belgische visum in Casablanca te Marokko, Boekarest te Roemenië, Sofia te Bulgarije en Teheran waar naar verluidt 30 Iraniërs een visum hebben gekregen terwijl zij er geen recht op hadden. De heer Jambon had het er daarnet nog over.

 

En nu is er de zaak van Moskou, waar de ambassadeur van het Koninkrijk België het nodig vond om op een goed blaadje te komen bij een miljardair die naar verluidt een vriend is van het Russisch regime. Hij verleende daarom een visa aan twee Thaise danseressen, een begrip waarvan de vlag een brede lading dekt. Ik heb niet de indruk dat het ging om danseressen gespecialiseerd in de traditionele Thaise dansen.

 

Mijnheer de minister, ik wil u de volgende vragen stellen. Naar verluidt stelde uw departement dat er geen formele sanctie kwam voor iemand die danseressen binnenhaalde in ons land. Ons land maakt deel uit van de Schengenzone en ons visum is een Schengenvisum, wat vrij merkwaardig is.

 

Verder stelde uw departement dat er in verband met Teheran geen financiële terugvordering is van de bedragen voor corruptie.

 

Ten slotte stelde uw departement in het algemeen dat er wat de verhalen van Boekarest, Sofia en Casablanca betreft, er geen vervolgingen zijn geweest.

 

Het is nogal een boeltje in dat departement. Kunt u daar orde op zaken stellen? Schengen is Schengen. Via België kunnen ze in andere landen geraken.

 

Tevens wil ik dat u ons zegt dat u die ambassades strengere instructies ter zake zult verstrekken.

 

06.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je serai bref. Les faits, hypothétiques, ont été rappelés et je suppose qu'ils font l'objet d'une enquête interne. Mes questions sont simples. Quelles sont les raisons précises du retour de l'ambassadeur en Belgique? Depuis quand êtes-vous personnellement informé de ce que l'ambassadeur aurait délivré ces visas pour l'espace Schengen? De quand datent les faits incriminés? Quelle est la suite de la procédure que vos comptez diligenter en cette matière?

 

06.04 Minister Karel De Gucht: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, het dossier Moskou. Wat is er gebeurd? Ik ben door twee berichten van de Veiligheid van de Staat op de hoogte gesteld van het feit dat er mogelijk malversaties waren gebeurd op de ambassade van Moskou. Een bericht dateert van november en een tweede bericht – de datum is totaal zonder belang – van als ik mij niet vergis 6 januari 2009.

 

De feiten daarin werden beschreven in de voorwaardelijke zin, met “zou”. Ik heb onmiddellijk gevraagd dat de voorzitter van het directiecomité met zijn adjunct een verhoor zouden hebben van de ambassadeur, de heer de Crombrugghe. Dat verhoor vond plaats op 30 januari. Ik heb in eerste instantie de ambassadeur onmiddellijk teruggeroepen uit Moskou, met de vraag dat hij zou worden gehoord over die aangelegenheid. Hij heeft in dat uitgebreide verhoor de feiten toegegeven. In de berichten die wij kregen van de Veiligheid van de Staat werd dat nog in voorwaardelijke zin gesteld.

 

Wat zijn de feiten? Hij is persoonlijk tussenbeide gekomen bij de consulaire diensten van zijn ambassade. Een visum wordt afgeleverd door de consulaire diensten, niet door de ambassadeur natuurlijk. Dat is evident. Hij is persoonlijk tussenbeide gekomen opdat een Schengenvisum zou worden gegeven aan in totaal vijf Thaise dames: eerst drie, daarna twee.

 

Dat is inderdaad een Schengenvisum, maar elk visum dat wij afgeven is een Schengenvisum. Daar is niks speciaals aan: dat is een normale situatie. Bij een Schengenvisum moet men altijd het advies vragen van de Dienst voor Vreemdelingenzaken en dat is niet gebeurd. Daar heeft de ambassadeur duidelijk de instructies overtreden. De instructies zelf zijn niet verkeerd, ze zijn volgens mij juist, mijnheer Van den Eynde, ze werden alleen niet nageleefd: er moet effectief advies worden gevraagd aan de DVZ, quod non.

 

Een tweede feit dat zich heeft voorgedaan is dat de heer de Crombrugghe met een privévliegtuig van de heer Kerimov – de heer Kerimov heeft geen hospitaalvliegtuig, maar wel drie Boeings – naar de Méditerranée gevlogen is en daar een weekend heeft doorgebracht in een hotel, Eden Roc in Cap d’Antibes, op kosten van de heer Kerimov. Hij is ook aanwezig geweest op een feest in de villa van de heer Kerimov, met een aantal financiële experten. Er is geen enkele reden om het ene met het andere te verweven, wat natuurlijk gemakkelijk gebeurt in dat soort zaken.

 

Ik heb de voorzitter van het directiecomité dan gezegd dat ik vond dat die man onmiddellijk moest terugkomen en dat is ook gebeurd. Hij heeft mij bij zijn terugkomst een brief geschreven waarin hij zeer uitdrukkelijk zegt dat wat hij heeft gedaan een beroepsfout is. Ik citeer: "… door het afleveren van visa aan vijf personen van de Thaise nationaliteit die niet in Rusland hun residentie hadden." Dat is ook de reden waarom men het akkoord van DVZ moet vragen.

 

Hij zegt in zijn brief verder dat hij zelf ongevraagd over die zaak heeft geoordeeld. Er is met andere woorden geen enkele consultatie geweest van het departement. Hij zegt zich ook bewust te zijn van het feit dat hij op die manier de toepasselijke instructies heeft overtreden en dat hij zich realiseert dat dit hem belet om de functie van ambassadeur van België in Moskou nog langer uit te oefenen. "Dientengevolge verzoek ik u mij uit mijn ambt te ontheffen en mij terug te roepen naar de centrale administratie." Dit is ook gebeurd.

 

Dat zijn de feiten. Als dergelijke gegevens aan het licht komen, lijkt het mij normaal dat de ambassadeur wordt geroepen. Dat is gebeurd. Er is een verslag opgemaakt van het gesprek. Dat is overigens een zeer uitvoerig verslag.

 

Op dat moment kan ik twee dingen doen: ik kan de man terugroepen of ik kan een ordemaatregel nemen. Die ordemaatregel komt erop neer dat ik de persoon terugroep en hem een functie moet geven van hetzelfde niveau. Ik kom straks terug op de zaak-Schmidt, mijnheer Jambon. Ik heb die zaak op die manier aangepakt, met alle miserie die ermee gepaard gaat. Hier heb ik volgens mij op een zeer doortastende manier gehandeld. Ik heb de betrokkene ondervraagd, vastgesteld wat de feiten waren en hem onmiddellijk naar Brussel teruggeroepen. Dat is er gebeurd.

 

Ten tweede, de zaak Teheran. Het gaat hier over feiten die dateren van 2005, ontdekt in 2006. Het gaat hierbij over visa die werden afgeleverd door iemand die plaatselijk was gerekruteerd. Op een ambassade werken diplomaten maar daarnaast is er ook een heleboel plaatselijk personeel. Het ging hier om een Belgische dame met de dubbele Belgisch-Iraanse nationaliteit. Zij is in het bezit geraakt van de code om visa af te leveren. Normaal gezien kon zij die code niet hebben maar zij heeft er beslag op kunnen leggen. Zij heeft in een aantal gevallen visa afgeleverd terwijl de consul afwezig was. Met andere woorden, de consul treft daarin geen enkele verantwoordelijkheid. Dit is aan het licht gekomen en er werd onmiddellijk iemand van de dienst Fraude van ons departement naar daar gestuurd. Die vrouw werd ook onmiddellijk ontslagen. De vraag rijst hoe dit moet worden vervolgd. Dat is geen eenvoudige zaak want wij hebben daar geen jurisdictie. Als het zou gaan over specifieke misdrijven zoals mensenhandel zouden wij ter zake wel jurisdictie hebben.

 

Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat er geen enkele reden was om te denken dat het over mensenhandel zou gaan. Het waren, met andere woorden, geen réseaux, maar individuele visa die blijkbaar tegen betaling van sommen die wij niet kennen, zijn afgegeven. Wij hebben daar geen jurisdictie. Het enige wat wij kunnen doen, is dat aangeven bij de Iraanse autoriteiten, die dan in eerste instantie een onderzoek zouden doen op de Belgische ambassade, wat volgens de meeste mensen niet de meest aangewezen oplossing is. Dat is de stand van het dossier.

 

Mag ik ook nog antwoorden op de zaak-Schmidt, mijnheer de voorzitter?

 

De voorzitter: (…)

 

06.05 Minister Karel De Gucht: Het zijn ook geen eenvoudige zaken. Ik wens daarop een tamelijk precies antwoord te geven.

 

U weet dat de heer Schmidt ambassadeur was in Parijs. Hij is teruggeroepen bij ordemaatregel, die in eerste instantie is vernietigd door de Raad van State. De heer Schmidt is eigenlijk nog nooit op de administratie geweest. Het is toch een dossier dat ondertussen bijna twee jaar loopt. Die man heeft op het ogenblik dat hij is teruggeroepen en is aangesteld als nummer twee van het directoraat-generaal Europese Zaken, een ziektebriefje ingediend. Wij hebben dat op alle mogelijke en onmogelijke manieren laten controleren. De man is tamelijk mobiel, ondanks zijn ziekte. Uiteindelijk is die man in Frankrijk gecontroleerd, wat een zeer moeilijke procedure was. Het is immers geen eenvoudige zaak om de ziekte van een ambtenaar te laten controleren in Frankrijk. Op het moment dat hij moest terugkomen, heeft hij opnieuw een ziektebriefje ingediend. Wij zitten daar dus opnieuw mee.

 

Ondertussen lopen er eigenlijk twee strafrechtelijke procedures tegen de heer Schmidt. De procedure in Frankrijk is uitgesteld tot oktober. In België hebben wij ruim een jaar geleden – ik ken de data niet vanbuiten, want ik wist niet dat die vraag zou worden gesteld – een bericht gekregen van het gerecht dat hij in verdenking is gesteld, maar die zaak is nog altijd niet op de rol geplaatst door de correctionele rechtbank in Brussel, wat iets zegt over de snelheid van onze rechtspleging in Brussel.

 

De voorzitter: Het was een uitvoerig antwoord, dus ik neem aan dat de replieken zeer kort zullen zijn.

 

06.06  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord op de drie cases.

 

Wat de eerste case betreft, over de ambassadeur in Moskou, verwijs ik naar het artikel in De Morgen. Daarin wordt minister De Clerck van Justitie geciteerd: “Als de Belgische Justitie bevoegd is om op te treden, zullen we niet aarzelen om actie te ondernemen.” Impliciet wordt van die kant gezegd dat er toch wel iets meer aan de hand zou kunnen zijn.

 

Over de tweede case van de ambassade in Iran zegt Justitie expliciet dat de feiten perfect als mensensmokkel kunnen worden gekwalificeerd. Dat hebben we via de pers vernomen; ik was er niet bij. Als dat zo is, vind ik dat u een klacht moet indienen.

 

06.07  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, eerst wat Teheran betreft, u zegt dat de consul er niet was toen die dame de visa ging uitdelen. Echter, wanneer een onbevoegde erin slaagt de codes te bemachtigen waarmee zo’n visum toegekend kan worden, dan moet er toch ergens een fout op het departement zijn, maar ik weet niet waar. Dat moet toch worden onderzocht.

 

Ten tweede, wat Moskou betreft, vijf Thaise danseressen – zo heet het toch officieel – voor één Russische miljardair – die mannen kunnen zich nogal laten pamperen –, dat is hun zaak. Maar het is onze zaak wanneer wij hen daarbij helpen. Immers, het verhaal van de vijf danseressen die naar Zuid-Frankrijk worden gebracht ten behoeve van die miljardair, ruikt toch sterk naar mensenhandel en prostitutie, neem mij niet kwalijk. En dan zeggen dat er geen echte fout is gemaakt, vind ik toch een beetje kras.

 

06.08  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse détaillée même s'il s'est exprimé exclusivement en néerlandais. En effet, j'estime que quand une question est posée par un parlementaire francophone, il est normal qu'il lui soit répondu dans sa langue.

 

Cela étant dit, selon moi, monsieur le ministre, vous avez réagi comme il se doit en la matière. Vous avez fait état des différents rapports qui ont été rendus. Si les fais sont avérés – et à en croire l'enquête qui a été menée et l'audition qui a eu lieu, c'est le cas –, ils sont inacceptables.

 

En outre, vous avez dit que la procédure serait poursuivie pour ce qui concerne l'ambassadeur qui a été rappelé et qui a été mis à disposition de l'administration. De plus, vous avez établi un parallèle avec le dossier Schmidt; nous suivrons cet élément également.

 

De voorzitter: Ik geef dit nog even mee voor de goede orde over het vragenuurtje. Mijnheer de minister, u mag nog antwoorden, maar het staat u ook vrij om te zeggen dat u verdere informatie in de commissie zult geven. Ik heb even gekeken. De drie vragen nemen in totaal al meer dan 25 minuten in beslag. Dat is niet de bedoeling van een vragenuurtje. Als de minister meer informatie moet geven, kan hij dat altijd in de commissie doen.

 

06.09 Minister Karel De Gucht: Mijnheer de voorzitter, ik zou nog twee zinnen als antwoord willen geven.

 

De voorzitter: U weet dat de vragenstellers altijd het laatste woord hebben.

 

06.10 Minister Karel De Gucht: Ik wil nog zeggen dat de feiten op 6 januari aan mij en ook aan de minister van Justitie zijn meegedeeld.

 

Le ministre de la Justice a également été informé le 6 janvier. À ma connaissance, le nouveau gouvernement date du 30 décembre, il est donc assez curieux qu'il indique qu'il n'est au courant que depuis peu de temps. D'ailleurs, la Sûreté de l'État fait partie du ministère de la Justice.

 

06.11  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, als de minister van Justitie door u mede aansprakelijk wordt gesteld voor die zaken, dan erkent u, ten eerste, uw eigen aansprakelijkheid en dan zullen wij, ten tweede, de minister van Justitie ook aan de tand moeten voelen.

 

De voorzitter: Dat zal dan gebeuren.

 

06.12  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, tot nu toe konden wij heel wat onenigheid in deze regering zien aan Franstalige zijde, maar ik zie hier nu ook onenigheid. Ik meen dat wij volgende week in de commissie voor de Justitie inderdaad die zaak moeten voortzetten.

 

De voorzitter: Het debat wordt in de commissie vervolgd. Dat lijkt mij een goede optie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la situation de l'emploi public en Belgique" (n° P1174)

07 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "de werkgelegenheid bij de overheid in België" (nr. P1174)

 

07.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, on sait que les débats budgétaires vont être difficiles, le secrétaire d'État le rappelait hier. La Banque Nationale a parlé, hier également, de 7 milliards d'euros à trouver et elle sort aujourd'hui un rapport intéressant sur l'emploi public en Belgique et son évolution au cours des dix dernières années.

 

On y trouve une série d'informations utiles.

- On constate que l'emploi public a augmenté de 20% pendant que l'emploi privé n'augmentait que de 12%.

- Assez étonnamment, la croissance est plus forte en Région flamande que dans la partie francophone du pays.

- Le niveau fédéral représente à lui seul un cinquième de l'emploi public.

- Il y a de moins en moins de statutaires, mais nous le savions déjà puisque nous privilégions le recrutement de contractuels.

- Les départs à la retraite dans les dix prochaines années vont représenter un volume de 150.000 personnes. Cela correspond à 28% du personnel en moyenne et à 40% du personnel du SPF Finances.

- La part des personnes de plus de soixante ans dans la fonction publique est marginale, pratiquement inexistante, ce qui m'interpelle fortement.

 

Monsieur le vice-premier ministre, par rapport à ces enjeux budgétaires, quel sera le sort de la fonction publique? On sait qu'il y a des différences d'interprétation sur ce sujet au sein du gouvernement.

Quelle politique votre département prépare-t-il par rapport à ce contrôle budgétaire?

Combien de pensionnés ne seront-ils pas remplacés? Est-ce un sur deux, un sur trois?

Qu'allez-vous faire pour que les personnes de plus de soixante ans soient effectivement présentes et actives au sein de votre département?

Qu'allez-vous faire pour que l'emploi statutaire reste encore la règle dans la fonction publique?

 

07.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Brotcorne, vous savez que le Conseil des ministres a décidé, lors de l'élaboration du budget 2009, de réaliser en 2009 une économie de 60 millions d'euros, par rapport à 2008, pour la totalité des entités fédérales, à l'exception des institutions publiques de sécurité sociale. Il a également été décidé qu'en 2010 et 2011, on réaliserait une économie complémentaire de l'ordre 0,7% sur les dépenses en personnel.

 

Je voudrais signaler que la fonction publique fédérale dans son ensemble a connu, entre 2005 et 2007, un accroissement de 3,8%, ce qui est considérablement moins que les 20% que vous citez.

 

Pour ce qui concerne la partie pour laquelle j'assume une responsabilité, les chiffres que vous citez ne sont certainement pas exacts. La constatation selon laquelle il y a de moins en moins de personnel statutaire et de plus en plus de contractuels n'est pas valable pour l'administration fédérale non plus.

 

Au 30 juin 2006, la proportion d'agents statutaires s'élevait à 72,7%. Une partie de votre analyse ne peut s'appliquer à la situation réelle de la fonction publique. Certes, au cours des dix années à venir, 40% des fonctionnaires prendront leur retraite! Cette situation est incomparable avec celle de la France ou de l'Allemagne. Le défi de recruter suffisamment de personnes pour remplacer ces départs est de taille.

 

Les défis à relever sont les suivants: veiller à ce que les connaissances et l'expérience présentes actuellement au sein de l'administration soient encore disponibles à l'avenir; former et préparer les dirigeants de demain; se profiler sur le marché du travail comme un employeur attractif; optimaliser les procédures de sélection; accroître la mobilité; développer les compétences des collaborateurs au moyen de formations continues et moderniser les statuts.

 

Donc, vous m'entendez dire que le vrai défi est de recruter et non de ne pas remplacer! Je continue à insister sur cette distinction importante. En outre, les services publics fédéraux doivent également mener une politique de remplacement sélective et pertinente pour assurer le remplacement des collaborateurs. Nous avons opté pour une approche budgétaire. Nous ne pouvons dire que le remplacement s'effectuera de façon linéaire (un agent sur deux ou un agent sur trois), mais en fonction de la réalité budgétaire et des statistiques, les remplacements seraient de l'ordre de un agent sur deux.

 

En ce qui concerne les mesures pour assurer une plus grande présence de personnes de plus de 60 ans, je cite le système de départ anticipé à mi-temps à partir de l'âge de 55 ans pour tenter de maintenir les membres du personnel plus longtemps au travail. Cette réglementation est prévue à tout le moins jusqu'au 31 décembre 2010. Dans le cadre de l'accord intersectoriel, nous attendons le point de vue des syndicats quant aux fonctions dites contraignantes.

 

Je conclus en disant que conformément à l'accord de gouvernement, l'emploi statutaire reste la règle en ce qui concerne la fonction publique fédérale. Indépendamment de cela, la discussion concernant la position juridique des contractuels se poursuit via les négociations sectorielles et ce, afin de mieux cadrer ce type d'emploi.

 

07.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le vice-premier ministre, je vous remercie pour cette réponse. Les chiffres que j'avance émanent de la Banque Nationale et couvrent la période des dix dernières années.

 

Je me réjouis de vous entendre prononcer les mots "recrutement", "compétences". Effectivement, le défi qui vise à recruter afin de pourvoir aux 40% de départs à la retraite doit également faire en sorte de recibler et de redistribuer correctement l'emploi au sein de la fonction publique, conformément aux besoins. Il ne suffit pas de remplacer chaque membre du personnel comme par le passé, mais bien de cibler les besoins nouveaux.

 

Je fais confiance en tout cas à la volonté que vous affichez au nom du gouvernement et aux propos tenus en filigrane – j'espère que je peux le comprendre ainsi – selon lesquels les accords budgétaires pris l'ont été à l'occasion du budget 2009 avec des engagements pour 2010 et 2011. Normalement, à l'occasion du contrôle budgétaire, rien de plus ne devrait être demandé à la fonction publique. Je vous vois froncer les sourcils! Peut-être reviendrons-nous sur le sujet?

 

Le président: Chacun continue à parcourir son papier tant en ce qui concerne les questions que les réponses. La valeur ajoutée pour le Parlement n'est, selon moi, pas significative.

 

07.04  Steven Vanackere, ministre: Monsieur Brotcorne, si je fronce les sourcils, c'est pour indiquer que vous me citez de façon incorrecte! Je n'ai pas dit ce que vous croyez que j'ai dit!

 

De voorzitter: Er is ook een Bulletin van Vragen en Antwoorden. Ik zou daarvan gebruikmaken als men op die manier vragen stelt en antwoorden geeft. Ik meen het, echt waar.

 

07.05  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)

 

De voorzitter: Mijnheer Annemans, ik zeg het aan beiden, de minister én de vraagsteller.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de vernietiging van een arrest van een assisenhof door het Hof van Cassatie" (nr. P1178)

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de vernietiging van een arrest van een assisenhof door het Hof van Cassatie" (nr. P1179)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de vernietiging van een arrest van een assisenhof door het Hof van Cassatie" (nr. P1180)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de vernietiging van een arrest van een assisenhof door het Hof van Cassatie" (nr. P1181)

08 Questions jointes de

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'annulation d'un arrêt de cour d'assises par la Cour de cassation" (n° P1178)

- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "l'annulation d'un arrêt de cour d'assises par la Cour de cassation" (n° P1179)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "l'annulation d'un arrêt de cour d'assises par la Cour de cassation" (n° P1180)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'annulation d'un arrêt de cour d'assises par la Cour de cassation" (n° P1181)

 

08.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat de minister drie bladzijden antwoord klaar heeft en gaat voorlezen. Ik zou willen vragen dat hij het volgens het Reglement uit het hart doet, zonder papier.

 

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, waarde collega’s, ik wilde alweer een vraag stellen in de commissie, maar ik ben verplicht om ze, gelet op andere collega’s, te stellen in het plenum. Dat heeft als resultaat dat ik nu de inleiding geef op mijn vraag en de rest dan toch in de commissie moet vragen.

 

Het punt is het volgende. U weet dat het hof van assisen volgens het Hof in Straatsburg zijn uitspraken moet motiveren. De vorige keer hebben wij dat hier reeds besproken. U hebt gezegd dat u uw procureurs-generaal op pad hebt gestuurd om te vragen, te smeken aan alle hoven van assisen om zich aan de wet te houden, effectief deze nieuwe rechtspraak te respecteren en de uitspraken te motiveren. Blijkbaar zijn er echter hoven van assisen die dat niet willen doen, in het bijzonder Franstalige hoven van assisen blijkbaar, en die willen wachten op een wettekst die hen verplicht om dit te doen.

 

Ondertussen is naar verluidt een tekst in bespreking in de Senaat waar veel meer instaat dan die motiveringsverplichting. Daarom heb ik twee kleine vraagjes.

 

Ten eerste, kunt u niet beter vragen aan de procureurs-generaal om te stoppen met assisenprocessen, daar waar men weet dat ze toch zullen worden vernietigd? Ik vermoed dat u zelfs niet weet over hoeveel zaken het gaat omdat men dat allemaal niet bijhoudt in het gerecht, spijtig genoeg. In elk geval, kunt u niet beter vragen aan de procureurs om de processen stop te zetten voordat zij ze twee keer moeten doen?

 

Ten tweede, zouden wij niet beter een wettekstje maken met slechts één zinnetje, namelijk dat alle hoven van assisen, ook die in Wallonië, verplicht zijn hun uitspraak te motiveren?

 

08.02  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een paar weken geleden stonden wij hier te praten over hetzelfde onderwerp. Op dat ogenblik had ik mij voorgenomen om daarmee niet terug te komen naar de plenaire vergadering. Dat was ook niet de bedoeling van collega Landuyt, maar onze vraag is meegekomen naar hier. Het maakt de vraag natuurlijk niet minder belangrijk.

 

U hebt toen reeds aangekondigd dat er nog dossiers zouden komen à la het dossier-Zarhaoui. Nu is er een nieuw dossier, het dossier-Joaquim. Het verschil is natuurlijk het volgende. Toen de procedure van de zaak-Zarhaoui lopende was, was er ook de zaak-Taxquet. Daarvan kan men zeggen dat men het toen nog niet kon weten.

 

In dit geval heeft het hof te Aarlen echter min of meer bewust niet gemotiveerd. Men heeft gezegd dat men niet ging motiveren, blijkbaar omdat men in afwachting was van het wetsvoorstel dat er zou komen. Dat maakt deze zaak eigenlijk ergerlijker. In deze zaak had men immers wel degelijk weet van het probleem in de zaak-Taxquet en van de problemen die er zouden kunnen komen.

 

Dat maakt het, in dit geval, vervelender. Natuurlijk is dat niet aanvaardbaar.

 

Concreet is de vraag hoe het op dit ogenblik zit. Hoe zit het met de andere assisenhoven? Worden de richtlijnen voor de procureurs-generaal die nu zijn gegeven in afwachting van het wetsvoorstel, al dan niet nageleefd?

 

Ten tweede, hoe ver staat het met het wetsvoorstel? Welke is de timing daaromtrent?

 

Ten derde, misschien nog belangrijker: hoeveel zaken dreigen er ondertussen nog te komen in dit geval? De heer Landuyt zegt dat u dat niet kunt weten, maar ik heb er vertrouwen in dat u daaromtrent meer informatie kunt geven.

 

08.03  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals al werd gezegd, dateert het arrest-Taxquet van 13 januari 2009. België werd toen veroordeeld voor de schending van artikel 6: “Iedereen heeft recht op een eerlijk proces.” Sindsdien werd u reeds diverse keren ondervraagd, zowel in de commissie als hier in de plenaire vergadering.

 

Toen hebt u drie zaken gezegd.

 

U zou overwegen of laten onderzoeken of de verwijzing naar de Grote Kamer zin had. Ik zou graag weten of dat is gebeurd, want ik dacht dat er toen drie maanden de tijd voor was. Wat is de stand van zaken daarin?

 

Ten tweede, u zou de volledige assisenprocedure herzien. Hoe ver staat dat?

 

Ten derde, op korte termijn zouden er richtlijnen zijn gegeven oor het College van procureurs-generaal. Ik wil mij daarvoor aansluiten bij wat collega Landuyt zegt. Blijkbaar worden die richtlijnen niet door alle assisenhoven op dezelfde manier toegepast. Hoe komt dat? Wat zult u daaraan doen?

 

08.04  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de vragen die zijn gesteld, zal ik niet herhalen.

 

U hebt volgens mij snel gereageerd door op 4 februari al een rondzendbrief te richten aan de procureurs-generaal.

 

Blijkbaar wordt die rondzendbrief niet opgevolgd in Aarlen, want daar werd eenvoudigweg het arrest niet gemotiveerd.

 

Mijnheer de minister, hebt u een zicht op de wijze waarop de assisenhoven omgaan met die rondzendbrief? Wordt er moeite gedaan om effectief tot motivering en tot een eerlijk proces te komen?

 

In Aarlen is dat blijkbaar niet het geval geweest. Hoe zult u daartegen optreden? Of moeten wij verwachten dat de voorzitter van het hof van assisen in Aarlen ook echtscheidingsprocedures zal beoordelen in de toekomst?

 

Ten tweede, wij weten dat de assisenprocedure ten gronde effectief aan modernisering toe is. Er heeft een eerste bespreking plaatsgevonden in de Senaat. Naar aanleiding van eerdere vraagstelling hebt u aangekondigd dat u voorzag de bespreking te kunnen finaliseren voor het reces. Wat is de stand van zaken?

 

Ik heb goed begrepen dat uw kabinet een aantal amendementen voorbereidt. Wanneer kunnen wij daarvan de definitieve teksten verwachten?

 

Wanneer kan effectief gekomen worden tot een solide, wettelijke basis?

 

08.05 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het Hof van Cassatie schrijft inderdaad soms vervolgverhalen, waarna de vragen hier volgen. Ik stel vast dat het Hof meestal op woensdag uitspraak doet zodat u donderdag in de plenaire vergadering vragen kunt stellen die erbij aansluiten.

 

Ik wil kort de kalender in herinnering brengen. Op 13 januari heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak gedaan in de zaak-Taxquet, zeggende dat de beslissing moet worden gemotiveerd. Op 16 januari heb ik ten aanzien van het College van procureurs-generaal gezegd dat zij moesten interveniëren omdat er een probleem zou rijzen tussen het ogenblik van de princiepbeslissing en het ogenblik van de wettelijke regeling.

 

Op 4 februari werd er een schrijven gericht aan alle procureurs-generaal en werd er kennisgegeven aan de eerste voorzitters. Op 17 februari werd een arrest geveld, waarover geen vraag werd gesteld, waarin het Hof van Cassatie nog de oude argumenten uit de oude rechtsleer heeft bevestigd, zeggende dat daarvoor in België geen wettelijke basis bestaat en dat zij in dat dossier niet moesten interveniëren. Het Hof heeft het vonnis toen niet verbroken, waardoor er een zekere aarzeling is ontstaan.

 

Dit zijn vlug op elkaar volgende acties van een zekere grootteorde, in een tijdsspanne van een maand. De problematiek is dat ook wanneer er een schrijven wordt gericht aan de procureurs-generaal waarin zij instructies krijgen, de assisenrechter uiteindelijk nog altijd meester is, door de scheiding van de machten, ons allen zo goed bekend. De assisenvoorzitter beslist of hij het nieuw voorstel integreert of niet en op welke wijze hij dat integreert.

 

Het voorstel was heel eenvoudig, wanneer wordt geoordeeld over de strafmaat op het einde van een assisenprocedure, moet men bijeen gaan zitten om de motivatie eraan toe te voegen. Het is juist dat bepaalde voorzitters dat hebben gedaan en anderen niet, rekening houdend met de aarzeling na de interventie van het Hof van Cassatie, dat ook na het arrest in de zaak-Taxquet oordeelde dat er geen verbreking was. In Franstalig België is het minder opgevolgd.

 

Ik heb natuurlijk, aansluitend op vragen en latere verbrekingen, het College van procureurs-generaal opnieuw aangeschreven om hen mee te delen dat dit moest worden toegepast. Vandaag nog zijn de procureurs-generaal bijeengekomen met de eerste voorzitters om het geheel te hernemen en de te volgen lijn te bepalen.

 

Ik ga er vanuit dat intussen in alle hoven van beroep en in alle assisenhoven, zowel door het openbaar ministerie als door de voorzitters, de nieuwe lijn wordt weerhouden en effectief wordt toegepast.

 

Zijn er nu nog zaken waar risico’s bestaan? Ja, er zijn er welgeteld zeven. Mijnheer Landuyt, u achtte mij niet in staat cijfers naar voren te brengen. Wel, bij mijn weten zijn er zeven. Dit zijn zaken die zijn afgehandeld, en waar Cassatie nog kan tussenbeide komen. Ik weet niet hoe het verder zal evolueren. Het is aan het Hof van Cassatie om het vervolgverhaal te schrijven.

 

Ik wil hieraan toch nog het volgende toevoegen. In de Senaat is de behandeling bezig, nu even opgeschort om externe redenen in de voorbije weken, maar volgende week hopelijk opnieuw opgenomen. De teksten over de motivatie zijn volledig gedragen in een politiek akkoord en zijn volledig uitgeschreven.

 

Het geheel van de hervorming – want ik stuur erop aan dat wij het geheel van de assisenprocedure behandelen – is volledig uitgeschreven. Ik blijf erbij dat wij voor de vakantie in de Senaat het geheel van de hervorming van de assisenprocedure kunnen afwerken. Ik zal nog verder initiatief nemen bij de voorzitter van de Senaat en de voorzitter van de commissie om ervoor te zorgen dat het wordt aangehouden en wij klaar zijn.

 

Er is nog een element dat ik hieraan moet toevoegen. Dat is nieuws van vandaag. Het bericht is binnengekomen dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onze verwijzing naar de Grote Kamer heeft aanvaard. Onze procedure voor de Grote Kamer wordt nu dus opgestart. Wij hebben een verzoekschrift ingediend om een verfijning te verkrijgen van de principebeslissing. Die procedure is opgestart en zal zijn verloop hebben. Hopelijk zullen wij daar ook nog bijkomende, verfijnde instructies krijgen over de manier waarop in de toekomst de procedure voor assisen optimaal wordt georganiseerd.

 

Ik denk dat alles correct is verlopen. Tussen de uitspraak van het Europees Hof van de Rechten voor de Mens begin januari en de periode die nodig is om een wetswijziging door te voeren, zit een tussenperiode die problematisch is en die wij moeten oplossen. Ik denk dat een en ander nu helemaal conform is, maar ik hoop van harte dat de wetgeving in de loop van het jaar ook in de Kamer volledig kan worden afgerond.

 

08.06  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat wij nog zeven keer een vraag zullen kunnen stellen, als uw telling klopt en als de Franstalige hoven van assisen nu de richtlijnen daadwerkelijk zullen volgen. Ik denk dat er ter zake enig risico bestaat, door het voortzetten van de processen. De procureur kan beslissen – ik wil dat als suggestie meegeven – om geen enkel proces te beginnen als men niet zeker is dat de juiste procedure zal worden gevolgd.

 

Vorige week hebben wij, op vraag van de regering, ingestemd met de urgentie om de Nationale Loterij te hervormen. Waarom vraagt u geen hoogdringendheid om een kleine tekst toe te voegen die ertoe strekt de motivering te verplichten, en alle discussies zijn weg? Ik denk dat u met uw wetsontwerp inzake assisen nog niet thuis bent.

 

08.07  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het getal is zeven. Wij hebben het gehoord. Ik denk dat het maximaal bij zeven vragen kan blijven, maar als het daarbij blijft, dan denk ik dat u ook gedaan hebt wat u moest doen. Er zijn zeven dreigende eventuele vernietigingen. Het mogen er hooguit zeven worden. Voor de rest kunnen wij daar niet veel aan doen.

 

Ik wil echter nogmaals bevestigen en beklemtonen dat het van groot belang is dat dat soort zaken in de toekomst wordt vermeden. Het spreekt voor zich dat het herhalen van assisenprocedures voor niemand goed is. Het kost alleen maar geld en de onzekerheid komt terug voor de slachtoffers van dit soort misdrijven. De herhaling van de procedure moet dus worden vermeden.

 

Ik zal proberen om niet zeven keer terug te komen, mijnheer de minister, alleszins niet naar de plenaire vergadering. Misschien kom ik ermee terug in de commissie, maar niet in de plenaire vergadering.

 

08.08  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, ik neem nota van het feit dat er nog zeven zaken zijn waarvoor er mogelijk een nietigheid kan komen. Ik begrijp het evenwel niet. Ik vind dat u voorbijgaat aan de draagkracht van artikel 6 van het EVRM, dat een rechtstreekse werking op onze nationale wetgeving heeft. Het moet gewoon worden gevolgd, ook door de hoven van assisen die in Wallonië zijn gevestigd. Iedereen heeft recht op een eerlijk proces. Als het moet met motivering van het arrest, dan is dat zo. Ik vind dat u, als minister van Justitie, daarover moet waken. Ik val dan ook de vraag van de heer Landuyt bij. Pas een kleine wetswijziging toe en het is opgelost.

 

08.09  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ik noteer en besluit met twee opmerkingen. Ten eerste, u zult verder nagaan of de procedure correct wordt gevolgd. Ten tweede, het werk is blijkbaar af, de amendementen zijn klaar en het dossier kan opnieuw worden geagendeerd in de Senaat. Ik zal dus ook op mijn beurt bij de collega’s aandringen op een zo snel mogelijke agendering van de procedure.

 

08.10 Minister Stefaan De Clerck: Bij mijn weten zijn er zeven zaken hangende, maar de uitspraken van gisteren gingen over twee zaken die in behandeling waren. De heer Damien Vandermeersch heeft namens het parket-generaal gevraagd om te verbreken wegens niet motivering. In een zaak is de verbreking tussengekomen, maar in een andere niet. Er komen dus ook zaken voor het Hof van Cassatie die niet worden verbroken. Ik denk dat dit ook in rekening moet worden gebracht.

 

Ik herhaal voor mevrouw De Rammelaere dat op 17 februari na tussenkomst van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het Hof van Cassatie zelf nog andere rechtspraak heeft toegepast. Ook het hoogste rechtscollege behoudt dus zijn vrijheid om zelf te oordelen.

 

08.11  Renaat Landuyt (sp.a): Ik denk dat u het gerecht niet mag behandelen als de Lotto of anders consequent moet zijn. Voor de Lotto vraagt u hoogdringend een wetswijziging, voor het assisenproces zegt u met de lotto verder te doen; het kan zijn dat Cassatie de uitspraak nietig verklaart of niet. Vandaar mijn eenvoudig voorstel om aan alle procureurs te vragen om voorlopig niemand voor het hof van assisen te brengen. Volgens mij bespaart u zo heel wat geld.

 

Hebt u al de kostprijs berekend van zeven rechtszaken die moeten worden overgedaan? Er zit een groot dossier – Habran – tussen. Alleen al qua kostprijs is dat verschrikkelijk. Ik vraag u alleen om ervoor te zorgen dat er geen enkel assisenproces plaatsvindt in afwachting van een oplossing ter zake.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "het onderbrengen van asielzoekers in hotelkamers" (nr. P1182)

- mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "het onderbrengen van asielzoekers in hotelkamers" (nr. P1183)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "het onderbrengen van asielzoekers in hotelkamers" (nr. P1184)

- mevrouw Dalila Douifi aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "het onderbrengen van asielzoekers in hotelkamers" (nr. P1185)

09 Questions jointes de

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "l'hébergement de demandeurs d'asile dans des chambres d'hôtel" (n° P1182)

- Mme Clotilde Nyssens à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "l'hébergement de demandeurs d'asile dans des chambres d'hôtel" (n° P1183)

- Mme Sarah Smeyers à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "l'hébergement de demandeurs d'asile dans des chambres d'hôtel" (n° P1184)

- Mme Dalila Douifi à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "l'hébergement de demandeurs d'asile dans des chambres d'hôtel" (n° P1185)

 

09.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de volgende episode in het feuilleton over de asielzoekers, is opnieuw een verhaal van te veel, te weinig en te laat. Er wordt bevestigd dat een aantal mensen letterlijk gevangen zit doordat zij in heel krappe hotelkamers zijn gevestigd. Een “hotel” klinkt natuurlijk goed, maar als er voor zeven tot tien personen slechts tussen tien en vijftien vierkante meter ruimte beschikbaar is, dan is dat toch wel krap bedeeld. Uiteraard begrijpen we dat er grote schommelingen zijn in de toevloed van asielzoekers, die niet altijd op voorhand zijn in te calculeren. Het is dus niet gemakkelijk om daarvoor een volwaardig opvangnet te creëren.

 

Toch wil ik u vragen of u het cijfer van die hotelverblijven kunt bevestigen. Kan daaraan heel snel een oplossing worden geboden?

 

Wat is gerealiseerd van de belofte om eind mei of begin juni van dit jaar in 850 extra opvangplaatsen te voorzien? Op dit ogenblik zijn er al 320.

 

Kunt u bevestigen dat het aantal asielzoekers nog stijgt? Hoe kunnen wij de in- en uitstroom op elkaar afstemmen?

 

09.02  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai appris qu'une centaine de personnes auraient été hébergées dans des hôtels faute de place dans les centres de Fedasil.

 

Dans quels cas de figure devez-vous trouver des solutions alternatives lorsque les centres d'accueil de Fedasil s'avèrent complets? Combien de personnes sont-elles concernées? Quel est le coût de cette opération? Dans quel délai pensez-vous que ces personnes pourront être hébergées dans des centres de Fedasil? Cette situation est-elle le résultat de problèmes conjoncturels apparus durant ces dernières semaines? D'autres solutions n'étaient-elles pas envisageables? Ces personnes ne pouvaient-elles pas être hébergées dans des bâtiments publics? Pourquoi les avoir placées dans des hôtels dans des conditions difficiles, semble-t-il?

 

09.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal de feiten niet meer herhalen want dat hebben mijn voorgangers al gedaan en ik zal dus meteen mijn concrete vragen stellen.

 

Hoelang moeten die mensen nog verblijven in de hotels? Wat is het kostenplaatje van het verblijf in die hotels? Waarom worden deze mensen – we kunnen dit lezen in de kranten – niet gecontacteerd wanneer er opnieuw plaatsen vrij zijn in de asielcentra? Welke maatregelen zult u in de nabije toekomst treffen om deze problemen te verhelpen?

 

U heeft vóór de verkiezingen altijd verkondigd dat er na de verkiezingen van 7 juni een oplossing uit de bus zou komen. De eerste minister zou daarover met de verschillende bevoegde ministers onderhandelen, en dus ook met u. Wat is er sinds 7 juni uit de bus gekomen? Wat staat er op zeer korte termijn te gebeuren?

 

09.04  Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals collega Doomst al zei, is het niet nieuw dat wij hier met zijn allen opnieuw staan. Om de zoveel maanden of weken wordt u of wordt mevrouw Turtelboom ondervraagd over het dossier asiel en migratie.

 

Enkele weken geleden stelde het probleem zich al zeer scherp. Er waren de cijfergegevens en de verklaringen van Fedasil dat alle opvangcentra voor asielzoekers in overcapaciteit waren gegaan. Asielzoekers werden de straat opgestuurd en zij gingen dan maar aankloppen bij de OCMW's, met alle problemen en financiële gevolgen van dien. Beiden antwoordde u toen dat u samen een noodoplossing zou uitwerken.

 

Mevrouw de minister, de noodoplossing die uit de bus is gekomen, bestaat erin asielzoekers te herbergen in hotels. Hotels zijn echter bedoeld om toeristen te herbergen. Asielzoekers horen thuis in opvangcentra. Deze regering had de voorbije periodes het werk moeten doen dat in het regeerakkoord was afgesproken. Mevrouw Arena heeft dit jaar in de begroting zelfs extra middelen gekregen om in de nodige opvangplaatsen te voorzien. Er is echter helemaal niets beslist en de onduidelijkheid en de besluiteloosheid leiden vandaag tot een onaanvaardbare situatie.

 

Ik heb twee specifieke vragen, mijnheer de voorzitter. Ten eerste, hoeveel asielzoekers verblijven er thans in hotels? Ten tweede, hoeveel asielzoeker die niet werden ondergebracht in hotels, werden er de straat opgestuurd omdat de overcapaciteit een feit is?

 

09.05 Minister Marie Arena: Mijnheer de voorzitter, er werden verscheidene vragen gesteld over de huidige situatie van de asielzoekers.

 

Zoals u weet, is het opvangnetwerk van Fedasil al enkele maanden overbevolkt. Dat is nog steeds het geval.

 

Er zijn verschillende maatregelen genomen om dat op te lossen, maar de dagelijkse instroom bij de verschillende partners en bij Fedasil is groter dan de uitstroom.

 

Pour répondre à la question plus précise de Mme Nyssens, je répète que les entrées sont actuellement plus nombreuses que les sorties. Deux éléments importants doivent être pris en compte. D'abord, le nombre de demandes d'asile est croissant du fait de l'augmentation généralisée des demandes dans toute l'Europe; ensuite, comme les demandeurs d'asile savent qu'une procédure d'asile leur attribue davantage de chances de régularisation, un nombre beaucoup plus important font la demande de procédure et acquièrent ainsi le droit d'accueil. Le nombre de demandeurs s'accroît donc considérablement.

 

Par contre, les sorties sont plus difficiles. Une des raisons en est l'arriéré au niveau du Conseil d'État, bien que ce dernier ait effectué une partie du travail en ce domaine, mais il en reste.

 

Une autre raison est la problématique du logement pour les personnes régularisées. Fedasil a pourtant mis en place des dispositifs de recherche active de logement afin de laisser sortir les personnes régularisées.

 

En même temps, le gouvernement a décidé deux mesures importantes. La première est la création de 850 places supplémentaires; sur ce nombre, il en reste 22 à créer. Ce n'est pas simple car les CPAS sont également sollicités dans le cadre des ILA. Ces 22 dernières places seront créées au courant du mois de juin et l'objectif sera rempli.

 

Au courant du mois de mai, nous avions demandé des places supplémentaires en sus des 850, mais le gouvernement a plutôt opté pour une sortie vers l'aide financière des personnes en procédure depuis juin 2007 plutôt que pour une création de places structurelles. En effet, la tendance laisse croire que cette situation est plus ponctuelle que structurelle; il s'agira donc de suivre l'analyse de cette situation afin de savoir s'il s'agit vraiment d'un 'overbooking' ponctuel ou structurel. J'avoue que j'ai tendance à croire davantage en un besoin aujourd'hui de places supplémentaires à l'intérieur des centres, mais je me suis engagée auprès du gouvernement à présenter un monitoring régulier afin d'établir un état des lieux et des besoins.

 

En ce qui concerne ces 2.600 sorties en aide financière, nous réalisons ces mesures pour l'instant, mais nous avons accordé deux mois de délai pour pouvoir sortir. Quand il y a notification à la sortie, les bénéficiaires disposent de deux mois pour sortir: ils doivent chercher un logement et le plan de répartition avec les CPAS prend du temps.

 

Tout cela étant dit, pour pouvoir respecter la loi "accueil", Fedasil doit trouver des solutions urgentes. L'hôtel a été une solution urgente mais transitoire, uniquement en attendant que des places se libèrent. Au jour le jour, dès qu'une, deux ou trois places sont libérées, on y envoie les personnes hébergées dans les hôtels, qui sont actuellement 160. Madame Nyssens, à ce propos, sachez que le coût est de 30 euros par jour et par personne. Ces personnes logées de manière transitoire à l'hôtel le quittent le plus rapidement possible en fonction des places qui se libèrent dans le réseau.

 

09.06  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik hoop dat wij in dit heikele dossier van de opvang van asielzoekers toch heel snel de instroom op de uitstroom zullen kunnen afstemmen. Dit leidt immers toch tot echt mensonwaardige toestanden op het terrein.

 

Ik hoop dat wij ook administratief in de opvolging van de dossiers alles doen om het tempo op te leggen dat nodig is en, vooral toch, dat wij niet te veel de druk naar onder, naar de gemeenten en OCMW’s leggen, want anders wordt het daar echt onmogelijk.

 

Ik vind dat hier elk niveau zijn verantwoordelijkheid moet opnemen.

 

09.07  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, je remercie la ministre pour ses réponses. On voit que la situation est complexe, que les causes et les solutions sont multiples. Il faut donc agir sur tous les leviers.

 

L'idée du monitoring est évidemment très importante pour déterminer s'il s'agit d'un problème structurel ou ponctuel et il faut suivre la situation au jour le jour.

 

Je vois aussi que les personnes ont tendance à choisir une procédure d'asile "longue durée" étant donné l'accord du gouvernement. Il est temps de voir clair et de supprimer le fossé entre ce qu'on a promis et ce qu'on doit faire.

 

09.08  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uw antwoord was uitvoerig. U hebt veel tijd genomen om de problemen te schetsen. Er zijn duidelijk meer problemen dan oplossingen. U zegt terecht dat de instroom en de uitstroom niet gelijklopen. De oplossingen die u schetst, zijn volgens mij oplossingen die misschien aan de kant van de instroom zullen helpen, maar aan de kant van de uitstroom heb ik van u nog altijd geen structurele oplossingen gehoord.

 

Mevrouw de minister, dit dossier is eigenlijk een van de betere voorbeelden van de manier waarop de communautaire tegenstellingen ons land, en bij uitbreiding ook de asielzoekers, gijzelen. Vlaanderen en Wallonië willen verschillende oplossingen voor dit probleem. Vlaanderen wil een humaan en rechtvaardig uitwijzingsbeleid.

 

De Open Vld en de PS, ik heb het daarstraks al gezegd, hebben dit dossier gebruikt als profilering voor de voorbije deelstaatverkiezingen. Mevrouw de minister, de verkiezingen zijn voorbij. U mag de politieke profilering stoppen en u mag ook stoppen met het gebruiken van de asielzoekers als levende verkiezingsaffiches.

 

Mevrouw de minister, ageer, regeer of defederaliseer.

 

09.09  Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik vrees na het aanhoren van uw antwoord alleen maar te kunnen concluderen dat er zich in dit dossier, asiel en migratie in het algemeen, heel regelmatig zeer acute problemen voordoen. Het antwoord van deze regering is telkens een tussentijdse oplossing. Van een structurele, duidelijke en efficiënte aanpak van asiel en migratie is er tot nu toe nog steeds geen sprake.

 

Ondertussen – ik betreur dat ten zeerste, de sp.a is een absoute tegenstander daarvan – is de financiële hulp aan asielzoekers weer een feit in ons land, terwijl het een van de meest doeltreffende maatregelen is geweest van de vorige regeringen om het aantal asielaanvragen terug te dringen. In de voorbije twee maanden, mevrouw de minister, zijn de asielaanvragen met maar liefst 14 procent gestegen. Dit is het bewijs dat uw besluiteloosheid in dit dossier dramatische proporties aan het aannemen is.

 

Voor de verkiezingen heeft premier Van Rompuy gezegd dat er na de verkiezingen opnieuw een doorstart van deze regering zou komen voor een aantal belangrijke dossiers. Asiel en migratie is daar een van. De verkiezingen zijn voorbij, mevrouw de minister, er is geen enkel excuus meer om te blijven aanmodderen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Denis Ducarme au ministre de l'Intérieur sur "la procédure de vote" (n° P1186)

10 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de stemprocedure" (nr. P1186)

 

10.01  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous savons que, dans le cadre de la procédure électorale, l'article 142 du Code précise que l'électeur doit se munir de sa convocation électorale et de sa carte d'identité.

 

Selon un certain nombre de témoignages, il semblerait que, dans une minorité de cas, il y ait eu confusion et que la carte d'identité n'ait pas été systématiquement réclamée.

 

Monsieur le ministre, avez-vous eu écho de cet état de fait?

 

Par ailleurs, je souhaiterais également évoquer avec vous la procédure de vote par procuration. Nous savons que celle-ci a été fort simplifiée ou assouplie durant ces dernières années. Ainsi, les personnes séjournant à l'étranger lors du scrutin peuvent, sur la base d'une déclaration sur l'honneur, donner procuration jusqu'au jour qui précède le vote.

 

Monsieur le ministre, je n'irai pas par quatre chemins. Nous nous trouvons face à un certain nombre de groupes qui s'organisent. Les personnes ciblées sont principalement des personnes du troisième âge. Ces dernières reçoivent la visite de représentants de ces groupes qui les invitent à leur remettre une déclaration sur l'honneur afin de leur permettre d'aller voter en leur nom.

 

Au regard de ce genre de pratique, il semble que cet assouplissement risque de mener à un certain nombre de dérives.

 

Monsieur le ministre, avez-vous l'intention de procéder, dans les mois ou les années à venir, à une évaluation de cet assouplissement et des risques de dérive qui s'ensuivent? Pouvez-vous nous donner des informations – si cela n'est pas possible aujourd'hui, vous pouvez très bien nous les donner ultérieurement en commission – quant à l'évolution du nombre de procurations depuis le changement législatif intervenu en la matière?

 

10.02  Guido De Padt, ministre: Monsieur le président, cher collègue, comme vous l'avez dit, l'électeur est tenu de se présenter au bureau de vote muni de sa lettre de convocation et de sa carte d'identité, en vertu de l'article 142 du Code électoral.

 

Les instructions du 9 avril 2009 adressées aux présidents des bureaux de vote ont rappelé cette exigence. Selon l'article précité, si l'électeur est dépourvu de sa lettre de convocation, il peut être admis au vote si son identité et sa qualité sont reconnues par le bureau. Il me semble cependant que rien ne s'oppose à ce que le bureau reconnaisse, le cas échéant, l'identité de l'électeur sur la base d'un document délivré par une instance officielle.

 

Celui-ci doit être muni de la photo de son détenteur, tel que par exemple un permis de conduire, un passeport ou bien encore un abonnement nominatif délivré par une société de transport en commun.

 

En ce qui concerne l'assouplissement de la procédure de vote par procuration, aucun problème spécifique à ce sujet n'a été porté à ma connaissance. J'ajoute qu'en vertu de la loi électorale, les procurations sont jointes au relevé des électeurs absents et transmises avec ce relevé, à l'issue des opérations de vote, au juge de paix du canton. Je ne suis donc pas en mesure, ni pour l'instant ni pour le futur, de procéder à une évaluation à ce sujet.

 

10.03  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je me permettrai de revenir vers vous en commission afin que vous puissiez nous communiquer l'évolution du nombre de procurations présentées depuis les modifications législatives. Je crois que cela nous donnera une indication.

 

Pour ma part, je dispose d'un certain nombre d'informations – puisque vous n'en avez pas obtenu jusqu'à aujourd'hui – à vous communiquer. Je le ferai bien volontiers en commission très prochainement.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- Mme Colette Burgeon à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "la discrimination des femmes enceintes" (n° P1175)

- Mme Maggie De Block à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "la discrimination des femmes enceintes" (n° P1176)

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Colette Burgeon aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de discriminatie van zwangere vrouwen" (nr. P1175)

- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de discriminatie van zwangere vrouwen" (nr. P1176)

 

11.01  Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, il nous paraît évident que les femmes ont le droit de choisir d'avoir des enfants et d'être sur le marché du travail. La législation belge prévoit d'ailleurs des protections spécifiques aux femmes enceintes, en congé de maternité ou en congé d'allaitement. Pourtant, certains employeurs continuent de contourner la loi en invoquant de faux prétextes. Ainsi, en 2008, la cellule juridique de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes a traité 176 dossiers de discrimination à la grossesse chez les travailleuses dont 125 ont abouti au dépôt d'une plainte. Cela représente 25% de plus qu'en 2007. Ces plaintes concernent des discriminations à l'embauche, des licenciements après un retour de congé de maternité mais aussi du harcèlement au travail.

 

Au vu de cette situation, l'Institut réalise actuellement une enquête écrite auprès de 600 travailleuses qui reviennent d'un congé d'accouchement et qui ont travaillé chez un employeur de façon complète ou de façon provisoire.

 

Savez-vous quand les résultats de cette enquête seront disponibles? Comment peut-on expliquer ces plaintes liées à la maternité? Outre l'arsenal législatif existant en Belgique, quelles actions ont-elles été entreprises pour réduire voire éliminer les discriminations? Enfin, ne peut-on envisager avant les résultats de l'enquête de lancer des projets pour lutter contre ces discriminations?

 

11.02  Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, de inleidende gegevens werden al door collega Burgeon gegeven.

 

In 2009 kan het toch niet dat vrouwen op de arbeidsvloer worden gediscrimineerd, dat zij moeten kiezen tussen carrière of moederschap, dat zij contracten moeten ondertekenen waarin zij verklaren de eerstvolgende jaren niet zwanger te willen worden of dat zij na de beschermde periode onmiddellijk worden afgedankt?

 

We weten dat al een aantal maatregelen werd uitgevaardigd. Zal de problematiek worden besproken met de sociale partners? Kunnen er eventueel sancties worden genomen ten opzichte van de werkgevers wanneer inbreuken worden geconstateerd?

 

Voor het overige sluit ik mij aan bij mijn collega.

 

11.03  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, je vais répondre au nom de la ministre de l'Emploi, Mme Milquet.

 

En Belgique, la travailleuse enceinte bénéficie de mesures de protection organisées par les articles 39 et 44; c'est la fameuse protection relative contre le licenciement. On entend par cette protection relative qu'un employeur ne peut accomplir un acte tendant à mettre fin unilatéralement à la relation de travail, à partir du moment où il a été informé de l'état de grossesse de sa travailleuse jusqu'à l'expiration d'un délai d'un mois prenant cours à la fin du congé postnatal, sauf pour des motifs étrangers à l'état physique résultant de la grossesse ou de l'accouchement.

 

Dès lors, dès le moment où elle avertit son employeur de son état – avertissement qu'on ne peut que conseiller de faire par écrit afin d'avoir une preuve – et pendant toute la durée de son congé de maternité jusqu'à l'expiration d'un délai d'un mois après la fin de ce congé, la travailleuse bénéficie de cette protection particulière.

 

En cas de violation de cette protection, l'employeur doit payer une indemnité forfaitaire égale à la rémunération brute de six mois s'ajoutant aux indemnités de rupture de contrat. Cette mesure s'inscrit dans un cadre européen, la directive 92/85, laquelle fait d'ailleurs l'objet d'une proposition de modification prévoyant notamment que si le licenciement se produit dans les six mois qui suivent la fin du congé de maternité, l'employeur devrait, à la demande de la travailleuse, donner par écrit les motifs justifiés du licenciement. Les modifications en discussion visent notamment à appliquer les principes dégagés par la Cour de Justice.

 

Op het vlak van haar functie van minister van Gelijke Kansen heeft mevrouw Milquet een instituut de opdracht toevertrouwd om de verdere gelijkheid tussen vrouwen en mannen in het kader van het werk te verzekeren. Zij maakte zich snel zorgen over de aanhoudende discriminatie tegen zwangere werkneemsters en heeft het instituut de taak toegewezen de reden van die vaststelling te analyseren door een grondig onderzoek te voeren naar dat soort van discriminatie.

 

Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen heeft een onderzoeksproject opgestart – mevrouw Burgeon, u hebt ernaar verwezen – naar de problematiek van zwangerschap op de werkvloer in België met het oog op het verminderen en wegwerken van mogelijk discriminatie op het vlak van behandeling en op een betere interne klachtenbehandeling.

 

De algemene doelstelling van het onderzoeksproject is om een beter begrip te krijgen van het voorkomen, de kosten en de oorzaken van zwagerschapgerelateerde discriminatie en de nadelen in tewerkstelling, inclusief het bewust zijn van de wetgeving, de toegang tot advies en vergoeding en de doeltreffendheid van het wettelijke kader.

 

En première instance, une enquête visant à dresser un aperçu des expériences des femmes en matière de discrimination sera réalisée. L'Institut interrogera ensuite les employeurs au sujet de leur expérience. La recherche sera réalisée par un groupe de l'Université d'Hasselt. Elle se déroulera du 1er juillet au 31 décembre 2009. Les résultats seront présentés dès le printemps 2010.

 

11.04  Colette Burgeon (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je crois qu'on sera encore là pour vous interroger à ce moment!

 

N'envisagez-vous pas dès maintenant, avant d'avoir une réponse, de lancer une campagne d'information vis-à-vis des femmes qui rentrent de ce congé pour leur faire connaître leurs droits mais aussi pour peser sur le comportement des employeurs à leur égard? Je pense tant à des améliorations relatives au congé de paternité obligatoire qu'à l'accueil de l'enfance. Je sais que ces matières concernent les Régions mais vous pourriez peut-être travailler ensemble. Je le répète: une campagne d'information serait utile.

 

11.05  Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor het medegedeelde antwoord, maar ik meen dat wij in afwachting van de conclusies van de studie beter een oproep doen opdat indien er discriminatie op de werkvloer is, dat aan ons, vrouwelijke parlementsleden, wordt gerapporteerd. Ik meen dat nog te veel vrouwen zich door de schok en de emoties laten weerhouden aangifte te doen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Agenda

12 Agenda

 

De voorzitter: Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 10 juni 2009, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag in te schrijven:

- het wetsontwerp tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (overgezonden door de Senaat) (nrs 1991/1 en 2);

- het wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten:

1° Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003;

2° Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika aangaande de rechtshulp in strafzaken, ondertekend op 28 januari 1988 (overgezonden door de Senaat) (nr. 2013/1);

- het wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten:

1° Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003;

2° Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987 (overgezonden door de Senaat) (nr. 2014/1).

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 10 juin 2009, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi:

- le projet de loi reportant la date d'entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l'obtention et à l'utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (transmis par le Sénat) (nos 1991/1 et 2);

- le projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants:

1° Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'entraide judiciaire, fait à Washington D.C. le 25 juin 2003;

2° Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l'article 3, 2., de l'Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'entraide judiciaire, fait le 25 juin 2003, concernant l'application de la Convention entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d'Amérique concernant l'entraide judiciaire en matière pénale, signée le 28 janvier 1988 (transmis par le Sénat) (n° 2013/1);

- le projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants:

1° Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'extradition, fait à Washington D.C. le 25 juin 2003;

2° Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l'article 3, 2., de l'Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'extradition, fait le 25 juin 2003, concernant l'application de la Convention d'extradition entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d'Amérique, signée le 27 avril 1987 (transmis par le Sénat) (n° 2014/1).

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Ontwerpen en voorstellen

Projets et propositions

 

13 Wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten:

- 1° Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003;

- 2° Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika aangaande de rechtshulp in strafzaken, ondertekend op 28 januari 1988 (2013/1)

13 Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants:

- 1° Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'entraide judiciaire, fait à Washington D.C. le 25 juin 2003;

- 2° Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l'article 3, 2., de l'Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'entraide judiciaire, fait le 25 juin 2003, concernant l'application de la Convention entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d'Amérique concernant l'entraide judiciaire en matière pénale, signée le 28 janvier 1988 (2013/1)

 

Overgezonden door de Senaat

Transmis par le Sénat

 

Zonder verslag

Sans rapport

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

Vraagt iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2013/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2013/1)

 

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

Le projet de loi compte 3 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

14 Wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten:

- 1° Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003;

- 2° Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987 (2014/1)

14 Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants:

- 1° Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'extradition, fait à Washington D.C. le 25 juin 2003;

- 2° Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l'article 3, 2., de l'Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'extradition, fait le 25 juin 2003, concernant l'application de la Convention d'extradition entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d'Amérique, signée le 27 avril 1987 (2014/1)

 

Overgezonden door de Senaat

Transmis par le Sénat

 

Zonder verslag

Sans rapport

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

Vraagt iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2014/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2014/1)

 

Het wetsontwerp telt 4 artikelen.

Le projet de loi compte 4 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

15 Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de vader en de moeder te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (899/1-6)

- Wetsvoorstel tot wijziging van sommige in het Burgerlijk Wetboek vervatte bepalingen betreffende de bijdrage van de vader en moeder tot de opvoeding van hun kinderen (295/1-2)

- Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de onderhoudsgelden aan kinderen bij voorkeur te domiciliëren (564/1-2)

- Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat betreft de buitengewone kosten in het kader van een onderhoudsuitkering (1092/1-2)

- Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving betreffende het onderhoudsgeld wat de ontvangstmachtiging in geval van niet-betaling betreft (1317/1-2)

- Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de onderhoudsbijdragen voor kinderen betreft (1611/1-2)

- Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de invoering van een kindrekening betreft (1709/1-2)

15 Proposition de loi modifiant le Code civil en vue d’objectiver le calcul des contributions alimentaires des père et mère au profit de leurs enfants (899/1-6)

- Proposition de loi modifiant certaines dispositions du Code civil relatives à la contribution des père et mère à l'éducation de leurs enfants (295/1-2)

- Proposition de loi modifiant le Code civil en vue de faire payer les pensions alimentaires des enfants de préférence par domiciliation bancaire (564/1-2)

- Proposition de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne les frais extraordinaires dans le cadre d'une pension alimentaire (1092/1-2)

- Proposition de loi modifiant la législation relative aux pensions alimentaires, en ce qui concerne l'autorisation de percevoir en cas de non-paiement (1317/1-2)

- Proposition de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne les contributions alimentaires pour les enfants (1611/1-2)

- Proposition de loi modifiant le Code civil en ce qui concerne l'instauration d'un compte enfant (1709/1-2)

 

Wetsvoorstellen ingediend door:

Propositions de loi déposées par:

- 899: Clotilde Nyssens, Christian Brotcorne

- 295: Muriel Gerkens, Zoé Genot, Juliette Boulet, Thérèse Snoy et d’Oppuers, Jean-Marc Nollet, Georges Gilkinet

- 564: Dalila Douifi, Renaat Landuyt, Christine Van Broeckhoven

- 1092: Sabien Lahaye-Battheu, Marie-Christine Marghem, Bruno Steegen, Carina Van Cauter

- 1317: Sabien Lahaye-Battheu, Herman De Croo, Guido De Padt, Willem-Frederik Schiltz, Bruno Steegen, Carina Van Cauter

- 1611: Katrien Schryvers, Mia De Schamphelaere, Raf Terwingen, Servais Verherstraeten

- 1709: Mia De Schamphelaere, Sonja Becq, Raf Terwingen

 

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze wetsvoorstellen te wijden. (Instemming)

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces propositions de loi. (Assentiment)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

15.01  Clotilde Nyssens, rapporteur: Monsieur le président, je tâcherai d'être brève malgré les 125 pages de rapport. D'abord, je tiens à remercier l'ensemble de la sous-commission du Droit de la famille et le ministre compétent pour la Politique familiale pour ce travail collectif qui a duré un an et demi, pour arriver à un consensus. C'est intéressant: c'est collectif et c'est positif. Nous avons accompli œuvre utile.

 

Les sept propositions de loi ont été examinées. Dans chacune d'elles, nous avons retenu des idées intéressantes.

 

Les deux premières portaient sur l'objectivation du calcul des contributions alimentaires; il s'agissait de la mienne et de celle de Mme Gerkens. Les autres propositions de loi traitaient de points ponctuels sur les contributions alimentaires et les pensions alimentaires.

 

Comment nos travaux se sont-ils déroulés?

 

Évidemment, nous avons organisé des auditions: avocats, professeurs, magistrats (belges et étrangers), associations familiales. Pour information, et une fois n'est pas coutume, un magistrat des Pays-Bas est venu longuement traiter du sujet; nous étions tous séduits par ce modèle hollandais. Une fois n'est pas coutume!

 

Après les auditions, nous avons élaboré une grille mathématique: une seule méthode de calcul pour déterminer les contributions alimentaires des parents à l'égard de leurs enfants.

 

Faut-il imposer au magistrat un modèle de calcul ou lui laisser davantage de liberté?

 

Comment alors assurer une certaine uniformisation de la matière pour éviter, devant les magistrats, des effets d'imprévisibilité ou de surprise pour les parents astreints à payer des contributions alimentaires à leurs enfants? Il fallait plus de transparence, il fallait aider les magistrats, il fallait leur confectionner des outils: nous avons trouvé un système qui, tout en respectant la liberté des magistrats, tend vers un outil d'objectivation de ces pensions alimentaires.

 

En résumé, le texte comprend: primo, plus de transparence dans les décisions judiciaires; ces décisions devront désormais indiquer une série d'éléments de calcul à partir desquels les magistrats établissent le montant des contributions alimentaires.

 

Secundo, le secrétaire d'État compétent en la matière créera une Commission des Contributions alimentaires, composée probablement de magistrats, d'avocats et de personnes compétentes en la matière afin d'analyser la jurisprudence uniforme dans notre pays, d'affiner des outils de calcul pour tendre à des statistiques de coût des enfants et des ménages; ces statistiques sont destinées à fournir des indications aux magistrats chargés de tels contentieux. Cette commission pourra éventuellement aussi faire des recommandations à l'exécutif afin de peaufiner des méthodes de calcul.

 

Présidente: Corinne De Permentier, première vice-présidente.

Voorzitter: Corinne De Permentier, eerste ondervoorzitter.

 

Le texte comprend également une série de définitions nouvelles, par exemple la définition de ce que l'on entend par frais ordinaires ou frais extraordinaires. Le texte permet au juge de contraindre les parents à ouvrir un "compte enfant" sur lequel doivent être versées les contributions alimentaires. Le texte modifie les conditions de la délégation de sommes. Il prévoit des formules d'indexation de plein droit des contributions alimentaires, la possibilité de majorer celles-ci en fonction de certaines circonstances et, 'last but not least', des mesures transitoires.

 

Nous avons été minutieux dans notre travail, puisque nous avons soumis le texte au Conseil d'État. Son avis, qui était positif sur la philosophie du textek, pointait, à raison, des observations d'ordre procédural. Nous avons revu le texte à la suite de l'avis du Conseil d'État.

 

Je ne serai pas plus longue car chacun désire intervenir pour faire valoir son idée personnelle dans ce travail collectif. En tout cas, je me réjouis du climat qui a régné dans cette commission sans oublier que, pour modifier quelques dispositions du Code civil pour calculer des contributions alimentaires, un travail collectif d'un an et demi a été nécessaire dans une chambre et que ce texte sera probablement évoqué par le Sénat. Des acteurs judiciaires apporteront vraisemblablement des observations. En effet, il me revient que le Conseil supérieur de la Justice prépare un avis sur le sujet qui sera rendu dans quelques jours

 

Si nous n'avons pas opté pour une méthode, une grille de calcul, par exemple la grille Renard, la grille du magistrat Wustefeld, la grille d'une association familiale (La Ligue des familles ou le Gezinsbond), c'est parce qu'aucune des grilles ne parvenait aux mêmes résultats, aucune des grilles ne reprenait des éléments identiques pour calculer les contributions alimentaires. Par conséquent, il importe d'affiner le travail.

 

Je termine par une note de droit comparé. Nous sommes un des seuls pays en Europe, voire dans le monde, à ne pas encore avoir légiféré en la matière. Nous avons un Code civil, qui comprend une ligne sur les contributions alimentaires, laquelle stipule que les parents doivent contribuer, même après leur séparation et leur divorce, à l'éducation et à l'entretien de leurs enfants. Mais dans quasi tous les pays qui ont retenu notre attention, des barèmes, des tables indicatives, des éléments de calcul ou des commissions viennent en aide soit à l'exécutif, soit au judiciaire pour effectuer ce genre de calcul.

 

15.02  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, collega’s, mijnheer de staatssecretaris, tijdens de voorbije legislatuur hebben wij als wetgever ingegrepen in de verblijfsregeling van kinderen wiens ouders niet meer samenleven door de begrippen “gelijk verdeeld verblijf” en “ongelijk verdeeld verblijf” in het Burgerlijk Wetboek in te schrijven. Ook nu treden wij op inzake de berekening van de onderhoudsgelden voor de bedoelde kinderen.

 

Mevrouw de voorzitter van de subcommissie, het werk ter zake is telkens vooral in de subcommissie Familierecht gedaan. Voornoemde subcommissie is een kleine commissie van negen leden, die ik hier speciaal begroet. Ook de staatssecretaris heeft ons telkens met zijn aanwezigheid vereerd, waarvoor wij hem danken.

 

Collega’s, wat zijn vandaag de problemen inzake de onderhoudsgelden? Er zijn verschillende problemen. Ik zal mij echter beperken tot het opsommen van een viertal problemen.

 

Naar het eerste probleem heeft mevrouw Nyssens al verwezen. Vandaag moeten wij het vooral doen met artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek, dat heel beknopt het volgende bepaalt: “De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen.” Voornoemde paragraaf uit het genoemde artikel 203 is de enige richtlijn en kapstok op grond waarvan het onderhoudsgeld wordt overeengekomen of op grond waarvan het onderhoudsgeld in onze vonnissen of arresten wordt bepaald.

 

Collega’s, tijdens de hoorzittingen die wij hebben gehouden, werd algemeen geopperd dat voornoemd artikel veel te beknopt en te onduidelijk is. Ik verwijs onder andere naar wat de eerste voorzitter van het hof van beroep van Mons, de heer Franeau, ter zake heeft verklaard.

 

Het gevolg van het voornoemde, heel beperkte artikel is tweeërlei. Er is, ten eerste, de versnipperde aanpak bij onze rechters. Sommige rechters hanteren immers de methode-Renard, terwijl andere rechters de methode van de Gezinsbond hanteren. Ook worden er nog andere, door advocaten uitgewerkte methodes gebruikt. Wij hebben de advocaten in kwestie in de subcommissie ook gehoord. Nog andere rechters hebben hun eigen methode, die zij telkens in hun eigen vonnissen toepassen. Weer andere rechters beperken zich in hun vonnissen tot één zin, die meestal op het volgende neerkomt: “Rekening houdende met de financiële draagkracht van de ouders en met de kosten van het kind, wordt het onderhoudsgeld op – bijvoorbeeld – 150 euro per maand bepaald.”

 

De bedragen voor de onderhoudsgelden die op voornoemde manier worden uitgesproken, kunnen in gelijkaardige situaties verschillen, waarop professor Senaeve ons heel duidelijk heeft gewezen.

 

Een tweede gevolg van dit beknopte artikel 203 is een onvoldoende motivering voor de ouders, voor de onderhoudsplichtigen of de onderhoudsgerechtigden. We hebben daarover onder andere nog eens de eerste voorzitter van het hof van beroep van Mons gehoord. Hij heeft gezegd, ik citeer uit het verslag: “Vandaag nog stellen bepaalde rechtbanken de onderhoudsbijdrage dusdanig vast, dat de betrokken ouders onmogelijk kunnen begrijpen welke redenering erachter zit”. Als voorbeeld gaf de spreker ons een vonnis van een bepaalde jeugdrechtbank waarbij een vader een onderhoudsbijdrage werd opgelegd van 500 euro per maand in de eerste periode, 375 euro per maand in de tweede periode, en dan plots maar 200 euro per maand zonder verdere uitleg.

 

Dat is een eerste probleem: de beknoptheid van artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Een tweede probleem: zowel in de overeenkomsten als in de vonnissen – in rechtspraak dus – wordt de laatste tijd een onderscheid gemaakt tussen de gewone kosten die worden betaald met het onderhoudsgeld, en de buitengewone kosten. Gewone en buitengewone kosten zijn begrippen die op het veld worden gebruikt en waarmee de ouders vandaag moeten werken, maar die in onze wetgeving niet gekend zijn.

 

Buitengewone kosten geven vandaag vooral aanleiding tot enorm veel discussie, vooral als het begrip niet werd gedetailleerd in het vonnis of in de overeenkomst. Ik verwijs bijvoorbeeld naar een schoolrekening: is dat al dan niet een buitengewone kostenfactor? Daarover zijn er ellenlange discussies, er worden procedures over gevoerd, dat is dus een tweede belangrijk probleem.

 

Een derde probleem: het gelijk verdeeld verblijf. Dat werd in de vorige legislatuur als een van de mogelijke verblijfsregelingen ingevoerd. Het betekent dat de kinderen even veel bij de ene ouder als bij de andere verblijven. Maar wat met de kosten? Wie betaalt de schoolrekeningen? Wie ontvangt de kinderbijslag? Moet er een kinderrekening worden geopend? Zo zijn er nog tal van vragen.

 

Een vierde probleem dat ik hier kort wil aanhalen, gaat over de niet-betaling van het onderhoudsgeld. Ook al gaat onderhoudsgeld voor alles en moet men er altijd eerst voor zorgen dat men het onderhoud van zijn kinderen kan betalen nog voor hypothecaire leningen en andere kosten, toch stellen we vandaag vast dat heel veel onderhoudsgelden ofwel laattijdig ofwel niet worden betaald. Dat is een belangrijke vaststelling waar wij als wetgever ook iets moesten aan doen. Vandaag is het zo dat loondelegatie mogelijk is. Men kan de rechter vragen om bij de bron – de werkgever, de instelling die de uitkering uitbetaalt – het onderhoudsgeld te innen. Dat is een mogelijkheid, maar geen must: de rechter is soeverein in het al dan niet toekennen van die loondelegatie.

 

Wat is de oplossing die wij in de subcommissie Familierecht en de commissie voor de Justitie hebben gevonden? Ik overloop de vier problemen en de oplossingen die wij hebben uitgewerkt.

 

Ten eerste, voor het vaststellen van de onderhoudsgelden hebben wij de objectivering van de onderhoudsgelden in het leven geroepen. Dat wil zeggen dat de rechter verplicht melding moet maken van een achttal elementen of parameters die hij of zij heeft afgetoetst en op basis waarvan hij de kinderalimentatie heeft bepaald.

 

U kunt zich afvragen welke elementen of parameters dat precies zijn. Wat moet de rechter aftoetsen? Ik som de belangrijkste parameters op.

 

Wat zijn de inkomsten van beide ouders? Het is verplicht dit af te toetsen en te vermelden in het vonnis.

 

Wat zijn de kosten van het kind? Zijn er bijzondere of gewone kosten voor dat kind? Wat zijn de gemiddelde kosten van het kind?

 

Hoe is de verblijfsregeling van het kind geregeld? Verblijft het evenveel bij de ene als bij de andere ouder of ligt de verhouding anders?

 

Wat is het bedrag van de kinderbijslag of van de andere voordelen die aan het kind of de kinderen wordt uitbetaald?

 

Dat is de objectivering die wij met deze wet in het leven willen roepen.

 

Ik meen dat dit nieuwe artikel 1321 van het Gerechtelijk Wetboek niet alleen voor de rechters, maar ook voor de partijen een zekere discipline zal vereisen die er vandaag niet altijd is. Ik verwijs naar hetgeen we in de hoorzittingen hebben gehoord van niet alleen professoren, maar ook van magistraten, met name dat het vandaag in rechtszaken heel vaak voorkomt dat de stukken die men voorlegt onvolledig zijn, dat de stukken in verband met de inkomsten achterhaald zijn, dat rechters soms tussenvonnissen moeten maken om de partijen te verplichten duidelijkheid te scheppen over de financiële situatie van de ouders of over de precieze inkomsten, zoals bijvoorbeeld de kinderbijslag die het kind geniet.

 

Ik ben ervan overtuigd, en ik waarschuw daar ook voor, dat er na het goedkeuren van deze wet een zekere discipline – die er vandaag niet is – zal moeten zijn.

 

Ten tweede, ik verwijs vooral naar de hoorzitting met de voorzitter van de Nederlandse werkgroep Alimentatienormen, de heer Luiten. Collega Nyssen heeft gezegd dat wij onder de indruk waren van hetgeen hij ons vertelde. Na die hoorzittingen zijn wij in consensus tot het besluit gekomen dat er op vandaag in België geen ideaal berekeningsmodel bestaat, zoals dat in Nederland wel het geval is.

 

Een belangrijke nuance is dat het Nederlandse model er is gekomen vanuit de magistratuur en niet vanuit de wetgever. De Nederlandse magistraten hebben zich samengezet en hebben een berekeningsmodel uitgewerkt die elke Nederlandse rechter vandaag toepast.

 

In België hebben wij geen ideaal berekeningsmodel waar de hele magistratuur zich achter schaart. In die zin hebben wij ons met deze wet eigenlijk beperkt tot het oprichten van een commissie die aanbevelingen moet opstellen voor de begroting inzake de kinderalimentatie.

 

Ik richt mij wat dit punt betreft tot de staatssecretaris. Open Vld heeft van bij het begin van de discussie gezegd tamelijk huiverig te staan tegenover een vast berekeningsmodel dat alle rechters moeten hanteren. Daardoor zouden zij verworden tot rekenmachines. Ik herinner u eraan, geachte staatssecretaris, dat u in de subcommissie voor het Familierecht hebt gezegd dat er in twee stappen zal worden gewerkt. U zei dat als deze wet, met de objectivering van de onderhoudsgelden, goed werkt, de evaluatiecommissie misschien niet nodig zal zijn en men zich kan beperken tot het verder toepassen en het aftoetsen van die elementen.

 

U zei, en ik citeer: “In de eerste plaats moeten de magistraten ertoe worden verplicht hun beslissingen omstandiger met redenen te omkleden. Dat alleen al zou een hele stap vooruit betekenen. Vervolgens moet de evaluatiecommissie nagaan of de nieuwe wet goed werkt, enerzijds, en de diverse berekeningmethodes evalueren, anderzijds”. Maar de afspraak die wij hebben gemaakt, is dat als de objectivering goed werkt, de evaluatiecommissie niet moet zoeken naar een ideaal berekeningsmodel.

 

Dat is de eerste oplossing die door deze wet wordt geboden.

 

De tweede oplossing, voor het probleem van de gewone en buitengewone kosten, is dat wij erin geslaagd zijn definities in de wet in te schrijven van wat gewone kosten zijn. Dat was een veeleer gemakkelijke definitie. Moeilijker was te definiëren wat buitengewone kosten zijn. In eenvoudige woorden gezegd zijn dat kosten die niet met het gewone onderhoudsgeld kunnen worden betaald.

 

Ik neem opnieuw het voorbeeld van de schoolrekening, waarop verschillende kosten staan. Gewone opvang en soep, bijvoorbeeld, zijn gewone kosten, maar zeeklassen of bosklassen, waarvoor de ouder 100 euro of meer moet betalen, kunnen buitengewone kosten zijn. Die twee definities staan nu ook in de wet ingeschreven.

 

Het derde probleem is het gelijk verdeeld verblijf en de regeling van de kosten: wie betaalt welke kosten voor de kinderen? Met deze wetswijziging wordt het principe van de kindrekening in de wet ingeschreven. De rechter kan partijen verplichten een rekening te openen op naam van de kinderen waarop elk van beide ouders volmacht heeft.

 

De rechter kan ook bepalen wat er allemaal op die rekening moet komen: de kinderbijslag, eventueel de onderhoudsbijdrage van elk van beide ouders, andere voordelen. De rechter kan ook de verhouding bepalen volgens de welke de kosten tussen de ouders worden verdeeld.

 

Volgens ons is er wel nog een hiaat – en Open Vld zal daarvoor naar een oplossing streven – wanneer het gaat om een gelijkverdeeld verblijf waarbij de ouders er niet voor opteren om met een kindrekening te werken, maar de kinderbijslag verdeeld zouden willen zien. Zij zouden willen dat de kinderbijslag voor de helft aan de moeder en voor de helft aan de vader toekomt, zodanig dat elk van beide ouders een bepaald bedrag heeft waarmee de kosten kunnen worden betaald. Vandaag kan dat nog steeds niet. De kinderbijslag wordt aan een van de ouders uitbetaald. Wij menen dat ook dat element zou moeten worden geregeld.

 

Mevrouw de voorzitter, ik kom aan het einde van mijn rede. De vierde oplossing gaat over de problemen van betaling van onderhoudsgeld. Met onderhavige wetswijziging wordt er een veralgemeende loondelegatie in het leven geroepen. Dat betekent dat, ingeval onderhoudsgeld minstens twee maanden niet is betaald in de periode van 12 maanden voorafgaand aan het verzoek, de rechter loondelegatie moet toestaan. Hij kan het niet meer toestaan, hij moet het toestaan.

 

De ratio legis is de volgende. In de strafwet staat letterlijk dat iemand die twee maanden onderhoudsgeld achterstallig is, strafbaar is. Naar analogie van de strafwet moet de loondelegatie, die vandaag reeds bestaat als een mogelijkheid, een verplichting worden zodra men twee maanden of langer onderhoudsgeld achterstallig is.

 

Mijnheer de staatssecretaris, collega’s, ik besluit. Met de wetswijziging hopen wij de alimentatie voor kinderen duidelijker en correcter te laten bepalen, alsook te laten betalen. Open Vld zal het wetsontwerp met veel enthousiasme goedkeuren.

 

15.03  Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, un divorce ou une séparation est un moment toujours douloureux pour les familles ou les ex-conjoints mais aussi pour les enfants. Une fois que le couple a pris la décision officielle et définitive de se séparer, tout n'est évidemment pas réglé. Lorsqu'il y a des enfants, outre les problèmes relatifs à leur hébergement, la question des contributions alimentaires est l'une des principales pommes de discorde. Si à cette période déjà troublée viennent s'ajouter des conflits quant au montant de ces contributions alimentaires, les difficultés s'amoncellent, d'autant plus que ces questions dépassent de loin le moment du divorce ou de la séparation pour se prolonger pendant des années.

 

Depuis longtemps, le montant des contributions alimentaires est une source potentielle d'incompréhension et de division, comme mes collègues l'ont dit précédemment. Quand il s'agit de veiller aux besoins des enfants, on pourrait s'attendre à ce que tous les parents contribuent volontairement – et je dirais même sans compter. Malheureusement, la réalité est tout autre, surtout lorsque des inégalités et des incompréhensions entourent la fixation de ces contributions.

 

En effet, l'une des raisons invoquées aux non-paiements hélas nombreux des contributions alimentaires est le manque de compréhension et de transparence dans la fixation de ces montants. Il était donc plus que temps de trouver le moyen d'objectiver le calcul de ces contributions alimentaires. En visant plus de cohérence, de clarté, de transparence et d'uniformité dans les décisions de justice, l'objectif est aussi d'obtenir une plus grande adhésion des parents et donc des paiements effectifs, principalement pour le bien-être des enfants.

 

La proposition de loi dont nous discutons aujourd'hui répond à ce souci d'objectivation. Comme l'a dit Mme Nyssens, celle-ci a été précédée de nombre d'auditions et d'un travail de réflexion considérable. Je tiens à souligner le travail commun de tous les partis démocratiques dans la rédaction finale du texte qui nous est proposé. Dans le sillage de ce travail commun, le groupe PS soutient activement cette proposition. À l'instar des interventions en commission, je voudrais insister sur quelques points.

 

Tout d'abord, le choix d'une méthode de calcul en tant que telle devait être opéré avec beaucoup de prudence. Or, nous n'avons pas fait ce choix. On sait que les méthodes de calcul existantes donnent, pour une même situation, des résultats très différents. Les auditions l'ont d'ailleurs prouvé. Il ne fallait donc pas que le nouveau projet pérennise le projet existant auquel nous voulions justement remédier. Nous soutenons dès lors le choix qui a été fait de laisser la possibilité au Roi de fixer un mode de calcul destiné à favoriser la mise en œuvre des recommandations de la Commission des contributions alimentaires qui, comme nous l'avons déjà dit, est un outil tout à fait nouveau créé par le présent texte et qui s'inspire notamment de l'exemple des Pays-Bas.

 

Ensuite, au vu du principe d'indépendance du juge et de la nécessité de pouvoir s'adapter à la spécificité de chaque situation, nous avons répété qu'il ne nous semblait pas adéquat d'imposer au magistrat des critères et/ou une méthode contraignante dont il ne pourrait absolument pas s'écarter. Nous avons préféré établir des critères de référence et donner la possibilité à la Commission de faire des recommandations, critères de référence ou recommandations dont le magistrat pourra toujours s'écarter moyennant une motivation spéciale. C'est un apport du nouveau texte.

 

Il est intéressant de constater qu'il y a eu un parallèle avec le travail réalisé sous la précédente législature dans le cadre du projet de loi sur l'hébergement alterné égalitaire. On a finalement suivi le même type de philosophie: la fixation de critères et l'obligation d'une motivation spéciale pour une meilleure compréhension.

 

Je souhaiterais également insister sur les mesures transitoires qui sont souvent oubliées. Or, c'est souvent le plus difficile dans ce type de matière. Ces nouvelles dispositions s'appliqueront évidemment à toute nouvelle demande introduite après l'entrée en vigueur de la loi. Toute procédure introduite avant l'entrée en vigueur de la loi et toute décision non coulée en force de chose jugée seront aussi régies par les nouvelles mesures. Lorsque des nouvelles circonstances, indépendantes de la volonté des parties, modifient sensiblement leur situation ou celle des enfants, une demande de modification d'une contribution alimentaire définitivement fixée préalablement à l'entrée en vigueur de la loi sera considérée comme une nouvelle demande et sera donc soumise aux nouvelles règles du texte qui nous est proposé aujourd'hui. Nous souhaitions qu'un maximum de familles puisse bénéficier de cette nouvelle loi qui nous semble être véritablement une avancée dans les critères et vers une meilleure transparence.

 

Vous l'aurez compris, le groupe PS est tout à fait satisfait du texte proposé aujourd'hui et espère véritablement qu'il permettra une réelle objectivation et une réelle transparence des parts contributives et ce, bien entendu, toujours dans l'intérêt de l'enfant.

 

15.04  Mia De Schamphelaere (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, geachte collega's, vaak wordt beweerd, bijvoorbeeld door de pers, dat parlementsleden in deze politiek moeilijke tijden zeer weinig kunnen betekenen, weinig kunnen realiseren. Vandaag ligt er evenwel een ontwerp voor dat het tegendeel bewijst.

 

In de subcommissie Familierecht onder het voorzitterschap van mevrouw Nyssens is op basis van voorstellen van bijna alle fracties in dit Parlement bijna een jaar lang gewerkt aan een betere regeling van het onderhoudsgeld voor kinderen.

 

Dit is natuurlijk een belangrijk maatschappelijk probleem omdat het vaak gaat over willekeur, niet-betaling, over bedragen die als onrechtvaardig worden aangevoeld of over situaties en maatregelen die door de magistratuur werden genomen en die de conflictueuze toestand in plaats van te milderen nog verergerde.

 

Het voorstel dat is uitgewerkt, probeert in een aantal aspecten tegemoet te komen aan die maatschappelijke vragen, aan het gebrek aan transparantie, een gevoel van willekeur, het niet-meegroeien van de bijdragen van de kosten die een opgroeiend kind met zich meebrengt.

 

Ook op basis van de amendering aangebracht door onze fractie zijn wij bijzonder blij met dit gehele voorstel, dat hopelijk een grotere objectivering van de onderhoudsbijdrage voor kinderen met zich zal meebrengen.

 

Een hele verbetering vinden wij bijvoorbeeld de bijzondere motiveringsplicht waardoor de transparantie en het gevoel van rechtvaardigheid bij de onderhoudsplichtigen zal worden verhoogd. Wij hopen dat met de motiveringsplicht er gemakkelijker vrijwillig zal worden betaald.

 

Er zijn ook de aanbevelingen voor de begroting van de kosten en de vaststelling van de bijdragen. Deze kunnen een houvast vormen bij de onderhandeling, bijvoorbeeld van de echtscheiding met onderlinge toestemming, en ze ondersteunen tegelijk ook de magistraat bij de vorming van zijn oordeel. Hierdoor hopen wij meer uniformiteit en rechtszekerheid in de praktijk te bekomen.

 

Op die manier zal het gevoel van willekeur bij de mensen minder ervaren worden.

 

De automatische indexering is ook een belangrijke toevoeging aan het bestaande systeem. De rechter krijgt ook de mogelijkheid om te anticiperen op zekere toekomstige gebeurtenissen, zoals de toename van de kosten voor het kind die samenhangen met de leeftijd of de studieovergang. Dat voorkomt dat men opnieuw naar de rechter moet stappen om een verhoging te vragen die men eigenlijk reeds eerder had kunnen voorzien.

 

Ik kom nu tot een voorstel van onze fractie, met name de kindrekening. De rechter kan op verzoek van een van de ouders het gebruik van een kindrekening opleggen. Recent werd er nog op gewezen dat het werken met een kindrekening een oplossing kan bieden voor de verdeling van de kinderbijslag, in geval het kind op gelijkmatige wijze verblijft bij beide ouders. De kinderbijslag wordt dan gestort op een dergelijke rekening. Er wordt ook bepaald voor welke kosten het bedrag wordt geplaatst op die rekening en voor welke kosten de rekening mag worden aangewend.

 

Wij zijn blij met dit voorstel. Wij danken de subcommissie, de commissie voor de Justitie en alle actieve leden. Wij hopen echt dat dit een verbetering zal zijn voor de situatie van kinderen en van nieuwsamengestelde gezinnen.

 

15.05  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, chers collègues, le groupe Ecolo-Groen! vit un moment important et je pense personnellement que c'est un moment encore plus important puisque déjà Ecolo-Agalev se battait depuis longtemps en matière de créances alimentaires à destination des enfants.

 

Il y a d'abord eu le combat entre 1999 et 2003 pour la création d'un service de créances alimentaires visant à garantir le paiement de ces créances et à pouvoir les recouvrer. C'était l'un des premiers combats menés par les organisations de femmes depuis une quarantaine d'années.

 

Quand on s'est préoccupé du paiement et du respect d'une décision de justice concernant le paiement d'une créance d'un des parents vers l'autre, on s'est rendu compte très rapidement qu'il était également important de maîtriser et de comprendre l'estimation du montant de ces créances pour dépasser le sentiment d'injustice qui habitait celui qui devait les payer.

 

Avec ma collègue Marie-Thérèse Coenen, j'ai organisé pendant quelques années des rencontres avec des pères, des mères, des organisations féministes et des organisations devant travailler avec les parents en instance de séparation, avec des juges. On ne remerciera d'ailleurs jamais assez le juge Franeau mais aussi Roland Renard car même si nous n'avons pas opté pour sa méthode, ce monsieur a fait avancer les choses; il s'est battu pour l'objectivation du calcul des créances alimentaires dès le milieu des années '80.

 

À l'issue de ces rencontres et de ces colloques, il nous semblait important qu'en cas de mise en place de mécanismes sévères visant au paiement des créances alimentaires dues, il était important que le débiteur comprenne les raisons du montant fixé et ne se sente pas victime d'injustice.

 

C'est la raison pour laquelle nous avions déjà déposé une proposition de loi en mai 2004, proposition redéposée en octobre 2007. Cette proposition consacrait l'obligation de tenir compte du coût de l'éducation d'un ou de plusieurs enfants et de leur âge, de manière à évaluer la part du budget familial leur étant nécessaire, le tout en fonction des revenus des parents.

 

Nous nous inscrivons ici dans un processus très long, loin d'être terminé. En effet, je me souviens que, sous la précédente législature, j'avais demandé à la ministre de la Justice d'intégrer l'objectivation du calcul des créances dans le projet visant à réformer la loi sur le divorce. La loi sur le divorce vise à améliorer et à accélérer la procédure de séparation. Or, selon nous, toutes les questions relatives aux créances et à la prise en compte du suivi, de l'éducation, de l'entretien des enfants ne peuvent être traitées au même rythme prévu pour une séparation. Il nous semblait donc important d'intégrer ces questions dans le débat.

 

En outre, une étude a notamment été demandée, en 2006, à l'Université de Liège en vue d'évaluer la méthode Renard. Mais ce n'est que quand nous avons entamé nos travaux, il y a environ un an, que nous avons eu accès aux résultats des études effectuées et que nous avons pu entamer nos travaux sur l'objectivation du calcul des créances alimentaires.

 

Le texte de loi qui résulte des travaux qui ont été effectués et des auditions qui ont eu lieu ne propose pas, contrairement à mon souhait, le recours à une méthode identique pour l'ensemble des magistrats. Mais les représentants de la magistrature ont fait savoir clairement qu'ils ne voulaient pas qu'on leur impose une méthode afin de préserver leur liberté d'appréciation. Par ailleurs, ce souci a largement été relayé par les parlementaires.

 

Pour ma part, j'estime excessif l'amalgame qui est fait. En effet, il existe effectivement des manières de travailler et des méthodes peuvent être développées et peuvent faire l'objet d'un consensus. Cela dit, une bonne méthode inclut évidemment la liberté d'appréciation des magistrats.

 

Au cours de tous les travaux de la commission, on a opposé les deux en permanence. Selon moi, c'est excessif. Si les magistrats se mettent réellement à travailler correctement, à suivre les indications qui se trouvent dans la loi, c'est-à-dire à déterminer les critères et les revenus et à motiver les décisions, nous parviendrons à une harmonisation. Un parent vivant dans une telle zone du pays ne devra plus payer une créance alimentaire diamétralement différente de celle d'un autre parent vivant ailleurs et se trouvant dans les mêmes conditions. Le fait de connaître encore de telles disparités aujourd'hui est la preuve que la liberté d'appréciation des juges se mue plutôt en un refus de travailler correctement avec le citoyen.

 

Pour construire une méthode efficace et bien utilisée, il faut l'accord des acteurs. C'est la raison pour laquelle Ecolo-Groen! a cosigné, et donc soutiendra, l'amendement qui résultait des travaux que nous avons menés. Il n'y a pas de méthode imposée mais il y a imposition d'une motivation de la décision du juge, qui doit stipuler à la fois la nature et le montant des facultés de chacun des parents, le relevé des frais ordinaires et la manière dont ils sont évalués et la définition et la nature des frais extraordinaires.

 

En ce qui concerne ce dernier élément, monsieur le secrétaire d'État, j'aimerais que les choses soient claires. Nous essayons, dans les articles de la proposition, de bien préciser ce que représente une dépense extraordinaire, c'est-à-dire une dépense exceptionnelle, nécessaire ou imprévisible, liée à des circonstances exceptionnelles. Je me souviens que nous avons cité en commission ces éléments crispants qui sont utilisés aujourd'hui par les parents pour considérer si une dépense est exceptionnelle ou pas. Je citerai par exemple les camps de vacances ou les classes vertes.

 

Pour moi, à partir du moment où on sait que les écoles organisent des classes vertes, que pendant les vacances, il y aura des stages, que certaines choses n'arrivent qu'une ou deux fois par an mais qu'elles arrivent, ces dépenses ne sont plus des dépenses extraordinaires. Elles doivent être effectuées à certains moments mais si on continue à considérer ces événements qui arrivent de manière régulière comme générant des dépenses extraordinaires, nous n'aurons pas réglé les difficultés rencontrées par les parents avec les nouvelles dispositions que nous allons adopter.

 

Nous avons donc l'obligation d'être précis dans notre volonté, même si on ne peut pas tout prévoir. On ne peut pas considérer qu'une chose courante entre dans la catégorie de "l'exceptionnel" ou de "l'imprévisible". J'aimerais donc réentendre mes collègues sur ces termes que nous avons indiqués dans notre proposition et qui suscitent visiblement des lectures différentes en plénière.

 

Il y a un autre facteur important dans la motivation par le juge de son évaluation de la créance et que nous avons prévu dans la proposition de loi: les modalités d'hébergement qui vont être organisées et décidées par les parents et la contribution en nature qui en résulte.

 

Un autre élément positif de cette proposition qui fait que nous la soutiendrons, même en l'absence d'une méthode imposée aux magistrats, est la mise en place de la Commission des Contributions alimentaires. Parmi ses missions, il y a l'évaluation et l'élaboration de recommandations pour les frais estimés nécessaires pour assurer l'hébergement, l'entretien, la santé, la surveillance, l'éducation, la formation, l'épanouissement des enfants et donc la fixation des contributions. Si elle constate que les nouveaux dispositifs prévus n'éliminent pas les variations arbitraires des montants des contributions, cette commission aura l'obligation d'élaborer de manière collective entre les magistrats qui la composeront, une méthode ou de meilleurs outils de référence qui deviendraient alors obligatoires pour les juges.

 

C'est, à mes yeux, l'élément de garantie d'un suivi. La composition de cette commission sera décidée par le Roi. Mais l'idée était de la composer uniquement de magistrats comme en Hollande, afin que les résultats qui en émaneront soient bien appropriés aux juges qui devront l'appliquer. Il pourrait cependant s'avérer intéressant de permettre à cette commission de confronter, peut-être de manière épisodique, en tout cas complémentaire, ses analyses, ses évaluations et ses recommandations avec toute une série d'associations de personnes qui accompagnent les parents séparés et les familles monoparentales.

 

J'aimerais aussi qu'à travers cette commission et cette évaluation on puisse enfin organiser une récolte de données. Si on veut procéder à une évaluation, il faudra récolter les données. Ceci ne figure pas dans les textes et il serait judicieux de ne pas devoir les y inscrire et que cela se fasse spontanément. En Belgique, il est difficile de récolter les données, de les conserver, de les croiser, de les corréler. Il est nécessaire de disposer du rassemblement du montant des créances, de savoir à quoi elles correspondent, de savoir si elles sont payées ou non, de connaître les jugements, les critères pris en compte pour les revaloriser, les modifier. Il faut un lien entre toutes ces données et le service des créances alimentaires, qui est souvent dépourvu de données et qui ne peut intervenir que lorsqu'on fait appel à ses services. Il existe des outils en la matière qui peuvent mener à une meilleure efficacité.

 

Voorzitter: Patrick Dewael, voorzitter.

Président: Patrick Dewael, président.

 

Enfin, je vous interpelle – et je m'interpelle moi-même ce faisant – sur le point suivant. Nous avons introduit dans cette proposition de loi la possibilité du compte enfant. Il s'agit d'une pratique existante spontanée, sur la base d'accords entre parents qui décident de verser les allocations familiales sur un compte commun et s'arrangent pour l'utiliser. Cela fonctionne quand les parents sont en accord autour d'un projet d'éducation et dans la répartition des frais.

 

Dans notre proposition, nous prévoyons qu'à la demande d'un des deux parents, le juge peut imposer la mise en place de ce compte. C'est le juge qui déterminera quelle somme devra y être versée, quand, à quelles dépenses elle sera utilisée, comment contrôler son utilisation et comment combler le déficit éventuel de ce compte.

 

En ce qui concerne les familles qui ont de faibles revenus, si vous vous souvenez de notre première audition concernant l'évaluation de la méthode Renard par l'Université de Liège, un des éléments mis en évidence était qu'en cas de parent seul, avec de faibles revenus, avec l'hébergement prioritaire ou majoritaire de l'enfant, l'argent de la créance alimentaire et les revenus de cette personne sont mélangés dans la vie quotidienne. On ne sait donc pas distinguer ce qui est consacré à l'enfant et ce qui est consacré à la famille dont l'enfant fait partie.

 

Dès lors, avec le dispositif mis en place par le biais de la proposition, je me demande si nous allons préserver malgré tout l'autonomie du parent qui héberge l'enfant dans l'organisation de la vie quotidienne et de l'utilisation de cet argent. Ne risquons-nous pas de mettre en difficulté ces familles monoparentales à faibles revenus? Si tel devait être le cas, ne devrions-nous pas prendre des dispositions permettant de garantir cette autonomie et de ne mettre en place ce compte que s'il y a consentement des deux parents?

 

Je vous interroge. Je n'ai pas la réponse à cette question.

 

J'ai été interpellée car je me suis dit qu'on risquait d'entrer dans une logique de contrôle si le système ne devait pas marcher. Comme on l'a répété lors de toutes nos discussions, le compte enfant ne fonctionne qu'en cas d'accord et de confiance entre les parents. On peut imaginer que le juge n'imposera pas un tel compte s'il n'y a pas cette relation entre les parents; toutefois, on ne maîtrise pas cette décision.

 

Si la relation se dégrade, on risque d'avoir un outil de contrôle et peut-être de paralysie qui sera utilisé par l'un des parents contre l'autre alors que cet argent est nécessaire dans la vie quotidienne de la famille et donc de l'enfant pour lequel cet argent est versé.

 

Nous sommes à la fin d'un processus qui a duré un an. Nous avons donc envie que les travaux aboutissent. Néanmoins, si certaines choses devaient éventuellement être revues ou approfondies, il faut qu'on se donne la possibilité de le faire. On sait que d'autres avis interviendront, tel que celui du Conseil supérieur de la Justice. Certains estiment peut-être que la réflexion peut aussi être poursuivie via le Conseil supérieur de la Justice ou via le Sénat. Ou bien, on peut se dire que la réflexion a déjà été faite et que mes craintes ne sont pas fondées. Probablement, argumenterez-vous pour m'en convaincre. D'un autre côté, on peut aussi réserver un moment de réflexion à un point particulier.

 

Je souhaiterais également resituer notre débat dans deux débats plus larges dont le premier a trait au tribunal de la Famille. Nous attendons évidemment ce projet avec impatience car nous nous rendons bien compte qu'il est important que toutes les démarches, liées tant à l'évaluation de ces créances alimentaires qu'à la résolution de tout ce qui découle d'une séparation ou d'un divorce, soient traitées et analysées par un même tribunal, par les mêmes partenaires et avec une médiation qui s'intègre dans une gestion et une approche de toutes ces difficultés que rencontrent les familles.

 

Monsieur le secrétaire d'État, je sais que vous y travaillez et que nous pourrons éventuellement bientôt assister à la mise en place d'une telle structure, même si ce sera long et difficile.

 

Je tiens vraiment à remercier M. Renard et l'ensemble des magistrats qui, avant que nous ne fassions ces travaux, se sont mis d'accord entre eux autour d'une ou de plusieurs méthodes pour essayer d'objectiver, se méfiant de leur propre capacité à parfois prendre des décisions sans les motiver suffisamment, notamment sur la base d'a priori et d'un manque de maîtrise lorsqu'on est face à des personnes en difficulté. C'est aussi grâce à eux qu'aujourd'hui nous avons pu avancer sur cette disposition.

 

15.06  Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, mes chers collègues, le texte dont nous débattons aujourd'hui est l'aboutissement d'un long travail de concertation entre les différents groupes politiques et également les professionnels du terrain.

 

Cette proposition de loi entend remédier à une difficulté concrète rencontrée par bon nombre de parents qui se séparent: l'incompréhension et, partant, la difficulté à accepter les décisions de justice qui établissent la participation financière de l'un ou l'autre dans les frais d'éducation et d'entretien des enfants communs. En effet, certains magistrats rendent des décisions brèves et laconiques, contenant peu ou pas du tout d'explications sur le raisonnement qu'ils ont suivi pour aboutir à la condamnation du parent à tel ou tel montant de part contributive.

 

Le justiciable doit, selon nous, bénéficier d'une justice claire et équitable, ce qui implique qu'il est en droit d'attendre du magistrat qu'il rende une décision motivée et compréhensible par lui. C'est d'autant plus important qu'en la comprenant, il sera plus enclin à l'appliquer spontanément. On évite ainsi la lourdeur et la pénibilité d'une exécution forcée de ces décisions. En ces matières qui touchent directement l'intérêt des enfants, les querelles et discussions ne sont profitables à personne et certainement pas à ceux-là même dont on veut organiser l'entretien et l'éducation, c'est-à-dire les enfants.

 

Cette pratique fort regrettable de certains magistrats a rendu une intervention législative nécessaire. La question à se poser était de savoir dans quelle mesure le législateur pouvait ou devait intervenir. Les textes de base qui sont à l'origine de cette réforme proposaient que le montant de la part contributive soit déterminé en fonction d'un coefficient de proportionnalité à appliquer, sauf situation particulière, aux ressources cumulées des parents, en fonction de l'âge et du nombre des enfants.

 

Ce coefficient de proportionnalité devait être déterminé par le Roi. En d'autres termes, les auteurs des textes de base entendaient inscrire dans le Code civil belge le choix d'une méthode de calcul de parts contributives dans les frais relatifs aux enfants communs que les parents peuvent mutuellement se réclamer lorsqu'ils sont séparés.

 

De nombreuses et riches auditions ont été organisées et d'intéressants débats s'en sont suivis. La conclusion qui s'est imposée à tous au terme de ces discussions est qu'aucune méthode de calcul actuellement pratiquée dans les différents arrondissements judiciaires du pays, ou existante et non encore pratiquée dans ces arrondissements, n'est apte à servir de modèle universel. Aucune en effet ne permet de répondre aux spécificités de toutes les situations familiales.

 

Pour répondre à une intervention de tout à l'heure, il me paraît très difficile de trouver deux situations rigoureusement identiques. On demandait une uniformisation des décisions de justice et un montant identique dans tous les arrondissements pour la personne bénéficiaire ou condamnée, s'il s'agit des mêmes circonstances: l'évidence n'est souvent qu'une apparente identité de situations, très différentes dans la réalité.

 

Il y a toujours des différences. Et c'est ce qui explique souvent les différences de contribution alimentaire et d'arbitrage d'un arrondissement à un autre.

 

Bref, aucun modèle universel ne permet de répondre à ces spécificités. Or, il s'agit d'une matière qui a trait aux personnes, à leurs droits et obligations et qui, par définition, appelle une approche individuelle et spécifique au cas par cas.

 

Pour le groupe MR, il était évident que le législateur ne devait pas poser le choix, forcément arbitraire, d'une méthode parmi d'autres, faisant fi des inconvénients de la méthode choisie et des avantages de celles que l'on délaisse. Chaque méthode comporte des avantages et des inconvénients.

 

L'important pour mon groupe et moi-même était de préserver l'autonomie des magistrats. Celle-ci constitue, selon nous, une garantie de répondre au mieux à la situation particulière de chaque famille tout en rencontrant l'attente légitime du justiciable qui veut comprendre la décision de justice qui lui est imposée.

 

Je suis particulièrement heureuse que cette prudence ait guidé les collègues de la sous-commission de la Famille et de la commission Justice ainsi que vous, monsieur le secrétaire d'État, pour finalement aboutir à une réforme en deux phases.

 

Dans la première phase, le juge sera tenu d'indiquer, dans la décision, différents éléments de nature à éclairer celle-ci comme, par exemple, la nature et le montant des facultés (faculté financière, matérielle, morale) du père et de la mère, les frais ordinaires et extraordinaires relatifs aux enfants qu'ils ont en commun, les modalités d'hébergement et la contribution en nature de chacun des parents.

 

Certaines notions ont, par la même occasion, été définies – ce qui n'était pas le cas auparavant –, afin de réduire les divergences d'appréciation qu'elles pouvaient entraîner dans les décisions de justice. Le juge doit enfin indiquer dans la décision la manière dont il a pris en compte les différents éléments mentionnés dans la décision fixant le montant de la fameuse part contributive. En organisant le raisonnement du magistrat et en lui imposant de répondre à certaines questions objectives, on tend vers une plus grande objectivité dans le choix des critères pris en considération et dans la manière dont ils sont examinés, tout en sauvegardant la marge de manœuvre et l'autonomie intellectuelle du magistrat dans sa décision pour apporter une solution sur mesure à chaque situation familiale.

 

Il est tout à fait possible que cette première étape permette déjà de répondre aux critiques contre le système actuel et incite la majorité des juges à mieux élaborer leur jugement en cette matière. Cela serait d'ailleurs une belle victoire et l'intervention du législateur pourrait ainsi s'arrêter. En effet, il n'est pas productif que ce dernier fasse des réformes dans le simple but de réinventer l'eau chaude et pour le plaisir de faire de la prose législative. Il ne faut pas négliger le fait que les magistrats connaissent de façon très éprouvée toutes ces questions et y répondent au quotidien avec la jurisprudence et le savoir-faire qui est le leur.

 

Toutefois, si cette mesure s'avérait insuffisante pour susciter un changement de mentalité dans le chef des magistrats peu coopératifs – et il y en a encore –, le texte soumis au vote propose, à terme, une seconde phase, à savoir la création d'une Commission des Contributions alimentaires. Cette commission sera chargée d'établir des recommandations pour l'évaluation des frais résultant de l'application de l'article 203, §1 du Code civil, c'est-à-dire les frais d'entretien et d'éducation des enfants et la fixation de la contribution de chacun des parents, conformément à l'article 203bis du Code civil.

 

Sur base des recommandations qui seraient émises par cette commission, le Roi pourra déterminer une méthode de calcul modèle que le magistrat devra appliquer, sauf à justifier spécialement pourquoi cette méthode n'est pas adéquate pour la famille dont il règle la situation. Nous nous sommes inspirés pour cela de la méthode choisie lors de l'élaboration de la loi sur l'hébergement alterné: indiquer un modèle tout en laissant des échappatoires qui devront alors être dûment motivées.

 

Cette réforme a également été l'occasion de prendre des dispositions qui peuvent paraître moins fondamentales en termes de principe mais qui, en termes d'efficacité pour les justiciables, auront un impact significatif. J'en citerai quelques-unes.

 

- La délégation de somme qui est accordée automatiquement par le juge à tout créancier d'aliment lorsque le débiteur d'aliment s'est soustrait à son obligation de paiement des aliments en tout ou en partie, pendant deux termes, c'est-à-dire deux mois, consécutifs ou non, au cours des douze mois qui précèdent la demande.

 

- L'indexation automatique de la part contributive et de sa liaison à l'indice des prix à la consommation ou de la possibilité pour le juge et les parties d'adapter automatiquement cette part contributive à toute autre référence, qui ne serait donc pas l'indice des prix à la consommation.

 

- La possibilité d'anticiper des circonstances ou des événements significatifs à l'occasion desquels, dans l'intérêt de l'enfant, le juge peut, à la demande d'une des parties, décider de l'augmentation de plein droit de la contribution alimentaire et d'en faciliter le débat judiciaire ultérieur sur l'évolution de cette contribution.

 

- L'exécution provisoire de plein droit de la décision sur la contribution alimentaire pour ceux qui oublieraient de la demander.

 

- La possibilité pour le juge, à la demande d'une partie, d'ordonner l'ouverture d'un compte bancaire spécial sur lequel la contribution alimentaire sera versée. Dans ce cas, les modalités relatives aux apports et aux retraits sur ce compte sont également déterminées par le magistrat.

 

En conclusion, j'estime qu'il s'agit d'une réforme qui a été réfléchie et concertée dans l'intérêt direct du justiciable et qui contient la souplesse nécessaire à son succès.

 

Le groupe MR soutiendra donc ce texte.

 

15.07  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, collega's, voor alle duidelijkheid, het Vlaams Belang staat positief tegenover deze voorliggende wetswijziging.

 

In de eerste plaats omdat er richtsnoeren in de wet zijn opgenomen, in plaats van dictaten aan het adres van de rechter om het onderhoudsgeld te betalen, omdat het hulpmiddelen zijn in plaats van dwingende tarieven. Ik denk dat wij op dat punt de juiste weg zijn ingeslagen want de rechter is tenslotte geen rekenmachine.

 

Ook de installatie van een Commissie voor onderhoudsbijdragen vinden wij een positieve zaak. De opening van de kindrekening, de definitie van de buitengewone kosten, het is hier allemaal aangehaald. Dit is inderdaad een stap in de goede richting.

 

Het Vlaams Belang wil wel een belangrijke en kritische kanttekening maken bij de wetgeving die wij vandaag stemmen. Het gaat niet inhoudelijk over de wetgeving zelf, maar het maatschappelijke kader waarbinnen zij moet worden geplaatst. Wij blijven er namelijk op hameren dat het huwelijk is uitgehold en dat het statuut van het huwelijk ook is uitgevlakt in deze samenleving. Dat leidt tot allerhande maatschappelijke mistoestanden. Zij zijn misschien niet altijd zichtbaar of rechtstreeks in verband te brengen met een aantal zaken die zich voordoen in de samenleving, maar wij blijven in elk geval de uitholling van het huwelijk als instituut, als hoeksteen van onze samenleving betreuren.

 

Deze filosofie van de meerderheid van de partijen in dit halfrond, waarvan wij dus duidelijk afwijken, en de weg die men wil inslaan, heeft uiteraard ook zijn repercussies op de echtscheidingswetgeving. Het huwelijk is een eenzijdig opzegbaar contract geworden waarin de ene partner zich vrij makkelijk kan ontdoen van de andere partner dankzij de nieuwe echtscheidingswetgeving. Wij hebben recent in de pers gezien dat de echtscheiding met onderlinge toestemming, de zogenaamde EOT, sterk onder druk is komen te staan en wij vinden dat nog altijd de meest beschaafde wijze van beëindiging van het huwelijk.

 

De meest recente wetswijziging op het vlak van echtscheiding, namelijk de ontbinding van het huwelijk op grond van onherstelbare ontwrichting, maakt maatregelen als een kindrekening meer dan ooit noodzakelijk. Men kan zich namelijk inderdaad makkelijk ontdoen van de partner. Het huwelijk is een eenzijdig opzegbaar contract, maar daarmee zijn nog geen oplossingen aangereikt voor de kinderen en voor alle repercussies die een echtscheiding met zich meebrengt. Daarom doet men nu het omgekeerde: partners kunnen heel vlug van mekaar scheiden en in een nieuw gezin stappen, maar daarmee is de oude relatie nog niet volledig in een goede plooi gevallen voor de kinderen en de financiële afhandeling.

 

De echtscheiding is helaas steeds meer een rechtsfiguur geworden die dient om het individu te bevrijden van een contract in plaats van het beperken van de schade die het uiteenvallen van een gezin met zich meebrengt. Echtscheiding is niet langer op dat laatste gericht. Dat deze wetgeving daaraan wil verhelpen, vinden wij een positieve zaak. Dat deze wetgeving echter moet worden goedgekeurd, zet onze argumenten alleen maar kracht bij. Voor alle duidelijkheid: wij stemmen voor.

 

De voorzitter: Mijnheer Landuyt, vraagt u het woord of niet?

 

15.08  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik neem kort het woord om te zeggen dat we de verdienste van onderhavige wettekst, in alle bescheidenheid, niet mogen overdrijven. We verwoorden hier, wat in de rechtspraak is gemaakt.

 

Ik vind het wel een beetje gevaarlijk om in ons laatste artikel een methode van de uitvoerende macht in te schrijven. Daarmee herleiden wij ons Gerechtelijk Wetboek tot een soort van handleiding van de uitvoerende macht. Dat is niet goed. Ik vind dat we het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek zichzelf moeten laten zijn, en de regels die echt toegepast moeten worden, verwoorden. Wij mogen niet een soort van politieke afspraak tot de oprichting commissie, die dan zal oplossen wat in de titel van de wet staat, organiseren. Ik vind dat geen goede wetgevingstechniek.

 

De titel van de wettekst, met name de objectivering van de onderhoudsgelden, en al de communicatie die daaromtrent is gebeurd, zijn enorm misleidend, omdat wij eigenlijk in de voorliggende wettekst een blanco cheque geven aan de uitvoerende macht om een berekeningswijze op te stellen, omdat wij er in de Kamer geen hebben gevonden. Ik vind dat, als wetgever, geen gezonde manier van werken.

 

15.09  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, chers collègues, je me permets d'intervenir à présent au nom du cdH, puisque je suis déjà intervenue en qualité de rapporteur. Bien évidemment, le cdH se réjouit du vote de ce texte. Nous avions déjà déposé cette proposition sous la précédente législature.

 

Je tiens à répéter que je suis signataire de cette proposition de même que mon collègue Christian Brotcorne. C'est important parce que M. Brotcorne est avocat et plaide souvent devant la cour d'appel de Mons. Or, ce sont les magistrats de la cour d'appel de Mons, MM. Franeau et Wustefeld notamment, qui ont mis les premiers au point un système de calcul et des outils pouvant aider les magistrats à calculer les contributions alimentaires. Par conséquent, associer mon collègue Christian Brotcorne est extrêmement important dans le cadre de cette discussion.

 

Ce texte constitue une avancée. Il était grand temps de la faire. En effet, nous étions un des seuls pays européens, voire mondiaux, à avoir un vide juridique en la matière, à l'exception d'une phrase dans le Code civil. En amont de cette proposition de loi, il existe la loi sur le divorce et d'autres techniques pour trouver un accord que le recours au juge, à savoir la médiation. Bien entendu, la nouvelle loi sur le divorce mérite une évaluation. Déjà en sous-commission Droit de la famille, nous avons commencé, il y a plusieurs semaines, l'évaluation sur des points de procédure; il conviendra également de la faire sur le contenu.

 

Le nombre des procédures de médiation doit absolument être augmenté de même que celui des procédure d'ordre extrajudiciaire car, en la matière, trouver des accords simplifie non seulement la tâche du magistrat, mais surtout la paix des familles.

 

Ce texte n'alourdit pas démesurément la tâche des magistrats, puisqu'en cas d'accord des parties sur les montants, le juge ne devra pas motiver et appliquer la série des outils mis à sa disposition via la proposition de loi. Celle-ci favorise donc les accords.

 

Monsieur Landuyt, j'ignore si vous avez bien compris l'objectif de la réforme. Nous avons opté pour un système de motivation et de transparence des décisions et avons renvoyé à l'Exécutif non pas pour se départir de la matière, mais parce que nous sommes convaincus que l'exemple hollandais est probant. Vous auriez dû nous accompagner, monsieur Landuyt, en Hollande pour constater combien le fonctionnement en la matière y est efficace. En Hollande, il existe une commission de magistrats, qui se réunit à trois ou quatre reprises par an, au départ de données statistiques que les Hollandais possèdent sur le coût de l'enfant, la vie des ménages, l'évolution de l'indice des prix, etc. Entre eux, ils parviennent au jour le jour à analyser l'évolution du coût de l'enfant et des familles et à donner des outils aux magistrats pour se référer à une jurisprudence uniforme.

 

Nous n'avons absolument pas donné un blanc-seing au ministre compétent pour qu'il se départisse de la matière. Il doit instituer une commission qui elle-même jugera des travaux supplémentaires, soit qu'il n'y aura rien hormis des recommandations aux magistrats soit des outils conformes à la pratique des magistrats, des avocats ou des associations familiales. En effet, nous avons été très impressionnés non seulement par l'exemple hollandais mais aussi par les travaux de l'équivalent néerlandophone de la Ligue des Familles, le "Gezinsbond", une association remarquable au service des familles. Ce n'est donc pas du tout une volonté de se défausser, de se débarrasser d'une matière. Je vous invite à relire le rapport à cet égard.

 

De voorzitter: De heer Landuyt heeft het woord. (Applaus)

 

15.10  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik dank u voor het applaus. Sta mij niettemin toe eerst iets te zeggen.

 

Ten eerste, wat het op reis gaan met mevrouw Nyssens betreft, iedereen weet dat ik heel graag op reis ga. Het is dan ook met spijt dat ik niet meekon naar Nederland. Ik neem met een krop in de keel akte van het feit dat velen mij hebben gemist.

 

Ten tweede, de voorliggende wettekst is een heel goede samenvatting van de betere rechtspraak in de bedoelde materie. Op dat vlak is het een verdienste dat ter zake een standstill wordt geïnstalleerd. Ik deel zelfs de gedachte dat er een commissie moet zijn die probeert een lijn te krijgen in de bepaling van het onderhoudsgeld en die probeert een berekeningswijze vast te leggen of uit de rechtspraak te distilleren. Bij de opzegvergoedingen in het arbeidsrecht is zulks gebeurd, zonder dat er een commissie moest worden opgericht.

 

Mijn opmerking is tweeërlei.

 

Ten eerste, het is niet de eerste keer, maar qua wetgevingstechniek is het niet goed dat bijvoorbeeld in het Gerechtelijk Wetboek een volledige werkwijze en manier van aanpak van het probleem letterlijk wordt vertaald. Het Gerechtelijk Wetboek was oorspronkelijk het wetboek van de procedures voor het beslechten van geschillen. Het is niet bedoeld om politieke afspraken in een wettekst neer te schrijven. Daarmee is nog geen wet geschreven zoals vroeger, in de goede, oude tijd, wetten werden gemaakt.

 

Ten tweede, niet alleen om te bewijzen dat ik niet enkel het verslag maar ook de desbetreffende wettekst lees, wil ik het volgende meegeven.

 

Nu staat in de wettekst dat een rechter zal moeten motiveren waarom hij in voorkomend geval afwijkt van de berekeningswijze, zoals ze door de Koning is opgesteld. Het voorgaande staat letterlijk in de wettekst.

 

Heel precies wordt via de voorliggende tekst in artikel 1322 ingeschreven dat er een commissie komt die een en ander zal bekijken. Op het einde wordt geschreven dat de Koning aan de commissie zelfs nog berekeningsformules zal suggereren, teneinde haar werk te vergemakkelijken.

 

Echter, in een vorig artikel van de voorliggende tekst staat dat de rechter met de door de Koning opgestelde berekeningswijze rekening moet houden.

 

Ik herhaal mijn basisopmerking. De titel van de wettekst is misleidend. In de voorliggende tekst wordt het onderhoudsgeld niet geobjectiveerd. In de voorliggende wettekst wordt aan de Koning een volmacht gegeven om een dergelijke richtlijn op te stellen.

 

Dat is in ons systeem op het vlak van de opdrachten van de wetgever, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht een derapage. In de voorliggende tekst wordt immers aan de regering een volmacht gegeven om vast te leggen hoe het bepalen van het onderhoudsgeld door de rechters zal moeten worden toegepast.

 

Dat is tamelijk verregaand. Het is dan ook voor het eerst dat ik hoop dat de Senaat zich nog even over de voorliggende tekst zal willen buigen, want een en ander klopt immers niet.

 

15.11  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur Landuyt, je voudrais dire que, même si je ne suis pas juriste et si je considère que c'est parfois un avantage dans ce genre de situation, je ne comprends pas la lecture que vous faites du texte. On demande au juge de motiver la décision qu'il va prendre, mais cela existe dans des tas d'autres textes!

 

Quand nous avons travaillé sur la loi de 1965, nous avons dépensé beaucoup d'énergie pour arriver à ce que le juge motive ses décisions afin que les personnes en face de lui, les comprennent mieux. Certains trouvent peut-être que ce n'est pas nécessaire car ils considèrent que le juge le fait d'office mais, dans les faits, ce n'est pas toujours le cas. Ce n'est donc pas un luxe.

 

On dit également dans le texte qu'une commission va évaluer la situation et, si nécessaire, faire des recommandations. Et c'est à partir de ces recommandations que le Roi pourra utiliser des mesures contraignantes qui s'appliqueront au juge. Je ne vois donc absolument pas où est le problème que vous évoquez puisque les choses suivent un ordre logique.

 

L'imposition d'une méthode au magistrat ne se fera que si ce dernier ne fait pas correctement son travail. À ce moment-là, je considère qu'il est effectivement de la responsabilité du corps législatif de faire travailler correctement ceux qui doivent faire appliquer la loi.

 

15.12  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, je voulais souligner deux éléments. Dans ma note de politique générale en matière familiale, il y avait deux points importants. La première était la volonté de travailler avec le Parlement, en particulier avec la sous-commission Droit de la famille. C'est un bon exemple de travail en partenariat avec une proposition qui réunit majorité et opposition. En ma qualité de secrétaire d'État aux Familles, je crois que nous avons contribué à avancer avec des débats et des échanges fructueux.

 

Deuxième point: pour moi, l'objectivation des parts contributives était importante et ce texte tend vers plus d'objectivation. Je voudrais dire à M. Landuyt que le Code judiciaire et le Code civil doivent évoluer. Je vous trouve très conservateur sur la façon de rédiger un texte et cela m'étonne de votre part. On doit être beaucoup plus progressiste en la matière en osant réclamer cette transparence dans les motivations par les magistrats des parts contributives. Il faut cette transparence dans le mode de calcul. Il faut que celui qui verse ou celui qui reçoit une part contributive sache pourquoi on a fixé un tel montant et qu'il le comprenne, qu'il puisse le cas échéant le contester.

 

Pourquoi est-ce important? Je vais vous donner les trois arguments qui me semblent fondamentaux. Premièrement, pour plus de cohérence. Qu'on habite à Tournai, à Verviers, à Bruges, à Ostende ou à Hasselt, il est important qu'on verse les mêmes parts contributives dans une même situation familiale.

 

Deuxièmement, une meilleure transparence. On doit savoir les raisons pour lesquelles on paie 100, 200 ou 300 euros de parts contributives.

 

Troisièmement, l'objectivation du calcul devrait diminuer les conflits. Mieux le comprendre diminue la notion conflictuelle de ces paiements de parts contributives, avec pour conséquence peut-être moins d'impayés. Cela me semble important.

 

Là où vous avez parfaitement raison, c'est lorsque vous dites que nous n'avons pas été au bout du processus. Votre position et les propos de Mme Gerkens démontrent que le débat était loin d'être facile. Vous affirmez qu'on est trop intrusif dans ce qu'on demande au magistrat et Mme Gerkens dit qu'on aurait peut-être dû aller plus loin en donnant une grille de calcul de référence.

 

15.13  Renaat Landuyt (sp.a): Dergelijke verwarring, dat deed uw vader met opzet. U wil ik dat niet verwijten.

 

Wat ik hier zeg, is dat ik akkoord ga met alle mooie woorden in het verslag; dat is het probleem niet. Het is de wettekst zelf die het probleem is. Al wat daar staat, moet meer specifiek worden verantwoord, daarmee ga ik akkoord. Dat is trouwens de verwoording van wat er reeds in de rechtspraak bij betere rechters gebeurt. Het is goed dat men dit op een bepaald moment opneemt in een wettekst, om het vast te leggen. Daarmee heb ik geen probleem.

 

Waar ik wel een probleem mee heb, is dat bij wijze van spreken een politieke afspraak om een commissie op te richten, om te evalueren, in de wettekst staat en in het bijzonder in het Gerechtelijk Wetboek moet komen. Dit vind ik geen goede wetgevingstechniek. Dat is de eerste opmerking.

 

Ik kom tot mijn tweede opmerking.

 

15.14 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)

 

15.15  Renaat Landuyt (sp.a): Mijn opmerkingen zijn altijd technisch en onschuldig, dus u hoeft zich nooit druk te maken.

 

Deze techniek zal nog leiden tot discussies bij het Arbitragehof.

 

15.16 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het Grondwettelijk Hof. Dat werd hier goedgekeurd.

 

15.17  Renaat Landuyt (sp.a): U kent perfect uw geschiedenis. Terug naar deze wettekst nu, die u verdedigt met…

 

15.18 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U bent opnieuw conservatief. U hebt het over het Arbitragehof. Dat is iets uit het verleden.

 

De voorzitter: Mijnheer Landuyt, maak uw redenering af, alstublieft.

 

15.19  Renaat Landuyt (sp.a): U doet mij echt een beetje denken aan uw vader.

 

15.20 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat is een compliment. Mag ik dat als een compliment beschouwen? Ik dank u daarvoor.

 

De voorzitter: Verbaast u dat, mijnheer Landuyt?

 

15.21  Renaat Landuyt (sp.a): Soms wel. Er zijn ook zonen die verschillen van hun vader. Er zijn ook generaties die ten goede evolueren.

 

15.22 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ten goede.

 

15.23  Renaat Landuyt (sp.a): Opnieuw naar de wettekst nu.

 

De voorzitter: Roept u een persoonlijk feit in, mijnheer de staatssecretaris?

 

15.24 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Neen, ik heb er geen probleem mee. Back to business!

 

15.25  Renaat Landuyt (sp.a): Opnieuw naar de wettekst nu. Wat ik zeg, is misschien zeer conservatief, maar mijn juristenhart spreekt hier. Het Gerechtelijk Wetboek besmetten met het formuleren van wat in feite politieke afspraken zijn, is niet goed. Men ziet ook onmiddellijk de gevolgen daarvan.

 

Ik voorspel u dat er discussie zal zijn voor het Grondwettelijk Hof, Hof omdat men de rechter verplicht zich te positioneren ten opzichte van de berekeningwijze die werd opgesteld door de regering. Dat is een stap te ver. Dat is het gevolg van een slordige wetgevende techniek.

 

Ik kan mij niet voorstellen dat dat uw bedoeling is. U spreekt het voortdurend tegen. Vandaar dat ik zeg: ik deel alle mooie intenties, maar de voorliggende wettekst zou veel beter de rust van de Senaat nog eens meemaken.

 

15.26 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Landuyt, ik wil u rustig antwoorden op basis van de vraag die gesteld werd door mevrouw Lahaye-Battheu.

 

U hebt de tekst heel goed gelezen. De commissie zal pas nodig zijn als er geen coherentie en transparantie komt in de rechtsleer. Wat was de keuze van de commissie? Er moeten berekeningsmethoden komen als de tekst geen coherentie en transparantie tot gevolg heeft.

 

Dat was de redenering. Heel wat volksvertegenwoordigers wierpen in de commissie op dat men geen berekeningsmethode mag verplichten aan rechters, omdat die hun autonomie moeten blijven behouden, en dat er daarom geen berekeningsmodel in de wet mag worden ingelast.

 

Wij gingen er echter mee akkoord om dit te evalueren en om te kijken of het in de goede richting gaat. Als dat niet het geval is, zullen wij misschien toch moeten komen tot een berekeningsmethode, maar wij zullen dat samen met de commissie doen.

 

U hebt daarstraks bepleit dat de rechter zal moeten zeggen waarom hij een berekeningsmethode niet volgt. Dat kan pas gebeuren als er een berekening komt. Dat zullen wij echter moeten afwachten. Het moet stap na stap gebeuren. De eerste stap is de verplichting tot een betere motivering. Als de rechter een berekeningsmethode kiest, moet ze gemotiveerd zijn. Daarna komt de commissie. Als er dan nog geen coherentie en transparantie is, dan zullen wij het verder bespreken. Dat moet natuurlijk gebeuren in het Parlement en in de subcommissie.

 

Monsieur le président, chers collègues, je terminerai en disant que ce texte ne se limite pas à l'objectivation des parts contributives. Il comporte bien d'autres éléments, comme les nouvelles définitions: frais extraordinaires ou frais ordinaires.

 

Bien sûr, d'autres discussions auront encore lieu, mais pour davantage de clarification, même s'il est parfois ardu de composer une définition globale, limpide, convenant à l'ensemble des cas, vu la complexité et la diversité des situations familiales.

 

Je songe aussi au compte enfant qui reste une possibilité pour le magistrat. Madame Gerkens, vous avez évoqué des cas spécifiques: si le magistrat constate qu'il pourrait entraîner un quelconque problème pour l'intérêt soit de l'enfant, soit de l'un ou des deux parents, il prendra la décision adéquate.

 

Ajoutons la question des délégations de sommes, la question de l'exécution provisoire, la question de l'indexation de plein droit de l'ensemble des parts contributives. Bien sûr, à côté de cette objectivation des parts contributives, tous ces éléments vont dans la bonne direction.

 

Enfin, je voudrais remercier sincèrement le parlement et la sous-commission Droit de la famille pour le travail de collaboration réalisé afin d'apporter cette plus-value pour les familles, cette plus-value pour les parts contributives.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (899/6)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (899/6)

 

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in “wetsvoorstel ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen”.

L’intitulé a été modifié par la commission en “proposition de loi visant à promouvoir une objectivation du calcul des contributions alimentaires des père et mère au profit de leurs enfants“.

 

Het wetsvoorstel telt 17 artikelen.

La proposition de loi compte 17 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 17 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 17 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

16 Wetsontwerp tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (1991/1-2)

16 Projet de loi reportant la date d'entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l'obtention et à l'utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (1991/1-2)

 

Overgezonden door de Senaat

Transmis par le Sénat

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

16.01  Nathalie Muylle, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag.

 

16.02  Yolande Avontroodt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik dank in de eerste plaats de voorzitter voor de snelle agendering van dit ontwerp. De wet moet in werking treden vanaf 14 juli en hierdoor halen wij de deadline.

 

Mevrouw de minister, wij hebben dit ontwerp in de commissie besproken. Ik zal er niet op terugkomen. Het is ook het gevolg van een wet van 19 december 2008.

 

Recent werd aan de KUL een onderzoek uitgevoerd, waaruit duidelijk de bereidheid van burgers gebleken is om lichaamsmateriaal af te staan voor onderzoek. Zowel tijdens de hoorzittingen als tijdens het debat over dit ontwerp waren er nogal wat kritische vragen over het bestaan van de biobanken. Het onderzoek dat de KU Leuven heeft verricht, toont echter heel duidelijk aan dat mensen heel veel vertrouwen hebben in wetenschappelijk onderzoek en dat zij aanvaarden om residuair materiaal af te staan voor wetenschappelijk onderzoek.

 

Mevrouw de minister, ik wou daar gewoon even op terugkomen in deze algemene bespreking en u vragen of u rekening zult houden met dit laatste onderzoek. Bent u bereid om ook overgangsmaatregelen te treffen die de sector nodig heeft om in rechtszekerheid te kunnen opereren tijdens deze periode?

 

16.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, de resultaten van de studie van de K. U. Leuven zijn mij niet formeel meegedeeld. Er is mij wel meegedeeld dat het VUB een onderzoek zal doen naar het maatschappelijk draagvlak voor het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal voor therapeutische doelstellingen voor wetenschappelijk onderzoek. Ik vraag aan mijn medewerkers van het FAGG om zich te informeren over deze studies.

 

De tweede vraag betreft de situatie van de bestaande weefselbanken en van de bedrijven die momenteel menselijk lichaamsmateriaal gebruiken voor de ontwikkeling van therapeutische toepassingen en voor wetenschappelijk onderzoek. In het raam van de wet van december 2008 werden de uitvoeringsbesluiten die overigens aan u voorgelegd werden voor nazicht, toegezonden aan de Raad van State voor advies. Het advies wordt verwacht uiterlijk op 9 juli. Na het advies worden de ontwerpen eventueel aangepast en onmiddellijk gepubliceerd. Er is overigens een zeer constructief overleg geweest tussen mijn medewerkers en de sector, onder meer Pharma.be en Bio.be. Deze koppels gaan akkoord met de modaliteiten van erkenning, vigilantie en kwaliteitscontrole die worden voorgesteld.

 

Het FAGG zal zijn dispositief voor de uitvoering van de wet klaar hebben einde oktober 2009. In elk geval voorziet het ontwerp van KB in de algemene normen, het behoud van de erkenningen en overgangsbepalingen waardoor bedrijven op een vlotte wijze een voorlopige en naderhand definitieve erkenning kunnen bekomen. Het ontwerp van KB dat de algemene erkenningsvoorwaarden bepaalt, voorziet erin dat bestaande structuren die reeds een activiteit uitoefenden, vanaf de inwerkingtreding van de wet een voorlopige erkenning zullen verkrijgen. De instellingen die reeds erkend zijn, zullen hun erkenning behouden tot deze een einde neemt en zullen nadien voorlopig worden erkend. Dit betreft in essentie de weefselbanken.

 

Anderzijds is ook in een regeling voorzien voor de instellingen die nu niet zijn erkend omdat hun activiteit momenteel niet gereglementeerd is. Indien deze een activiteit uitoefenden de laatste drie maanden voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de wet van december 2008, zullen zij ook voorlopig worden erkend vanaf de inwerkingtreding van de wet.

 

Er zullen dus in principe geen structuren zijn die hun activiteit zullen moeten stopzetten, direct na de inwerkingtreding van de wet.

 

16.04  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, je voudrais simplement attirer l'attention sur le fait que cette loi est terriblement importante et que je souscris pleinement aux propos tenus par Mme la ministre.

 

Cela dit, je reçois régulièrement du courrier dans lequel on m'interpelle quant au titre de cette loi. En effet, il est question de "matériel corporel humain". Or, ce vocabulaire choque certaines personnes. En outre, il est courant que l'on attire mon attention sur le fait que la directive transposée dans la loi belge parle de tissus et de cellules humains. Le terme "matériel" choque d'aucuns et je tenais à attirer votre attention sur ce point. Pourquoi n'a-t-on pas repris le titre de la directive?

 

16.05  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, il ne s'agit nullement d'un fait nouveau. Nous avons déjà longuement discuté de ce point en commission de la Santé publique et je me suis expliquée à ce sujet. Je vous renvoie donc, madame la présidente, aux travaux parlementaires.

 

Cela dit, nous avons utilisé d'autres termes que ceux du titre de la directive tout simplement parce que le champ d'application de cette loi est beaucoup plus large que celui concerné par la directive. Nous avons dû trouver un mot adéquat. Je ne prétends pas que ce soit le meilleur ou le plus poétique pour parler de la matière évoquée, mais il fallait indiquer que le champ d'application était plus large.

 

16.06  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, je remercie la ministre pour ses explications. J'ai bien compris que le champ d'application était plus large mais je ne sais pas si le terme choisi était le plus adéquat.

 

16.07  Yolande Avontroodt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister danken in naam van de bedrijven en de instellingen die nu een biobank hebben en die hierdoor een grotere rechtszekerheid verwerven.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1991/1)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1991/1)

 

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Le projet de loi compte 2 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

17 Europees Parlement – Geldigheid van de kiesverrichtingen

17 Parlement européen – Validité des opérations électorales

 

Overeenkomstig artikel 43 van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement, doet de Kamer uitspraak over de geldigheid van de kiesverrichtingen en over de bezwaren die eventueel worden ingebracht op grond van de bepalingen van deze wet.

En vertu de l'article 43 de la loi du 23 mars 1989 relative à l'élection du Parlement européen, la Chambre statue sur la validité des opérations électorales et sur les réclamations éventuellement introduites sur la base des dispositions de la loi précitée.

 

Ik stel u voor deze opdrachten toe te vertrouwen aan een bijzondere commissie van zeven leden, samengesteld bij loting.

Je vous propose de confier l'examen de ces devoirs à une commission spéciale de sept membres composée par tirage au sort.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Wij gaan thans over tot het uitloten van de namen van de zeven leden van deze bijzondere commissie.

Nous allons procéder, dès maintenant, au tirage au sort des noms de sept membres de cette commission spéciale.

 

De dames Marie-Christine Marghem en Valérie Déom en de heren Guy Coëme, Thierry Giet, Josy Arens, Bart Laeremans en Ben Weyts zijn dus aangewezen als lid van deze commissie.

 

Mmes Marie-Christine Marghem et Valérie Déom et MM. Guy Coëme, Thierry Giet, Josy Arens, Bart Laeremans et Ben Weyts sont désignés comme membres de ladite commission.

 

18 Inoverwegingneming van voorstellen

18 Prise en considération de propositions

 

In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.

Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.

 

Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.

S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Ik stel u ook voor in overweging te nemen het voorstel van resolutie van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers, de heer Georges Gilkinet, mevrouw Meyrem Almaci en de heer Wouter De Vriendt betreffende de waarborging van het voortbestaan en de continuïteit van een duurzame en kwaliteitsvolle melkproductie in België (nr. 2040/1).

Verzonden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw.

 

Je vous propose également de prendre en considération la proposition de résolution de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers, M. Georges Gilkinet, Mme Meyrem Almaci et M. Wouter De Vriendt visant à assurer la survie et la continuité d'une production laitière durable et de qualité en Belgique (n° 2040/1).

Renvoi à la commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Urgentieverzoek

Demande d'urgence

 

18.01  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je voudrais demander l'urgence pour la proposition de résolution visant à assurer la survie et la continuité d'une production laitière durable et de qualité en Belgique. C'est une proposition qui vient d'être déposée sur les bancs. Elle n'est pas dans la liste. Son numéro est le 2040/1.

 

De voorzitter: Er is een voorstel van resolutie van mevrouw Snoy cs betreffende het waarborgen van het voortbestaan en de continuïteit van een duurzame en kwaliteitsvolle melkproductie in ons land. Dat voorstel moet alleszins verzonden worden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, maar mevrouw Snoy bepleitte de urgentie.

 

18.02  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, jour après jour, on annonce des abandons et la disparition d'exploitations laitières en Belgique. Cela signifie des pertes d'emploi mais c'est aussi une menace pour tout un système de production agricole. La situation, extrêmement grave, est due au prix de vente du lait. Nous avons déposé cette résolution pour ouvrir le débat sur l'orientation des politiques agricoles européennes et sur l'implication fédérale dans les politiques agricoles.

 

Cette résolution perdrait son sens si elle se voyait reportée dans quelques mois. C'est maintenant que la crise est aiguë et que les exploitants agricoles appellent au secours. Un signe du gouvernement fédéral serait essentiel, à la fois par sa position au niveau européen mais aussi dans les mesures fédérales qu'il peut prendre pour soutenir le secteur laitier. Je demande donc l'urgence et je suis heureuse que d'autres partis politiques aient cosigné la résolution qui recueille donc une grande adhésion.

 

De voorzitter: Collega’s, u hebt van mevrouw Snoy de vraag voor urgentie gehoord. Bestaat hierover eenparigheid? Zo niet, dan moet de Kamer zich uitspreken bij zitten en opstaan. Zij die de vraag tot urgentie van mevrouw Snoy steunen, staan recht.

 

Het urgentieverzoek wordt bij zitten en opstaan verworpen.

La demande d'urgence est rejetée par assis et levé.

 

Naamstemmingen

Votes nominatifs

 

19 Moties ingediend tot besluit van de interpellaties van:

- de heer David Geerts over "de Chinareis van 50 majoors" (nr. 324)

- de heer Francis Van den Eynde over "de Chinareis van 50 majoors van het Belgisch leger" (nr. 325)

- de heer Luc Sevenhans over "de Chinareis van 50 majoors" (nr. 332)

19 Motions déposées en conclusion des interpellations de:

- M. David Geerts sur "le voyage en Chine de 50 majors" (n° 324)

- M. Francis Van den Eynde sur "le voyage en Chine de 50 majors de l'armée belge" (n° 325)

- M. Luc Sevenhans sur "le voyage en Chine de 50 majors" (n° 332)

 

Deze interpellaties werden gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Landsverdediging van 3 juni 2009.

Ces interpellations ont été développées en réunion publique de la commission de la Défense nationale du 3 juin 2009.

 

Vier moties werden ingediend (MOT nr. 324/1):

- een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heer David Geerts;

- een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Francis Van den Eynde en Bruno Stevenheydens;

- een derde motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Luc Sevenhans;

- een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Brigitte Wiaux en de heer Gerald Kindermans.

Quatre motions ont été déposées (MOT n° 324/1):

- une première motion de recommandation a été déposée par M. David Geerts;

- une deuxième motion de recommandation a été déposée par MM. Francis Van den Eynde et Bruno Stevenheydens;

- une troisième motion de recommandation a été déposée par M. Luc Sevenhans;

- une motion pure et simple a été déposée par Mme Brigitte Wiaux et M. Gerald Kindermans.

 

Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.

La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.

 

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring?

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?

 

19.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil deze interpellatie toelichten op vraag van de minister zelf.

 

Hij had mij immers gezegd dat hij of een van zijn korporaals vandaag de tegenaanval zou inzetten. Ik kon deze uitnodiging dus echt niet laten liggen. We zullen straks wel horen wat de korporaals zeggen.

 

Het gaat over de Chinareis van vijftig majoors van 20 tot 30 april in het kader van de derde cyclus.

 

Ik benadruk dat het voor mij goed is dat toekomstige hoofdofficieren de wijde wereld intrekken om een open blik te houden op deze wereld en ik heb er geen problemen mee dat het een programma zou zijn met militaire en socio-economische accenten.

 

Wat deze reis echter betreft, was het evenwicht tussen het militaire en het socio-economische en toeristische luik volkomen buiten proportie.

 

Buiten een bezoek aan de National Defense University, een luchtmachtbasis en de Third Guard Division bestond de studiereis voornamelijk uit toeristische bezoeken zoals het Zomerpaleis, de Chinese Muur, het plein van de Hemelse Vrede, de Verboden Stad, het museum en de tuinen van Shanghai, het terracottaleger, een bootreis op de Huangpu en niet te vergeten een show met dansen uit de Tang-dynastie.

 

De minister zei dat het normaal is dat die reis 300.000 euro kost en dat dit eigenlijk niet veel is. Ik vind het onethisch, omdat de gewone werkmens en de gewone militair in deze recessieperiode de buikriem moeten aanhalen. Wat mij in het debat het meest tegen de borst stootte, was dat de minister ten aanzien van mij bijzonder kwaad en nijdig werd omdat ik die vragen stelde. Ik heb mij afgevraagd waarom. Ik kom tot de conclusie dat er maar één reden is, met name dat de minister zelf een frequent flyer is en het niet kan hebben dat iemand anders daarop kritiek uitoefent.

 

Op het ogenblik dat ik dat zei, antwoordde hij dat ik maar moest laten weten dat men mij de juiste informatie moet geven, vooraleer ik die naar de krant doorbel. Ik repliceerde daarop, waarop hij zei dat ik aan mijn vrienden van de 15de Wing niet in zijn belang, maar vooral in hun eigenbelang, moest meedelen dat zij het belang van hun informatie beter zouden inzien en dat het voor hen belangrijk zou kunnen zijn dat zij de juiste informatie doorspelen. Ik citeer: “Van hun daden zullen zij heel binnenkort het belang moeten inzien”.

 

Mijnheer de voorzitter, ik dacht dat de tijd van het Kremlin voorbij was, maar blijkbaar is dat meer dan ooit terug.

 

De voorzitter: De heer Van den Eynde heeft het woord voor een stemverklaring.

 

19.02  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik moet bekennen dat ik ook ontgoocheld ben. De minister had aan de heer Geerts beloofd dat hij hier zou zijn om weerwerk te bieden. Hij had bovendien gezegd dat de 12 miljoen Belgische frank die de reis van die 50 majoors naar China heeft gekost, nog niets was in vergelijking met wat de Socialistische Internationale uitgaf voor haar reizen. Ik vraag mij dan af waar de Socialistische Internationale dat geld haalt, maar goed, dat is de regering niet.

 

De minister ging hier eens een boekje opendoen over de SP enzovoort. Ik heb toen gezegd dat ik hoopte dat de meerderheid in dit geval geen gewone motie indient. Ze heeft dat helaas wel gedaan, en de minister is er niet. We missen dus spektakel. Het blijft choqueren dat men het in deze crisistijd nodig vindt om een bedrag van 12 miljoen Belgische frank uit te geven. (Twistgesprekken)

 

19.03  Luc Sevenhans (onafhank.): Collega’s, toen ik de interpellaties van de heren Geerts en Van den Eynde op de agenda van de commissie zag verschijnen, was mijn eerste reactie: hoever kan men gaan in oppositiespelletjes.

 

Laat het duidelijk zijn, de aanleiding voor hun interpellaties was een interne militair-politieke afrekening, georkestreerd door een kleurvakbond die nog heimwee heeft naar het tijdperk van Flahaut.

 

Ik vond de interpellaties beneden alle peil, omdat men die politiek misbruikt om de reputatie van een vijftigtal militairen door het slijk te halen, louter en alleen om even minister De Crem te bashen. Dat is voor mij het interpellatierecht misbruiken.

 

Ik ben eerlijk, collega’s, ik weet dat alle politieke partijen wel vroeg of laat dat spelletje spelen en misbruik maken van interpellaties. Maar collega’s, wij moeten goed beseffen dat dankzij dat systeem ook het belachelijke systeem van de eenvoudige moties blijft bestaan. Dat is daarop de normale reactie.

 

Collega’s, laten wij eerlijk zijn. Wat vraagt de heer Geerts? De heer Geerts vraagt dat er een duidelijke berekening wordt gemaakt van wat die reis gekost heeft.

 

Dat heeft De Crem tweemaal gedaan, tot in het belachelijkste detail en tot op een eurocent na. Niettemin volgt er opnieuw een motie. Ik vraag mij af waarom.

 

Wat vraagt de heer Van den Eynde? De heer Van den Eynde vraagt dat Defensie geen luxereizen meer zou organiseren. Welnu, Defensie organiseert geen luxereizen.

 

De voorzitter: Wilt u afronden? U hebt slechts drie minuten voor een stemverklaring.

 

19.04  Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, omwille van de voornoemde, ondraaglijke lichtheid van de inhoud van deze interpellatie, heb ik zelf een interpellatieverzoek ingediend om erop te wijzen dat op een dergelijke manier het systeem van het interpellatierecht belachelijk wordt gemaakt. De indieners dwingen de meerderheid immers een eenvoudige motie in te dienen.

 

Collega’s, ik ben eerlijk. Wat mij stoort, is door wie de eenvoudige motie wordt ondertekend.

 

Ze wordt ondertekend door Gerald Kindermans. Ik was op de bewuste commissievergadering aanwezig. Ik weet dus dat de heer Kindermans, voorzichtig gezegd, niet de hele tijd op de commissievergadering aanwezig was. De heer Kindermans kan echter blijkbaar met een half woord de hele discussie begrijpen.

 

Wat mij echter het meest stoort, is de handtekening van mevrouw Wiaux. De volledige interpellatie werd in het Nederlands gehouden. Zij was het enige lid van de meerderheid.

 

Et je le dis en français: Mme Wiaux ne comprend pas le néerlandais et je suis sûr qu'elle n'a pas utilisé la traduction. Mais elle a quand même signé la motion pure et simple. Le ridicule tue!

 

De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 1)

Ja

82

Oui

Nee

54

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

136

Total

 

De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervallen de moties van aanbeveling.

La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, les motions de recommandation sont caduques.

 

20 Moties ingediend tot besluit van de interpellatie van de heer Bart Laeremans over "de hervormingsplannen voor Justitie" (nr. 331)

20 Motions déposées en conclusion de l'interpellation de M. Bart Laeremans sur "les projets de réforme du département de la Justice" (n° 331)

 

Deze interpellatie werd gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Justitie van 3 juni 2009.

Cette interpellation a été développée en réunion publique de la commission de la Justice du 3 juin 2009.

 

Twee moties werden ingediend (MOT nr. 331/1):

- een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Bart Laeremans en Francis Van den Eynde;

- een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Mia De Schamphelaere en de heer Raf Terwingen.

Deux motions ont été déposées (MOT n° 331/1):

- une motion de recommandation a été déposée par MM. Bart Laeremans et Francis Van den Eynde;

- une motion pure et simple a été déposée par Mme Mia De Schamphelaere et M. Raf Terwingen.

 

Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.

La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.

 

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 2)

Ja

83

Oui

Nee

54

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

137

Total

 

De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervalt de motie van aanbeveling.

La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, la motion de recommandation est caduque.

 

21 Wetsvoorstel ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (nieuw opschrift) (899/6)

21 Proposition de loi visant à promouvoir une objectivation du calcul des contributions alimentaires des père et mère au profit de leurs enfants (nouvel intitulé) (899/6)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 3)

Ja

136

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

1

Abstentions

Totaal

137

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (899/7)

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (899/7)

 

Reden van onthouding?

Raison d’abstention?

 

Collega Landuyt, wat is de reden voor uw onthouding?

 

21.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijn onthouding is gebaseerd op de opmerking die ik geformuleerd heb tijdens het debat en die ik op aanvraag wens te herhalen.

 

22 Wetsontwerp tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (1991/1)

22 Projet de loi reportant la date d'entrée en vigueur de la loi du 19 décembre 2008 relative à l'obtention et à l'utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique (1991/1)

 

Overgezonden door de Senaat

Transmis par le Sénat

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 4)

Ja

125

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

12

Abstentions

Totaal

137

Total


Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (1991/3)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera soumis à la sanction royale. (1991/3)

 

23 Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants:

- 1° Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'entraide judiciaire, fait à Washington D.C. le 25 juin 2003;

- 2° Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l'article 3, 2., de l'Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'entraide judiciaire, fait le 25 juin 2003, concernant l'application de la Convention entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d'Amérique concernant l'entraide judiciaire en matière pénale, signée le 28 janvier 1988 (2013/1)

23 Wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten:

- 1° Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003;

- 2° Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika aangaande de rechtshulp in strafzaken, ondertekend op 28 januari 1988 (2013/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring?

 

23.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega's, in de voorliggende teksten wordt een uitzondering gemaakt voor personen tegen wie de doodstraf wordt uitgesproken of tegen wie de doodstraf zal worden uitgevoerd. In die gevallen zal België niet overgaan tot uitlevering. Voor onze fractie is dat echter niet voldoende, zeker wanneer we de deplorabele situatie zien in de Verenigde Staten die zich daar de voorbije jaren heeft ontwikkeld. Ik denk dan uiteraard aan een aantal martelpraktijken ten aanzien van verdachten, de situatie in Guantanamo en dergelijke meer.

 

Wij vragen toch enige reserve. Wij vinden het niet het goede moment om zoiets goed te keuren. Wij zijn ons ten zeerste bewust van de poging van de Amerikaanse president Obama om klaarheid te scheppen, de zaak te verbeteren en de erfenis van president Bush ongedaan te maken. Wij pleiten voor reserve. Wij vinden het niet het goede moment. Wij hadden beter gewacht tot er meer klaarheid komt in de Verenigde Staten.

 

Op het vlak van de situatie van de mensenrechten refereren wij aan rapporten van Amnesty International. Om die redenen zullen wij ons onthouden bij de stemming.

 

De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 5)

Ja

124

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

13

Abstentions

Totaal

137

Total

 

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera soumis à la sanction royale. (2013/2)

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (2013/2)

 

24 Projet de loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants:

- 1° Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'extradition, fait à Washington D.C. le 25 juin 2003;

- 2° Instrument, fait à Bruxelles le 16 décembre 2004, visé par l'article 3, 2., de l'Accord entre l'Union européenne et les États-Unis d'Amérique en matière d'extradition, fait le 25 juin 2003, concernant l'application de la Convention d'extradition entre le Royaume de Belgique et les États-Unis d'Amérique, signée le 27 avril 1987 (2014/1)

24 Wetsontwerp houdende instemming met volgende Internationale Akten:

- 1° Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan te Washington D.C. op 25 juni 2003;

- 2° Instrument, gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003, met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 27 april 1987 (2014/1)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)

 

(Stemming/vote 5)

 

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera soumis à la sanction royale. (2014/2)

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (2014/2)

 

25 Goedkeuring van de agenda

25 Adoption de l’agenda

 

Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerpagenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.

Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.

 

Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.

Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 18 juni 2009 om 14.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 18 juin 2009 à 14.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 18.26 uur.

La séance est levée à 18.26 heures.

 

 

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 52 PLEN 102 bijlage.

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 52 PLEN 102 annexe.

 

 

 


  


Detail van de naamstemmingen

 

Détail des votes nominatifs

 

 

 

Naamstemming - Vote nominatif: 001

 

 

Ja         

082

Oui

 

Arens Josy, Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, della Faille de Leverghem Katia, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Dewael Patrick, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaut André, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry, Hamal Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Lahaye-Battheu Sabien, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lavaux David, Lecomte Carine, Lejeune Josée, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde, Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Perpète André, Prévot Maxime, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Somers Bart, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tommelein Bart, Uyttersprot Ilse, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl

 

 

Nee        

054

Non

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Bonte Hans, Bultinck Koen, Cocriamont Patrick, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean Marie, De Groote Patrick, De Maght Martine, De Man Filip, De Rammelaere Els, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, De Wever Bart, D'haeseleer Guy, Douifi Dalila, Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Henry Philippe, Jambon Jan, Kitir Meryame, Laeremans Bart, Lahssaini Fouad, Landuyt Renaat, Logghe Peter, Mortelmans Jan, Pas Barbara, Peeters Jan, Schoofs Bert, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Stevenheydens Bruno, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Van Broeckhoven Christine, Van den Bossche Freya, Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Van de Velde Robert, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vijnck Dirk, Vissers Linda, Werbrouck Ulla, Weyts Ben

 

 

Onthoudingen

000

Abstentions

 

 

 

 

Naamstemming - Vote nominatif: 002

 

 

Ja         

083

Oui

 

Arens Josy, Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, della Faille de Leverghem Katia, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Dewael Patrick, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaut André, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry, Hamal Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Lahaye-Battheu Sabien, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lavaux David, Lecomte Carine, Lejeune Josée, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde, Partyka Katrien, Pécriaux Sophie, Perpète André, Prévot Maxime, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Somers Bart, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tommelein Bart, Uyttersprot Ilse, Van Biesen Luk, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl

 

 

Nee        

054

Non

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Bonte Hans, Bultinck Koen, Cocriamont Patrick, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean Marie, De Groote Patrick, De Maght Martine, De Man Filip, De Rammelaere Els, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, De Wever Bart, D'haeseleer Guy, Douifi Dalila, Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Henry Philippe, Jambon Jan, Kitir Meryame, Laeremans Bart, Lahssaini Fouad, Landuyt Renaat, Logghe Peter, Mortelmans Jan, Pas Barbara, Peeters Jan, Schoofs Bert, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Stevenheydens Bruno, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Van Broeckhoven Christine, Van den Bossche Freya, Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Van de Velde Robert, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vijnck Dirk, Vissers Linda, Werbrouck Ulla, Weyts Ben

 

 

Onthoudingen

000

Abstentions

 

 

 

 

Naamstemming - Vote nominatif: 003

 

 

Ja         

136

Oui

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Josy, Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Bultinck Koen, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Cocriamont Patrick, Colen Alexandra, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, De Groote Patrick, della Faille de Leverghem Katia, De Maght Martine, De Man Filip, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Rammelaere Els, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wever Bart, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila, Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaut André, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Hamal Olivier, Henry Philippe, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Laeremans Bart, Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lavaux David, Lecomte Carine, Lejeune Josée, Logghe Peter, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde, Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André, Prévot Maxime, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Schyns Marie-Martine, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tommelein Bart, Tuybens Bruno, Uyttersprot Ilse, Valkeniers Bruno, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den Bossche Freya, Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van de Velde Robert, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Vissers Linda, Werbrouck Ulla, Weyts Ben, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl

 

 

Nee        

000

Non

 

 

 

 

Onthoudingen

001

Abstentions

 

Landuyt Renaat

 

 

Naamstemming - Vote nominatif: 004

 

 

Ja         

125

Oui

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Josy, Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Bultinck Koen, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Cocriamont Patrick, Colen Alexandra, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, della Faille de Leverghem Katia, De Man Filip, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila, Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaut André, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Hamal Olivier, Henry Philippe, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Laeremans Bart, Lahaye-Battheu Sabien, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lavaux David, Lecomte Carine, Lejeune Josée, Logghe Peter, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde, Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André, Prévot Maxime, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Schyns Marie-Martine, Sevenhans Luc, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tommelein Bart, Tuybens Bruno, Uyttersprot Ilse, Valkeniers Bruno, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den Bossche Freya, Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Van der Straeten Tinne, Vandeurzen Jo, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanvelthoven Peter, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Vissers Linda, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl

 

 

Nee        

000

Non

 

 

 

 

Onthoudingen

012

Abstentions

 

Dedecker Jean Marie, De Groote Patrick, De Maght Martine, De Rammelaere Els, De Wever Bart, Jambon Jan, Smeyers Sarah, Van de Velde Robert, Van Noppen Flor, Vijnck Dirk, Werbrouck Ulla, Weyts Ben

 

 

Naamstemming - Vote nominatif: 005

 

 

Ja         

124

Oui

 

Annemans Gerolf, Arens Josy, Avontroodt Yolande, Bacquelaine Daniel, Baeselen Xavier, Becq Sonja, Bellot François, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Bultinck Koen, Burgeon Colette, Claes Ingrid, Clarinval David, Colen Alexandra, Collard Philippe, Cornil Jean, Crucke Jean-Luc, Daems Hendrik, Dallemagne Georges, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, De Groote Patrick, della Faille de Leverghem Katia, De Man Filip, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Rammelaere Els, De Schamphelaere Mia, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Dewael Patrick, De Wever Bart, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dieu Camille, Doomst Michel, Douifi Dalila, Ducarme Denis, Eerdekens Claude, Flahaut André, Flahaux Jean-Jacques, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, George Joseph, Giet Thierry, Goyvaerts Hagen, Hamal Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Laeremans Bart, Lahaye-Battheu Sabien, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lavaux David, Lecomte Carine, Lejeune Josée, Logghe Peter, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Mortelmans Jan, Musin Linda, Muylle Nathalie, Nyssens Clotilde, Partyka Katrien, Pas Barbara, Pécriaux Sophie, Peeters Jan, Perpète André, Prévot Maxime, Salvi Véronique, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Schyns Marie-Martine, Sevenhans Luc, Smeyers Sarah, Somers Bart, Somers Ine, Staelraeve Sofie, Stevenheydens Bruno, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tommelein Bart, Uyttersprot Ilse, Valkeniers Bruno, Van Biesen Luk, Van Broeckhoven Christine, Van Campenhout Ludo, Van Cauter Carina, Van Daele Lieve, Van den Bergh Jef, Van den Bossche Freya, Van den Eynde Francis, Vandenhove Ludwig, Van der Maelen Dirk, Vandeurzen Jo, Van de Velde Robert, Van Grootenbrulle Bruno, Van Noppen Flor, Vanvelthoven Peter, Vautmans Hilde, Vercamer Stefaan, Verhaegen Mark, Verherstraeten Servais, Versnick Geert, Vervotte Inge, Vijnck Dirk, Vissers Linda, Werbrouck Ulla, Weyts Ben, Wiaux Brigitte, Yalçin Hilâl

 

 

Nee        

000

Non

 

 

 

 

Onthoudingen

013

Abstentions

 

Almaci Meyrem, Cocriamont Patrick, De Maght Martine, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Henry Philippe, Lahssaini Fouad, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Tuybens Bruno, Van der Straeten Tinne, Van Hecke Stefaan